BINNENLAND.
FEUILLETON.
TWEEDE BLAD.
Terug in het leven.
22e Jaargang AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlanper" po"derdaa3APrin924
HET GIRO-RAPPORT IS VERSCHENEN.
Verschenen is het rapport van de commis
sie-Tok over de oorzaken van de ontwrichting
van den postcheque- en girodienst en de schul
digen daaraan, welk rapport 170 pagino's be
vat
Op 6 Maart j.l. heeft deze commissie haar
instructie gesloten verklaard.
Ten einde zooveel mogelijk te bevorderen,
dot ieder, die iets wetenswaardigs wist, hoor
daarvan mededeeling zou komen doen, deed zij
in de werklokalen van het girogebouw aan
plakken, dat zij gaarno bereid was elkeen te
hooren, die daartoe een verzoek tot haar richt
te, met opgave van een beknopten inhoud der
feiten. Slechts een enkel© meldde zich, terwijl
zij de aanwijzingen, in een tweetal anonieme
brieven gegeven, naspeurde.
Ook noodigde zij de vakverecnigingen uit af
gevaardigden te zenden, di* mogelijk belang
rijke beschouwingen onder hare aandacht zou
den kunnen brengen.
Aon die laatste uitnoodiging werd gevolg
gegeven door de „Vereeniging van hooger en
middelbaar personeel bij het bestuur van den
postcheque- en girodienst", door de ofd. 's-Gra-
venhnge van de „Vereeniging Mercurius", door
den Ned. R.K. Bond van P T. en T.-pcrsoneel
„St. Petrus", alsmede door (le „Vereeniging
van directeuren en commiezen der P. en T"
Over gebrek aan medewerking heeft de com
missie allerminst te klagen gehad.
Na een uitvoerig overzicht der geschiedenis
van den postchèque- en girodienst wordt be
handeld de verhouding van den minister van
Waterstaat en von den directeur-generaal der
P en T tot den P. en G.-dienst.
Daarna worden beschouwingen gewijd non
het bedrijf van den P. en G.-dienst.
Oo getuigenissen, o.m. van den heer M. G.
de Bloeme, oud-direct, van don P en G.-dienst,
concludeert de commissie, dot bij het gede
centraliseerd stelsel achterstand in 'de con-
tróle-rekening-courant of onvoldoende con
trole daarvan geheel ontoelaatbaar
moet worden geacht en dat de contröle-boek-
houding zoo dicht mogelijk achter de con-
tróle-rekening-courant moet aankomen, wijl
achterstand von eenigen duur en duurzame
achterstand niot geoorloofd is en voor der
dienst zelfs gevaarlijk kan zijn.
Over het algemeen schijnen de ambtena
ren der posterijen hun ambtsplicht goed te
hebben verstaan. Wel bevatte de maandstaat
der postkantoren (G 36), gelijk der commissie
door onderscheidene getuigen werd medege
deeld, fouten en waren zij weinig betrouw
baar.
Hier ter plaatse moge de bijzondere aan
dacht gevestigd worden op het kontooi Rot
terdam. De commissie toch deed zich door den
kantoorbediende A. van Nifteiik, die op het
eind van September belast werd met het bij
werken van den achterstand Rotterdam, bij
wijze van greep 23 stalen G 6 ter hond stel
len, non de hand van voorhanden correctie-
lijsten genomen uit alle groepen. Indien hij
gewild had, had hij haar gemakkelijk een
honderdtal of meer kunnen overleggen, het
geen bevestigd werd door de schrijfster A. M
Wuyster.
Op al die staten, die als doorslag eene fo
tografie vormden van de verrichtingen der
postambtenaren, kwamen fouten voor. Nu
eens was verzuimd cheques tot niet or.helangr
rijke bedragen of te schrijven of girobiljelten
af of bij te schrijven en dan weet vergeten
recht te berekenen of rente bij te tellen.
De gemaakte fouten.
Dc commissie vestigt de aandacht op het
groot aantal zeer ernstige fou-
t e n, welke in de van het kantoor Rotterdam
afkomstige staten G. 6, voorkwamen, om aan
te toonen wat er van het gecentraliseerd be
drijf moest terecht komen» wanneer de veri
ficatie van stoten G. 6 door d© directie te
"s-Gravenhage niet uiterst nauwkeurig ge
schiedde en dus de aanvangsaldi mogelijk
zouden worden vastgesteld op ondeugdelijken
grondslag.
Het gedecentraliseerd bedrijf heeft ruim
schoots zijn© lasten gekend.
Vervolgens wordt een beschouwing gewijd
aan de behuizing van den dienst te 's Groven-
hage. Gezegd wedt, dat zooals de heer
Kymmel der commissie erkende de ver-
Naai het Engelsch van WILLIAM J LOCKE.
Voor Nederland bewerkt dooi
W. J. A. KOLDANUS Jr.
61
ren wat mijn positie is. Het is mijn bedoeling j
die heel duidelijk uiteen te zetten."
Het is mij heel aangenaam dot te hooren."
Zij ging weg, hem meer hatend en verach
tend dan ooit te voren. Zij bracht een af
schuwelijken dag door, overweldigd door angst
voor verraad en onheil.
En die angst bleek den volgenden ochtend
gerechtvaardigd, teen zij de couranten, die haar
op bed gebracht waren, inkeek en het hoofd
artikel van het invloedrijke dagblad las, dat
geredigeerd werd door Fordyce, een der gasten
van het wonderbaarlijke diner. Het was een
aanval op dc oorlogspolitiek der Regcering,
oogenschijnlijk gebaseerd op de geruchten, die
Godfrey haar gevraagd had tegen te spreken,
monr, voor hen, die er meèr van wisten, in
werkelijkheid op de echte plannen van het
Opperbevel. Het artikel was mei duivelsche
handigheid in elkaar gezet. Wanneer men
Fordyce zou willen sommeeren de bron van
zijn inlichtingen te noemen, zou hij op het ar
tikel kunnen wijzen en iedereen tarten om te
bewijzen, dat hij überhaupt inlichtingen van
buitenstaanders had. Het was een zuiver lo
gische afleiding uit de algemeene richting,
waarin de politiek der geallieerde militaire au
toriteiten zich bewoog. En toch wist de huive
rende vrouw, dat het plan aan Fordyce mede
gedeeld moest zijn. Hoc? Vol bange voorge
voelens sprong zij uit haar bed en opende de
geheime lade van haar bureau. Het blad pu
pier lag er nog zooals zij het erin gelegd had.
Een paar oogenblilcken stond zij met hnar hen
den op haar borst dwaas te lachen. Edgar was
tot veel dingen in steat, maar hij zou niet snuf
felen in haar privé-papieren. Hij was in staat
de Regeering aan Fordyce te verraden, maar
in zijn qualiteit als minister zou hij, zoo dacht
zij, misschien van het plan op de hoogte zijn.
Als gastheer had hij het Zaterdagavond aan
Fordyce medegedeeld. Mogelijk aan anderen.
Maar neen. Dot zou gekkenwerk geweest zijn.
Een man bezoedelt zich niet tegenover een do
zijn mapnon tegelijk. De anderen had hij
slechts gevraagd, om hem op dezen meester
zet voor te bereiden.
Met een ongeduldigen slag sloot zij de
lade en ging met gebalde vuisten door de ka
mer loopen, terwijl zij in zichzelf prevelde:
„De ploert? De duivelsche ploert!"
Neen Verder met hem leven was onmoge
lijk. Zij zou weggayn Zij had haar huis
te Moulsford, haar eigen inkomen. Wat haar
Londensche leven betreft, zij kon appartemen
ten nemen in het Claridge's Hotel In haar
verontwaardiging vergat zij Godfrey bijna.
Haar afschuw voor Edgar was sterker don alle
ondere gevoelens. Plotseling herinnerde zij zich,
cat hij in Bristol gesproken had; zij zocht in
de Times het verslag. Het was notuurlijk weer
niets anders dan de duffe kletspraat en bom
bast, die al zijn toesprokencvan het begin van
zijn loopboon of gekenmerkt had. Hij loog te
gen het land, dat hij begonnen was te ver
laden Intusschen zoo zeide haar opge
wonden phantasie tegen haar was hij een
losloopend gevaar voor de geheele wereld.
Wat kon zij doen? Hem op staunden voet aan
klagen bij den Eersten Minister? Deze zou haar
ongetwijfeld vragen waarom zij het hoofdar
tikel in de Morning Gazette in verband bracht
niet het diner, dat aan de politieke tegenstan
ders van haar man gegeven was. Hoe wist zij,
dat er iets meer dan gissingen ten grondslag
lagen aan de kritiek in Fordyce's blad? En zij
zou daarop niet kunnen antwoorden. Weer deed
zij de lade open en haalde er Godfrey's schetsje
uit. Het was beter het te vernietigen. Haar vin
gers waren gereed het in stukken te scheuren.
Echter blijkt uit het eerste verhoor van den
heer Kymmell, dat dc heer ten Nopel wel eens
gelijk hebben kon en dat dus inderdaud do heer
Kymmell dit heeft bevolen.
De nieuwe contróle is begonnen en voortgezet.
De correctie zou 's nachts of den volgenden dog
plaats vinden. Inderdaad schijnt zij gebeurd te
zijn, monr in ieder geval is een deel der cor-
rcctielijsten niet op dc plaats aangeland, waar zij
behoorden. Aan wien of waaraan dit achterhou
den dier correctielijsten moet worden toege
schreven, is niet kunnen worden bewezen.
Het verder verloop der centralisatie is eigen
lijk één lijdensweg, hetgeen met verschillende
verklaringen wordt verduidelijkt.
Dat dus Minister van Swaay op 3 October
1923 eindelijk gelastte den dienst te sluiten, is
een gelukkig moment in diens ministerieel loven.
Liever had hij nog vroeger moeten ingrijpen.
D© oorzaak der ontwrichting.
Aan hoofdstuk VEI, de oorzaken deT ont
wrichting cn van de verergerde ontwrichting
van den postchèque- en girodienst, wordt ont
leend
Zee: aangenaam is het der commissie reeds
hier te mogen constateeren, dat zij geen zweem
von bewijr gevonden heeft voor ecnig feit, dot
op opzet zou kur-ncn duiden.
Niemand heeft wb.ens cn wetens den post
chèque- cn dirodienst ontwricht en niemand
heeft de ingetredtn ontwrichting opzettelijk
vcrcrge'd.
Wel heeft zij daarentegen een ijver bij hoog
tot laag kunnen vaststellen, die in den regel
gunstig mag woeden genoemd.
De commissie heeft -zich door den heer J.
Koudijs, don chef deT secretarie en van het
personeel omtrent de gedragingen von het
personeel laten inlichten.
Vele von de door hem medegedeelde feiten
kunnen wo~ .en touggebrncht tot zuivere bal
dadigheid, doch al deze feiten zijn naar het
oordeel do.* commissie in dc eerste plaats een
gevolg van ht i geheel onvoldocndo toezicht
dot bepaaldelijk op jong personeel streng moet
zijn.
Bedenkelijker lijkt de commissie het verwijt
van de heeren Kymmrl' en Koudijs non het
adres dei Rotterdamse!»* telegrafisten, dot zij.
behoudens uitzonde-ogen, lijntrekkers waren,
die steeds zorgden buiten schot te blijven, zoo-
dnt op hen geen vat wos te krijgen.
In gelijken zin oordeelt de commissie Benja-
mlnse weer over het giropersonec!
De domes van Hove cn Brcctield en de
heeren Ten Napel en Teyen, resp. leidsters
en leiders van de pons- cn printzaal. hadden
ande*o ervaringen dan d heer Bcnjominse
De klacht omtrent onvoldoende plichtsbe
trachting Is dus wederkeerig.
De commissie komt daarna tot het cuusnli-
teitsvraagstuk.
De commissie handhaaft haar bewering, dot
van dc zijde von acn heer Cohen schromelijk
zelfoverschnr.ing n »n he- woord is, waarvan
he^ girobedrifl de wrange vruchten hee't ge-
p'ukt De adviseur hur' zich niet ingeleefd in
h-v girowe.k cn toen de laatst- Augustus
dagen aanbraken, overdonderde dit ook hem.
Wnt de commissie nu is te weten gekomen,
daarvan had ook de heei Kymmell zich op
de hoogte mcelcn stellen en, wonneer deze
niet wijs genoeg wos uit zich zelf, hadden de
directeur-generaal YC estervcld en Minister
Kcinig beiden htm dii aan het verstand moeten
brengen.
Maar aan hen, evenals aan alle betrokken
ambtenaren von het hoofdbestuur, is I deze
vraag van wijs beleid blijkbaar onopgemerkt
voorbijgegaan.
Intusschen knr. natuurlijk niet worden ge
zegd, dat hot nu mien cn het niet gejmsten
van een nuaer endezoek betreffende de waar
borgen, die de heer Cohen bood, de ontwrich
ting vurt den giiodicnst heeft tengevolge ge
had. Hoogstens is Jie ontwrichting een niet
voorzienbaar gevolg geweest
Hetzelfde geldt voor dp onderteokening van
hei besluii van T8 Augustus 1923, waarbij be
paald werd, dat hei „Girobesluit 1923" in wer
king zou «rf-Vn ,,op 24 Augustus 1923, des
middags te 12 uro"
Ook de koppeling der mechanisatie aan de
centra'isotie is niet nis een voorzienbare reden
dei ontwrich'-ng ie bewijzen.
Aaneen uitspraak daarover zal dus de com
missie zi'-h niet wogen al wil zij niet ver
helen, dat die samenkoppeling nu juist niet van
voorzichtigheid en bedachtzaamheid getuigt.
Eindelijk bespreekt de commissie nog de
houding der postkantoren.
Aan de ontwrichting of aan de verdere ont
Maar don hield zij op. Neen. Zij dacht aan
Sir Berkeley Prynnc een man met een on
bezoedelde eer zoowel in zijn particulier als in
zijn openbuar leven. Zij zou met dit stuk pa
pier in haar hand naar hem toegaan, hem de
geheele geschiedenis vertellen cn hem om rood
vragen. Zij stopte het stuk papier weer in dc
iade, belde hoor kumenier en kleedde zich.
Den geheelen ochtend was zij druk met haar
correspondentie bezig. Om half een belde God
frey haar op.
„Waar en wanneer kan ik je spreken? Iets
heel belangrijks."
„O, lieveling, wat is het?" Haar stem beefde.
„Waar ben je?"
„Op het Ministerie von Oorlog Ik kon je
niets door de telephoon zeggen. Trouwens ik
heb op het oogenblik geen seconde tijd. Over
een half uur ben ik vrij.".
„Kom don hier Ik ben alleen."
„Prachtig."
Hij belde af, haar in angstige sponning lo
tend. Natuurlijk wilde hij haar over het artikel
in The Morning Gazette spreken. Voor haar
opgewonden verbeelding verkeerde het geheele
Ministerie van Oorlog in een toestand van
blinde woede. Zijn toon was ook zoo bruusk
en bevelend geweest, als van iemand, die een
crisis doormaakt. Was zij maar dadelijk naar
Sir Berkeley Prynne gegaan inplonts van haar
ochtend met correspondentie te verknoeien.
Maar wanneer jc voorzitster en penningmees-
teresse van verschillende comiic's bent, moet
dat werk ook gedaan worden. Zij schreef
verder.
Het stilhouden van een auto. Een oogenblik
van afschuwelijk wachten. Rolliter kloppen.
„Kapitein Baltazar, mylody."
Zij bleven een oogenblik ademloos tegen
over elkaar staan, tot de butler de 'deur achter
wrichting van den postchèque, cn girodienst
hebben dus geen postombtenoren schuld
Tenslotte de voorstellen Koudijs om den t
dienst niet gedurende één of meer dagen t«
sluiten voor de behandeling van opdrachten
bij het in werking treden van het „Girobe
sluit 1923" en om in de Septemberdagen den
printofdnik der rekening-courant enkel te ver
gelijken met de bewijzen van af- cn bijschrij
ving.
Ook die voorstellen als zoodanig zijn, ol be
treurt de commissie ze oprecht, geen te voor
ziene oorzaken der ontwrichting cn dor ver
dere ontwrichting van den dienst geweest.
Do commissie komt thans tot do oorzaken,
dio rechtstreeks en voorzienbaar de ontwrich-'
ting en de verdere ontwrichting van den giro
dienst hebben tengevolge gehad. Deze oorza
ken zijn
To. De ontreddering van den gedecentrali-
scerden dienst tecentrale directie, zooais dio
op 24 Augustus 1923 bestond.
2o. Het nict-sluiten van den dienst krachtens
de bevoegdheid verleend in alinea 2 van art.
29 van het Girobesluit 1923
3o. De onvoldoende bekendheid von de lei
ding met het werk, dnt vooral in de eerste da
gen na 24 Augustus 1923 te wachten stond.
4o. De niet-behoorlijke voo.bereiding van
personeel in dc bediening der machines.
5o. Do niet-behoorlijkc voorbereiding van 't
postpersoncel, dat verwacht werd, zoowel in
de theoretische als in de prochtische oefening
der afdecling voorwe/k en vorificatic.
Go. Het ontbreken von geslaagde oefeningen
in groot verband vóór dfcn oonvong van den
gec©n tra liseerden dienst.
7o. Dc onbekendheid van den directeur dor
Mabo, den heer Cohen, met de inwendige
cischen van den gecentraliseo dcn dienst en 't
niet-adviseeren van de centralisatie of te zien,
ofschoon hij wist, dat het personeel niet vol
doende vóó--geocfend was in de bediening der
machines.
8o. Het gebruiken von den inhoud doT staten
G 36 ter bepaling van hot oonvnngsaldo van
eiken rekeninghouder.
Als oorzaken dor verdere ontwrichting wor
den aangegeven
lo. De voortgezette ongeoefendheid van het
personeel.
2o. Onvastheid in leiding.
3o. Het niet tijdig sluiten von den post
chèque- en dirodienst.
Do commissie merkt ten aanzien der machi
nes op, dnt zij van mcening is, dot de meer
cn meer tijdens do centralisatie opduikende
fouten niet moet geweten worden oon de ma
chines, ol zijn ook zij niet feilloos, maar veeleer
aan het bedienend personeel.
Hierna wordt gewag gemaakt van een uft-
voerige verklarinng van den heer Bcnjaminse.
In het kort kan zijn indruk in deze worden
sumengevat, dat het een choo» was.
Dc M. A. B. O.
In een afzonderlijk hoofdstuk wordt bespro
ken hot bureau voor mcchnnisch-administrntieve
bedrijfsorganisatie en zijn directeur, de heer
Cohen.
Eene fiimvertooning, door di* Bankvereeni-
ging gegeven, werd het begin van nauwere
relatie tussohen don poslchèque- on girodienst
eenorzijds en den heer Cohen anderzijds.
Voor die fiimvertooning immers werden uit-
nocdigiagen rondgezonden, waaroan door een
deputatie van den postchèque- en girodienst
werd gevolg gegeven en sedert dien werd het
bankbedrijf in actie nog in bijzonderhoden be
zichtigd.
De heeren Pott, De Bruyn en Van der Voorat
maakten telkens, of af cn too van die deputatio
deel uit, terwijl ook de heer Kymmell persoon
lijk een bezoek aan het bankgebouw te Amster
dam bracht.
De heer Cohen wist den leiders van den giro
dienst de overtuiging bij te brengen van dc be
trouwbaarheid en van de besparing van ar
beidskrachten der door hem road room geoor
deelde machines cn ten slotte werd aan zijn ven
nootschap opgedragen advies irit te brengen
tegen een belooning van 6000 of 15,000
naar mate het niet of wel werd gevolgd, ver
meerderd met een aandeel in de verkregen be*
sparing.
Uiteindelijk werd door den minister van wa
terstaat, König, besloten het advies te aanvaar
den en de machines ad 900,000 te bestel
len, waaraan later nog 300,000 voor nabe
stelling moest worden toegevoegd.
Het verwondert de commissie, dot niemand
van den directeur van den postchèque- en giro
dienst af tot den minister van waterstaat toe en
evenmin een der afdcelingschefs van het hoofd-
zich gesloten had. Dan liep hij naar hoar too
en drukte haar in zijn armen. Toen zij zich
beheer^chen kon, keek zijn in dansende, triomp-
hantelijke oogen. Een diepe zucht van verlich
ting ontsnapte hoar. Dan, plotseling, ving zij
als het ware de echo van Rolliter's woorden op.
„Kapitein
Ja. En meer dan dot. Ik ga naar Frankrijk."
Zij voelde zich bleek worden. „Lieveling
„Het is een grooto bof," ging hij uitgelaten
voort. „Northby heeft een legerkorps gekregen.
Hij wil mij bij zijn staf hebben.'
„Ik ben zoo blij voor je, lieveling." Ik ben
zoo blij, dat je gekregen hebt wat je zoo graag
hebben wilt."
„Schitterend, niet? Zoover heeft een één-
voeter het nog nooit gebracht. Het Ministerie
is je ware niet Dat vindt je pos oun het front
Den eersten keer, dat ik je ontmoette, heb ik
gezworen, dat ik_ je waardig zou zijn, als zoo
iets mogelijk was."
„Ik ben trotsch op je. Moor ik begrijp het
niet, generaal Northby ik heb nooit ge
hoord
„Natuurlijk niet. Ik zelf ook niet Het is al
lemaal streng geheim gehouden."
Hij legde haar alles in het kort uit
„En wonneer ga je weg?"
„Over drie dagen. Tot zoo long heb ik ver
lof."
En don ga je voor onbepaalden tijd weg?"
„Drie dagen?" Zij keek hem verbaasd aan.
Zij hield op, hooide een paar maal diep
adem en liet zich slap op een stoel vallen. Hij
keek hnar een-gszins verwonderd aan.
(Wordt vervolgd).
„Beste Edna," zeide hij op verzoenenden
toon, „we moesten elkaar wat beter loeren
verstaan. Dat ruzie maken is zoo onwaardig."
Zij legde haar boek, dat zij aan het lezen
was, met de bladzijden naar beneden op haar
knie.
„Heel onwaardig." stemde zij toe.
„Zaterdagavond heerschte er bij jou vrij
wel een misverstand."
„Het is mij zeer aangenaam doi te hooren,
want ik wou je daaromtrent juist iets vragen."
„En dat is?"
„Heb je je ontslag bij den Eersten Minister
ingediend?"
„Neen, neen, natuurlijk niet. Dat is het juist,
waarin je je vergist. Ik besef heel goed, dat
ik niet met die mcnschen in het publiek ge
zien kan worden. Ik moet een geheime bijeen
komst zien te krijgen. Maar het was mijn be
doeling hen aan onze zijde te krijgen. Ik docht,
dat een openhartige bespreking met hen goede
resultaten zou kunnen afwerpen.
„En is dot het geval geweest?"
„Ik geloof het wel. Ik spreek vanavond in
het Bristol Hotel. Je zult uit mijn speech hoo-
Scherpe critiek op de leiding.
Zware straffen voorgesteld.
Het einddoel der wetenschap is waarheid
LESSING.
eischtc arbeidsruimtc in het gebouw aan het
Spaarneplein ten koste van achterstand in het
controle-werk ging.
Wat de personeelskwestie betreft, in den
zomer of den nazomer van 1922 deelde de heer
Kymmel den heer De Bloeme per telefoon
mede, dat hem van rogeeringswege was be
richt, dat hij geen nieuw personeel meer mocht
aannemen. Hierbij heeft laatstgenoemde zich
niet kunnen neerleggen. De heer Kymmel ver
klaarde, dat het zoover kwam, dot «hij zich,
wanneer hij nieuw personeel behoefde, moest
wenden tot het Bemiddelingsbureau van Fi
nanciën. De keuze in personeel was voor don
heer K. uiterst beperkt.
Telkens deed zich de behoeft© aan nieuwe
arbeidskrachten gevoelen.
Of echter steeds van de toegestano krachten
wel het gebruik is gemaakt, waartoe zij zich
meer in het bijzonder eigenden, valt tc betwij
felen.
Niet voldoende aandacht schijnt geschonken
te zijn aan de werkzaamheden van mej.
Cochius, die te Amsterdam den zeer gunstigen
roep had verkregen door haar werkzaamheden
bij het girobedrijf aan de groote kantoren.
Een fout in het optreden van den heer Kym
mel is geweest dat hij nooit genoeg van zich
afgebeten heeft en nimmer de regeering ern
stig heeft laten weten, dat het met het giro-
bedrijf mis zou gaan, indien zijn personcels-
aonvragen niet ten volle werden bevestigd.
Zoo is het te verklaren, dat zoowel dedteer
Wcsterveld als dc heer Van Swaay en de chef
der 6e afdeeling, de heer Mulder, gerust de
commissie konden mededeelen, dat zij alle ver
langens van den heer Kymmel hebben inge
willigd, terwijl deze laatste zich onbevredigd
toont en zich verongelijkt acht.
Enkele opvattingen van den heer K. ncht do
commissie echter ontoelaatbaar bij een direc
teur van een zoo belangrijken dienst.
De heer Pott, inspecteur van den P. en G.-
dienst verklaar.de de commissie nog, dat hij
niet meer in staat was, na de eerste maanden
van 1921 een inspectie der postkantoren te ver
richten.
Bij het gecentraliseerd bedrijf wordt opge
merkt wanneer men het gebouw van het
hoofdbestuur een sérail mag noemen, verklapt
dc commissie volstrekt geen geheim, indien zij
mededeelt, dat in de détours daarvan reeds
voor 1916 de algemeene opinie zich vóór het
gecentraliseerd stelsel verklaard had. Dat het
niet reeds von den aanvang af is ingevoerd
geworden, is enkel toe te schrijven aan den
heer de Bloeme, die de oppositie wist terug te
dringen.
Vervolgens wordt een bespreking gewijd oun
het rapport ven de studiereis van don heer
Kymmel c.s. over de in gebruik zijnde syste
men in Duitschland, België, Frankrijk cn Zwit
serland.
Hier lezen wij in het rapport
„Want een sprong in het duister, zooals straks
die van T925 zul blijken te zijn geweest, be-
tcekende een spreng in een afgrond, waarin
het mooie bedrijf van voorhoen verpletterd is
weergevonden."
De hoofdpersonen von den
P. en G.-dienst.
Hierna wordt behandeld het hoofdstuk, dat
behandelt dc hoofdpersonen van den P. en G.-
dieuist.
Als allereerste komt ter bespreking in aan
merking de heer M. G. de Bloeme.
Toen deze den dienst aan zijn opvolger over
gaf, was de controle-rekcning-cotirant (indien
deze zich goed herinnert) vrijwel bij.
Onder dit „vrijwel" verstaat hij, dat er mis
schien enkele zendhigen van postkantoren ach
ter waren, maar die achterstand ,was als zoo
danig zondei beteekenis. Wat de controle-boek
houding betreft, daarbij is de achterstond altijd
grooter.
De heer De Bloeme heeft geen bezwaar ge
opperd tegen de benoeming van den heer
Kymmel els zijn opvolger.
Dc heei Dc Bloeme verklaarde aangaande
den heer Kymmel „dat hij niet vrij zou zijn
geweest van de vroes, of de heer Kymmel bij
het zich steeds uitbreidend aantal ambtenoren
altijd tegenover het personeel de noodige krocht
zou hebben gehad."
De heer De Bloeme hield zich omtrent den
heer v. d Pott, inspecteur bij den P. en G.-
dienst op de vlakte. De heer Kymmel zeide
„De heer Pott is niet wat men noemt een ge
leerde hij is een werkelijk vakman."
Meer positief was de heer P. 't Hooft, de
dezer dogen afgetreden oud-directeur van den
P. en G.-dienst. Hij verklaarde „de heer Pott,
de order-directeur, komt mij voor te zijn een
man, die zeer bri^kboar is in een administra
tieve betrekking, voor het ontwerpen van voor
schriften cn reglementen, doch niet in een be
drijf. dot orgonisotie en toezicht vereischt."
Van veel beter karaat bleek de referendaris
J. C. de Bruyn te zijn.
De heer C. W. Volgroff, hoofd der instru-
mentkundigen, zal voor den komenden direc
teur van den P. en G.-dienst „een subject van
aanhoudende zorg" moeten zijn, omdat het al
gemeen belang niet gedoogt, dat de machines
zouden worden verwaarloosd.
De vele gebreken, door de machines ver
toond, liggen volgens den werktuigkundig
ingenieur B. W. Pot in de eerste plaats aan de
ongeschiktheid van het personeel, en in de
tweede plaats aan do groote overbelasting.
Over dc sluiting von den dienst.
In het hoofdstuk: „Van de centralisatie tot
de sluiting van den dienst" wordt o. o. mede
gedeeld:
Op den eersten dag der centralisatie werd
een film opgenomen van het gemechaniseerd,
gecentraliseerd girobedrijf in actie.
Dc film is ongeveer 800 M. lang, en men
kon dus wel begrijpen, dat de voorbereiding
,der verschillende scènes, alsmede de opname
zelve, geruimen tijd hebben gevorderd. Zij
kostte dan ook nog een groot deel von den
volgenden dog.
Dnt te zijnei tijd die film zou vervaardigd
zijn, wonneer daadwerkelijk bleek, dat dc cen
tralisatie geslaagd was, kan dc commissie vol
komen begrijpen, cn billijken, maar dat de
leiders toen niet wijzer zijn geweest, duidt zij
hun euvel.
De commissie memoreert dit feit, dot
slechts door een toeval te harer kennis kwam,
tot stoving van het gebrek aan ernst der
leiding, met inbegrip van den heer Cohen, cn
als teeken, dat men de moeilijkheden waarvoor
men weldra zou komen tc staan, niet besefto.
Die opname toch is een der vele bewijzen van
luchthartigheid, waarvan de geheele voorberei
ding der centralisatie telkens getuigt.
Die moeilijkheden waren er toen reeds, zoo
wel van dc zijde der postkantoren als van de
rekeninghouders.
Wanneer de heer Pott zich als inspecteur van
den postchèque- cn girodienst behoorlijk op dc
hoogte hod gehouden van den gong van zaken
bij dc postkantoren, dan had hij der commissie
nooit kunnm mededeelen, zooals hij op 18
Pebruari 1924 deed: „of tijdens de decentrali
satie door rekeninghouders dikwijls foutieve
nummers werden opgegeven in hunne stukken,
weet ik niet en ik heb daarnaar te voren nooit
een onderzoek gedaan. Dat het voorkwam, wist
ik wel, doch niet in welke mate."
Inderdaud, dc heer Kymmell heeft van zijn
ondcr-dircctcur niet dien steun ondervonden,
waarop hij toch zonder eenig voorbehoud had
mogen rekenen.
Ten aanzien der staten, die ter bepaling van
dp Qanvong^nldi zouden worden gebruikt en
waarvan do laatst ontvangen exemplaren in den
nacht van 24 op 25 Augustus 1923 en op 25
Augustus 1923 nog zijn geverifieerd geworden,
heeft de commissie droevige en aangename er
varingen opgedaan.
Anngenomc met betrekking tot de heeren de
Vos en Brunsting.
Droevig stemde daarentegen de \:ontrolc~von
der Vorst
Er wordt voorts op gewezen, dot door in
den nacht vnn 24 op 25 Augustus dc G 36 ter
ponsing af te geven, men reeds <>en groote fout
baring.
Het ontbindingsproces begon reeds. Onder-
tusschen begonnen de hceitn ten Napel en
Teijen in den vroegen morgen van 25 Augustus
de afgedrukte strooken van de staten G 36 te
verificerèh met de stoten G 6. Daarmede zijn
zij doorgegaan, zoo zeiden zij, tot in den loten
namiddag. Dit nam meer tijd dan aanvankelijk
geraamd was.
Er had toen een conferentie plaats in een
hoek der werkzaal tusschen den heer Kymmell
of de Bruyn, Cohen cn ten Napel waarin, on
danks ten Napei's verze t, besloten werd de veri
ficatie, zoonis zij geschied was, tc stoken, en
de afgedrukte strooken eenvoudig to vergelijken
met dc staten G 36 zelf.
Dit kwam dus hierop neer, dot toegezien
werd, of er goed geponst en geprint was, niet
of het bedrag zelf deugdelijk was. De contróle
werd derhalve in hare grondslagen aangetast.
De heeren Kymmell, de Bruyn en Cohen ont
kennen beslist dit onzalig beve' te hebben gege
ven en de heer de Bruyn muukt dit voor zich
aannemelijk door een met den heer ten Napel
later gevoerd gesprek te releveeren, dat deze
zich herinnert en dat geen zin zou hebben, in
dien de heer dc Bruyn de conferentie had bijge
woond.