KINDERRUBRIEK De rubriek van Oom Karei. Ik kan merken, dat wc de Paaschvaeantie It ebb en, want er zijn heel wat minder bric- gekomen. Maar dat begrijp ik best, want jullie hebt nu zooveel af te wandelen en te fietsen, dat je 's avonds natuurlijk tc moe bent, om nog een brief te schrijven en de raadsels op te lossen. En nu zie je meteen, hoe besmettelijk het is, want ik voel me ook nog zoo in de Paasch stemming, dat ik het deze weck ook nog eens kalmpjes aan doe en maar een paar woordjes aan jullie schrijf. Zondag en Maandag heb ik ook zoo ge fietst, dat ik het nu nog in mijn beonen voel, maar 't is altijd heerlijk zulke dagon er eens echt uit tc zijn. Ik ben benieuwd, nog veel verhalen van jullie te krijgen. Deze keer is er voor de ouderen weer iets nieuws bij, het zijn „Vraagstukken". Stuurt mij maar de oplossing in. 't Is eenvoudiger, dan hot wel lijkt op het eerste gezicht. Wat is er in de Kinderrubriek veel tc doen, hè? Maar dat moet ook. Ik heb nu nog een verhaal over „Sleeën", we zitten al wel in de lente, maar jullie zult het toch nog wel leuk vinden eens terug te denken aan je sleetochten van van den win ter. Sleeën. Het had al een paar dagen gesneeuwd en toen 's Zaterdags do sneeuw nog steeds goed dik lag, gaf m'n vader mij in een goede bui een fijne, nieuwe bobslee. Maar ik kon niks van sleeën en dus sprak ik af met een vriend, 's middags tc gaan sleecn op 't hoogje. vs Middags om 2 uur was ik present. Er wa ren al heel wat jongens aan den gang. Ik zou 't ook eens probeeren. Ik ging op de slee zitten liggon leek me nog te gewaagd cn liet me naar hencdcn glijden. Maar toen ik halverwege kwam, ging de slee rechts af1 en ik rolde naar beneden en zat met m'n sloe in 't prikkeldraad. Ik trok 'm weer naar boven en daar ging hij weer; nu kwam ik wel verder, maar kwam in de heg aan den kant terecht en de slee ging alleen naar be neden. Dat leek dus wol niks. Ik meende, dat het kwam, doordat de slee nog niet ingere den was cn do ijzers dus nog niet glad wa ren. maar toen een andere jongen ook eens zou probeeren, ging het goed en kwam hij prachtig beneden en dus kon 't daar niet aan liggen. Telkens zat ik nu eens in den eene, dan weer in den anderen kant, zoodat, toen ik 's avonds naar huis ging, m'n knieën aardig kapot waren. Ik had afgesproken, dat wc de volgende morgen om negen uur naar 't monument zouden gaan. Den volgenden morgen precies negen uur haalde ik eerst een van m'n vrienden af en teen gingen we samen naar de andere. Die woont in de Wejjersstraat en, omdat hij, toen we belden, niet kwam, maar we hem wel hoorden flui ten cn zagen, dat hij pas uit zijn bed kwam gingen wc daarom eerst nog maar een tijdje m 't plantsoen. Na een half uur verscheen eindelijk no. 3 en nu konden we naar 't mo nument gaan. Toen we daar aan kwamen, vond ik 't toch wel erg hoog, om daar maar zoo ineens af te gaan cn daarom liep ik eerst 't rijtje jon gens eens langs, die daar stonden te kijken en vroeg hun, of ze goed sturen konden, rnaar, omdat niemand zich aanbood, besloot ik eindelijk, het rnaar eens zittend te pro beeren. Ik gaf me een klein afzetje en vloog met een vaart dc boschjes in. Ik stapte vrij gehavend, weer naar boven, waar ik gelukkig iemand vond, die wel eens met me mee wou. Onderüissclien was er een stelletje jongens met drie sleeën aangeko men en, omdat er nog een op kon, mocht ik mee. We gingen heel best, cn ik vond liet dan ook veel fijner op iemand anders slee mee tc gaan goed, dan zelf iedere keer aan den kant to liggen. Maar ik vond toch, dat ik het zelf ook moest loeren en stond daarom m'n plaats aan een ander af en zocht m'n eigen slee Weer op. Nu probeerde ik het lig gend. 't Ging goed, ninnr 't ging zoo ontzet tend langzaam, dal ik, toen ik beneden kwam, he'elemaal stil stond. Om half één ging ik naar huis. Ze vroe gen natuurlijk, hoe of ik gesleed had en hoe of de slee ging. Nou, ik had fijn gesleed cn dc slee (dat had de jongen, die 'm geprobeerd had, zelf gezegd) ging prachtig. Maar jk ben toch maar weer s middags op 't hoogje gegaan en toen ik 't tiaar goed kon ben ik nog weer eens naar t monu ment gegaan. (Ingez. door Perpetuum Mobile). Versfes. Weggekropen in een hoekje Stopte Hein een gouwenaar En hij rookte en hij smookte Als een man van tachtig jaar. Maar het duurde geen kwartiertje Of Hein werd zoo wit. als krijt Kon niet staan meer op zijn beentjes Och, wat had ons ventje 'n spijt. Moeder bracht hem gauw naar bed toe Ze was vrees'!ijk ongerust Wat scheelt I-Iein toen, dat hij bleek ziet En geheel geen eten iust? Dokter kwam en voelde 't polsje Schudde 't hoofd en sprak tot Moe Hier hebt U een klein receptje Stopt hem nu maar warmpjes toe. Heintje kreeg een bitter drankje Was den and'ren dag weer klaar Maar hij kwam voor 't eerst niet weder Aan zijn Vader's gouwenaar. Mop en Spits. Mop: „Spits, zonder gekheid, ik moet je wat vragen Waar licb je het lekkere kluifje ge dragen Ik zal er op passen, als jij het mc zegt. Toe suikerzoetspitsjc, waar heb je 't gelegd?" Spits. „Waar mijn kluifje is, dat kan jou schelen, Want als je het wist, zou je hot zeker gaan stelen. Al trek je ook nog zoo n onnoozel gezicht, Ik ken je van ouds en vertrouw jc niet licht. Vriend Mop ging zoeken in allo hoeken. Totdat hij het vond, onder 't hooi in de stal. Ha! dacht hij, kijk kijk, daar heb ik het al. En toen hij er mee in een hoek was ge kropen Om lekkor te smullen, kwam Spits tocge- loopen. En gaf hem een duchtige knauw in den kop. .„Dat heb jc verdiend voor je stelen, vriend Mop." Tante Rick. Nieuwe Raadsel*. I. Mijn eerste is een maand. Mijn tweede is heel scherp. Mijn geheel is een bloem. (Ingez. door Henk Sch.) KrufsraadseL X - X X X XXXXXXXXX X X k X X Eerste rij is een der eerste 5 lettors van het alphabet. Tweede rij zit in een vrucht. Derde rij is een plaats in N.-Holland. Vierde rij is een vogelnaam. Vijfde rij is het gevraagde woord, voor Amersfoorters bekend. Zesde rij is een meisjesnaam. Zevende rij doen ondeugende kinderen. Achtste rij wordt door iedere huismoeder gebmikt. Negende rij is een medeklinker, die in het gevraagde woord voorkomt. (Ingez. door Muisje). III. Mijn geheel bestaat uit zeventien let ters en komt in de krant voor. Een 1, 3, H is waar men iets indoet. Een 13, 12, 3, L 10 is een zoetwatervisch. 5, 6, 7, 8, 0 ziet men in veel provincies van ons land. In een 9. 16, 17, M leggen vogels hun eieren. 2 en 11 en 15 komen alle drie in het woord „Ruilhandelhockjc" voor. (Ingez. door J. H. KI.) Oplossing van vorige keer. I. Parkiet, lijster, merci. II. Donderdag rnet dc woorden D, pop, aunie, aandeel, gepraat, adder, aal en g. III. Avondrood brengt water in de sloot met de woorden: olie, are, noot. boon, vat, winter, Dinsdag, r. r. Niemand heeft do raadsels heclemaal goed opgelost, in raadsel twee hadden som mige voor hetgeen geld waard is: diadeem cn anderen weer iets anchrs. maar het aan deel" had niemand Ik heb nu geloot onder degenen, die er het dichtste bij waren. En zoo kreeg Nel Pierik de eerste prijs het bock en Lucie v. B. de tweede. De oplossing van het extraraadsel is Tan te Riek met de woorden: kat, ree en Tine. ITet boek, dat hiervoor door Koekoek uitge loofd werd, won Spinnetje. Komen jullie drieën Maandag even de prijzen halen? Wiskundige vraagstukken Ingez. door Span rups. I. Span rups wandelde op Paaschmaan- -dag met zijn broertje Kniptor in het veld. Aan een touw van vier meter zagen zij een ezel staan. Op een afstand van vijf meter lag oen hoop hooi. Kan een dei* medewerkers van deze ru briek den ezel raad geven, hoe hij bij zijn eten kan komen? Spoedig antwoord wordt verzocht, daar Grauwtje anders vorhongen. II. Het declen van een erfenis. Een vader had drie zcons cn liet- bij over lijden zeventien parapluies na met de bepa ling, dat de oudste zoon de helft, de tweede een derde en dc derde een negende gedeelte van deze regenschermen zou krijgen. Is er onder de medelezers ook iemand, die aanleg heeft voor notaris? I*aat hem dan de vol gende week deze boedelscheiding eens uit voeren. CORRESPONDENTIE. Frits K. Heb je zoo je best gedaan? Je was toch in allo geval nog vroeg genoeg, er waren nu toch niet veel brieven cn daarom kon ik het wel Woensdag pos in orde ma ken. J o Z. Ik hoorde, dat jullie met je drieën, het hoek kwamen halen. Je hebt nu in de vacantia zeker wel veel gelezen, 't Was toch een jongensboek, heb je wel gezien? Ja, er is veel geld waard, ik had het maar v.at dui delijker moeten opgeven, er is nu geeneen, die het gevonden heeft. Ben je veel Uit ge weest? Vertel er eens van. Appelbol. Wil je je raadsel nog ic4s veranderen? Ik vind de negende en dc tiende rij niet goed. Het woord is niet „geluidmaar „ge lui". 01 zal ik het eens probeeren? 't Is an ders een mooi groot kruis. Spinnetje. Jij boft toch maar, ik kan hot zelf niet, maar je zult er wel pleizicr van hebben, denk ik. Je hebt cr zeker zoo sterk aan gedacht, dat het nu ook gebeurd is. Lucie. Nu volgende keer weer eens wat schrijven, hoor! Wou jé logeetje niet schrijven, ze wou ze ker niet aan zoo'n vreemden Oom. Ik hen erg verlangend al je verhalen te hooren, je zult wel vaak uit geweest zijn. Ben je niet nieuwsgierig naar de prijs, 't Is een mooi ding, om op brieven te leggen of iets In vast te klemmen, dat mag ik wel verklappen. Veel pleizicr er mee. Perzik. Jullie hebt het zeker samen ge maakt? 't Was precies ljctzelfdc. Ik begrijp het niet, maar ik denk, dat ik jc toch ge schreven heb, maar dat ik te veel voor do ruimte'had ingestuurd. Er ontbraken ook en kele moppen aan liet Moppenhookje, die ik toch zeker weet, gezonden tc hebben. Er was anders veel te lezen met de Paaschdagcn, hè? Heb jc dat logeetje van Lucie ook ont moet, zeker wel samen gespeeld? Zondag dacht ik, dat wc dc lente zouden krijgen, ik heb toen al zonder overjas en hoed geloopcn, maar Maandag was de winterjas weer noo- dig. Ik vind het zoo leuk, als ik cen9 langs Lucie's huis kom en ik zie daar een troep meisjes in de straat, dan denk ik altijd, die daar is die, en daar heb je haar cn zoo donk ik ook altijd jou te zien. Misschien heb ik het wel heel mis. Arnold v. D. Ilad je een mooi opstel ge maakt? Ik hoorde, dat er veel prijzen waren, dit is in alle geval mooi, dat ben ik wel. Als je het klad nog hebt. moet je het toch eens sturen, ik zou het graag eens willen lezen. Heb je pleizier gehad op je reis, mooie stad, hè? Ik kom er vaak en ken er zoo goed den weg. Jan R. Ik had de postzegel* vergeten, maar toen je er geweest was, heb ik er ook gauw opgezocht. Ik had niet veel dubbelen meer. Kon je er nog van gebruiken. Je raadsel twee moet jc eens vergelijken met de „Vraag stukken." Ik had liet ook niet zoo gauw ge vonden. Miekc cn J o. Wat leuk van jullie. Har telijk bedankt, hoot! 1 Was voor mij een be kend plekje, 't Was zoo'n echt zomersche dag, hè? Misschien maken jullie wel eens een opstel, dan houd ik me aanbevolen. Flora C. Dus dat was het, waarom ik niéts meer hoorde. Ben je nu weer beter? Wat jamntor van je vacantia. Je komt er laat mee, de meeste neefjes en nichtjes hebben het al eerder gehad. Doffer. Gelukkig, dat je ingezonden hebt want dc redacteur heeft ine zelfs in den steek gelaten, 't Is prettig werk, zulke dui gen te probeeren, vind je niet? Ben je veel wezen wandelen in de vacant ie, jc woont immers buiten? Duifje, 't Was hec! mooi en de anderen zullen wel niet jaloers zijn, omdat er en kele schreven, dat jij het juist zoo heel goed kon gebruiken. Je krijgt haar toch niet tc zien, ik ken haar zelf niet eens, grappig, hè? Z w a r t k o p. I)at is een gelukwensch waard, ie ouders waren zeker wel tevreden. Nu moet je zorgen, dat het zco blijft. Houd je zoo van Aardrijkskunde cn Nederlandse!), dat je daar tie mooiste cijfers voor hebt? Ik was hier niet met de Paaschdagcn, maar ik heb Zondag toch ook heel veel drukte ge zien, 't was direct al weer zoo'n stofboel op den weg. Zijn de vruehtboomen al zoo ver? Ik moet noodig eens gaan kijken. Jan R. Was het mooi? Je hebt het zeker Dinsdag gehaald? Wat een geluk met dat poesje. Misschien zet ik het nog wel eens in de krant. Meestal blijven ze voor goed weg, als ze eenmaal verdwenen zijn. Driehoek. V. at een mooi vloeipapier!je lag er in den brief. Jfc' schrok zeker, toen ie zoo hard wakker gemaakt Werd. Zag je dien haas nog? .te hebt goed van de Paaschdagcn geprofiteerd, merk ik. Er is hier ook zoo veel moois tc genieion om Amersfoort. Muisje. Je hebt er geen oplossingen hij gezét; ik heb het nu maar zoo ingestuurd, dus de verantwoordelijkheid is voor jou, als er fouten in zijn, zal ik jou alle klachten sturen. Jc was zeker wat te. groot voor de klompje;, rnaar ze zijn ook voor de pronk Ik benijd je om jc vacantic. Jc zult je op 't laatst wel gaan vervelen, 't is haast te lang. Duifje v/as erg blij. merkte ik wel. Tante P.ick is niaar goed op haar geweest. Leuk, dal. jij nu ook juist wat gewonnen hebt. J. H. KI. Ben je niet, tevreden, dat het al zoo gauw geplaatst is? Spanrups. Ik heb er maar een nieuwe rubriek van gemaakl. t zijn aardige dingen. Is Driehoek een vnnd van jc? Ik heb z'n naam er maar uitgelaten. Ik zal de andere naam onder liet raadsel zetten. Wel bedankt voor je medewerking, je bent een heelc steun. Poesje. Ik ral prolv eren of dit antwoord er nog in kan, maar de copy is al weg. Ben je nu weer heclemaal beter, kom je dan eens orn dc plaatjes? Ik vind je idee heel goed, begin jij cr dan mee, ik kan ze moeilijk zelf verzinnen. Dus dat wwloopcildc varkentje i3 het laatste, ik zal het goed bewaren. K e rs j e. Zeker zoo druk met het logeetje gehad, dat jc te laat met je brief kwam. Maar leuk, dat je nog even wat liet hooren. Dat is een heel aardig boek, maar daar ben jc, gelool ik, nog wat If klein voor. Er is andi-rs heel wat in tc lezen, hè? Ik zal eens zien of dc beschrijving van de fietstocht ge schikt is, dat was ook een tocht met hin dernissen. Nichtje. Heb jc je geamuzeerd. t Is wel heel wat anders, als zoo'n groote stad, rnaar jullie mist daar altijd buiten, jo moet zoo ver gaan. voor je goed cn wel buiten de stad bent. Of jij niet, hè? Zit jc wél eens in de kraaienkriip? Zc vliegr er over, ie moet al tijd zoeken naai jc dubbeltje, maar 't is erg gemakkelijk anders. Zoo heb je er door Kers je opeens een nieuwe Oom bij gekregen, ik ben benieuwd, of ik later nog eens iets van je hoor. Proeren en Kunstjes. I. Van een briefkaart knip je. een cirkel Nu begin je een spiraal te knippen zoodat jo aan den kant begint en in het midden cin- digd. Je steekt nu oen siopnaald in een kurk. Nu zet je het midden van de spiraal op de breinaald, de kurk zet je vervolgens op dc warme kachel en dc spiraal zal gaan draaien II. Van heel dun papier plak je een ko ker. en daar plak je een deksel aan vast ook van dun papier. Nu hang jc dit aan een draad over een warme kachel of spiritus vlam. Dc cylinder zal dan op en neer dan sen. Dat komt, omdat de lucht in de cylinder warm wordt waardoor deze stijgt. Als de cy linder echter een eindje van dc kachel af is daalt ze weer, omdat de lucht dan afkoelt Zoo gaat ze geregeld op en neer. (Ingez. door Doffer.) Met ons allen in een sloot. (V r v o 1 ff.) Maar onwillekeurig moest ik telkens cn telkens weer denken non den armen zwer veling, die in de diepe duisternis zoo jam merlijk om het leven gekomen was. Met een huivering stelde ik mij voor, hoe hij in hot brecdc water met den dood geworsteld had, hoe hij in zijn doodsangst kreet op kreet had geslaakt, zonder gehoord tc worden, ómdat het geluid van zijn stem in don storm ver loren ging, hoo hij links cn rechts om zich lieen had gegrepen om een steunpunt te vinden, dat hem redden kon. Tevergeefs, hij was weggezonken in de diepte. En nu lag hij daar, uitgestrekt op dc zwarte haar, waarop reeds zoo menige doodo grafwaarts was gedragen. Maar dan werd de overlede ne gevolgd door bloed verwanten en vrien den, die hem weenend heenbrachten naar den doodenakker, denkende met weemoed en liefde aan den gestorvene. En deze on gelukkige lag daar gansch alleen cn verla ten, terwijl vriend noch maag zijn lijkbaar naderde cn niemand hem zou vergezellen, als hij naar zijn laatste rustplaats werd go- bracht „Doms, jij let vanmorgen al heel slecht op. Jc moet om twaalf uur maar een uurtje nablijven!" klonk het mij eindelijk toe uit den mond van den meester, die het niet van mij gewoon was, dat ik slecht oplette. „Ik geloof, dat jij den storm in het hoofd hebt." Deze woorden deden rnij natuurlijk uit mijn gepeins opschrikken, en ik deod alle moeite oni mijn gedachten' hij den meester te bepalen, nianr dat lukto mij niet. Telkens dwaalden zij weer af naar den eenzamen dooden man op dc baar, in het stille huisje op 't kerkhof. De meester zei me, toen hij me een half uur na schooltijd ontsloeg, dat hij mc nog nooit zoo onoplettend had gezien als dien morgen. En do bravo man had groot gelijk. Dien ganschen dag verliet mij de gedachte aan dien armen drenkeling geen oogenblik, cn 's middags luid liet alweer weinig ge scheeld, of ik had opnieuw school moeten blijven. Zoodra het middagmaal (wij aten in dien tijd altoos om vier uur) genuttigd was, begaven Bram cn ik ons naar buiten, om nog een poosje met de andere jongens te spelen. Wij liepen regelrecht naar het marktplein, overtuigd als wij waren, dat zo daar wel te vinden zouden zijn. Daar speel den we altijd, als wij vrijaf hadden. Wij troffen er dan ook een tiental makkers aan, dio zich vermaakten met haasjc-over te doen over de markt palen. Al spoedig schaarden wij ons in (1c rij en volgden hun voorbeeld, maar toch dacht ik voortdurend aan den dooden man. Dc dagen waren maar kort, cn 't werd al speodig schemerig, 't Was koud weer, maar wij hadden daar geen hinder van, want we werden wel warm van 't springen. Eindelijk begon de duisternis te vallen cn werd 't voor Bram en mij al bijna tijd om naar huis te gaan "Want als het licht opgestoken werd, vnoesten wc binnen zijn; dat was een vaste wet „Zeg, jongens," zei ik opeens, „zou dio doode man nog in het haarbuisje liggen?" „O ju, ongetwijfeld," zei Willem Zandberg. „Hij wordt over een paar dagen pas begra ven, want eerst moet dc burgemeester nog een oproeping doen in de couranten, om zoo mogelijk zijn familie op tc sporen. Geen méttsch van 't dorp kent hem." „En de kist is ook nog niet klaar," zei Karei lieg. „Willen we eens naar hem gaan kijken?" Stelde ik voor. „Of zou de clcur op slot, zit ten?" „Dat zou ik niet donken," zei Willem grap pig. „Geen mehsch zal hem stelen." „Wou jij naar het kerkhof?" vroeg Tan Bakel huiverend, ,,'t Wordt al donker..." „Ben jij bang?" vroeg Karei, dio nogal durf had. „Jdu huflertjo! Een doodc man doet geen kwaad." „Ja, dal weet ik wel, maar zie jc, op 't kerkhof, cn dan in 't donker, terwijl jo weet, dat daar een du de man ligt... Brrr, 'k vind het ver van oen pretje!" „Nu, ik vind het er ook niet pluis," zei Brarn, half in scherts, half in ernst, en ik zag duidelijk aan hem, dat hij ook wel een beetje huiverig was oip er heen tc gaan. Maar ICarcl Heg lachte zoo smakelijk om zijn vrees, en stak er zoo danig den gek mede, dat niemand eindelijk meer durfde er- kennen in den grond van zijn hart toch eigenlijk wol wat hang te zijn, en zoo togen we dan eindelijk op weg. Korst met groote schreden. Karei voorop, maar toch hadden we van hot oogenblik af, dat liet besluit om te gaan kijken gevallen was, allen een eigen aardig gevoel in ons. dat ons belette om b.v. met een heldere stern te spreken. Onze stem men kregen ^ogenblikkelijk iets gedempts, en wc liepen dicht bij elkander, zoodat we bijna een klomp jóngens vormden, 't Was, of we steun bij eikander zochten. Karei stapte heldhaftig voorop, maar toen wij het kerk hof naderden, scheen hij wel wat langzamer te gaan loopon. Hij sloot zich althans dichter bij den tros aan. Ik voelde zijn lichaam zelfs tegen liet mijne aandrukken. Wij vertraag den onze schreden onwillekeurig ook, en Jan Bakel zei gedempt en een beetje hcesch: „"Wat loop jij langzaam, Karei. Schiet toch wat op." Maar Karei scheen hem niet te hooren. Eindelijk hadden wij de kerk bereikt en naderden het kerkhof, 't Was nu al geheel donker geworden, en ik bedacht met ecnigen schrik, dat het voor Bram cn rnij eigenlijk meer dan tijd was om naar huis tc gaan. Maar mijn nieuwsgierigheid naar den doo den vreemdeling dreef rnij tegen wil en dank voort. Ik voelde, dat ik zenuwachtig werd. Mijn hart bonsde onstuimig in mijn borst, en t was, of ik een brok in mijn keel had. Telkens moest ik slikken. De jongens zeiden bijna niets meer, en als zii iets spraken, geschiedde het fluisterend. Het kerkhof was een groot, vierkant stuk grond, met in het midden een vijver, cn lioog opgaand hout, met kreupelhout er tusschen, omringde het. Daar omheen be vond zich een zeer breede sloot. F.en dam gaf toegang tot het kerkhof, maar deze was afgesloten door een groot ijzeren hek. Achter dat hek lag een mooie laan, en naast die laan stond het haarbuisje, ccn wit gepleis terd gebouwtje. Wij hadden het hek thans bereikt en ble ven or voor stilstaan. Wij spraken geen woord cn ik geloof, dat wo 't liefst maar te ruggekeerd zoudon zijn. Maar we schaamden ons, om dat voor elkander tc bekennen. Bo vendien liet mijn nieuwsgierigheid mij niet met rust. Zwijgend stonden wij voor het hek. Wij koken het groote, grijnzonde doodshoofd, rustend op dc heide dijheenen, die er kruiso- lings onder waren aangebracht, mot geheim zinnige vrees aan, en schonen geon van allen to durvon. ,,'t Hek zal wel op slot zitten," fluisterdo Karei Heg, die nu even bang was als wij „Natuurlijk," fluisterde ik zacht torug, „dat is hot immers altijd." Wij wisten, dat do doodgraver den sleutel had, maar wij hadden hem niet noodig om op het kerkhof tc komen. Dc ondervinding had ons geleerd, dat, met groote omzichtig heid, om het hek heen geklauterd kon wor den. Dat was wel ccn beetje gevaarlijk, want do versieringen van het ijzeren hek staken aan weerskanten ver over den dam heen, zoodat ieder, dio zich niet goed vast hield, zonder pardon in do diepe sloot terecht kwam. Bovendien waren er lange, scherpe punten op aangebracht, om den jongens het omklimmen te beletten. Wie liet toch waag de, had veel kans zijn broek te scheuren. Maar bij daglicht hadden wij het reeds dik wijls gedaan, om op het kerkhof te wande len en de stcencn en kransen te bekijken. Nu echter scheen niemand van ons de eer ste te willen zijn, vooral niet, toen er een krassend geluid uit dc richting van het baar- huisjo tot ons doordrong. IIu, wij schrikten er allen van, en Jan Kater, con van do hang sten, maakte een gebaar, of hij op de vlucht wilde slaan. Maar ik herkende hot geluid terstond, cn fluisterde om dc andoren ge rust to stellen, ,,'t Zijn uilen." 'k Hoorde meer dan één zucht van verlich ting. „Kom, willen wij nu gaan?" vroeg ik zacht, want het werd veel to laat voor Bram en mij. „Ja, goed, zoi Karei Heg, min of meer aarzelend. „Ga jij maar vooruit." „Neen, jij eerst," stelde ik voor. Maar daar scheen Karei geen lust in to hebben, en do anderen toonden ook geen bereidwil ligheid. Ik begreep dus, dat ik hot voorbeeld zou moeten geven, en greep de stijlen van het hek. „Maar jelui moet dadelijk volgen." fluis terde ik. „Zeg, laten we tcrugkecron," zei Willem Zandberg mot cenige boving in zijn stom. ,,'k Vind het hier allesbehalve gezellig." Ik gaf ecliter aan zijn wensch geen ge hoor. Den dooden man móést en zou ik nu eenmaal zien, 't ging hoe het ging. Voorzich tig en zonder ongelukken klom ik ora het hek heen. 't Kostte mij wel oenigc moeite de lange, scherpe punten te ontwijken, maar 't gelukte mij toch. 'k Bleef vlak bij het hek staan. (Wordt vervolgd.; Ons Moppenhookje. Verstrooid. Een professor neenit plaats in Co.. v/inkel en zegt: „Het tocht hier; als je er niets tegen hebt, zal ilc mijn hoed maar ophouden* terwijl jc mijn haar knipt." (Ingez. door Generaal Tompoes.» Drie uur 's nacht». Student (die den heer des huiz06 uit zijn bed heeft gebeld): „Mijnheer, denkt u er om, uw raam staat open." Dc mijnheer: „Waar, zegt u?" Student: „Wel meneer, dat raam, waar u uithangt." (Ingez. door Nikkertje.) Verstrooid. Een prof. zat to studeeren over een komeet, hij berekende, hoe laat die zichtbaar zou zgn. Daar kwam het dienstmeisje binnen en vroeg: wanneer ze het eten kon opdienen. Het antwoord luidde: „Den 12den Januari, 's avonds 9 uur 2% seconde". (Ingez. door Zus Cl.) Getroefd. „Foei, Jantje, hoe durf jc op school komen met zulke vuile handen? Wat zou je wel zeggen, als ik met zulke vieze handen kwam?" „Ik zou niets zeggen, juffrouw, daar hen ik tc beleefd voor." (Ingez. door Nikkertje.) Jan, kan je voor dc juffrouw een paar schoe nen maken? Jawel, juffrouw, als ze maar op dc leest willen raken. Van voren spits, van achteren smal Jawel, juffrouw, jawel, ik zal Maar niet met wijde hekken, Dan zou ik met de juffrouw gekken! Wanneer kan de juffrouw zc komen halen Als ze maar geld heeft, om te betalen. Maar de juffrouw heeft nog geen geld ont vangen Dan moeten ze zoo lang in den winkel blijven hangen. Dag, Jan van Loencnt Dag, juffrouw zonder schoenen! Dag, baas Groeneveld! Dag, juffrouw zonder geld. (Ingez. door Driehoek.) „Wat een harde wereld", zei een luchtrei ziger, die uit zijn schuitje viel en op een hoop steenen terecht kwam. (Ingez. door Generaal Tompoes.) Louis Bouwmeester kwam eens in eon hotel. I-Iij ging aan een tafeltje zitten en tik te om don kcllnei*. Toen (le kcllncr kwam, zei Louis: „Breng me, wat ik zelf ben." De kei In er kwam terug met kwast. Dut was Louis Bouwmeester een kwast. Een student, die daar dichtbij zat. vond dat erg aardig en wou dit ook eens doen. Hij tikte tegen zijn glaasje en dc kcllner kwam weer. De student zei: „Breng mij ook, wat ik zelf ben." Toen bracht dc kcllner een boere- j on gen. (Ingez. door Kersje.) Royaal. Gast: Kcllner, ik heb een dubbeltje verlo ren. Als je hot terugvindt, moet ik het terug hebben, maar als je 't niet terugvindt, mag je het houden. (Ingez. door Poesje.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1924 | | pagina 11