BINNENLAND. FEUILLETON. TWEEDE BLAD. Terug in het leven. 22e Jaargang AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlanper" po"derdaa3APrin924 HET GIRO-RAPPORT IS VERSCHENEN. Verschenen is het rapport van de commis sie-Tok over de oorzaken van de ontwrichting van den postcheque- en girodienst en de schul digen daaraan, welk rapport 170 pagino's be vat Op 6 Maart j.l. heeft deze commissie haar instructie gesloten verklaard. Ten einde zooveel mogelijk te bevorderen, dot ieder, die iets wetenswaardigs wist, hoor daarvan mededeeling zou komen doen, deed zij in de werklokalen van het girogebouw aan plakken, dat zij gaarno bereid was elkeen te hooren, die daartoe een verzoek tot haar richt te, met opgave van een beknopten inhoud der feiten. Slechts een enkel© meldde zich, terwijl zij de aanwijzingen, in een tweetal anonieme brieven gegeven, naspeurde. Ook noodigde zij de vakverecnigingen uit af gevaardigden te zenden, di* mogelijk belang rijke beschouwingen onder hare aandacht zou den kunnen brengen. Aon die laatste uitnoodiging werd gevolg gegeven door de „Vereeniging van hooger en middelbaar personeel bij het bestuur van den postcheque- en girodienst", door de ofd. 's-Gra- venhnge van de „Vereeniging Mercurius", door den Ned. R.K. Bond van P T. en T.-pcrsoneel „St. Petrus", alsmede door (le „Vereeniging van directeuren en commiezen der P. en T" Over gebrek aan medewerking heeft de com missie allerminst te klagen gehad. Na een uitvoerig overzicht der geschiedenis van den postchèque- en girodienst wordt be handeld de verhouding van den minister van Waterstaat en von den directeur-generaal der P en T tot den P. en G.-dienst. Daarna worden beschouwingen gewijd non het bedrijf van den P. en G.-dienst. Oo getuigenissen, o.m. van den heer M. G. de Bloeme, oud-direct, van don P en G.-dienst, concludeert de commissie, dot bij het gede centraliseerd stelsel achterstand in 'de con- tróle-rekening-courant of onvoldoende con trole daarvan geheel ontoelaatbaar moet worden geacht en dat de contröle-boek- houding zoo dicht mogelijk achter de con- tróle-rekening-courant moet aankomen, wijl achterstand von eenigen duur en duurzame achterstand niot geoorloofd is en voor der dienst zelfs gevaarlijk kan zijn. Over het algemeen schijnen de ambtena ren der posterijen hun ambtsplicht goed te hebben verstaan. Wel bevatte de maandstaat der postkantoren (G 36), gelijk der commissie door onderscheidene getuigen werd medege deeld, fouten en waren zij weinig betrouw baar. Hier ter plaatse moge de bijzondere aan dacht gevestigd worden op het kontooi Rot terdam. De commissie toch deed zich door den kantoorbediende A. van Nifteiik, die op het eind van September belast werd met het bij werken van den achterstand Rotterdam, bij wijze van greep 23 stalen G 6 ter hond stel len, non de hand van voorhanden correctie- lijsten genomen uit alle groepen. Indien hij gewild had, had hij haar gemakkelijk een honderdtal of meer kunnen overleggen, het geen bevestigd werd door de schrijfster A. M Wuyster. Op al die staten, die als doorslag eene fo tografie vormden van de verrichtingen der postambtenaren, kwamen fouten voor. Nu eens was verzuimd cheques tot niet or.helangr rijke bedragen of te schrijven of girobiljelten af of bij te schrijven en dan weet vergeten recht te berekenen of rente bij te tellen. De gemaakte fouten. Dc commissie vestigt de aandacht op het groot aantal zeer ernstige fou- t e n, welke in de van het kantoor Rotterdam afkomstige staten G. 6, voorkwamen, om aan te toonen wat er van het gecentraliseerd be drijf moest terecht komen» wanneer de veri ficatie van stoten G. 6 door d© directie te "s-Gravenhage niet uiterst nauwkeurig ge schiedde en dus de aanvangsaldi mogelijk zouden worden vastgesteld op ondeugdelijken grondslag. Het gedecentraliseerd bedrijf heeft ruim schoots zijn© lasten gekend. Vervolgens wordt een beschouwing gewijd aan de behuizing van den dienst te 's Groven- hage. Gezegd wedt, dat zooals de heer Kymmel der commissie erkende de ver- Naai het Engelsch van WILLIAM J LOCKE. Voor Nederland bewerkt dooi W. J. A. KOLDANUS Jr. 61 ren wat mijn positie is. Het is mijn bedoeling j die heel duidelijk uiteen te zetten." Het is mij heel aangenaam dot te hooren." Zij ging weg, hem meer hatend en verach tend dan ooit te voren. Zij bracht een af schuwelijken dag door, overweldigd door angst voor verraad en onheil. En die angst bleek den volgenden ochtend gerechtvaardigd, teen zij de couranten, die haar op bed gebracht waren, inkeek en het hoofd artikel van het invloedrijke dagblad las, dat geredigeerd werd door Fordyce, een der gasten van het wonderbaarlijke diner. Het was een aanval op dc oorlogspolitiek der Regcering, oogenschijnlijk gebaseerd op de geruchten, die Godfrey haar gevraagd had tegen te spreken, monr, voor hen, die er meèr van wisten, in werkelijkheid op de echte plannen van het Opperbevel. Het artikel was mei duivelsche handigheid in elkaar gezet. Wanneer men Fordyce zou willen sommeeren de bron van zijn inlichtingen te noemen, zou hij op het ar tikel kunnen wijzen en iedereen tarten om te bewijzen, dat hij überhaupt inlichtingen van buitenstaanders had. Het was een zuiver lo gische afleiding uit de algemeene richting, waarin de politiek der geallieerde militaire au toriteiten zich bewoog. En toch wist de huive rende vrouw, dat het plan aan Fordyce mede gedeeld moest zijn. Hoc? Vol bange voorge voelens sprong zij uit haar bed en opende de geheime lade van haar bureau. Het blad pu pier lag er nog zooals zij het erin gelegd had. Een paar oogenblilcken stond zij met hnar hen den op haar borst dwaas te lachen. Edgar was tot veel dingen in steat, maar hij zou niet snuf felen in haar privé-papieren. Hij was in staat de Regeering aan Fordyce te verraden, maar in zijn qualiteit als minister zou hij, zoo dacht zij, misschien van het plan op de hoogte zijn. Als gastheer had hij het Zaterdagavond aan Fordyce medegedeeld. Mogelijk aan anderen. Maar neen. Dot zou gekkenwerk geweest zijn. Een man bezoedelt zich niet tegenover een do zijn mapnon tegelijk. De anderen had hij slechts gevraagd, om hem op dezen meester zet voor te bereiden. Met een ongeduldigen slag sloot zij de lade en ging met gebalde vuisten door de ka mer loopen, terwijl zij in zichzelf prevelde: „De ploert? De duivelsche ploert!" Neen Verder met hem leven was onmoge lijk. Zij zou weggayn Zij had haar huis te Moulsford, haar eigen inkomen. Wat haar Londensche leven betreft, zij kon appartemen ten nemen in het Claridge's Hotel In haar verontwaardiging vergat zij Godfrey bijna. Haar afschuw voor Edgar was sterker don alle ondere gevoelens. Plotseling herinnerde zij zich, cat hij in Bristol gesproken had; zij zocht in de Times het verslag. Het was notuurlijk weer niets anders dan de duffe kletspraat en bom bast, die al zijn toesprokencvan het begin van zijn loopboon of gekenmerkt had. Hij loog te gen het land, dat hij begonnen was te ver laden Intusschen zoo zeide haar opge wonden phantasie tegen haar was hij een losloopend gevaar voor de geheele wereld. Wat kon zij doen? Hem op staunden voet aan klagen bij den Eersten Minister? Deze zou haar ongetwijfeld vragen waarom zij het hoofdar tikel in de Morning Gazette in verband bracht niet het diner, dat aan de politieke tegenstan ders van haar man gegeven was. Hoe wist zij, dat er iets meer dan gissingen ten grondslag lagen aan de kritiek in Fordyce's blad? En zij zou daarop niet kunnen antwoorden. Weer deed zij de lade open en haalde er Godfrey's schetsje uit. Het was beter het te vernietigen. Haar vin gers waren gereed het in stukken te scheuren. Echter blijkt uit het eerste verhoor van den heer Kymmell, dat dc heer ten Nopel wel eens gelijk hebben kon en dat dus inderdaud do heer Kymmell dit heeft bevolen. De nieuwe contróle is begonnen en voortgezet. De correctie zou 's nachts of den volgenden dog plaats vinden. Inderdaad schijnt zij gebeurd te zijn, monr in ieder geval is een deel der cor- rcctielijsten niet op dc plaats aangeland, waar zij behoorden. Aan wien of waaraan dit achterhou den dier correctielijsten moet worden toege schreven, is niet kunnen worden bewezen. Het verder verloop der centralisatie is eigen lijk één lijdensweg, hetgeen met verschillende verklaringen wordt verduidelijkt. Dat dus Minister van Swaay op 3 October 1923 eindelijk gelastte den dienst te sluiten, is een gelukkig moment in diens ministerieel loven. Liever had hij nog vroeger moeten ingrijpen. D© oorzaak der ontwrichting. Aan hoofdstuk VEI, de oorzaken deT ont wrichting cn van de verergerde ontwrichting van den postchèque- en girodienst, wordt ont leend Zee: aangenaam is het der commissie reeds hier te mogen constateeren, dat zij geen zweem von bewijr gevonden heeft voor ecnig feit, dot op opzet zou kur-ncn duiden. Niemand heeft wb.ens cn wetens den post chèque- cn dirodienst ontwricht en niemand heeft de ingetredtn ontwrichting opzettelijk vcrcrge'd. Wel heeft zij daarentegen een ijver bij hoog tot laag kunnen vaststellen, die in den regel gunstig mag woeden genoemd. De commissie heeft -zich door den heer J. Koudijs, don chef deT secretarie en van het personeel omtrent de gedragingen von het personeel laten inlichten. Vele von de door hem medegedeelde feiten kunnen wo~ .en touggebrncht tot zuivere bal dadigheid, doch al deze feiten zijn naar het oordeel do.* commissie in dc eerste plaats een gevolg van ht i geheel onvoldocndo toezicht dot bepaaldelijk op jong personeel streng moet zijn. Bedenkelijker lijkt de commissie het verwijt van de heeren Kymmrl' en Koudijs non het adres dei Rotterdamse!»* telegrafisten, dot zij. behoudens uitzonde-ogen, lijntrekkers waren, die steeds zorgden buiten schot te blijven, zoo- dnt op hen geen vat wos te krijgen. In gelijken zin oordeelt de commissie Benja- mlnse weer over het giropersonec! De domes van Hove cn Brcctield en de heeren Ten Napel en Teyen, resp. leidsters en leiders van de pons- cn printzaal. hadden ande*o ervaringen dan d heer Bcnjominse De klacht omtrent onvoldoende plichtsbe trachting Is dus wederkeerig. De commissie komt daarna tot het cuusnli- teitsvraagstuk. De commissie handhaaft haar bewering, dot van dc zijde von acn heer Cohen schromelijk zelfoverschnr.ing n »n he- woord is, waarvan he^ girobedrifl de wrange vruchten hee't ge- p'ukt De adviseur hur' zich niet ingeleefd in h-v girowe.k cn toen de laatst- Augustus dagen aanbraken, overdonderde dit ook hem. Wnt de commissie nu is te weten gekomen, daarvan had ook de heei Kymmell zich op de hoogte mcelcn stellen en, wonneer deze niet wijs genoeg wos uit zich zelf, hadden de directeur-generaal YC estervcld en Minister Kcinig beiden htm dii aan het verstand moeten brengen. Maar aan hen, evenals aan alle betrokken ambtenaren von het hoofdbestuur, is I deze vraag van wijs beleid blijkbaar onopgemerkt voorbijgegaan. Intusschen knr. natuurlijk niet worden ge zegd, dat hot nu mien cn het niet gejmsten van een nuaer endezoek betreffende de waar borgen, die de heer Cohen bood, de ontwrich ting vurt den giiodicnst heeft tengevolge ge had. Hoogstens is Jie ontwrichting een niet voorzienbaar gevolg geweest Hetzelfde geldt voor dp onderteokening van hei besluii van T8 Augustus 1923, waarbij be paald werd, dat hei „Girobesluit 1923" in wer king zou «rf-Vn ,,op 24 Augustus 1923, des middags te 12 uro" Ook de koppeling der mechanisatie aan de centra'isotie is niet nis een voorzienbare reden dei ontwrich'-ng ie bewijzen. Aaneen uitspraak daarover zal dus de com missie zi'-h niet wogen al wil zij niet ver helen, dat die samenkoppeling nu juist niet van voorzichtigheid en bedachtzaamheid getuigt. Eindelijk bespreekt de commissie nog de houding der postkantoren. Aan de ontwrichting of aan de verdere ont Maar don hield zij op. Neen. Zij dacht aan Sir Berkeley Prynnc een man met een on bezoedelde eer zoowel in zijn particulier als in zijn openbuar leven. Zij zou met dit stuk pa pier in haar hand naar hem toegaan, hem de geheele geschiedenis vertellen cn hem om rood vragen. Zij stopte het stuk papier weer in dc iade, belde hoor kumenier en kleedde zich. Den geheelen ochtend was zij druk met haar correspondentie bezig. Om half een belde God frey haar op. „Waar en wanneer kan ik je spreken? Iets heel belangrijks." „O, lieveling, wat is het?" Haar stem beefde. „Waar ben je?" „Op het Ministerie von Oorlog Ik kon je niets door de telephoon zeggen. Trouwens ik heb op het oogenblik geen seconde tijd. Over een half uur ben ik vrij.". „Kom don hier Ik ben alleen." „Prachtig." Hij belde af, haar in angstige sponning lo tend. Natuurlijk wilde hij haar over het artikel in The Morning Gazette spreken. Voor haar opgewonden verbeelding verkeerde het geheele Ministerie van Oorlog in een toestand van blinde woede. Zijn toon was ook zoo bruusk en bevelend geweest, als van iemand, die een crisis doormaakt. Was zij maar dadelijk naar Sir Berkeley Prynne gegaan inplonts van haar ochtend met correspondentie te verknoeien. Maar wanneer jc voorzitster en penningmees- teresse van verschillende comiic's bent, moet dat werk ook gedaan worden. Zij schreef verder. Het stilhouden van een auto. Een oogenblik van afschuwelijk wachten. Rolliter kloppen. „Kapitein Baltazar, mylody." Zij bleven een oogenblik ademloos tegen over elkaar staan, tot de butler de 'deur achter wrichting van den postchèque, cn girodienst hebben dus geen postombtenoren schuld Tenslotte de voorstellen Koudijs om den t dienst niet gedurende één of meer dagen t« sluiten voor de behandeling van opdrachten bij het in werking treden van het „Girobe sluit 1923" en om in de Septemberdagen den printofdnik der rekening-courant enkel te ver gelijken met de bewijzen van af- cn bijschrij ving. Ook die voorstellen als zoodanig zijn, ol be treurt de commissie ze oprecht, geen te voor ziene oorzaken der ontwrichting cn dor ver dere ontwrichting van den dienst geweest. Do commissie komt thans tot do oorzaken, dio rechtstreeks en voorzienbaar de ontwrich-' ting en de verdere ontwrichting van den giro dienst hebben tengevolge gehad. Deze oorza ken zijn To. De ontreddering van den gedecentrali- scerden dienst tecentrale directie, zooais dio op 24 Augustus 1923 bestond. 2o. Het nict-sluiten van den dienst krachtens de bevoegdheid verleend in alinea 2 van art. 29 van het Girobesluit 1923 3o. De onvoldoende bekendheid von de lei ding met het werk, dnt vooral in de eerste da gen na 24 Augustus 1923 te wachten stond. 4o. De niet-behoorlijke voo.bereiding van personeel in dc bediening der machines. 5o. Do niet-behoorlijkc voorbereiding van 't postpersoncel, dat verwacht werd, zoowel in de theoretische als in de prochtische oefening der afdecling voorwe/k en vorificatic. Go. Het ontbreken von geslaagde oefeningen in groot verband vóór dfcn oonvong van den gec©n tra liseerden dienst. 7o. Dc onbekendheid van den directeur dor Mabo, den heer Cohen, met de inwendige cischen van den gecentraliseo dcn dienst en 't niet-adviseeren van de centralisatie of te zien, ofschoon hij wist, dat het personeel niet vol doende vóó--geocfend was in de bediening der machines. 8o. Het gebruiken von den inhoud doT staten G 36 ter bepaling van hot oonvnngsaldo van eiken rekeninghouder. Als oorzaken dor verdere ontwrichting wor den aangegeven lo. De voortgezette ongeoefendheid van het personeel. 2o. Onvastheid in leiding. 3o. Het niet tijdig sluiten von den post chèque- en dirodienst. Do commissie merkt ten aanzien der machi nes op, dnt zij van mcening is, dot de meer cn meer tijdens do centralisatie opduikende fouten niet moet geweten worden oon de ma chines, ol zijn ook zij niet feilloos, maar veeleer aan het bedienend personeel. Hierna wordt gewag gemaakt van een uft- voerige verklarinng van den heer Bcnjaminse. In het kort kan zijn indruk in deze worden sumengevat, dat het een choo» was. Dc M. A. B. O. In een afzonderlijk hoofdstuk wordt bespro ken hot bureau voor mcchnnisch-administrntieve bedrijfsorganisatie en zijn directeur, de heer Cohen. Eene fiimvertooning, door di* Bankvereeni- ging gegeven, werd het begin van nauwere relatie tussohen don poslchèque- on girodienst eenorzijds en den heer Cohen anderzijds. Voor die fiimvertooning immers werden uit- nocdigiagen rondgezonden, waaroan door een deputatie van den postchèque- en girodienst werd gevolg gegeven en sedert dien werd het bankbedrijf in actie nog in bijzonderhoden be zichtigd. De heeren Pott, De Bruyn en Van der Voorat maakten telkens, of af cn too van die deputatio deel uit, terwijl ook de heer Kymmell persoon lijk een bezoek aan het bankgebouw te Amster dam bracht. De heer Cohen wist den leiders van den giro dienst de overtuiging bij te brengen van dc be trouwbaarheid en van de besparing van ar beidskrachten der door hem road room geoor deelde machines cn ten slotte werd aan zijn ven nootschap opgedragen advies irit te brengen tegen een belooning van 6000 of 15,000 naar mate het niet of wel werd gevolgd, ver meerderd met een aandeel in de verkregen be* sparing. Uiteindelijk werd door den minister van wa terstaat, König, besloten het advies te aanvaar den en de machines ad 900,000 te bestel len, waaraan later nog 300,000 voor nabe stelling moest worden toegevoegd. Het verwondert de commissie, dot niemand van den directeur van den postchèque- en giro dienst af tot den minister van waterstaat toe en evenmin een der afdcelingschefs van het hoofd- zich gesloten had. Dan liep hij naar hoar too en drukte haar in zijn armen. Toen zij zich beheer^chen kon, keek zijn in dansende, triomp- hantelijke oogen. Een diepe zucht van verlich ting ontsnapte hoar. Dan, plotseling, ving zij als het ware de echo van Rolliter's woorden op. „Kapitein Ja. En meer dan dot. Ik ga naar Frankrijk." Zij voelde zich bleek worden. „Lieveling „Het is een grooto bof," ging hij uitgelaten voort. „Northby heeft een legerkorps gekregen. Hij wil mij bij zijn staf hebben.' „Ik ben zoo blij voor je, lieveling." Ik ben zoo blij, dat je gekregen hebt wat je zoo graag hebben wilt." „Schitterend, niet? Zoover heeft een één- voeter het nog nooit gebracht. Het Ministerie is je ware niet Dat vindt je pos oun het front Den eersten keer, dat ik je ontmoette, heb ik gezworen, dat ik_ je waardig zou zijn, als zoo iets mogelijk was." „Ik ben trotsch op je. Moor ik begrijp het niet, generaal Northby ik heb nooit ge hoord „Natuurlijk niet. Ik zelf ook niet Het is al lemaal streng geheim gehouden." Hij legde haar alles in het kort uit „En wonneer ga je weg?" „Over drie dagen. Tot zoo long heb ik ver lof." En don ga je voor onbepaalden tijd weg?" „Drie dagen?" Zij keek hem verbaasd aan. Zij hield op, hooide een paar maal diep adem en liet zich slap op een stoel vallen. Hij keek hnar een-gszins verwonderd aan. (Wordt vervolgd). „Beste Edna," zeide hij op verzoenenden toon, „we moesten elkaar wat beter loeren verstaan. Dat ruzie maken is zoo onwaardig." Zij legde haar boek, dat zij aan het lezen was, met de bladzijden naar beneden op haar knie. „Heel onwaardig." stemde zij toe. „Zaterdagavond heerschte er bij jou vrij wel een misverstand." „Het is mij zeer aangenaam doi te hooren, want ik wou je daaromtrent juist iets vragen." „En dat is?" „Heb je je ontslag bij den Eersten Minister ingediend?" „Neen, neen, natuurlijk niet. Dat is het juist, waarin je je vergist. Ik besef heel goed, dat ik niet met die mcnschen in het publiek ge zien kan worden. Ik moet een geheime bijeen komst zien te krijgen. Maar het was mijn be doeling hen aan onze zijde te krijgen. Ik docht, dat een openhartige bespreking met hen goede resultaten zou kunnen afwerpen. „En is dot het geval geweest?" „Ik geloof het wel. Ik spreek vanavond in het Bristol Hotel. Je zult uit mijn speech hoo- Scherpe critiek op de leiding. Zware straffen voorgesteld. Het einddoel der wetenschap is waarheid LESSING. eischtc arbeidsruimtc in het gebouw aan het Spaarneplein ten koste van achterstand in het controle-werk ging. Wat de personeelskwestie betreft, in den zomer of den nazomer van 1922 deelde de heer Kymmel den heer De Bloeme per telefoon mede, dat hem van rogeeringswege was be richt, dat hij geen nieuw personeel meer mocht aannemen. Hierbij heeft laatstgenoemde zich niet kunnen neerleggen. De heer Kymmel ver klaarde, dat het zoover kwam, dot «hij zich, wanneer hij nieuw personeel behoefde, moest wenden tot het Bemiddelingsbureau van Fi nanciën. De keuze in personeel was voor don heer K. uiterst beperkt. Telkens deed zich de behoeft© aan nieuwe arbeidskrachten gevoelen. Of echter steeds van de toegestano krachten wel het gebruik is gemaakt, waartoe zij zich meer in het bijzonder eigenden, valt tc betwij felen. Niet voldoende aandacht schijnt geschonken te zijn aan de werkzaamheden van mej. Cochius, die te Amsterdam den zeer gunstigen roep had verkregen door haar werkzaamheden bij het girobedrijf aan de groote kantoren. Een fout in het optreden van den heer Kym mel is geweest dat hij nooit genoeg van zich afgebeten heeft en nimmer de regeering ern stig heeft laten weten, dat het met het giro- bedrijf mis zou gaan, indien zijn personcels- aonvragen niet ten volle werden bevestigd. Zoo is het te verklaren, dat zoowel dedteer Wcsterveld als dc heer Van Swaay en de chef der 6e afdeeling, de heer Mulder, gerust de commissie konden mededeelen, dat zij alle ver langens van den heer Kymmel hebben inge willigd, terwijl deze laatste zich onbevredigd toont en zich verongelijkt acht. Enkele opvattingen van den heer K. ncht do commissie echter ontoelaatbaar bij een direc teur van een zoo belangrijken dienst. De heer Pott, inspecteur van den P. en G.- dienst verklaar.de de commissie nog, dat hij niet meer in staat was, na de eerste maanden van 1921 een inspectie der postkantoren te ver richten. Bij het gecentraliseerd bedrijf wordt opge merkt wanneer men het gebouw van het hoofdbestuur een sérail mag noemen, verklapt dc commissie volstrekt geen geheim, indien zij mededeelt, dat in de détours daarvan reeds voor 1916 de algemeene opinie zich vóór het gecentraliseerd stelsel verklaard had. Dat het niet reeds von den aanvang af is ingevoerd geworden, is enkel toe te schrijven aan den heer de Bloeme, die de oppositie wist terug te dringen. Vervolgens wordt een bespreking gewijd oun het rapport ven de studiereis van don heer Kymmel c.s. over de in gebruik zijnde syste men in Duitschland, België, Frankrijk cn Zwit serland. Hier lezen wij in het rapport „Want een sprong in het duister, zooals straks die van T925 zul blijken te zijn geweest, be- tcekende een spreng in een afgrond, waarin het mooie bedrijf van voorhoen verpletterd is weergevonden." De hoofdpersonen von den P. en G.-dienst. Hierna wordt behandeld het hoofdstuk, dat behandelt dc hoofdpersonen van den P. en G.- dieuist. Als allereerste komt ter bespreking in aan merking de heer M. G. de Bloeme. Toen deze den dienst aan zijn opvolger over gaf, was de controle-rekcning-cotirant (indien deze zich goed herinnert) vrijwel bij. Onder dit „vrijwel" verstaat hij, dat er mis schien enkele zendhigen van postkantoren ach ter waren, maar die achterstand ,was als zoo danig zondei beteekenis. Wat de controle-boek houding betreft, daarbij is de achterstond altijd grooter. De heer De Bloeme heeft geen bezwaar ge opperd tegen de benoeming van den heer Kymmel els zijn opvolger. Dc heei Dc Bloeme verklaarde aangaande den heer Kymmel „dat hij niet vrij zou zijn geweest van de vroes, of de heer Kymmel bij het zich steeds uitbreidend aantal ambtenoren altijd tegenover het personeel de noodige krocht zou hebben gehad." De heer De Bloeme hield zich omtrent den heer v. d Pott, inspecteur bij den P. en G.- dienst op de vlakte. De heer Kymmel zeide „De heer Pott is niet wat men noemt een ge leerde hij is een werkelijk vakman." Meer positief was de heer P. 't Hooft, de dezer dogen afgetreden oud-directeur van den P. en G.-dienst. Hij verklaarde „de heer Pott, de order-directeur, komt mij voor te zijn een man, die zeer bri^kboar is in een administra tieve betrekking, voor het ontwerpen van voor schriften cn reglementen, doch niet in een be drijf. dot orgonisotie en toezicht vereischt." Van veel beter karaat bleek de referendaris J. C. de Bruyn te zijn. De heer C. W. Volgroff, hoofd der instru- mentkundigen, zal voor den komenden direc teur van den P. en G.-dienst „een subject van aanhoudende zorg" moeten zijn, omdat het al gemeen belang niet gedoogt, dat de machines zouden worden verwaarloosd. De vele gebreken, door de machines ver toond, liggen volgens den werktuigkundig ingenieur B. W. Pot in de eerste plaats aan de ongeschiktheid van het personeel, en in de tweede plaats aan do groote overbelasting. Over dc sluiting von den dienst. In het hoofdstuk: „Van de centralisatie tot de sluiting van den dienst" wordt o. o. mede gedeeld: Op den eersten dag der centralisatie werd een film opgenomen van het gemechaniseerd, gecentraliseerd girobedrijf in actie. Dc film is ongeveer 800 M. lang, en men kon dus wel begrijpen, dat de voorbereiding ,der verschillende scènes, alsmede de opname zelve, geruimen tijd hebben gevorderd. Zij kostte dan ook nog een groot deel von den volgenden dog. Dnt te zijnei tijd die film zou vervaardigd zijn, wonneer daadwerkelijk bleek, dat dc cen tralisatie geslaagd was, kan dc commissie vol komen begrijpen, cn billijken, maar dat de leiders toen niet wijzer zijn geweest, duidt zij hun euvel. De commissie memoreert dit feit, dot slechts door een toeval te harer kennis kwam, tot stoving van het gebrek aan ernst der leiding, met inbegrip van den heer Cohen, cn als teeken, dat men de moeilijkheden waarvoor men weldra zou komen tc staan, niet besefto. Die opname toch is een der vele bewijzen van luchthartigheid, waarvan de geheele voorberei ding der centralisatie telkens getuigt. Die moeilijkheden waren er toen reeds, zoo wel van dc zijde der postkantoren als van de rekeninghouders. Wanneer de heer Pott zich als inspecteur van den postchèque- cn girodienst behoorlijk op dc hoogte hod gehouden van den gong van zaken bij dc postkantoren, dan had hij der commissie nooit kunnm mededeelen, zooals hij op 18 Pebruari 1924 deed: „of tijdens de decentrali satie door rekeninghouders dikwijls foutieve nummers werden opgegeven in hunne stukken, weet ik niet en ik heb daarnaar te voren nooit een onderzoek gedaan. Dat het voorkwam, wist ik wel, doch niet in welke mate." Inderdaud, dc heer Kymmell heeft van zijn ondcr-dircctcur niet dien steun ondervonden, waarop hij toch zonder eenig voorbehoud had mogen rekenen. Ten aanzien der staten, die ter bepaling van dp Qanvong^nldi zouden worden gebruikt en waarvan do laatst ontvangen exemplaren in den nacht van 24 op 25 Augustus 1923 en op 25 Augustus 1923 nog zijn geverifieerd geworden, heeft de commissie droevige en aangename er varingen opgedaan. Anngenomc met betrekking tot de heeren de Vos en Brunsting. Droevig stemde daarentegen de \:ontrolc~von der Vorst Er wordt voorts op gewezen, dot door in den nacht vnn 24 op 25 Augustus dc G 36 ter ponsing af te geven, men reeds <>en groote fout baring. Het ontbindingsproces begon reeds. Onder- tusschen begonnen de hceitn ten Napel en Teijen in den vroegen morgen van 25 Augustus de afgedrukte strooken van de staten G 36 te verificerèh met de stoten G 6. Daarmede zijn zij doorgegaan, zoo zeiden zij, tot in den loten namiddag. Dit nam meer tijd dan aanvankelijk geraamd was. Er had toen een conferentie plaats in een hoek der werkzaal tusschen den heer Kymmell of de Bruyn, Cohen cn ten Napel waarin, on danks ten Napei's verze t, besloten werd de veri ficatie, zoonis zij geschied was, tc stoken, en de afgedrukte strooken eenvoudig to vergelijken met dc staten G 36 zelf. Dit kwam dus hierop neer, dot toegezien werd, of er goed geponst en geprint was, niet of het bedrag zelf deugdelijk was. De contróle werd derhalve in hare grondslagen aangetast. De heeren Kymmell, de Bruyn en Cohen ont kennen beslist dit onzalig beve' te hebben gege ven en de heer de Bruyn muukt dit voor zich aannemelijk door een met den heer ten Napel later gevoerd gesprek te releveeren, dat deze zich herinnert en dat geen zin zou hebben, in dien de heer dc Bruyn de conferentie had bijge woond.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1924 | | pagina 5