KINOERnUBhiEK
-
De rubriek van Oom Karei.
RUBRIEK VAN OOM KAREL.
Oom Karei kan heel slecht tegen de
warmte en nu de eerste dag, dat we eens
echt zomerweer hebben zit hij al te puffen
en te blazen, alsof hij ccn heel dikke mijn
heer is. Ën dat is hij toch heelemaal niet.
Maar daardoor komt, dat hij maar weer een
heel enkel woordje zal schrijven. Ik kan
het ook eigenlijk best doen, want jullie
zorgt zelf wel, dat de krant vol komt.
Dat plaatje vorige keer, was leuk, hè?
Ik hoorde van verschillenden, die hot ge
kleurd of nageteekend hadden.
Tanto Riek laat nu ook weer eens wat
van zich hooren. Ze verwent de meisjes
maar. Want ze heeft voor haar weer een
handwerkje gemaakt als prijs voor ccn ex
tra-raadsel.
Dus die tijd, dat jullie niets van haar
hoorden, heeft ze niet stil gezeten. Heel wat
anders als Oom Karei, die heeft eens lekker
geluilakt. Maar er is toch nog genoeg te
doen, dus heelemaal vacantie nemen kan ik
toch niet.
Jullie geniet ook van buiten, merk ik,
wel uit do brieven, 't 'is nu opeens zoo
prachtig groen geworden, we hebben er wel
lang op moeten wachten, maar nu hebben
we dan volop de lente. Nu nog een paar da
gen zoo lekker warm en dan gaan we wqer
zwemmen ook. Ik zal dan wel eens tegen
neefjes aanbotsen, denk ik, ik ken er lang
zamerhand al zoo veel. Wat zijn jullie an
ders nieuwsgierig; in de meeste brieven
lees ik: wie bent u nu toch eigenlijk? Zou
den jullie dat nu werkelijk zoo prettig vin
dén, als je wist wie ik was. Ik geloof het
toch wel niet.
VOGELTJE.
Vogeltje, woon je daar hoog in den boom?
Vogeltje met je fijn kopje,
Wip, zit je hier,
Wip, zit je daar,
Wip, zit je boven in 't topje!
Vogeltje, is soms je vrouwtje niet thuis?
Wip! vlieg je nu weer naar buiten.
Vogeltje, vogeltje,
Rust je niet wat,
Kun je dan vliegende fluiten?
ANNA SUTORIUS.
VOOR DE MEISJES.
Receptenhoek (redactrice Lekkerbekje).
Appelpudding.
250 gr. zure appelen, 150 gr. oud brood,
100 gr. suiker, 50 gr. boter, 2 eieren.
Bereiding: Klop de eierdooiers met de
suiker, voeg daarbij het fijngeraspte brood
en de fijngesneden zure appelen. Plaats de
ze massa in een met boter ingewreven en
met paneermeel bestrooiden vorm. Laat ze
twee uur au bain Marie koken.
NIEUWE RAADSELS.
I. Verborgen boomnamen:
Jacob erkende zijn schuld.
Is de sleutel in de kast?
Zijn de nieuwe boeken'opgeborgen?
Dat ei kan best van een andere kip zijn.
Hol maar niet zoo hard, Jan!
(ingez. door DOFFER).
II. Mijn geheel bestaat uit 29 letters en
is een spreekwoord van zeven woorden.
12, 1, 23, 17, 13, 11 gebruikt men als het
koud is.
15, 2, 24, 10, 28, 11 is een bekend gebouw.
15, 2, 17, 8, 6, 26, 29 is het werk van een
barbier.
9, 18, 27, 5, 14 zijn geleerde menschen.
15, 16, 3, 28, 22, 6, 15, 20, 5, 8, 19 staat op
elk huis.
25, 10, 29, 12, 13, 6 is het tegenovergestel
de van licht.
9, 22, 11, 12, 26, 29 ziet men vaak aan den
hemel.
De letters 4, 7 en 21 komen resp. voor in
het vijfde, zesde en vijfde woord.
(Ingez. door
III. Mijn geheel is een specerij, van zes
letters. Als men voor mijn derde letter een
anderen in de plaats zet, dan ben ik een
dier.
(Ingez. door KIKKERTJE).
EXTRA RAADSEL VOOR DE MEISJES.
Kruisraadsel.
X
X
X
X
XXXXXXXXX
x
X
X
X
Eerste rij is een der eerste vijf letters van
het alphabet.
In de tweede rij bewaart men vloeistoffen.
Naar de derde rij gaan we allemaal graag
toe.
De vierde rij is een jongensnaam.
Do vijfde rij is het gevraagde woord, een
plaats, niet ver van Amersfoort.
De zesde rij is iets, dat uit veel deelen
kan bestaan.
De zevende rij is een plaats in Noord-
Holland.
De achtste rij is een frissche groente.
De negende rij is weer een der eerste vijf
letters van het alphabet.
TANTE RIEK.
Oplossing van vorige keer:
J. Riek, Emma en Jo.
II. „Schrijf aan Oom Karei" met de woor
den; Henk, Kees, om, aan, roos, schaaf,
lijrn en raam.
III. „Harlingen" met de woorden aal,
Gerda, poelier, Leentjc, zegen en ren.
Er waren zooveel meisjesnamen bij raad
sel III, maar ik heb die allemaal laten mee-
loten.
PIET VAN HASELEN is de gelukkige,
dus Maandag ligt voor hem een boek klaar.
PROEVEN EN KUNSTJES.
(Redacteur Perpetuum Mobile).
T. Je legt een gulden op de bodem van een
drinkglas en vraagt aan iemand anders of hij
de gulden uit het glas kan halen zonder het
geldstuk of het glas aan te raken. Ze zullen
dit natuurlijk niet kunnen. Je doet dit nu zelf
door hard in het glas te blazen. De gulden zal
dan over de rand van het glas vliegen, zoodat
je hem uit het glas hebt gehaald zonder hem
aan te raken.
II. Op de rand van een gladde tafel zet je
een rijksdaalder op z'n kant, zoo dat hy op het
eind van een strookje papier van ongeveer 2
d.m. lang en 3 c.M. breed staat. Nu neem je het
eene eind dat over de tafel steekt in je hand en
slaat piet je andere hand op het overige deel.
Je zult nu het strookje onder de rijksdaalder
wegtrekken zonder dat deze omvalt.
(Ingez door Doffer).
III. Knak lucifers in 't midden. Knip een
poppetje van niet te dun papier en verbindt de
armen en beenen (die je er eerst van afge
knipt hebt) met geknakte lucifers, die je aan
het papier vastlakt. Leg» dan het poppetje met
de lucifers naar onder op het water, dat je in
een teiltje gedaan hebt en de beenen en armen
zullen bewegen.
P. M.'
WISKUNDIGE VRAAGSTUKKEN.
I. Als een paard 300 gulden kost, waarop
komt dan een veulen te staan?
II. Hoe kan men met één zak koren, twee
even groote zakken vullen
(Ingez. door Banaan).
III. Hoe schrijft men 100 met vier cijfers?
(Ingez. door Spanrups).
OPLOSSING VAN VORIGEN KEER.
I. 1 Kat heeft 1 staart. Geen kat heeft 2
staarten. Nu is 1 en geen tezamen 1 en 't aan
tal staarten is 1 en 2 3. Men schrijft dit
zoo op:
1 kat heeft 1 staart,
geen kat heeft. 2 staarten,
samen 1 kat heeft 3 staarten.
II. De haan legt géén ei.
DIERENHOEK.
Arie Stuurman, Methorststraat 22, heeft
weer een paar prachtige, jonge duiven. Hij
vraagt me, er speciaal mijn neefje Friedenberg
op attent te maken. Komt hij niet eens kijken
CORRESPONDENTIE.
Perpetuum Mobile. Ik had vooi* jou
nog een antwoord nagestuurd, maar ik zag
het Zaterdag niet, dus 't was zeker toch te
laat. Dat plaatje vonden de jongeren juist zoo
leuk; als ik altijd jou raad opvolgde, dan zou
er me wat van terecht komen, je vergeet, dat
het een k i n d e rrubriek is. Welke rubriek stel
de je je nog voor grooteren voor? Schrijf dat
eens. Telkens komen er weer terug van de oude
getrouwen, als je de vele brieven zag, zou je
ook tevreden zijn. Ik vond je onderschrift van
je eerste brief heel gemoedelijk, je krijgt dan
hier een stevige poot van Oom Karei' terug.
Dat blad apart kan nog niet, misschien later.
Dat wordt een zwarte tijd, in die warmte hard
blokken voor de overgang. Dat is in Duitsch-
land wel practischey, waar op veel scholen met
April de overgangsexamens zijn.
Duifje. Dat was nu eens een lange brief,
je hebt zeker je schade willen inhalen. Ik heb
dat niet gezien bij Birkhoven, ik kan het trou
wens niet goed lezen, wat er staan moet. Kende
je je les nog of heb je nog een standje gekre
gen? Jij .hebt pas dat cadeautje van Tante
Riek, dus ik hoop, dat je nog niet zoo gauw
een boek wint. Ik vind, dat ze zooveel mogelijk
allemaal een beurt moeten hebben. Vind jij
zelf ook niet?
Anni&v. d. W. Ik zal het vragen. Jammer,
een tijd geleden had ik er zelf veel, maar die
heb ilc weggeven. Ben je al lang ziek? Je hebt
zeker de ramen open, dan geniet je toch van
't lekkere weer, hè? Als ik weer plaatjes krijg,
zal ik aan jou denken, geef je je adres eens op
A r i c St. 't Is toch eenvoudig, om te be
wijzen, dat een kat 3 staarten heeft, dat zie
je. Ik feliciteer jullie nu alvast, wat een feest-
week! Jammer, dat je nu niet het boek ge
wonnen hebt, maar daar kan ik niets aan doen.
Heb je zoo vaak jonge duiven, dat wordt een
goec^ zaakje.
L o e s. Het is daar mooi. Logeerde je bij
familie. Jammer, dat je er nu niet bent met
het mooie weer. Ik zie gelukkig, dat je me
nog niet vergeten had.
L u c i e. Leulc van je, om daaraan te den
ken. Hartelijk bedankt. Jammer, dat ik die
Indianen niet gezien heb, ik zou vast op den
loop gegaan zijn. Tante Riek zal wél weer
gauw versjes sturen, de voorraad was op. Maar
je ziet, hoeveel ze handwerkt, dat er nu alweer
een extra pry's voor jullie is.
Arnold v. D. Ik ga het eens op m'n ge
mak lezen, ilc denk, dat het wel te veel is voor
de krant, maar dan krijg je het terug. Ik wist
niet wat ik zag, zoo'n dikke brief.
Theo B. Was je moeder jarig, dat je dat
zoo mooi geteekend had? Je moet eens meer
teekeningetjes sturen
Piet B. Heb je de plaatjes nog gehaald?
Daisy. Zoo komen er telkens weer nieuwe
by; ik vind dit een heel mooie naam, maar je
eigen naam is het toch ook. In dat praathoekje
wordt zeker wel over Oom Karei gebabbeld,
't is zeker een van de hoekjes, die bij de Kin
derrubriek thuis hoort.
Zwartkop. Om het mooi te krijgen, moet
er eerst heel wat gebeuren. Die brander, die
bij het afkrabben gebruikt wordt, vond ik vroe
ger altijd zoo m'ooi. Daar kon ik tijden naar
staan luisteren naar dat suizen van de vlam.
't Is niet zoo gemakkelijk om het plaatje na te
teekenen.
Ton N e v e u. Ik heb moeten lachen om dat
mooie verhaal. Ik zou het graag willen plaat
sen. maar dan moet je voor mij even permis
sie aan Frits vragen. Die jongeling heeft een
ruime fantasie, dunkt me.
Sportman. Denk je er om, altijd „Aan
Oom Karei" op de brief te zetten, hij komt tel
kens bij de redactie terecht. Er zijn nog an
dere neefjes in die vereeniging, 't is zelcer erg
prettig en dan nog' dat voetballen, ik begrijp
nu hoe je aan die naam bent gekomen.
Gerard L. Dat zyn aardige versjes, maar
ik hoop toch, dat Tante Riek me weer gauw
helpt. Ik heb ook zoo'n album, waar je nieuwe
bladen in kunt schroeven, 't is heel gemakke
lijk. Ik vraag aan al mijn kennissen om post
zegels. Ik denk, dat je niet zoo lang meer hoeft
te wachten.
Meizoentje. Toch aardig van je om nog
te .schrijven. Waar ga je na de vacantie op?
't Is nu werken, maar daarna geniet je ook des
te meer van de vacantie en dan ben je het
blokken weer vergeten. Ik ben erg benieuwd
naar die hcele bezending, stuur je er eens
wat van?
Appelbol. Er moet nog wel het een en
ander veranderd worden, maar ik zal het wel
in orde maken; het idee vind ik in alle geval
leuk. Jij wilt dus ook weten, wie ze alle maal
zijn; 't is langzamerhand een heele bloemen
tuin geworden, ik ben blij er voor de variatie
eens een smakelyke appelbol tusschen te heb
ben.
Mignonette. Jullie praat altijd zoo ge-
noegelijk met me. Gezellig, als jullie altyd te
gelijk straf hebt. Jullie bent zeker een paar
lastige klantjes, dat kan ik me zoo voorstellen.
Ik moet lachen om al die kikkers, een klein
beetje overdreven was het toch zeker wel, ik
zie at een sloot met niets dan kikkers.
Ro o d muisje. Heb je nog een som voor
straf gehad, je vriendin had er zoo'n vermoe
den van. Ik zou moeten probeeren jou brief er
uit te laten trekken, dat zou de eenige manier
zyn, je nog eens hier te krijgen. Maar heb
maar geduld. Dus je vindt de rubriek wel leuk
en genoeg variatie met al z'n hoekjes?
J o Z. Wat een kranig joch, de kiek is ook
heel goed geworden, mag ik die houden? Ik
feliciteer je wel, wat fijn, juist op een Zater
dag.
Voetbal. Ik zal je raadsel voor een vol
gende keer bewaren.
J a n R. Ja, natuurlijk moet hy de moed nu
al niet opgeven, 't Is toch ook een leuk werk.
Ik houd altijd van menschen, die niet alles af
kammen en pleizier hebben met wat er komt.
Dus jij bent tevreden, merk ik.
Poesje. Je hebt je, geloof ik, vergist, iets
weggelaten, maar dat voeg je dan volgende
keer maar by, als 't noodig is. Gewichtig baan
tje heb je, hè?
Frits R. Daar zie ik jou brief ook nog,
lees maar wat ik aan je broer schreef. Ik heb
je wel laten meeloten, al waren die meisjes
namen ook niet precies
H e i 1 i g b o o n t j e. 't Is voor mij lastig om
nu ook te antwoorden, maar ik wou toch even
iets er in zetten. Als je eens tijd hebt, hoor ik
dan weer eens wat uitvoeriger van je?
Paddestoel. De vertegenwoordiger staat
als een groote parapluie midden in Amers
foort. Je voelde je zeker nog zoo geweldig
groot als by die bergen. Je moet eens een
sprookje verzinnen, aan je brief meen ik te
merken, dat je daar fantasie ge noeg voor hebt.
He n k M. Nog wel gelukgewenscht, al, is het
te laat. Jammer, ook al geen boek, er zyn ook
nog een paar anderen jarig. Zeg, dat raadsel
is dat van jou Ik heb ze nu ook niet als fout
gerekend, 't is lastig om te schipperen.
D i k k i e. Dat is een mooi raadsel of beter
kan ik het nog bij de vraagstukken zetten. Ja,
't was netjes geschreven, je doet er maar flink
je best op.
Perzik. Ik hoorde, dat je weer nieuwsgie
rig geweest bent. Nu weet je het jrog niet, hè
Wat zal dat 'n aardig gezicht zijn in het kip
penhok. Zijn ze heelemaal niet schuw?
Jou oplossingen zijn byna altijd goed, je hebt"
er slag van.
Henk en Klasientje. P. Als je eens
geen tijd hebt, hoef je niet altijd mee te doen,
maar me heelemaal in de steek laten, mag niet.
Dan krijgen jullie net zoo als dat jongetje bo
ven op den brief. Jullie vindt die vraagstuk
ken zeker leuk, er is ook veel in de rubriek, hè
Doffer. Jij bent een heele steun, je ziet
dat ik er ook gebruik van maak. Wel bedankt.
Boomkruipertje. De natuur staat niet
stil, we zyn allemaal verlangend, weer iets te
lezen in het Natuurhoekjê.
Sp a n r u p s. Ik zou het eerst eens zelf na
gaan, want ik begreep 'het niet. Maar opeens
ging me een licht op, dat het maar één vraag
stuk was en niet twee, zooals ik dacht. Dus nu
volgende keer.
Zoeklicht. Hoe kom jc aan die naam
Je hebt nu eens geboft, tot nu toe krijgen tel
kens anderen liet, dat vind ik ook wel zoo louk.
Generaal Tompoes. Ben jij gesmolten
met de warmte, dat ik, niets meer van je hoor?
RUILHANDELHOEKJE.
Wie heeft voor een nichtje, dat ziek is en
niet kan komen ruilen, Verkadeplaatjes van
Friesland en „De Bonte Wei". Hoor ik dat eens
van jullie?
OOM KAREL.
Dankbaarheid van een Poes.
Fluitend en met de honden in de zakken van
zijn broek, kwam Piet Harms de deur van Moe
ders huisje uitgestapt. Hij was een vroolijke,
goedhartige jongen en hielp zijn moeder, die
weduwe was, graag. Wel hadden zij het arm
thuis, maar gelukkig ging de opgewektheid niet
voor de armoede op de vlucht Als Piet trots
weer en wind,, 's morgens vóór schooltijd met
brandhout kwam aandragen, waren de vroolijke,
gezichten vnn zijn zusjes zijn belooning. Zingend
en fluitend ging hij het don aan kleine stukken
hakken.
Stevig aanstappend, want 't was koud, liep
hij langs de rivier, die voor een gedeelte met
ijsschotsen bedekt was. Op'één er van ontdekte
hij plotseling eén kleine kat die al heel ang
stig miauwde.
Vlug liep Piet nu naar de brug, die gelukkig
laag was cn waar het bibberende katje zich
vlak bij bevond. Piet ging voorover liggen cn
strekte zijn arm zoo ver mogelijk uit. Het ge
luk diende Fiembinnen enkele minuten had
hij het arme dier bij zijn nekvel gepokt en uit
zijn neteligen toestand verlost
Piet stopte het verkleumde poesje nu onder
zijn buis en zoo gingen de redder en de geredde
naar huis.
Piet stormde naar binnen.'
„Muar jongen, hoe kom jc zoo haastig ge
bakerd vroeg zijn moeder lachend.
Piet haalde als ontwoord het katje te voor
schijn en zette het op den grond. Anna' en
Truitje, de zusjes, kwamen dadelijk kijken.
„Mogen we 't gauw melk geven. Moeder?"
vroeg Anna.
Even weifelde Moeder, want zij moest heel
zuinig zijn, maar toch kreeg de kleine gast
een schoteltje vol.
„Maar kinderen, hoe ^moet ^orcfet
gaan vroeg Moeder. „We hebben zelf maur
dikwijls nauwelijks genoeg. Hoe kunnen we er
dus nog een poes bij nemen
„O Moeder 1" riepen alle drie tegelijk, „dot
is nietsdan geeft u ons maar wat minder."
,,'k Geloof vost, da.t hij al begint tc wen
nen, kijk hem op z'n gemak gaan zitten 1" zei
Piet.
„Nou, vooruit dan moor I" zei Moeder en zoo
bleef poes, die nu den naam van „Mimi" kreeg,
in de vriendelijke woning, waar zij een best
leventje hud. Men kon het haar wel aanzien,
zoo rond, mollig en welgedaan ging zij er spoe
dig uitzien. Tijden lang kon zij zitten spinnen
en haar vacht wosschen, die er dan ook wer
kelijk sneeuwwit uitzag.
Al beschouwden de huisgenooten Mimi ols
hun gemeenschappelijk eigendom. Piet vond
toch, dut hij de meeste rechten op huar had,
omdat hij haar gered cn in huis gebracht had.
't Werd voorjaar en daarna zomer.
'Mimi was nu een flink poes geworden, die
voor geen kleintje vervaard was. Moor valsch
was zij niet en zij liet altijd heel geduldig toe,
dat de kinderen met haar solden. Als dezen
naar school waren, zot zij stcods in de venster
bank om zich in het zonnetje te koesteren en
misschien ook wel om de kinderen het eerst
uit school tc zien komen. Als zij haar dan over
hanr kop streken, spon zij van tevredenheid en
plezier.
Dicht bij het dorp, waar de familie Hnims
woonde, stond het kasteel van den rijken graaf
van Houten. Hij was zeer bemind in den om
trek. De kinderen kenden hem allemaal en wa-
~cn de beste maatjes met hem. Maar ook do
groote menschen droegen hem op de honden,
want nis er ergens armoede of verdriet in de
huisjes der dorpelingen binnengetreden was,
kon men er zeker van zijn, dat „meheer van 't
kasteel," zooals hij altijd genoemd werd, ols een
redder in den nood optrad.
Was 't nijpend koud, don gaf hij den armen
verlof in zijn bosch hout te hokken. Zijn op
zichter wees den mcnschen don de boomen aan,
welke zij voor dot doel mochten gebruiken.
Maar ook hier bevatte het oude spreekwoord
waarheid ieder huis heeft zijn kruis.
Wat dit kruis don wel was
Wel, in de groote keuken wemelde het van
dikke muizen, die menig smakelijk gerecht be
dierven en heel wat stalen. En al werden er ook
nog zooveel muizenvollen gezet en muizen ge
vangen, hun aantal bleef toch nog steeds toe
nemen.
Eens. had de kok een heerlijk gebraad toe
bereid. Het zou naar binnen gebracht worden.
Reeds nam hij de kom met jus op toen en
nu komt hot vrceselijkel daar een dikke
muis in dreef I
Nu wos het geduld van den kok werkelijk ten
einde. Hij liep er over na te denken, wat hij
toch doen moest om aan die rump een einde
te maken. Hij liep de groote keuken op en neer,
peinsde en peinsde, maar kwam niet tot een
hesluit.
t Werd avond en de kok was vrij. Hij ging
naar 't dorp en kwam het huis voorbij van Piet's
moeder. Mimi zot op haar lievelingsplekje in
de vensterbank.
„Wat een prachtige kat I" docht de kok en
daar juffrouw Harms juist buiten kwam, vroeg
hij:
„Wel juffrouw, wilt u die kat verkoopen
„Och meneer. Mimi is van mijn zoontje Piet
en hij zal haar niet willen verkoopen," luidde
hft antwoord.
„Kom, een jongen is leen kat gauw genoeg
vergeten I Is het een goede muizenkot
„Dat is zei Wij hebben ten minste geen en-
'kel muisje en zelfs bij de buren vangt ze de
muizen nog uit dc huizen en schuren."
„Goed I Hoeveel moet de kat kosten
„Ik weet zekerPiet zou het mij nooit
vergeven, mijnheer stamelde de arme vrouw.
„Als ik je er nu eens twee rijksdaalders voor
gaf I"
„Twee rijltsdaolders I Wat 'n geld, wat 'n
geld I" dacht juffrouw Harms* die de twee
rijksdaalders maar ol te goed te pas zouden
zijn gekomen. Zij zei nu tegen den kok
„Ik zal er met mijn zoontje over spreken. Als
hij het goedvindt, zal hij de poes mórgen op
het kasteel komen brengen."
„Afgesprokenzei de kok.' „En goeien
avond I"
„Goeien avond I" klonk het terug cn juffrouw
Harms ging weer in huis.
Toen Piet thuis kwam, vertelde zij hem, wat
de kok haar gevraagd had. Piet moest zelf
maar zeggen, wat er met Mimi gebeuren zou.
„Zou d ie fct er goed hebben, op 't kasteel.
Moeder vroeg Piet.
„Dot denk ik wel, jongen."
..En u kan dc centen vijf honderd, wat
een bom I natuurlijk ook best gebruiken.
Maar als Mimi weg is, zal 't hier zoo akelig
stil wezen I"
Onder 't praten streek hij het dier liefkoo-
zend over den kop.
„Slaap er nog eens een nachtje over. Je
hoeft het vanavond nog niet te zeggen," zei
Moeder.
Ja, dat zou Piet doen.
Maar hij kon den slaap dien avond niet
vatten. Onrustig woelde hij heen en weer. Hij
vilde Mimi niet graag missen, maar twee rijks
daalders waren een heele schot Wat zou Moe
der op eens rijk zijn I Rijk door h e m I Op eens
was zijn besluit genomen morgenochtend vóór
schooltijd zou hij Mimi naar 't kosteel brengen
en vragen, of hij haar 's Zondags nog eens
mocht komen zien, eiken Zondag graag, als
dat kon.
Piet met Mimi in zijn arm naar het kasteel. Hij
vroeg den kok te spreken, drukte Mimi nog
éénmaal tegen zijn wang en gaf haar toen aan
den kok.
„Mag ik hhaar alsalsjeblieft eiken Z
Zondag komen z—zien stotterde hij.
„Zeker, dat mag je," antwoordde de kok. „We
zullen goed voor Mimi zorgen en hier heb je
twee blanke rijksdaalders I"
Stevig knoopto Piet de twee rijksdaalders in
zijn zakdoek en bedroefd en toch blij keerde hij
naor huis terug. Hij was bedroefd over het ge
mis van zijn lieveling, maar blij, dat hij moeder
de twee rijksdaalders geven kon.
Vol trots stelde hij ze haar ter hand en Moe
der bedankte hem hartelijk, wel begrijpend, dat
Piet haar een groot offer gebracht had.
Dien Zondag en nog vele Zondagen daarna
ging Piet zijn poes opzoeken, die hem altijd
dadelijk herkende en door luid spinnen hoor
Vreugde te kennen gaf, als Piet haar op den
kop streelde.
Mimi had het opperbest in het kasteel, ving
veel muizen en kreeg bovendien nog menig
lekker hapje.
Zij hud slechts één vijand on dot was Castor,
do jachthond. Castor wos niet alleen een erge
poesenhater, moor bovendien een nijdig beest.
Al kreeg hij ook nog zooveel straf van zyn
buas, hij ^beterde zich niet. Kwam er iemand
aan do deur, dan blafte hij hem woedend aan.
Iedereen was bang voor hem en zeker zou zijn
meester hem, als hij niet zoo'n goede jacht
hond geweest was. al lung weggedaan hebben.
Toen Piet nu op een Zondagmiddag weer eens
naar Mimi kwam kijken, schoot Castor geheel
onverwacht woedend op hem los. Met één
sprong luid hij den jongen op den grond ge
gooid. Brommend keek hij naar hem cn hot
scheelde maor heel weinig, of hij had hem ge
beten.
Doch eer men Piet te hulp kon snellen en
het duurde toch maar enkclo seconden vloog
Mimi den jachthond op den kop, plantto haar
scherpe nagels er in cn beet zóó vinnig, dat
Piet, hij wist zelf niet hoe, weer op zijn bee
nen stond en Castor over den grond rolde.
Mimi liet haar prooi echter nog niet los.
Daar kwam plotseling de grnnf aan. Met zijn
stok joeg lui Castor naor zijn hok, terwijl Mimi
zich door Piet liet aanhalen.
Éénmaal had Piet haar het loven gered, nu
had zij hem voor de scherpe tanden van Cas
tor gevrijwaard.
Bal in den Nieuwen Stal.
Verhaaltje op rijm door C. H.
Bij Japik boer op Roggehoev'
Was 't op een avond bol.
Als balzaal diende dacht je 't ooit?
Dc nieuwe, ruime stal.
De paarden en de koeien, och.
Die voelden zich. wat groot,
Om ols de jeugd zoo vlug in 't rond
Te dansen poot aan poot.
Zij keken vriend'lijk knikkend too
En lachten om 't geval.
In h u n oog was die danspartij
Nog echt een kinderbal.
Al op een grootcn zak met voer
Zat Muis, de muzikunt,
Hij speelde lustig de viool,
Waarmee hij 'trok door 't lond.
Haan Kukleku cn Kip Tok-Tok,
Die openden het' bal.
Dan volgden Snotergons en Kwaak,
D i e dansten wel waf mal.
Daarachter Oehoehoe, de uil,
Met Pronkstoart, d'ijd'len pauw;
Het volgend poor was Jansjc Goit
Met Hansje Ezel-Grauw.
Mie Vorken werd wot duizelig.
Zij wos het niet gewend
Gemaklijk is het zeker niet.
Als je zoo'n c^ilckerd bent I
Konijntjes donsten sierlijk net
Naast haasjes in een rij.
En duiven, musschen, geen van al
Ontbrak op de partij.
Jo, Hector zelfs, de trouwe hond;
Bood Moor, de poes, een poot.^
Die waren anders overdag
Toch waarlijk niet zoo gTootl
Zoo was 't door in dien nieuwen stal
Een leuke danspartij.
Maar plots'Iing wordt de vreugd verstoord....
Wie sluipt daar naderbij
't Is loozo Rein, die in zijn hol
Door 't leven werd verrast
En zich nu op de danspartij
Nog aanmeldt als een gast.
Maar niemand is op Rein gesteld,
Niet één, die hem vertrouwt
Hoe lief cn vriend'lijk hij ook doet
Het lont hen allen koud
Uit is het dus met het plezier
En Hector blaft zóó luid,
Dat Japik boer, die wakker wordt.
Kijkt door de hooge ruit.
Hij neemt een stok en geeft vriend Rein
Daarmee een fermen slag.
Bromt boos En jullie fluks noar bedï
Het is al bijna dag l
Zoo eindigde het heerlijk feest,
Dat leuk en vroolijk bal.
Nu droomt men van de danspartij
Nog in den nieuwen stol I
ONS MOPPENHOEKJE.
Professor Olievier op de thuisrefs.
De trekschuit gaat langzaam. Professor leest
en besteedt zijn tijd nuttig. Een burgerjuffrouw
verveelt zich en wil een praatje maken.
„Uwes heeft toch zoo'n bekend gezicht en
toch kan ik uwes niet thuis brengen."
Professor opkijkende: „Dank u juffrouw, ik
kan nog heel goed loopen al zie ik er oud
uit."
(Ingez: door Kniptor de broer van
Spanrups.)
Wat vergeten was.
Oude dame: „Nu, portier, is al mijn bagage
in de coupé?"
Portier: „Alles is in orde, mevrouw!"
Oude dame: ..En ben je er zeker van, dat ik
niets in het hotel vergeten heb?"
Portier: „Alleen my een fooi te geven."
(Ingez. door Poesje).
Hongerige handschoenen.
Kareltje: Mama, hebben handschoenen ook
honger
Mama: Hoe kom je daarby
Kareltje: Vader vertelde gisteren toch, dat
hy voor den winter weer eens een paar goed-
gevoerdo handschoenen zou koopen.
(Ingez. door Lucie).