KINDERRUBRIEK
De rubriek van Oom Karei.
Ik kan merken, dat wc de Paaschvaeantie
It ebb en, want er zijn heel wat minder bric-
gekomen. Maar dat begrijp ik best, want
jullie hebt nu zooveel af te wandelen en te
fietsen, dat je 's avonds natuurlijk tc moe
bent, om nog een brief te schrijven en de
raadsels op te lossen.
En nu zie je meteen, hoe besmettelijk het
is, want ik voel me ook nog zoo in de Paasch
stemming, dat ik het deze weck ook nog
eens kalmpjes aan doe en maar een paar
woordjes aan jullie schrijf.
Zondag en Maandag heb ik ook zoo ge
fietst, dat ik het nu nog in mijn beonen voel,
maar 't is altijd heerlijk zulke dagon er eens
echt uit tc zijn.
Ik ben benieuwd, nog veel verhalen van
jullie te krijgen.
Deze keer is er voor de ouderen weer iets
nieuws bij, het zijn „Vraagstukken". Stuurt
mij maar de oplossing in. 't Is eenvoudiger,
dan hot wel lijkt op het eerste gezicht. Wat
is er in de Kinderrubriek veel tc doen, hè?
Maar dat moet ook.
Ik heb nu nog een verhaal over „Sleeën",
we zitten al wel in de lente, maar jullie zult
het toch nog wel leuk vinden eens terug te
denken aan je sleetochten van van den win
ter.
Sleeën.
Het had al een paar dagen gesneeuwd en
toen 's Zaterdags do sneeuw nog steeds goed
dik lag, gaf m'n vader mij in een goede bui
een fijne, nieuwe bobslee. Maar ik kon niks
van sleeën en dus sprak ik af met een vriend,
's middags tc gaan sleecn op 't hoogje.
vs Middags om 2 uur was ik present. Er wa
ren al heel wat jongens aan den gang. Ik
zou 't ook eens probeeren. Ik ging op de slee
zitten liggon leek me nog te gewaagd
cn liet me naar hencdcn glijden. Maar toen
ik halverwege kwam, ging de slee rechts af1
en ik rolde naar beneden en zat met m'n
sloe in 't prikkeldraad. Ik trok 'm weer naar
boven en daar ging hij weer; nu kwam ik
wel verder, maar kwam in de heg aan den
kant terecht en de slee ging alleen naar be
neden. Dat leek dus wol niks. Ik meende, dat
het kwam, doordat de slee nog niet ingere
den was cn do ijzers dus nog niet glad wa
ren. maar toen een andere jongen ook eens
zou probeeren, ging het goed en kwam hij
prachtig beneden en dus kon 't daar niet
aan liggen. Telkens zat ik nu eens in den
eene, dan weer in den anderen kant, zoodat,
toen ik 's avonds naar huis ging, m'n knieën
aardig kapot waren. Ik had afgesproken, dat
wc de volgende morgen om negen uur naar
't monument zouden gaan. Den volgenden
morgen precies negen uur haalde ik eerst
een van m'n vrienden af en teen gingen we
samen naar de andere. Die woont in de
Wejjersstraat en, omdat hij, toen we belden,
niet kwam, maar we hem wel hoorden flui
ten cn zagen, dat hij pas uit zijn bed kwam
gingen wc daarom eerst nog maar een tijdje
m 't plantsoen. Na een half uur verscheen
eindelijk no. 3 en nu konden we naar 't mo
nument gaan.
Toen we daar aan kwamen, vond ik 't toch
wel erg hoog, om daar maar zoo ineens af
te gaan cn daarom liep ik eerst 't rijtje jon
gens eens langs, die daar stonden te kijken
en vroeg hun, of ze goed sturen konden,
rnaar, omdat niemand zich aanbood, besloot
ik eindelijk, het rnaar eens zittend te pro
beeren. Ik gaf me een klein afzetje en vloog
met een vaart dc boschjes in.
Ik stapte vrij gehavend, weer naar boven,
waar ik gelukkig iemand vond, die wel eens
met me mee wou. Onderüissclien was er een
stelletje jongens met drie sleeën aangeko
men en, omdat er nog een op kon, mocht ik
mee. We gingen heel best, cn ik vond liet
dan ook veel fijner op iemand anders slee
mee tc gaan goed, dan zelf iedere keer aan
den kant to liggen. Maar ik vond toch, dat
ik het zelf ook moest loeren en stond daarom
m'n plaats aan een ander af en zocht m'n
eigen slee Weer op. Nu probeerde ik het lig
gend. 't Ging goed, ninnr 't ging zoo ontzet
tend langzaam, dal ik, toen ik beneden
kwam, he'elemaal stil stond.
Om half één ging ik naar huis. Ze vroe
gen natuurlijk, hoe of ik gesleed had en hoe
of de slee ging.
Nou, ik had fijn gesleed cn dc slee (dat
had de jongen, die 'm geprobeerd had, zelf
gezegd) ging prachtig.
Maar jk ben toch maar weer s middags
op 't hoogje gegaan en toen ik 't tiaar goed
kon ben ik nog weer eens naar t monu
ment gegaan.
(Ingez. door Perpetuum Mobile).
Versfes.
Weggekropen in een hoekje
Stopte Hein een gouwenaar
En hij rookte en hij smookte
Als een man van tachtig jaar.
Maar het duurde geen kwartiertje
Of Hein werd zoo wit. als krijt
Kon niet staan meer op zijn beentjes
Och, wat had ons ventje 'n spijt.
Moeder bracht hem gauw naar bed toe
Ze was vrees'!ijk ongerust
Wat scheelt I-Iein toen, dat hij bleek ziet
En geheel geen eten iust?
Dokter kwam en voelde 't polsje
Schudde 't hoofd en sprak tot Moe
Hier hebt U een klein receptje
Stopt hem nu maar warmpjes toe.
Heintje kreeg een bitter drankje
Was den and'ren dag weer klaar
Maar hij kwam voor 't eerst niet weder
Aan zijn Vader's gouwenaar.
Mop en Spits.
Mop: „Spits, zonder gekheid, ik moet je
wat vragen
Waar licb je het lekkere kluifje ge
dragen
Ik zal er op passen, als jij het mc
zegt.
Toe suikerzoetspitsjc, waar heb je
't gelegd?"
Spits. „Waar mijn kluifje is, dat kan jou
schelen,
Want als je het wist, zou je hot zeker
gaan stelen.
Al trek je ook nog zoo n onnoozel
gezicht,
Ik ken je van ouds en vertrouw jc
niet licht.
Vriend Mop ging zoeken in allo hoeken.
Totdat hij het vond, onder 't hooi in de stal.
Ha! dacht hij, kijk kijk, daar heb ik het al.
En toen hij er mee in een hoek was ge
kropen
Om lekkor te smullen, kwam Spits tocge-
loopen.
En gaf hem een duchtige knauw in den kop.
.„Dat heb jc verdiend voor je stelen, vriend
Mop."
Tante Rick.
Nieuwe Raadsel*.
I. Mijn eerste is een maand.
Mijn tweede is heel scherp.
Mijn geheel is een bloem.
(Ingez. door Henk Sch.)
KrufsraadseL
X
- X
X
X
XXXXXXXXX
X
X
k X
X
Eerste rij is een der eerste 5 lettors van
het alphabet.
Tweede rij zit in een vrucht.
Derde rij is een plaats in N.-Holland.
Vierde rij is een vogelnaam.
Vijfde rij is het gevraagde woord, voor
Amersfoorters bekend.
Zesde rij is een meisjesnaam.
Zevende rij doen ondeugende kinderen.
Achtste rij wordt door iedere huismoeder
gebmikt.
Negende rij is een medeklinker, die in het
gevraagde woord voorkomt.
(Ingez. door Muisje).
III. Mijn geheel bestaat uit zeventien let
ters en komt in de krant voor.
Een 1, 3, H is waar men iets indoet.
Een 13, 12, 3, L 10 is een zoetwatervisch.
5, 6, 7, 8, 0 ziet men in veel provincies van
ons land.
In een 9. 16, 17, M leggen vogels hun
eieren.
2 en 11 en 15 komen alle drie in het woord
„Ruilhandelhockjc" voor.
(Ingez. door J. H. KI.)
Oplossing van vorige keer.
I. Parkiet, lijster, merci.
II. Donderdag rnet dc woorden D, pop,
aunie, aandeel, gepraat, adder, aal en g.
III. Avondrood brengt water in de sloot
met de woorden: olie, are, noot. boon, vat,
winter, Dinsdag, r. r.
Niemand heeft do raadsels heclemaal
goed opgelost, in raadsel twee hadden som
mige voor hetgeen geld waard is: diadeem cn
anderen weer iets anchrs. maar het aan
deel" had niemand
Ik heb nu geloot onder degenen, die er
het dichtste bij waren. En zoo kreeg Nel
Pierik de eerste prijs het bock en Lucie v.
B. de tweede.
De oplossing van het extraraadsel is Tan
te Riek met de woorden: kat, ree en Tine.
ITet boek, dat hiervoor door Koekoek uitge
loofd werd, won Spinnetje.
Komen jullie drieën Maandag even de
prijzen halen?
Wiskundige vraagstukken
Ingez. door Span rups.
I. Span rups wandelde op Paaschmaan-
-dag met zijn broertje Kniptor in het veld.
Aan een touw van vier meter zagen zij een
ezel staan.
Op een afstand van vijf meter lag oen hoop
hooi.
Kan een dei* medewerkers van deze ru
briek den ezel raad geven, hoe hij bij zijn
eten kan komen?
Spoedig antwoord wordt verzocht, daar
Grauwtje anders vorhongen.
II. Het declen van een erfenis.
Een vader had drie zcons cn liet- bij over
lijden zeventien parapluies na met de bepa
ling, dat de oudste zoon de helft, de tweede
een derde en dc derde een negende gedeelte
van deze regenschermen zou krijgen. Is er
onder de medelezers ook iemand, die aanleg
heeft voor notaris? I*aat hem dan de vol
gende week deze boedelscheiding eens uit
voeren.
CORRESPONDENTIE.
Frits K. Heb je zoo je best gedaan? Je
was toch in allo geval nog vroeg genoeg, er
waren nu toch niet veel brieven cn daarom
kon ik het wel Woensdag pos in orde ma
ken.
J o Z. Ik hoorde, dat jullie met je drieën,
het hoek kwamen halen. Je hebt nu in de
vacantia zeker wel veel gelezen, 't Was toch
een jongensboek, heb je wel gezien? Ja, er is
veel geld waard, ik had het maar v.at dui
delijker moeten opgeven, er is nu geeneen,
die het gevonden heeft. Ben je veel Uit ge
weest? Vertel er eens van.
Appelbol. Wil je je raadsel nog ic4s
veranderen?
Ik vind de negende en dc tiende rij niet
goed. Het woord is niet „geluidmaar „ge
lui". 01 zal ik het eens probeeren? 't Is an
ders een mooi groot kruis.
Spinnetje. Jij boft toch maar, ik kan
hot zelf niet, maar je zult er wel pleizicr van
hebben, denk ik.
Je hebt cr zeker zoo sterk aan gedacht,
dat het nu ook gebeurd is.
Lucie. Nu volgende keer weer eens wat
schrijven, hoor!
Wou jé logeetje niet schrijven, ze wou ze
ker niet aan zoo'n vreemden Oom. Ik hen
erg verlangend al je verhalen te hooren, je
zult wel vaak uit geweest zijn. Ben je niet
nieuwsgierig naar de prijs, 't Is een mooi
ding, om op brieven te leggen of iets In vast
te klemmen, dat mag ik wel verklappen.
Veel pleizicr er mee.
Perzik. Jullie hebt het zeker samen ge
maakt? 't Was precies ljctzelfdc. Ik begrijp
het niet, maar ik denk, dat ik jc toch ge
schreven heb, maar dat ik te veel voor do
ruimte'had ingestuurd. Er ontbraken ook en
kele moppen aan liet Moppenhookje, die ik
toch zeker weet, gezonden tc hebben. Er was
anders veel te lezen met de Paaschdagcn,
hè? Heb jc dat logeetje van Lucie ook ont
moet, zeker wel samen gespeeld? Zondag
dacht ik, dat wc dc lente zouden krijgen, ik
heb toen al zonder overjas en hoed geloopcn,
maar Maandag was de winterjas weer noo-
dig. Ik vind het zoo leuk, als ik cen9 langs
Lucie's huis kom en ik zie daar een troep
meisjes in de straat, dan denk ik altijd, die
daar is die, en daar heb je haar cn zoo donk
ik ook altijd jou te zien. Misschien heb ik
het wel heel mis.
Arnold v. D. Ilad je een mooi opstel ge
maakt? Ik hoorde, dat er veel prijzen waren,
dit is in alle geval mooi, dat ben ik wel. Als
je het klad nog hebt. moet je het toch eens
sturen, ik zou het graag eens willen lezen.
Heb je pleizier gehad op je reis, mooie stad,
hè? Ik kom er vaak en ken er zoo goed den
weg.
Jan R. Ik had de postzegel* vergeten, maar
toen je er geweest was, heb ik er ook gauw
opgezocht. Ik had niet veel dubbelen meer.
Kon je er nog van gebruiken. Je raadsel twee
moet jc eens vergelijken met de „Vraag
stukken." Ik had liet ook niet zoo gauw ge
vonden.
Miekc cn J o. Wat leuk van jullie. Har
telijk bedankt, hoot! 1 Was voor mij een be
kend plekje, 't Was zoo'n echt zomersche
dag, hè? Misschien maken jullie wel eens
een opstel, dan houd ik me aanbevolen.
Flora C. Dus dat was het, waarom ik
niéts meer hoorde. Ben je nu weer beter?
Wat jamntor van je vacantia.
Je komt er laat mee, de meeste neefjes en
nichtjes hebben het al eerder gehad.
Doffer. Gelukkig, dat je ingezonden hebt
want dc redacteur heeft ine zelfs in den
steek gelaten, 't Is prettig werk, zulke dui
gen te probeeren, vind je niet? Ben je veel
wezen wandelen in de vacant ie, jc woont
immers buiten?
Duifje, 't Was hec! mooi en de anderen
zullen wel niet jaloers zijn, omdat er en
kele schreven, dat jij het juist zoo heel goed
kon gebruiken. Je krijgt haar toch niet tc
zien, ik ken haar zelf niet eens, grappig, hè?
Z w a r t k o p. I)at is een gelukwensch
waard, ie ouders waren zeker wel tevreden.
Nu moet je zorgen, dat het zco blijft. Houd
je zoo van Aardrijkskunde cn Nederlandse!),
dat je daar tie mooiste cijfers voor hebt? Ik
was hier niet met de Paaschdagcn, maar ik
heb Zondag toch ook heel veel drukte ge
zien, 't was direct al weer zoo'n stofboel op
den weg. Zijn de vruehtboomen al zoo ver?
Ik moet noodig eens gaan kijken.
Jan R. Was het mooi? Je hebt het zeker
Dinsdag gehaald? Wat een geluk met dat
poesje. Misschien zet ik het nog wel eens in
de krant. Meestal blijven ze voor goed weg,
als ze eenmaal verdwenen zijn.
Driehoek. V. at een mooi vloeipapier!je
lag er in den brief. Jfc' schrok zeker, toen ie
zoo hard wakker gemaakt Werd. Zag je dien
haas nog? .te hebt goed van de Paaschdagcn
geprofiteerd, merk ik. Er is hier ook zoo veel
moois tc genieion om Amersfoort.
Muisje. Je hebt er geen oplossingen hij
gezét; ik heb het nu maar zoo ingestuurd,
dus de verantwoordelijkheid is voor jou, als
er fouten in zijn, zal ik jou alle klachten
sturen. Jc was zeker wat te. groot voor de
klompje;, rnaar ze zijn ook voor de pronk
Ik benijd je om jc vacantic. Jc zult je op 't
laatst wel gaan vervelen, 't is haast te lang.
Duifje v/as erg blij. merkte ik wel. Tante
P.ick is niaar goed op haar geweest. Leuk,
dal. jij nu ook juist wat gewonnen hebt.
J. H. KI. Ben je niet, tevreden, dat het al
zoo gauw geplaatst is?
Spanrups. Ik heb er maar een nieuwe
rubriek van gemaakl. t zijn aardige dingen.
Is Driehoek een vnnd van jc? Ik heb z'n
naam er maar uitgelaten. Ik zal de andere
naam onder liet raadsel zetten. Wel bedankt
voor je medewerking, je bent een heelc
steun.
Poesje. Ik ral prolv eren of dit antwoord
er nog in kan, maar de copy is al weg. Ben
je nu weer heclemaal beter, kom je dan eens
orn dc plaatjes? Ik vind je idee heel goed,
begin jij cr dan mee, ik kan ze moeilijk zelf
verzinnen. Dus dat wwloopcildc varkentje i3
het laatste, ik zal het goed bewaren.
K e rs j e. Zeker zoo druk met het logeetje
gehad, dat jc te laat met je brief kwam.
Maar leuk, dat je nog even wat liet hooren.
Dat is een heel aardig boek, maar daar ben
jc, gelool ik, nog wat If klein voor. Er is
andi-rs heel wat in tc lezen, hè? Ik zal eens
zien of dc beschrijving van de fietstocht ge
schikt is, dat was ook een tocht met hin
dernissen.
Nichtje. Heb jc je geamuzeerd. t Is wel
heel wat anders, als zoo'n groote stad, rnaar
jullie mist daar altijd buiten, jo moet zoo
ver gaan. voor je goed cn wel buiten de stad
bent. Of jij niet, hè? Zit jc wél eens in de
kraaienkriip? Zc vliegr er over, ie moet al
tijd zoeken naai jc dubbeltje, maar 't is erg
gemakkelijk anders. Zoo heb je er door Kers
je opeens een nieuwe Oom bij gekregen, ik
ben benieuwd, of ik later nog eens iets van
je hoor.
Proeren en Kunstjes.
I. Van een briefkaart knip je. een cirkel
Nu begin je een spiraal te knippen zoodat jo
aan den kant begint en in het midden cin-
digd. Je steekt nu oen siopnaald in een kurk.
Nu zet je het midden van de spiraal op de
breinaald, de kurk zet je vervolgens op dc
warme kachel en dc spiraal zal gaan draaien
II. Van heel dun papier plak je een ko
ker. en daar plak je een deksel aan vast ook
van dun papier. Nu hang jc dit aan een
draad over een warme kachel of spiritus
vlam. Dc cylinder zal dan op en neer dan
sen. Dat komt, omdat de lucht in de cylinder
warm wordt waardoor deze stijgt. Als de cy
linder echter een eindje van dc kachel af is
daalt ze weer, omdat de lucht dan afkoelt
Zoo gaat ze geregeld op en neer.
(Ingez. door Doffer.)
Met ons allen in een sloot.
(V r v o 1 ff.)
Maar onwillekeurig moest ik telkens cn
telkens weer denken non den armen zwer
veling, die in de diepe duisternis zoo jam
merlijk om het leven gekomen was. Met een
huivering stelde ik mij voor, hoe hij in hot
brecdc water met den dood geworsteld had,
hoe hij in zijn doodsangst kreet op kreet had
geslaakt, zonder gehoord tc worden, ómdat
het geluid van zijn stem in don storm ver
loren ging, hoo hij links cn rechts om zich
lieen had gegrepen om een steunpunt te
vinden, dat hem redden kon. Tevergeefs,
hij was weggezonken in de diepte. En nu
lag hij daar, uitgestrekt op dc zwarte haar,
waarop reeds zoo menige doodo grafwaarts
was gedragen. Maar dan werd de overlede
ne gevolgd door bloed verwanten en vrien
den, die hem weenend heenbrachten naar
den doodenakker, denkende met weemoed
en liefde aan den gestorvene. En deze on
gelukkige lag daar gansch alleen cn verla
ten, terwijl vriend noch maag zijn lijkbaar
naderde cn niemand hem zou vergezellen,
als hij naar zijn laatste rustplaats werd go-
bracht
„Doms, jij let vanmorgen al heel slecht
op. Jc moet om twaalf uur maar een uurtje
nablijven!" klonk het mij eindelijk toe uit
den mond van den meester, die het niet van
mij gewoon was, dat ik slecht oplette. „Ik
geloof, dat jij den storm in het hoofd hebt."
Deze woorden deden rnij natuurlijk uit
mijn gepeins opschrikken, en ik deod alle
moeite oni mijn gedachten' hij den meester
te bepalen, nianr dat lukto mij niet. Telkens
dwaalden zij weer af naar den eenzamen
dooden man op dc baar, in het stille huisje
op 't kerkhof.
De meester zei me, toen hij me een half
uur na schooltijd ontsloeg, dat hij mc nog
nooit zoo onoplettend had gezien als dien
morgen. En do bravo man had groot gelijk.
Dien ganschen dag verliet mij de gedachte
aan dien armen drenkeling geen oogenblik,
cn 's middags luid liet alweer weinig ge
scheeld, of ik had opnieuw school moeten
blijven. Zoodra het middagmaal (wij aten
in dien tijd altoos om vier uur) genuttigd
was, begaven Bram cn ik ons naar buiten,
om nog een poosje met de andere jongens
te spelen. Wij liepen regelrecht naar het
marktplein, overtuigd als wij waren, dat zo
daar wel te vinden zouden zijn. Daar speel
den we altijd, als wij vrijaf hadden. Wij
troffen er dan ook een tiental makkers aan,
dio zich vermaakten met haasjc-over te doen
over de markt palen.
Al spoedig schaarden wij ons in (1c rij en
volgden hun voorbeeld, maar toch dacht ik
voortdurend aan den dooden man.
Dc dagen waren maar kort, cn 't werd al
speodig schemerig, 't Was koud weer, maar
wij hadden daar geen hinder van, want we
werden wel warm van 't springen. Eindelijk
begon de duisternis te vallen cn werd 't voor
Bram en mij al bijna tijd om naar huis te
gaan "Want als het licht opgestoken werd,
vnoesten wc binnen zijn; dat was een vaste
wet
„Zeg, jongens," zei ik opeens, „zou dio
doode man nog in het haarbuisje liggen?"
„O ju, ongetwijfeld," zei Willem Zandberg.
„Hij wordt over een paar dagen pas begra
ven, want eerst moet dc burgemeester nog
een oproeping doen in de couranten, om
zoo mogelijk zijn familie op tc sporen. Geen
méttsch van 't dorp kent hem."
„En de kist is ook nog niet klaar," zei
Karei lieg.
„Willen we eens naar hem gaan kijken?"
Stelde ik voor. „Of zou de clcur op slot, zit
ten?"
„Dat zou ik niet donken," zei Willem grap
pig. „Geen mehsch zal hem stelen."
„Wou jij naar het kerkhof?" vroeg Tan
Bakel huiverend, ,,'t Wordt al donker..."
„Ben jij bang?" vroeg Karei, dio nogal
durf had. „Jdu huflertjo! Een doodc man
doet geen kwaad."
„Ja, dal weet ik wel, maar zie jc, op
't kerkhof, cn dan in 't donker, terwijl jo
weet, dat daar een du de man ligt... Brrr, 'k
vind het ver van oen pretje!"
„Nu, ik vind het er ook niet pluis," zei
Brarn, half in scherts, half in ernst, en ik
zag duidelijk aan hem, dat hij ook wel een
beetje huiverig was oip er heen tc gaan.
Maar ICarcl Heg lachte zoo smakelijk om
zijn vrees, en stak er zoo danig den gek
mede, dat niemand eindelijk meer durfde er-
kennen in den grond van zijn hart toch
eigenlijk wol wat hang te zijn, en zoo togen
we dan eindelijk op weg. Korst met groote
schreden. Karei voorop, maar toch hadden
we van hot oogenblik af, dat liet besluit om
te gaan kijken gevallen was, allen een eigen
aardig gevoel in ons. dat ons belette om b.v.
met een heldere stern te spreken. Onze stem
men kregen ^ogenblikkelijk iets gedempts,
en wc liepen dicht bij elkander, zoodat we
bijna een klomp jóngens vormden, 't Was, of
we steun bij eikander zochten. Karei stapte
heldhaftig voorop, maar toen wij het kerk
hof naderden, scheen hij wel wat langzamer
te gaan loopon. Hij sloot zich althans dichter
bij den tros aan. Ik voelde zijn lichaam zelfs
tegen liet mijne aandrukken. Wij vertraag
den onze schreden onwillekeurig ook, en
Jan Bakel zei gedempt en een beetje hcesch:
„"Wat loop jij langzaam, Karei. Schiet toch
wat op." Maar Karei scheen hem niet te
hooren.
Eindelijk hadden wij de kerk bereikt en
naderden het kerkhof, 't Was nu al geheel
donker geworden, en ik bedacht met ecnigen
schrik, dat het voor Bram cn rnij eigenlijk
meer dan tijd was om naar huis tc gaan.
Maar mijn nieuwsgierigheid naar den doo
den vreemdeling dreef rnij tegen wil en
dank voort. Ik voelde, dat ik zenuwachtig
werd. Mijn hart bonsde onstuimig in mijn
borst, en t was, of ik een brok in mijn keel
had. Telkens moest ik slikken.
De jongens zeiden bijna niets meer, en als
zii iets spraken, geschiedde het fluisterend.
Het kerkhof was een groot, vierkant stuk
grond, met in het midden een vijver,
cn lioog opgaand hout, met kreupelhout er
tusschen, omringde het. Daar omheen be
vond zich een zeer breede sloot. F.en dam
gaf toegang tot het kerkhof, maar deze was
afgesloten door een groot ijzeren hek. Achter
dat hek lag een mooie laan, en naast die
laan stond het haarbuisje, ccn wit gepleis
terd gebouwtje.
Wij hadden het hek thans bereikt en ble
ven or voor stilstaan. Wij spraken geen
woord cn ik geloof, dat wo 't liefst maar te
ruggekeerd zoudon zijn. Maar we schaamden
ons, om dat voor elkander tc bekennen. Bo
vendien liet mijn nieuwsgierigheid mij niet
met rust.
Zwijgend stonden wij voor het hek. Wij
koken het groote, grijnzonde doodshoofd,
rustend op dc heide dijheenen, die er kruiso-
lings onder waren aangebracht, mot geheim
zinnige vrees aan, en schonen geon van
allen to durvon.
,,'t Hek zal wel op slot zitten," fluisterdo
Karei Heg, die nu even bang was als wij
„Natuurlijk," fluisterde ik zacht torug,
„dat is hot immers altijd."
Wij wisten, dat do doodgraver den sleutel
had, maar wij hadden hem niet noodig om
op het kerkhof tc komen. Dc ondervinding
had ons geleerd, dat, met groote omzichtig
heid, om het hek heen geklauterd kon wor
den. Dat was wel ccn beetje gevaarlijk, want
do versieringen van het ijzeren hek staken
aan weerskanten ver over den dam heen,
zoodat ieder, dio zich niet goed vast hield,
zonder pardon in do diepe sloot terecht
kwam. Bovendien waren er lange, scherpe
punten op aangebracht, om den jongens het
omklimmen te beletten. Wie liet toch waag
de, had veel kans zijn broek te scheuren.
Maar bij daglicht hadden wij het reeds dik
wijls gedaan, om op het kerkhof te wande
len en de stcencn en kransen te bekijken.
Nu echter scheen niemand van ons de eer
ste te willen zijn, vooral niet, toen er een
krassend geluid uit dc richting van het baar-
huisjo tot ons doordrong. IIu, wij schrikten
er allen van, en Jan Kater, con van do hang
sten, maakte een gebaar, of hij op de vlucht
wilde slaan. Maar ik herkende hot geluid
terstond, cn fluisterde om dc andoren ge
rust to stellen,
,,'t Zijn uilen."
'k Hoorde meer dan één zucht van verlich
ting.
„Kom, willen wij nu gaan?" vroeg ik zacht,
want het werd veel to laat voor Bram en
mij.
„Ja, goed, zoi Karei Heg, min of
meer aarzelend. „Ga jij maar vooruit."
„Neen, jij eerst," stelde ik voor. Maar
daar scheen Karei geen lust in to hebben,
en do anderen toonden ook geen bereidwil
ligheid.
Ik begreep dus, dat ik hot voorbeeld zou
moeten geven, en greep de stijlen van het
hek.
„Maar jelui moet dadelijk volgen." fluis
terde ik.
„Zeg, laten we tcrugkecron," zei Willem
Zandberg mot cenige boving in zijn stom.
,,'k Vind het hier allesbehalve gezellig."
Ik gaf ecliter aan zijn wensch geen ge
hoor. Den dooden man móést en zou ik nu
eenmaal zien, 't ging hoe het ging. Voorzich
tig en zonder ongelukken klom ik ora het
hek heen. 't Kostte mij wel oenigc moeite
de lange, scherpe punten te ontwijken, maar
't gelukte mij toch. 'k Bleef vlak bij het hek
staan.
(Wordt vervolgd.;
Ons Moppenhookje.
Verstrooid.
Een professor neenit plaats in Co..
v/inkel en zegt: „Het tocht hier; als je er niets
tegen hebt, zal ilc mijn hoed maar ophouden*
terwijl jc mijn haar knipt."
(Ingez. door Generaal Tompoes.»
Drie uur 's nacht».
Student (die den heer des huiz06 uit zijn bed
heeft gebeld): „Mijnheer, denkt u er om, uw
raam staat open."
Dc mijnheer: „Waar, zegt u?"
Student: „Wel meneer, dat raam, waar u
uithangt."
(Ingez. door Nikkertje.)
Verstrooid.
Een prof. zat to studeeren over een komeet,
hij berekende, hoe laat die zichtbaar zou zgn.
Daar kwam het dienstmeisje binnen en
vroeg: wanneer ze het eten kon opdienen.
Het antwoord luidde: „Den 12den Januari,
's avonds 9 uur 2% seconde".
(Ingez. door Zus Cl.)
Getroefd.
„Foei, Jantje, hoe durf jc op school komen
met zulke vuile handen? Wat zou je wel
zeggen, als ik met zulke vieze handen
kwam?"
„Ik zou niets zeggen, juffrouw, daar hen
ik tc beleefd voor."
(Ingez. door Nikkertje.)
Jan, kan je voor dc juffrouw een paar schoe
nen maken?
Jawel, juffrouw, als ze maar op dc leest
willen raken.
Van voren spits, van achteren smal
Jawel, juffrouw, jawel, ik zal
Maar niet met wijde hekken,
Dan zou ik met de juffrouw gekken!
Wanneer kan de juffrouw zc komen halen
Als ze maar geld heeft, om te betalen.
Maar de juffrouw heeft nog geen geld ont
vangen
Dan moeten ze zoo lang in den winkel
blijven hangen.
Dag, Jan van Loencnt
Dag, juffrouw zonder schoenen!
Dag, baas Groeneveld!
Dag, juffrouw zonder geld.
(Ingez. door Driehoek.)
„Wat een harde wereld", zei een luchtrei
ziger, die uit zijn schuitje viel en op een
hoop steenen terecht kwam.
(Ingez. door Generaal Tompoes.)
Louis Bouwmeester kwam eens in eon
hotel. I-Iij ging aan een tafeltje zitten en tik
te om don kcllnei*. Toen (le kcllncr kwam,
zei Louis: „Breng me, wat ik zelf ben."
De kei In er kwam terug met kwast. Dut
was Louis Bouwmeester een kwast.
Een student, die daar dichtbij zat. vond
dat erg aardig en wou dit ook eens doen. Hij
tikte tegen zijn glaasje en dc kcllner kwam
weer. De student zei: „Breng mij ook, wat ik
zelf ben." Toen bracht dc kcllner een boere-
j on gen.
(Ingez. door Kersje.)
Royaal.
Gast: Kcllner, ik heb een dubbeltje verlo
ren. Als je hot terugvindt, moet ik het terug
hebben, maar als je 't niet terugvindt, mag
je het houden.
(Ingez. door Poesje.)