DEffDE BLAD.
Passiemuziek.
FEUILLETON.
Terug'in het leven.
22e Jaargang AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander" zaterdag5APrn 1924
De omstandigheid dat binnenkort gedu
rende de lijdensweek, naar wij meenen voor
e eerste maal hier ter stede, passiemuziek
an de concertzaal ten gehoore zal worden
gebracht, geeft ons aanleiding over dit on
derwerp eene, zij het dan ook slechts op
pervlakkige beschouwing te geven. En dan
willen wij er allereerst op wijzen, dat ten al
ien tifde de volkeren er behoefte aan heb
^voeld zich bij hunnen cultus van de
taal der muziek te bedienen. Reeds oude
cultuurvolken als Egypteneren en Babylo-
niers luisterden hunne godsdienstige plech
tigheden op met muziek en bij de Grieken,
die in muzikale ontwikkeling zooveel hooger
stonden, vormden dramatische opvoeringen
met muziek, aan welke zij den naam van
mysteriën gaven, een integreerend deel
varf hunnen cultus.
Veel belangrijker plaats zou het muzikale
element echter innemen in den christelijken
godsdienst, die van de vroegste tijden af
een oneindig aantal kunstenaars heeft weten
te inspire eren tot het scheppen van werken,
waarin uiting werd gegeven aan hunne in
nigste geloofs-overtuigingen. En welk een
heerlijke stof werd hun niet geboden door
de Heilige Schrift en vooral door haar cul
minatiepunt, de lijdensgeschiedenis. Wij wil
len terloops slechts even aanstippen hoe ge
durende de middeleeuwen de heilige mis,
wier vijf deelen kern en wezen van het chris
telijk geloof vormden, reeds het middelpunt
uitmaakte van de gansche kunstmuziek van
dien tijd, en hoe in den loop der eeuwen de
grootste toonkunstenaars op dit gebied de
heerlijkste werken hebben gewrocht.
Maar buiten de heilige mis zelve is de ge-
heele liturgie der Katholieke kerk met mu
ziek doorweven, en is het dan ook in die
liturgie, dat we den oorsprong vinden van
de passiemuziek, waarvan we nu eene na
dere beschouwing willen wijden.
Reeds sedert de 4de eeuw was het gebrui
kelijk in de Katholieke Kerk op verschillen
de dagen van de stille week de lijdensge
schiedenis door een priester te laten lezen,
op Palmzondag naar het Evangelie van Ma
theus, op Dinsdag naar Marcus, Woensdag
naar Lucas en Goede Vrijdag naar Johannes.
Geruimen tijd later, ongeveer in de twaalfde
eeuw, werd het gebruikelijk den verhal en
den tekst en de woorden van Christus door
verschillende zangers te doen voordragen,
meestal een drietal, alles in den koraaltoon
van het gregoriaansche gezang, en zoo ont
stond de zoogenaamde choral-passion.
Een volgende trap in de ontwikkeling der
passiemuziek vormt de m o t et t e n p a s-
sion, die ontstond nadat in de 15de eeuw
de meerstemmige muziek steeds meer aan
invloed begon te winnen. Bij deze passio
nen, waarvan er betrekkelijk maar weinige
zijn overgebleven, werd de geheele lijdens
tekst meerstemmig behandeld. Een der be
roemdste ervan is die welke door onzen land
genoot Obrecht 150^ werd gecom
poneerd de enkele personen zingen meest
tweestemmig, terwijl de Turbae, d. w. z.
de volksmenigten, de gezamenlijke pries
ter- -» f "k de verhalende stemmen meestal
vierstemmig optreden.
Maar ook de motettenpassion, die vooral
door de kunstvolle bewerkingen der turbae
reeds veel nieuws had gegeven, zou op hare
beurt weer verdwijnen om plaats te maken
voor een nieuw genre, dat van de drama
tische passion, waarin de woorden van
de enkele personen eenstemmig, die van de
volksmenigten meerstemmig worden behan-
d'"'tot dit genre behoort b. v. eene pas
sion van den Zuid-Nederlandschen compo
nist Orlando da Lasso, die met Pales-
trina zeker behoort tot de grootste toondich
ters van gewijde muziek van de 16e eeuw.
Nog was de definitieve vorm niet bereikt;
want deze ontstond pas, toen aan het begin
der 17e eeuw de recitatief-stijl ook in de
passionsmuziek doordrong, en tevens de
instrumentaal begeleiding aan den zang
werd toegevoegd.
Reeds bij den vruchtbaren Duitschen com
ponist Heinrich Schütz (1585—1672)
vindt men de eerste indicaties van de dra
matise h-o ratorische passion,
d. i. de stijl waarin eene eeuw later
de grootmeester J. S. B a c h zijne Matheus-
passion zou componeerenin twee van de
4 door hem gecomponeerde passionen treft
men reeds die zoo uitdrukkingsvolle recita-
tieftoon aan, welke door den Leipziger can
tor tot zulk een hoogtepunt zou worden op
gevoerd, en ook hij laat reeds den zang van
Christus alleen door strijkkwartet begelei
den, terwijl die der overige personen met
orgelbegeleiding is geschreven. Op den door
Schütz ingeslagen weg ging de Königsber-
ger componist Johann Sebastiani
(16221683) voort, en ziine passionen zijn
reeds, wat den vorm betreft, bijna geheel ge
lijk aan die van Bach. De Evangelist en de
solisten zingen in reritatiefvorm, de woor
den van Christus worden door twee violen
begeleid, de turbae zijn voor koor geschre
ven en bovendien voert hij als contemplatief
element een aantal koralen in.
Nadat aldus een lange reeks van voor
gangers, waarvan wij natuurlijk in dit korte
overzicht slechts enkele hebben vermeld,
achtereenvolgens den vorm hadden doen
ontstaan, heeft het reuzengenie van Bach
daaraan de hoogste volmaking gegeven. Al
wat daar leefde aan innige vroomheid in het
diepst ven zijn religieus gemoed, heeft hij
uitgestort in die schepping van ontroerende
schoonheid, welke den naam draagt van
Matheus-passion.
H.
Een andere vorm, waarin de passiemuziek
tot uiling is gekomen is die der gewijde
cantate, een genre dat, zooals de naam
wel aanduidt, van ïtoliaanschen oorsprong
is, en dat op niet zulk een hoogen ouderdom
mag bogen als de Passion. Als de grondleg
ger ervan moet de Itahaansche componist
G i u 1 i o C a c c i n i (15501618), die on
der den titel Nuove musiche eene ge
heel nieuwe richting in de muziek propageer
de, worden aangemerkt, maar zoowel hij als
andere componisten van zijnen tijd gebruik
ten nog niet den naam cantate, maar duid
den .de werken in dit genre gecomponeerd
aan met den naam Musiche. De cantate
onderscheidt zich reeds daarin van de pas
sion, dat zij eene veel minder breede ont
wikkeling heeft en dat het dramatisch ele
ment er bijna geheel aan ontbreekt en de in
houd meer bespiegelend lyrisch is. Zij is de
weergave eener godsdienstige stemming
door afwisselende vormen, die in de eenheid
der stemming hunnen hoogeren samenhang
vinden. De solozang der enkele stemmen
voert niet afzonderlijke personen voor zich
zelf sprekende in, maar ook zij vertolken wat
daar leeft in het hart der gemeente;'daarom
vormen ook de ensembles en de koren en
in 't bijzonder de koralen den eigenlijken
kern der gewijde cantates.
De benaming cantate, of liever canta-
d a, zooals zij door de Italianen genoemd
werd, komt het eerst voor bij den Italiaan-
schen componist Alessandro Grandi
in den aanvang van de 17e eeuw, en werd
daarna door verschillende zijner tijd- en
landgenooten gebruikt. Deze eerste canta
tes waren echter nog hoofdzakelijk in den
solistischen madrigaalstijl geschreven, en
eerst in de tweede helft van de 17e eeuw,
toen de recitatiefstijl ook op dezen muziek
vorm haren invloed deed gelden, evenals we
dit bij de passionmuziek hebben zien ge
beuren, ontstond de nieuwere vorm der can
tate, die vooral in Duitschland door tal van
componisten is vertegenwoordigd, zooals
Weckmann en Christoph Bern-
hard, beide leerlingen van Heinrich
Schütz, Kaspar Förster en anderen.
(Toch komt de benaming cantate weinig
bij die oudere meesters voor, en noemen zij
gewoonlijk deze werken Konzerte, een
naam dien zelfs Bach nog als titelireeft ge
bruikt voor het meerendeel zijner cantates)
Meestal bestonden deze cantates uit korte
aria's, afgewisseld door koren; de soli met
basso continuo begeleiding, terwijl de ove
rige instrumentatie alleen uit strijkorkest be
stond.
Eene nieuwe phase in de ontwikkeling der
cantate begon, toen in de 18e eeuw de ope
ra haren invloed op de kerkmuziek begon uit
te oefenen, en in de plaats van de korte
aria's van voorheen de breede, aan de opera
ontleende vormen van het recitatief en de
groote dacapo-aria hunne intrede deden.
Zoo was de zoogenaamde „groote cantate"
ontstaan, die zich langzamerhand verder
heeft ontwikkeld en ook van vorm wisselde,
al naar gelang van de gelegenheid voor
welke zij geschreven werd en van de midde
len waarover men kon beschikken. Want
iedere cantor schreef gewoonlijk de cantates
voor zijn kerkkoor zelf en de litteratuur op
dat gebied is dan ook zeer omvangrijk. On
der de meest bekende toondichters, die zieh
op dit gebied hebben onderscheiden, dienen
wij te noemen Handel's leermeester Fried-
rich Wilhelm Zachow (1663-1712),
den beroemden Lübecker organist Buxte-
hude (16371707), den ook als opera
componist vermaarden T elemann (1681
1767) en de nader te bespreken compo
nisten Boehm en Graun.
Wederom zou het aan Bach gegeven zijn
den arbeid zijner voorgangers voort te zet
ten en tot de hoogste volmaking te voeren,
niet alleen door de innige verbinding van
het protestantsche koraal met den inhoud
der cantate, maar ook door de ontroerende
schoonheid van zoovele aria's en koren. In
de ongeveer 200 cantates, die van hem
behouden zijn gebleven, bezitten we nog
steeds een schat van de hoogste, geniaalste
kunst.
HL
Van de beide cantates, die binnenkort on
der leiding van den heer Tiggers ten ge
hoore zullen worden gebracht, is zeker wel
de meest bekende die van Graun „Der Tod
Jesu", een werk, dat nog steeds in vele
kleinere plaatsen van Duitschland in de lij
densweek wordt uitgevoerd, vooral daar waar
de beperktheid der middelen niet toelaat een
der groote Passionen daarvoor te bestem
men.
Karei Heinrich Graun, die 7 Mei
1701 te Wahrenbrück in Saksen is geboren
en 8 Aug. 175Q te Berlijn is gestorven, was
de jongste vOn drie broeders, alle musici.
Zijn talent openbaarde zich al vroeg, toen
hij nog leerling was aan de Kreuzschule te
Dresden, en hij al kerkelijke muziek voor den
cantor Reinhold componeerde. Hij had een
buitengewoon mooie tenorstem en het duur
de dan ook niet long of hij werd als tenor
zanger aan de opera te Brunswijk geënga
geerd, en daarna a& onderkapelirveester.
Daar leerde Frederik de Groote hem kennen,
van welken vorst hij steeds de gunsteling is
gebleven en van wien hij ook verschillende
teksten op muziek heeft gezet Nadat de
kunstlievende vorst hem tot zijn hofkapel-
meester had benoemd, zond hij hem naar
Italië, het land van den bel canto, om daar
zangers aan te werven voor de pas door
hem gestichte Berlijnsche opera.
Zelfs 'een der beste zangers van zijn tijd,
heeft Graun heel dankbaar voor solozang
geschreven, al stelt hij dan ook hooge
eischen aan zijne zangers.
Graun is een zeer vruchtbaar componist
geweest; behalve ongeveer een 30-tal ope
ra's, deels in de Brunswijksche periode, deels
voor de Berlijnsche opera gecomponeerd,
schreef hij orgel- en klavierwerken en ver
schillende cantates, zoowel wereldsche als
kerkelijke. Het is zeker geen wonder, dat
men ook in zijne kerkelijke werken het
eenigszins theatraal karakter van de toen
malige ïtaliaansche kerkmuziek kan opmer
ken, maar daarnaast neemt men veel oor
spronkelijks waar en een zeer sterk uitdruk
kingsvermogen in zijne recitatieven, waarin
men reeds in embrvonaalvorm kan ontdek
ken den later door Richard Wagner in zijne
werken aangewenden vorm der muziekdra
matische scène.
De cantate „Der Tod Jesu" is een breed
opgezet werk, waarin de geheele lijdensge
schiedenis op dikwijls voortreffelijke wijze in
tonen is gemaald, en dat, wat zijnen bouw
betreft, aan de Boch'sche cantates gelijk is.
Koralen, recitatieven, aria's en koren wisse
len elkaar af, en de verschillende solisten
(sopraan, tenor en bas) tTeden verhalend op.
Van groote schoonheid zijn vooral de recita
tieven, waarin het ontroerende drama van
Gethsemone en Golgotha wordt geschilderd,
en de woorden van Jezus, gesproken in den
hof en aan het kruis, achtereenvolgens wor
den weergegeven. Het> zou ons te ver voe
ren, indien we één voor één al de verschil
lende nummers wilden bespreken, maar toch
willen wij even releveer en hoe schoon het
eerste koor zich aansluit bij het aanvangs-
koraal (het bekende passionskoroal ook
door Bach in zijne Matheuspossion gebruikt)
en hoe in het daaropvolgende recitatief voor
sopraan uiting wordt gegeven aan het ang
stig, beklemmend gevoel van het dreigende
gevaar, met het aangrijpende slotBetrübt
ist meine Seele bis on den Tod." Eene tref
fende tegenstelling daarmee vormt de erbij
aansluitende dacapo-aria „Du Held", die in
haar krochtigen, zeer gefigureerden vorm
•hem verheerlijkt, die den dood zal overwin
nen. Een dergelijk contrast treffen we her
haaldelijk aan, o. a. tusschen het recitatief
hetwelk eindigt met de woorden „Heute
solist du mit mir im Paradiese sein" en de
aria van zeer groote allure „Singt dem
göttlichen Propheten". Van schoonen bouw
zijn de veelal in fugatischen vorm geschre
ven koren, die zeker de hoorders zullen im~
poneeren.
Georg Böhm, geboren in 1661 te Hp-
henkirchen in Thüringen, waar zijn vader
organist was, en in 1735 te Lüneburg ge
storven, bezocht in zijne jeugd de universi
teit van Jena, leefde vervolgens eenigen
tijd in Hamburg, en was daarna organist te
Lüneburg. Hij componeerde veel voor kla
vier en deze composities, waaronder eenige
suites, behooren tot de beste vóór Bach;
verder een 18-tal koraalvoorspelen, een 4n
stemmig Neujahrslied en een aantal cantates.
Nog niet lang geleden dacht men dat alle
grootere vocale werken van Böhm verloren
waren gegaan, tot in het begin dezer eeuw
Richard Buchmayer, die zich ver
dienstelijk heeft gemaakt door de opsporing
van vele oude muziek, in dc Koninklijke Bi
bliotheek te Berlijn ook een 5-tal cantates
van Böhm ontdekte.
Volgens Buchmayer is de toén door hem
uitgegeven cantate van Böhm „Mein Freund
ist mein" zeker eene der belangrijkste van
de periode vóór Bach, zoowel door de
grootschheid van den bouw der koren als
door de originaliteit van vinding en de diep
te van het gevoel. Geïnspireerd door de
woorden van het Hooglied „Mein Freund
ist mein und ich bin sein" vormt ze natuur
lijk geen eigenlijke passionsmuziek, maar
desniettemin is ze uitstekend geschikt om
naast de cantate van Graun in de lijdens
week te worden uitgevoerd. Spreekt Graun's
werk van het bittere lijden en den dood van
den Heiland, zoo getuigt Boehms cantate
van de innige liefde voor hem, die al die
•bitterheid heeft doorstaan tot verlossing der
menschheid.
De structuur van Böhms cantate is zeer
eenvoudig, daar ze slechts bestaat uitt twee
koren, die vier aria's insluiten, welke onder
ling door een kort orkestraal gedeelte (ritor
nel) worden ingesloten.
Na een kort orgelpreludium, waarvan het
thema ontleend is aan het begin van het
slotkoor, zetten de alten het aanvangskoor in
met een motief, dat zich achtereenvolgens
In de vier verschillende stemmen herhaalt
en ook later door het strijkorkest wordt over
genomen. Dit geheele koor is prachtig van
bouw en verraadt de meesterhand van den
ervaren contrapunctist; behalve het strijk
orkest treden in de begeleiding zoowel orgel
als klavier (cembalo) op. Bij dit in a-mineur
(behalve de gebruikelijke majeursluitingen)
geschreven koor, sluit zioh dan in denzelf
den toonaard de sopraan-aria aan, aanvan
gende met de woorden, telkens door de ach
tereenvolgende solisten aan het begin hun
ner aria herhaald „Mein Freund ist mein."
Een zeer schoon effect heeft de componist
bereikt door hiervoor, zoowel in de sopraaiv
als in dc alt-aria hetzelfde weeke, schuch
tere motief te gebruiken, terwijl de bas-so
list dienzelfden aanhef energisch in majeur
doet hooren. Daarna volgt weer de tenor,
die nogmaals het motief in mineuT herhaalt
en dan wordt het werk op zeer symmetrische
wijze besloten met een opnieuw breed opge
zet slotkoor, ook grootendeels fugotisch be
werkt, dot jubelend in majeur sluit.
Mogen wij door onze beschouwingen er
iets toe hebben bijgedragen om velen te
doen opgaon naar de uitvoering van deze
zeer oude muziek, welke men zelden te hoo
ren krijgt en die toch dikwijls van zulk eene
ontroerende schoonheid is.
Wij hopen ten zeerste, dot het kunstlie
vend publiek van Amersfoort zal toonen het
op hoogen prijs te stellen, dot de heer Tig
gers en zijne medewerkers hen daartoe in
de gelegenheid stellen. Loten wij er nog bij
voegen, dot voor de soli, die buitengewoon
hooge eischen aan dc zangers stellen, de
medewerking is verkregen van kunstenaars,
die ongetwijfeld de uitvoering op een hoog
peil zullen doen staan.
H.
0 Noor wij mccncn is het voor do eerste
maal, dot dc cantate van Böhm hier te londe
wordt uitgevoerd.
Pari)»che Brieven.
CCIC.
Een welkome staking. Oude
vriendon. Snel vervoer en straat
verkeer. Anatole France Tentoon
stelling van C. J. Maks.
Parijs, 24 Maart 1924.
Er zijn weinig publieke manifestaties, denk
ik, zoo weldadig, zoo verpoozend voor den
geest, zoo de veiligheid der voetgangers op
het asphalt onzer straten bevorderend, zoo
welkom dus, als een staking der taxi-auto's.
Wy hebben dat dc vorige week beleefd als
een publieke feestdag, geheel gevuld met de
droom gewaarwording eener verkwikkende,
hoewel niet complete kalmte. Jammer dat hot
zoo kort duurde. Maar dit was er misschien
wel dc karakteristieke charme van; duurde
zoo'n greve langer dan zou zy hinderlijk voor
het maatschappelijk leven worden, want wie
hij moge al niet tot de profiteurs onzer
veelbewogen tijdsomstandigheden behooren,
na van de nog meer bewogen voorafgaande
periode op zyn manier te hebben geprofiteerd
komt niet licht éénmaal in een paar dagen
in dc volstrekt niet plezierige noodzakelijkheid
te verkeeren, een taxi-auto tc gebruiken?
Wij herinneren ons nog levendig welk een
ontwrichting van dat leven nu ongeveer vier
jaar geleden word te weeg gebracht, toen de
chauffeurs vijf dagen lang het bijltjo er by
hebben neergelegd. Bovendien trekken dezo
professioneele rustverstoorders, wanneer zy
een enkele maal rustbezorgers worden, eigen
willig aan een erg kort eindje, want zy kun
nen het zwaarst wegend effekt hunner werk
staking loonderving niet verhalen op
hunne werkgevers; deze zijn immers cenig en
alleen de haasthebbende leden der anonyme
gemeenschap. Het is waar dat verreweg dc
meesto chauffeurs geen eigenaars van hunne
rijtuigen zijn die dan toebehooren aan
maatschappijen maar zy exploiteeren ze om
zoo tc zeggen in gemeen overleg (dat, wat ook
alweer waar is, soms wel iets te wenschcn
overlaat); do verhouding tusschen de eigena
ren van het werktuig en hen die dit produc
tief maken, is hier dus geheel anders dan in
andere bedrijven.
Deze werkstaking,- waarvan de duur al te
voren op één dag was vastgesteld, diende dan
ook in hoofdzaak ter waarschuwing of als
formcele kennisgeving aan het publiek dat het
wat meer voor het gebruik van dit onmisbare
vervoermiddel had te betalen doordat de ge
meenteraad de rechten op de stationneering
had opgeslagen, een kostenverhooging waar
mee dat publiek geen rekening bleek tc hou
den. De chauffeurs deden hier niet veel an
ders dan tegenover hunne ephemeere patroons
den klassieken stelregel toepassen: „wie niet
hooren wil, die moet voelen!"
Een troan te drogen is eervoller dan stroomen
blocds tc vergieten.
BYRON.
Naar het Engejsch van WILLIAM J. LOCKE.
Voor Nederland bewerkt door
VV. J. A. ROLDANUS Jr.
68
Quong Ho kon onfeilbaar een drogreden in
een redeneering aanwijzenhij vergiste zich
nooit in de hoofdzaken der oorlogspolitiek, ter
wijl een nauwgezet corrector als hij nooit ge
boren was. Zij werkten zwijgend door, Baltazar
aan zijn artikel, Quong Ho aan de laatste druk
proeven. Door het open raam kwamen de Lon-
densche geluiden van den warmen zomermid
dag. Al heel gauw stond Baltazar op, trok zijn
jas en vest uit en ging dan weer met een zucht
van verlichting in zijn koele hemdsmouwen
zitten.
„Waarom doe jij dat ook niet?"
Quong Ho, onberispelijk in een donker pak
en met een hoog stijf boord, antwoordde, dat
hij de warmte niet voelde.
„Ik geloof, dat het jou zou hinderen, als je
niet netjes en precies was," zeide Baltazar."
Het zal me heusch benieuwen wat er gebeuren
zal als jij je eens laat gaan."
Quong Ho glimlachte minzaam. „Ik heb al
tijd geleerd, sir, dat zelfbedwang de grond
slag is van alle deugd.
Baltazar lachte. „Je bent nog jong. Houd je
daaraan. Ik voor mij heb er genoeg van ge
had. Ik zal mijn laatste dagen. God zij dank,
slijten in een heerlijk gemis aan zelfbedwang.
Ik zal me laten gaan, vriendlief, als een hol
lend paard Eindelijk heb ik ze nu zoo onder
den duim, dat ze mij de vrije hand laten. Een
heele verandering met verleden jaar. wat?"
„Ik stem toe, dat dc verandering zeer wel
dadig geweest is", zeide Quong Ho.
„Ja, waarachtigl" riep Baltazar uit. „Toen
waren we een paar ongelukkige boekenwurmen,
die niets voor onszelf of onze medeschepselen
voelden. En nu nu zit jij hier denkbeelden
te corrigeeren, die de wereld doen schudden,
en ik ben een dér leidende mannen von Enge
land. Ik zou nu de bom wel eens willen zien.
die ons eruit kreeg
Hij sloeg de manchetten van zijn hemds
mouwen. op en ging weer verder met zijn ar
tikel. Doch nauwelijks had hij een zin geschre
ven, of de deur ging open en Marcelle stond
op den drempel. Hij schoof zijn stoel achter"
uit, stond op en ging met uitgestoken handen
naar haar toe.
„Wat kom jij op dit uur van den dag hier
doen?"
Zij keek naar hem op, terwijl zij hem een
hand gaf, en hij las bezorgdheid in haar oogen.
„Ik weet, dat ik je stoor, maar ik kon niet
anders," zeide zij vlug. „Ik moet je spreken."
„Misschien wilt u Mr Baltazar onder vier
oogen spreken," zeide Quong Ho.
„Ja, dot zou ik heel graag, Mr. Ho. Neem
het als het u blieft niet kwalijk
Quong Ho maakte een buiging en ging weg.
Baltazar schoof een stoel voor haar bij.
„En wat scheelt er nu aan, liefste?"
„Godfrey
„Mijn God!" riep hij uit „Toch geen onge
luk? Hij is toch niet gewond?"
„O, neen, neenl Zoo iets niet."
Baltazar haalde verlicht adem. „Ik geloof, dot,
als hem nu iets overkomen zou, het mijn dood
zou zijn," zeide hij
„Een uur geleden is hij al bij mij geweest."
,Nadat hij hier geweest is. Om je zijn pro
motie te vertellen. Ben je niet blij?"
„Natuurlijk. Maar ik zou blijer geweest zijn,
als het daarbij gebleven was."
„Wat is er nu eigenlijk? Vooruit ermede!"
„Moet ik het je vertellen?" vroeg zij hulpe
loos. „Het is op een schandelijke manier zijn
vertrouwen verraden. Ik weet, dat het slecht
van mij is. Ik had het hem nooit moeten be
loven. Maar ik kon hem niet zijn ondergang
tegemoet zien gaan zonder een offer te bren
gen."
„Lieve Marcelle, je spreekt in raadselen. In
's hemels naam wees duidelijker."
„Het is Lady Edno Donnithorpe."
„En wat is er met haar?"
„Ik wou, dat hij die vrouw nooit gezien had,"
riep zij hartstochtelijk uit.
„Als hij verliefd op haar is, don zal Frankrijk
hem wel genezen. En zooals ik je onlangs al
gezegd hebt, Lady Edna is absoluut onge
voelig."
„Je schijnt me niet te begrijpen, beste John.
Die vrouw -is verliefd op hem En dat duurt nu
al maanden, fiij heeft me er alles van verteld,
's Ochtends om acht uur gaat ze al autotocht
jes met hem maken."
„Dwaze vrouw!" bromde Baltazar.
„Dwaas o fntie, Lady Edna Donnithorpe zou
„Dwaas of niet, Lady Edna Donnithorpe zou
ontmoetten elkaar zoo dikwijls als zij kunnen.
En hij komt mij alles vertellen. Ik had het je
moeten zeggen. Maar ik kon mijn woord niet
breken. Zij ijzn amants
„Amants. Wat bedoel je?" vroeg hij, zijn
zware wenkbrauwen fronsend.
„Nog niet. Niet in die beteekenis, dat weet
ik zeker. Maar zij zullen het weldra zijn."
Angstig keek zij hem aan." Ik weet, dat ik God
frey's toegenegenheid en misschien ook jouw
eerbied verbeur maar ik kan niet anders."
Ze hield op, om don hartstochtelijk uit te
barsten: „Zij wil vanmiddag met hem weg-
loopen."
jDc duivelinriep Baltazar uit. Hij liep
met zijn handen in de hoogte de kamer rond.
„Die vervloekte jonge gekken! „Hij bleef
voor Marcelle staan. „Waarom heb jij het niet
tegengehouden?"
Zij wees op haar machteloosheid. Hoe zou zij
dat gekund hebben? Natuurlijk had zij alle ar
gumenten uit zedelijk en maatschappelijk oog
punt gebruikt. Maar hij was woedend weggc-
loopen, had haar kleingeestig en bekrompen ge
noemd en gezegd, dat het hem speet, dot hij
haar ooit zijn vertrouwen had geschonken. Hij
had lang geleden beloofd haar alles te zullen
zeggen. En nu hij zijn woord gehouden had,
keerde zij zich tegen hem. Zij was machteloos
geweest.
„Hij is oud genoeg om voor zijn eigen mora
liteit te zorgen," zeide Baltazar, „en ik ben n:et
zoo'n dwaze huichelaar om in afschuw mijn
handen op te steken. Maar weg te loopen met
de meest bekende vrouw van de wereld uit
Londen en zijn loopbaan te vernietigen is een
tweede quaestie O, die vervloekte jonge gek
ken! Die nvsseÜjke Edgar Donnithorpe zal er
natuurlijk dadelijk gebruik van maken. Een
smerig .echtscheidingsproces. De jongen zal
zijn ontslag moeten nemen, als hij tenminste
niet uit het leger gegooid wordt en rnet een
vrouw trouwen, die vijf jaar ouder is dan hij.
Waar blijft dan zijn geluk?"
Hij ging weer op zijn driftige manier op en
neer loopen en Marcello volgde hem schuw
met haar blikken. „Vervloekt!" zeide hij. Hij
had zoo juist tegenover Quong Ho hoog op
gegeven over Godfrey's vastheid cn evenwich
tigheid. Waarachtig, hij zelf had nooit zoo iets
dolzinnigs gednon.
„En waar gaat het Lieve paar heen?"
Naar een landhuisje von een vriendin van
Lady Edna. Vijf mijl van station cn postkan
toor. Een eenzaam Eden in dc wildernis. Of het
Noordelijk, Zuidelijk, Oostelijk of Westelijk van
Londen was, wist zij niet. Een oude vrouw zou
voor hen zorgen.
„Ze zijn nu zeker onder weg?"
„Dat weet ik niet. Misschien niet Hij zeide,
dat hij zijn uniform nog moest bestellen. Trou
wens, wat geeft het, wanneer zij vertrekken?"
Baltazar woedde machteloos.
„Ik zou alles willen geven, als dit niet ge
beurd was," riep hij uit. „Ik was een idioot Jij
hebt mij gewaarschuwd. En ik, ezel die ik was,
ik heb zc aangemoedigd. Ik zou me kunnen
trappen
„Dat is weer net iets voor jou, John, om de
schuld niet op mij te gooien."
„Maar je hebt ook geen schuld. Je dacht, dat
het een jongensachtige dwaasheid was.Maar
waartoe dient het er verder over te praten?"
Maar toch praatten zij erover.
„Eerst vanochtend is dot wanhopige plan bij
hen opgekomen," zeide zij. „Als hij in Londen
gebleven was, zou het op de oudf- manier tot
in Set oneindige doorgegaan zijn. Het vooruit
zicht, dat hij zoo lang noor Frankrijk moest,
heeft in vuur on v'am gezetToen ik
over de moreele zijde van de zaak begon, ant
woordde hij met een tu cjuoque."
(Wordt vervolgd).