DEffDE BLAD. Passiemuziek. FEUILLETON. Terug'in het leven. 22e Jaargang AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander" zaterdag5APrn 1924 De omstandigheid dat binnenkort gedu rende de lijdensweek, naar wij meenen voor e eerste maal hier ter stede, passiemuziek an de concertzaal ten gehoore zal worden gebracht, geeft ons aanleiding over dit on derwerp eene, zij het dan ook slechts op pervlakkige beschouwing te geven. En dan willen wij er allereerst op wijzen, dat ten al ien tifde de volkeren er behoefte aan heb ^voeld zich bij hunnen cultus van de taal der muziek te bedienen. Reeds oude cultuurvolken als Egypteneren en Babylo- niers luisterden hunne godsdienstige plech tigheden op met muziek en bij de Grieken, die in muzikale ontwikkeling zooveel hooger stonden, vormden dramatische opvoeringen met muziek, aan welke zij den naam van mysteriën gaven, een integreerend deel varf hunnen cultus. Veel belangrijker plaats zou het muzikale element echter innemen in den christelijken godsdienst, die van de vroegste tijden af een oneindig aantal kunstenaars heeft weten te inspire eren tot het scheppen van werken, waarin uiting werd gegeven aan hunne in nigste geloofs-overtuigingen. En welk een heerlijke stof werd hun niet geboden door de Heilige Schrift en vooral door haar cul minatiepunt, de lijdensgeschiedenis. Wij wil len terloops slechts even aanstippen hoe ge durende de middeleeuwen de heilige mis, wier vijf deelen kern en wezen van het chris telijk geloof vormden, reeds het middelpunt uitmaakte van de gansche kunstmuziek van dien tijd, en hoe in den loop der eeuwen de grootste toonkunstenaars op dit gebied de heerlijkste werken hebben gewrocht. Maar buiten de heilige mis zelve is de ge- heele liturgie der Katholieke kerk met mu ziek doorweven, en is het dan ook in die liturgie, dat we den oorsprong vinden van de passiemuziek, waarvan we nu eene na dere beschouwing willen wijden. Reeds sedert de 4de eeuw was het gebrui kelijk in de Katholieke Kerk op verschillen de dagen van de stille week de lijdensge schiedenis door een priester te laten lezen, op Palmzondag naar het Evangelie van Ma theus, op Dinsdag naar Marcus, Woensdag naar Lucas en Goede Vrijdag naar Johannes. Geruimen tijd later, ongeveer in de twaalfde eeuw, werd het gebruikelijk den verhal en den tekst en de woorden van Christus door verschillende zangers te doen voordragen, meestal een drietal, alles in den koraaltoon van het gregoriaansche gezang, en zoo ont stond de zoogenaamde choral-passion. Een volgende trap in de ontwikkeling der passiemuziek vormt de m o t et t e n p a s- sion, die ontstond nadat in de 15de eeuw de meerstemmige muziek steeds meer aan invloed begon te winnen. Bij deze passio nen, waarvan er betrekkelijk maar weinige zijn overgebleven, werd de geheele lijdens tekst meerstemmig behandeld. Een der be roemdste ervan is die welke door onzen land genoot Obrecht 150^ werd gecom poneerd de enkele personen zingen meest tweestemmig, terwijl de Turbae, d. w. z. de volksmenigten, de gezamenlijke pries ter- -» f "k de verhalende stemmen meestal vierstemmig optreden. Maar ook de motettenpassion, die vooral door de kunstvolle bewerkingen der turbae reeds veel nieuws had gegeven, zou op hare beurt weer verdwijnen om plaats te maken voor een nieuw genre, dat van de drama tische passion, waarin de woorden van de enkele personen eenstemmig, die van de volksmenigten meerstemmig worden behan- d'"'tot dit genre behoort b. v. eene pas sion van den Zuid-Nederlandschen compo nist Orlando da Lasso, die met Pales- trina zeker behoort tot de grootste toondich ters van gewijde muziek van de 16e eeuw. Nog was de definitieve vorm niet bereikt; want deze ontstond pas, toen aan het begin der 17e eeuw de recitatief-stijl ook in de passionsmuziek doordrong, en tevens de instrumentaal begeleiding aan den zang werd toegevoegd. Reeds bij den vruchtbaren Duitschen com ponist Heinrich Schütz (1585—1672) vindt men de eerste indicaties van de dra matise h-o ratorische passion, d. i. de stijl waarin eene eeuw later de grootmeester J. S. B a c h zijne Matheus- passion zou componeerenin twee van de 4 door hem gecomponeerde passionen treft men reeds die zoo uitdrukkingsvolle recita- tieftoon aan, welke door den Leipziger can tor tot zulk een hoogtepunt zou worden op gevoerd, en ook hij laat reeds den zang van Christus alleen door strijkkwartet begelei den, terwijl die der overige personen met orgelbegeleiding is geschreven. Op den door Schütz ingeslagen weg ging de Königsber- ger componist Johann Sebastiani (16221683) voort, en ziine passionen zijn reeds, wat den vorm betreft, bijna geheel ge lijk aan die van Bach. De Evangelist en de solisten zingen in reritatiefvorm, de woor den van Christus worden door twee violen begeleid, de turbae zijn voor koor geschre ven en bovendien voert hij als contemplatief element een aantal koralen in. Nadat aldus een lange reeks van voor gangers, waarvan wij natuurlijk in dit korte overzicht slechts enkele hebben vermeld, achtereenvolgens den vorm hadden doen ontstaan, heeft het reuzengenie van Bach daaraan de hoogste volmaking gegeven. Al wat daar leefde aan innige vroomheid in het diepst ven zijn religieus gemoed, heeft hij uitgestort in die schepping van ontroerende schoonheid, welke den naam draagt van Matheus-passion. H. Een andere vorm, waarin de passiemuziek tot uiling is gekomen is die der gewijde cantate, een genre dat, zooals de naam wel aanduidt, van ïtoliaanschen oorsprong is, en dat op niet zulk een hoogen ouderdom mag bogen als de Passion. Als de grondleg ger ervan moet de Itahaansche componist G i u 1 i o C a c c i n i (15501618), die on der den titel Nuove musiche eene ge heel nieuwe richting in de muziek propageer de, worden aangemerkt, maar zoowel hij als andere componisten van zijnen tijd gebruik ten nog niet den naam cantate, maar duid den .de werken in dit genre gecomponeerd aan met den naam Musiche. De cantate onderscheidt zich reeds daarin van de pas sion, dat zij eene veel minder breede ont wikkeling heeft en dat het dramatisch ele ment er bijna geheel aan ontbreekt en de in houd meer bespiegelend lyrisch is. Zij is de weergave eener godsdienstige stemming door afwisselende vormen, die in de eenheid der stemming hunnen hoogeren samenhang vinden. De solozang der enkele stemmen voert niet afzonderlijke personen voor zich zelf sprekende in, maar ook zij vertolken wat daar leeft in het hart der gemeente;'daarom vormen ook de ensembles en de koren en in 't bijzonder de koralen den eigenlijken kern der gewijde cantates. De benaming cantate, of liever canta- d a, zooals zij door de Italianen genoemd werd, komt het eerst voor bij den Italiaan- schen componist Alessandro Grandi in den aanvang van de 17e eeuw, en werd daarna door verschillende zijner tijd- en landgenooten gebruikt. Deze eerste canta tes waren echter nog hoofdzakelijk in den solistischen madrigaalstijl geschreven, en eerst in de tweede helft van de 17e eeuw, toen de recitatiefstijl ook op dezen muziek vorm haren invloed deed gelden, evenals we dit bij de passionmuziek hebben zien ge beuren, ontstond de nieuwere vorm der can tate, die vooral in Duitschland door tal van componisten is vertegenwoordigd, zooals Weckmann en Christoph Bern- hard, beide leerlingen van Heinrich Schütz, Kaspar Förster en anderen. (Toch komt de benaming cantate weinig bij die oudere meesters voor, en noemen zij gewoonlijk deze werken Konzerte, een naam dien zelfs Bach nog als titelireeft ge bruikt voor het meerendeel zijner cantates) Meestal bestonden deze cantates uit korte aria's, afgewisseld door koren; de soli met basso continuo begeleiding, terwijl de ove rige instrumentatie alleen uit strijkorkest be stond. Eene nieuwe phase in de ontwikkeling der cantate begon, toen in de 18e eeuw de ope ra haren invloed op de kerkmuziek begon uit te oefenen, en in de plaats van de korte aria's van voorheen de breede, aan de opera ontleende vormen van het recitatief en de groote dacapo-aria hunne intrede deden. Zoo was de zoogenaamde „groote cantate" ontstaan, die zich langzamerhand verder heeft ontwikkeld en ook van vorm wisselde, al naar gelang van de gelegenheid voor welke zij geschreven werd en van de midde len waarover men kon beschikken. Want iedere cantor schreef gewoonlijk de cantates voor zijn kerkkoor zelf en de litteratuur op dat gebied is dan ook zeer omvangrijk. On der de meest bekende toondichters, die zieh op dit gebied hebben onderscheiden, dienen wij te noemen Handel's leermeester Fried- rich Wilhelm Zachow (1663-1712), den beroemden Lübecker organist Buxte- hude (16371707), den ook als opera componist vermaarden T elemann (1681 1767) en de nader te bespreken compo nisten Boehm en Graun. Wederom zou het aan Bach gegeven zijn den arbeid zijner voorgangers voort te zet ten en tot de hoogste volmaking te voeren, niet alleen door de innige verbinding van het protestantsche koraal met den inhoud der cantate, maar ook door de ontroerende schoonheid van zoovele aria's en koren. In de ongeveer 200 cantates, die van hem behouden zijn gebleven, bezitten we nog steeds een schat van de hoogste, geniaalste kunst. HL Van de beide cantates, die binnenkort on der leiding van den heer Tiggers ten ge hoore zullen worden gebracht, is zeker wel de meest bekende die van Graun „Der Tod Jesu", een werk, dat nog steeds in vele kleinere plaatsen van Duitschland in de lij densweek wordt uitgevoerd, vooral daar waar de beperktheid der middelen niet toelaat een der groote Passionen daarvoor te bestem men. Karei Heinrich Graun, die 7 Mei 1701 te Wahrenbrück in Saksen is geboren en 8 Aug. 175Q te Berlijn is gestorven, was de jongste vOn drie broeders, alle musici. Zijn talent openbaarde zich al vroeg, toen hij nog leerling was aan de Kreuzschule te Dresden, en hij al kerkelijke muziek voor den cantor Reinhold componeerde. Hij had een buitengewoon mooie tenorstem en het duur de dan ook niet long of hij werd als tenor zanger aan de opera te Brunswijk geënga geerd, en daarna a& onderkapelirveester. Daar leerde Frederik de Groote hem kennen, van welken vorst hij steeds de gunsteling is gebleven en van wien hij ook verschillende teksten op muziek heeft gezet Nadat de kunstlievende vorst hem tot zijn hofkapel- meester had benoemd, zond hij hem naar Italië, het land van den bel canto, om daar zangers aan te werven voor de pas door hem gestichte Berlijnsche opera. Zelfs 'een der beste zangers van zijn tijd, heeft Graun heel dankbaar voor solozang geschreven, al stelt hij dan ook hooge eischen aan zijne zangers. Graun is een zeer vruchtbaar componist geweest; behalve ongeveer een 30-tal ope ra's, deels in de Brunswijksche periode, deels voor de Berlijnsche opera gecomponeerd, schreef hij orgel- en klavierwerken en ver schillende cantates, zoowel wereldsche als kerkelijke. Het is zeker geen wonder, dat men ook in zijne kerkelijke werken het eenigszins theatraal karakter van de toen malige ïtaliaansche kerkmuziek kan opmer ken, maar daarnaast neemt men veel oor spronkelijks waar en een zeer sterk uitdruk kingsvermogen in zijne recitatieven, waarin men reeds in embrvonaalvorm kan ontdek ken den later door Richard Wagner in zijne werken aangewenden vorm der muziekdra matische scène. De cantate „Der Tod Jesu" is een breed opgezet werk, waarin de geheele lijdensge schiedenis op dikwijls voortreffelijke wijze in tonen is gemaald, en dat, wat zijnen bouw betreft, aan de Boch'sche cantates gelijk is. Koralen, recitatieven, aria's en koren wisse len elkaar af, en de verschillende solisten (sopraan, tenor en bas) tTeden verhalend op. Van groote schoonheid zijn vooral de recita tieven, waarin het ontroerende drama van Gethsemone en Golgotha wordt geschilderd, en de woorden van Jezus, gesproken in den hof en aan het kruis, achtereenvolgens wor den weergegeven. Het> zou ons te ver voe ren, indien we één voor één al de verschil lende nummers wilden bespreken, maar toch willen wij even releveer en hoe schoon het eerste koor zich aansluit bij het aanvangs- koraal (het bekende passionskoroal ook door Bach in zijne Matheuspossion gebruikt) en hoe in het daaropvolgende recitatief voor sopraan uiting wordt gegeven aan het ang stig, beklemmend gevoel van het dreigende gevaar, met het aangrijpende slotBetrübt ist meine Seele bis on den Tod." Eene tref fende tegenstelling daarmee vormt de erbij aansluitende dacapo-aria „Du Held", die in haar krochtigen, zeer gefigureerden vorm •hem verheerlijkt, die den dood zal overwin nen. Een dergelijk contrast treffen we her haaldelijk aan, o. a. tusschen het recitatief hetwelk eindigt met de woorden „Heute solist du mit mir im Paradiese sein" en de aria van zeer groote allure „Singt dem göttlichen Propheten". Van schoonen bouw zijn de veelal in fugatischen vorm geschre ven koren, die zeker de hoorders zullen im~ poneeren. Georg Böhm, geboren in 1661 te Hp- henkirchen in Thüringen, waar zijn vader organist was, en in 1735 te Lüneburg ge storven, bezocht in zijne jeugd de universi teit van Jena, leefde vervolgens eenigen tijd in Hamburg, en was daarna organist te Lüneburg. Hij componeerde veel voor kla vier en deze composities, waaronder eenige suites, behooren tot de beste vóór Bach; verder een 18-tal koraalvoorspelen, een 4n stemmig Neujahrslied en een aantal cantates. Nog niet lang geleden dacht men dat alle grootere vocale werken van Böhm verloren waren gegaan, tot in het begin dezer eeuw Richard Buchmayer, die zich ver dienstelijk heeft gemaakt door de opsporing van vele oude muziek, in dc Koninklijke Bi bliotheek te Berlijn ook een 5-tal cantates van Böhm ontdekte. Volgens Buchmayer is de toén door hem uitgegeven cantate van Böhm „Mein Freund ist mein" zeker eene der belangrijkste van de periode vóór Bach, zoowel door de grootschheid van den bouw der koren als door de originaliteit van vinding en de diep te van het gevoel. Geïnspireerd door de woorden van het Hooglied „Mein Freund ist mein und ich bin sein" vormt ze natuur lijk geen eigenlijke passionsmuziek, maar desniettemin is ze uitstekend geschikt om naast de cantate van Graun in de lijdens week te worden uitgevoerd. Spreekt Graun's werk van het bittere lijden en den dood van den Heiland, zoo getuigt Boehms cantate van de innige liefde voor hem, die al die •bitterheid heeft doorstaan tot verlossing der menschheid. De structuur van Böhms cantate is zeer eenvoudig, daar ze slechts bestaat uitt twee koren, die vier aria's insluiten, welke onder ling door een kort orkestraal gedeelte (ritor nel) worden ingesloten. Na een kort orgelpreludium, waarvan het thema ontleend is aan het begin van het slotkoor, zetten de alten het aanvangskoor in met een motief, dat zich achtereenvolgens In de vier verschillende stemmen herhaalt en ook later door het strijkorkest wordt over genomen. Dit geheele koor is prachtig van bouw en verraadt de meesterhand van den ervaren contrapunctist; behalve het strijk orkest treden in de begeleiding zoowel orgel als klavier (cembalo) op. Bij dit in a-mineur (behalve de gebruikelijke majeursluitingen) geschreven koor, sluit zioh dan in denzelf den toonaard de sopraan-aria aan, aanvan gende met de woorden, telkens door de ach tereenvolgende solisten aan het begin hun ner aria herhaald „Mein Freund ist mein." Een zeer schoon effect heeft de componist bereikt door hiervoor, zoowel in de sopraaiv als in dc alt-aria hetzelfde weeke, schuch tere motief te gebruiken, terwijl de bas-so list dienzelfden aanhef energisch in majeur doet hooren. Daarna volgt weer de tenor, die nogmaals het motief in mineuT herhaalt en dan wordt het werk op zeer symmetrische wijze besloten met een opnieuw breed opge zet slotkoor, ook grootendeels fugotisch be werkt, dot jubelend in majeur sluit. Mogen wij door onze beschouwingen er iets toe hebben bijgedragen om velen te doen opgaon naar de uitvoering van deze zeer oude muziek, welke men zelden te hoo ren krijgt en die toch dikwijls van zulk eene ontroerende schoonheid is. Wij hopen ten zeerste, dot het kunstlie vend publiek van Amersfoort zal toonen het op hoogen prijs te stellen, dot de heer Tig gers en zijne medewerkers hen daartoe in de gelegenheid stellen. Loten wij er nog bij voegen, dot voor de soli, die buitengewoon hooge eischen aan dc zangers stellen, de medewerking is verkregen van kunstenaars, die ongetwijfeld de uitvoering op een hoog peil zullen doen staan. H. 0 Noor wij mccncn is het voor do eerste maal, dot dc cantate van Böhm hier te londe wordt uitgevoerd. Pari)»che Brieven. CCIC. Een welkome staking. Oude vriendon. Snel vervoer en straat verkeer. Anatole France Tentoon stelling van C. J. Maks. Parijs, 24 Maart 1924. Er zijn weinig publieke manifestaties, denk ik, zoo weldadig, zoo verpoozend voor den geest, zoo de veiligheid der voetgangers op het asphalt onzer straten bevorderend, zoo welkom dus, als een staking der taxi-auto's. Wy hebben dat dc vorige week beleefd als een publieke feestdag, geheel gevuld met de droom gewaarwording eener verkwikkende, hoewel niet complete kalmte. Jammer dat hot zoo kort duurde. Maar dit was er misschien wel dc karakteristieke charme van; duurde zoo'n greve langer dan zou zy hinderlijk voor het maatschappelijk leven worden, want wie hij moge al niet tot de profiteurs onzer veelbewogen tijdsomstandigheden behooren, na van de nog meer bewogen voorafgaande periode op zyn manier te hebben geprofiteerd komt niet licht éénmaal in een paar dagen in dc volstrekt niet plezierige noodzakelijkheid te verkeeren, een taxi-auto tc gebruiken? Wij herinneren ons nog levendig welk een ontwrichting van dat leven nu ongeveer vier jaar geleden word te weeg gebracht, toen de chauffeurs vijf dagen lang het bijltjo er by hebben neergelegd. Bovendien trekken dezo professioneele rustverstoorders, wanneer zy een enkele maal rustbezorgers worden, eigen willig aan een erg kort eindje, want zy kun nen het zwaarst wegend effekt hunner werk staking loonderving niet verhalen op hunne werkgevers; deze zijn immers cenig en alleen de haasthebbende leden der anonyme gemeenschap. Het is waar dat verreweg dc meesto chauffeurs geen eigenaars van hunne rijtuigen zijn die dan toebehooren aan maatschappijen maar zy exploiteeren ze om zoo tc zeggen in gemeen overleg (dat, wat ook alweer waar is, soms wel iets te wenschcn overlaat); do verhouding tusschen de eigena ren van het werktuig en hen die dit produc tief maken, is hier dus geheel anders dan in andere bedrijven. Deze werkstaking,- waarvan de duur al te voren op één dag was vastgesteld, diende dan ook in hoofdzaak ter waarschuwing of als formcele kennisgeving aan het publiek dat het wat meer voor het gebruik van dit onmisbare vervoermiddel had te betalen doordat de ge meenteraad de rechten op de stationneering had opgeslagen, een kostenverhooging waar mee dat publiek geen rekening bleek tc hou den. De chauffeurs deden hier niet veel an ders dan tegenover hunne ephemeere patroons den klassieken stelregel toepassen: „wie niet hooren wil, die moet voelen!" Een troan te drogen is eervoller dan stroomen blocds tc vergieten. BYRON. Naar het Engejsch van WILLIAM J. LOCKE. Voor Nederland bewerkt door VV. J. A. ROLDANUS Jr. 68 Quong Ho kon onfeilbaar een drogreden in een redeneering aanwijzenhij vergiste zich nooit in de hoofdzaken der oorlogspolitiek, ter wijl een nauwgezet corrector als hij nooit ge boren was. Zij werkten zwijgend door, Baltazar aan zijn artikel, Quong Ho aan de laatste druk proeven. Door het open raam kwamen de Lon- densche geluiden van den warmen zomermid dag. Al heel gauw stond Baltazar op, trok zijn jas en vest uit en ging dan weer met een zucht van verlichting in zijn koele hemdsmouwen zitten. „Waarom doe jij dat ook niet?" Quong Ho, onberispelijk in een donker pak en met een hoog stijf boord, antwoordde, dat hij de warmte niet voelde. „Ik geloof, dat het jou zou hinderen, als je niet netjes en precies was," zeide Baltazar." Het zal me heusch benieuwen wat er gebeuren zal als jij je eens laat gaan." Quong Ho glimlachte minzaam. „Ik heb al tijd geleerd, sir, dat zelfbedwang de grond slag is van alle deugd. Baltazar lachte. „Je bent nog jong. Houd je daaraan. Ik voor mij heb er genoeg van ge had. Ik zal mijn laatste dagen. God zij dank, slijten in een heerlijk gemis aan zelfbedwang. Ik zal me laten gaan, vriendlief, als een hol lend paard Eindelijk heb ik ze nu zoo onder den duim, dat ze mij de vrije hand laten. Een heele verandering met verleden jaar. wat?" „Ik stem toe, dat dc verandering zeer wel dadig geweest is", zeide Quong Ho. „Ja, waarachtigl" riep Baltazar uit. „Toen waren we een paar ongelukkige boekenwurmen, die niets voor onszelf of onze medeschepselen voelden. En nu nu zit jij hier denkbeelden te corrigeeren, die de wereld doen schudden, en ik ben een dér leidende mannen von Enge land. Ik zou nu de bom wel eens willen zien. die ons eruit kreeg Hij sloeg de manchetten van zijn hemds mouwen. op en ging weer verder met zijn ar tikel. Doch nauwelijks had hij een zin geschre ven, of de deur ging open en Marcelle stond op den drempel. Hij schoof zijn stoel achter" uit, stond op en ging met uitgestoken handen naar haar toe. „Wat kom jij op dit uur van den dag hier doen?" Zij keek naar hem op, terwijl zij hem een hand gaf, en hij las bezorgdheid in haar oogen. „Ik weet, dat ik je stoor, maar ik kon niet anders," zeide zij vlug. „Ik moet je spreken." „Misschien wilt u Mr Baltazar onder vier oogen spreken," zeide Quong Ho. „Ja, dot zou ik heel graag, Mr. Ho. Neem het als het u blieft niet kwalijk Quong Ho maakte een buiging en ging weg. Baltazar schoof een stoel voor haar bij. „En wat scheelt er nu aan, liefste?" „Godfrey „Mijn God!" riep hij uit „Toch geen onge luk? Hij is toch niet gewond?" „O, neen, neenl Zoo iets niet." Baltazar haalde verlicht adem. „Ik geloof, dot, als hem nu iets overkomen zou, het mijn dood zou zijn," zeide hij „Een uur geleden is hij al bij mij geweest." ,Nadat hij hier geweest is. Om je zijn pro motie te vertellen. Ben je niet blij?" „Natuurlijk. Maar ik zou blijer geweest zijn, als het daarbij gebleven was." „Wat is er nu eigenlijk? Vooruit ermede!" „Moet ik het je vertellen?" vroeg zij hulpe loos. „Het is op een schandelijke manier zijn vertrouwen verraden. Ik weet, dat het slecht van mij is. Ik had het hem nooit moeten be loven. Maar ik kon hem niet zijn ondergang tegemoet zien gaan zonder een offer te bren gen." „Lieve Marcelle, je spreekt in raadselen. In 's hemels naam wees duidelijker." „Het is Lady Edno Donnithorpe." „En wat is er met haar?" „Ik wou, dat hij die vrouw nooit gezien had," riep zij hartstochtelijk uit. „Als hij verliefd op haar is, don zal Frankrijk hem wel genezen. En zooals ik je onlangs al gezegd hebt, Lady Edna is absoluut onge voelig." „Je schijnt me niet te begrijpen, beste John. Die vrouw -is verliefd op hem En dat duurt nu al maanden, fiij heeft me er alles van verteld, 's Ochtends om acht uur gaat ze al autotocht jes met hem maken." „Dwaze vrouw!" bromde Baltazar. „Dwaas o fntie, Lady Edna Donnithorpe zou „Dwaas of niet, Lady Edna Donnithorpe zou ontmoetten elkaar zoo dikwijls als zij kunnen. En hij komt mij alles vertellen. Ik had het je moeten zeggen. Maar ik kon mijn woord niet breken. Zij ijzn amants „Amants. Wat bedoel je?" vroeg hij, zijn zware wenkbrauwen fronsend. „Nog niet. Niet in die beteekenis, dat weet ik zeker. Maar zij zullen het weldra zijn." Angstig keek zij hem aan." Ik weet, dat ik God frey's toegenegenheid en misschien ook jouw eerbied verbeur maar ik kan niet anders." Ze hield op, om don hartstochtelijk uit te barsten: „Zij wil vanmiddag met hem weg- loopen." jDc duivelinriep Baltazar uit. Hij liep met zijn handen in de hoogte de kamer rond. „Die vervloekte jonge gekken! „Hij bleef voor Marcelle staan. „Waarom heb jij het niet tegengehouden?" Zij wees op haar machteloosheid. Hoe zou zij dat gekund hebben? Natuurlijk had zij alle ar gumenten uit zedelijk en maatschappelijk oog punt gebruikt. Maar hij was woedend weggc- loopen, had haar kleingeestig en bekrompen ge noemd en gezegd, dat het hem speet, dot hij haar ooit zijn vertrouwen had geschonken. Hij had lang geleden beloofd haar alles te zullen zeggen. En nu hij zijn woord gehouden had, keerde zij zich tegen hem. Zij was machteloos geweest. „Hij is oud genoeg om voor zijn eigen mora liteit te zorgen," zeide Baltazar, „en ik ben n:et zoo'n dwaze huichelaar om in afschuw mijn handen op te steken. Maar weg te loopen met de meest bekende vrouw van de wereld uit Londen en zijn loopbaan te vernietigen is een tweede quaestie O, die vervloekte jonge gek ken! Die nvsseÜjke Edgar Donnithorpe zal er natuurlijk dadelijk gebruik van maken. Een smerig .echtscheidingsproces. De jongen zal zijn ontslag moeten nemen, als hij tenminste niet uit het leger gegooid wordt en rnet een vrouw trouwen, die vijf jaar ouder is dan hij. Waar blijft dan zijn geluk?" Hij ging weer op zijn driftige manier op en neer loopen en Marcello volgde hem schuw met haar blikken. „Vervloekt!" zeide hij. Hij had zoo juist tegenover Quong Ho hoog op gegeven over Godfrey's vastheid cn evenwich tigheid. Waarachtig, hij zelf had nooit zoo iets dolzinnigs gednon. „En waar gaat het Lieve paar heen?" Naar een landhuisje von een vriendin van Lady Edna. Vijf mijl van station cn postkan toor. Een eenzaam Eden in dc wildernis. Of het Noordelijk, Zuidelijk, Oostelijk of Westelijk van Londen was, wist zij niet. Een oude vrouw zou voor hen zorgen. „Ze zijn nu zeker onder weg?" „Dat weet ik niet. Misschien niet Hij zeide, dat hij zijn uniform nog moest bestellen. Trou wens, wat geeft het, wanneer zij vertrekken?" Baltazar woedde machteloos. „Ik zou alles willen geven, als dit niet ge beurd was," riep hij uit. „Ik was een idioot Jij hebt mij gewaarschuwd. En ik, ezel die ik was, ik heb zc aangemoedigd. Ik zou me kunnen trappen „Dat is weer net iets voor jou, John, om de schuld niet op mij te gooien." „Maar je hebt ook geen schuld. Je dacht, dat het een jongensachtige dwaasheid was.Maar waartoe dient het er verder over te praten?" Maar toch praatten zij erover. „Eerst vanochtend is dot wanhopige plan bij hen opgekomen," zeide zij. „Als hij in Londen gebleven was, zou het op de oudf- manier tot in Set oneindige doorgegaan zijn. Het vooruit zicht, dat hij zoo lang noor Frankrijk moest, heeft in vuur on v'am gezetToen ik over de moreele zijde van de zaak begon, ant woordde hij met een tu cjuoque." (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1924 | | pagina 9