AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlandek
De verborgen vallei.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
No. 270
22e Jaargang
Zaterdag 17 IVpi 1024
Ods volksonderwijs.
Het gaat in de laatste twee jaren met
ons volksonderwijs in snel dalende lijn.
Scheen liet bij het optreden van Minister
de Visser, onzen eersten minister voor
onderwijs, dat de zaak der volksopvoeding
in goede handen was en met kracht werd
aangepakt, toen eenmaal het bezuinigings
proces in ons land aanving, was het merk
waardiger of liever onbegrijpelijker wijze,
dezelfde Minister, die hetgeen hij zooeven
opgebouwd had met razende snelheid ging
afbreken.
Dat ook het onderwijs niet geheel aan
de bezuiniging zou kunnen ontkomen, was
duidelijk. Maar men had mogen verwach
ten. dat met grootc omzichtigheid ware
te werk gegaan, opdat alleen het bepaald
overtollige, het naar weelde zweemende
ware verwijderd.
Het mocht echter niet zoo zijn: de inval
lende gedachte bepaalde wat veranderd
zou worden en van eenig streven bij Mi
nister de Visser om het werk van zijn
departement te verdedigen was niets te
bespeuren. En toen Minister de Geer dooi
Minister Colijn werd vervangen, was het
hek geheel van den dam.
Wij zullen de laatste zijn, om Minister
Colijn in zijn methodes van bezuiniging te
verdedigen, maar om hem. zooals velen
doen, den hoofdschuldige voor het onder
mijnen van het onderwijs te noemen, daar
aan doen wij niet mee. Minister de Visser
is voor dezen tak van dienst de verant
woordelijke persoon en evenmin als de
heeren van Dijk en Westerveld voor oorlog
zich alles hebben laten welgevallen, had
de heer de Visser zich dit moeten laten
doen.
Het lagei onderwijs, dat na de bevredi
ging door het nieuwe grondwetsartikel een
geheel nieuwe wetgeving had gekregen,
waarin tal van lang verwachte verbeterin
gen eindelijk waren opgenomen, scheen
den goeden weg op te gaan. De man. die
in 1900 nog tegen den zes-jarigen leer
plicht had gestemd .stelde ruim twintig
jaar later zelf een zeven-jarigen leerplicht
voor en slechts een zeer gering aantal
Kamerleden stemde daartegen.
Het aantal leerlingen per klasse werd
verminderd; de leiding werd verbeterd en
vooral werd gezorgd dat de onderwijs
krachten eerst op latercn leeftijd in de
school zouden worden toegelaten, opdat
zij beter voor hun taak zouden berekend
zijn.
Het vervolgonderwijs, dat tot nog toe
maar niet tot bloei scheen te kunnen
konten, werd aanmerkelijk bevorderd,
doordat de Regeering een millioen aan
subsidie voor dit onderwijs op de begroo
ting uittrok-
De nijverheidsonderwijswet bracht rege
ling in den chaos van het ambachts- of
vakonderwijs en milde uitkeeringen maak
ten de oprichting en instandhouding van
nijverheldscursusscn en scholen gemakke
lijk. Zeventig procent der kosten moeten
door het Rijk en twintig procent door de
Gemeente worden opgebracht, zoodat
waar leerlingen waren, ook scholen en
cursussen konden tot stand komen.
In een tijd, dat alles om ons heen nog
feitelijk in brand stond, werd gewerkt aan
de versterking van onze volkskracht op
een wijze, die erop berekend was, de be-
teekeniSvolle plaats, die onze natie onder
de andere volken op gebied van algemeene
ontwikkeling inneemt, haar te doen behou
den, ja deze te versterken.
En thans is dat alles reeds gedeeltelijk
veranderd en worden nog allerlei maat
regelen genomen en voorbereid om dezen
aanval op onze volkskracht voort te zetten.
De leerplicht voor het zevende leerjaar
zou eerst voor twee jaar worden uitge
steld, thans luidt het voorstel verschuiving
tot 1 januari 1930. Terwijl voor ongeveer
90 van ons volk, de lagere school het
eenige opleidingsinstituut is, wordt het zoo
noodigc zevende leerjaar niet meer ver
plichtend gesteld. Of nu de jongens en
meisjes een a twee jaren straatslijpen,
vóórdat zij volgens de Arbeidswet tot fa
brieken en werkplaatsen mogen worden
toegelaten, de Minister schijnt daar niets
van te voelen hoewel ook van de rechter
zijde vooral van Rpomsche leden ernstige
stemmen daartegen opgaan.
Het aantal leerlingen per onderwijzer,
dat reeds in 1922 vergroot was. wordt
opnieuw vermeerderd; voor ten hoogste
elke 48 kinderen wordt slechts één onder-,
wijzer vereischt, zoodat op het platteland
vooral de scholen ten zeerste zullen ach
teruitgaan. Voor eetl school met 48 leer
lingen vergoed het Rijk slechts het salaris
van 'één. leerkracht, die dus aan zeven
klassen móet onderwijs geven.
En om dit te maskeeren worden de
assistenten uitgevonden, jongens en meis
jes van 16 jaren, die geen enkele bevoegd
heid behoeven te bezitten maar die de
school ingestuurd worden om onder lei
ding van een onderwijzer werkzaam te
zijn; déze leiding kan echter ook uitge
voerd worden, als onderwijzer en assis
tent in verschillende lokalen staan, zij het
dan ook met Openstaande verbindingsdeur.
En van Regeeringszijdc wordt gejuicht,
dat er op deze wijze 7000 onderwijzers
(essen) zullen kunnen worden aan den dijk
gezet. Van de verbeterde opleiding komt
dus natuurlijk niets; waartoe opleiding, als
er geen onderwijzers noodig zijn?
Het millioen van het vervolgonderwijs 's
van de begrooting afgenomen en in bui
tengewoon veel gemeenten is daardoor dit
onderwijs verdwenen. Wordt de Minister
hiervoor ter verantwoording geroepen, dan
vraagt de Minister smalend: waarvoor
stellen de onderwijzers zich dan ook niet
belangeloos voor dit onderwijs beschik
baar? alsof de Minister zelf voor niets
werkt!
Het nijverheidsonderwijs, waarvoor vol
gens art. 25 de Rijksuitkeering van 70
moet gegeven worden, als de school aan
bepaalde eischen voldoet, wordt onwettig
behandeld door een willekeurige uitleg
ging van het Departement dat „wordt
vergoed" leest als „kan worden vergoed,"
zoodat aan vele tientallen van scholen
deze uitkeering niet is verstrekt.
Wij zouden kunnen doorgaan en telkens
blijken welk een eigenaardige opvat
ting de huidige Minister heeft van het
grondwetsartikel, dat het onderwijs tot
het voorwerp van den aanhoudenden zorg
der Regeering verklaart.
Het scheen op onderwijsgebied zoo
mooi in de richting te gaan van wat de
vrijzinnig-democraten reeds bij de oprich
ting hunner partij in 1901 in hun program
schreven, n.l. dat er naar gestreefd moet
worden, de ontwikkeliiigsvoorwaardcn
voor ieder zooveel mogelijk gelijk te ma
ken. Maar thans voert de Regeering ons
steeds meer en meer van diep weg af: de
gefortuneerde zal van al deze wetswijzi
gingen voor zijn kinderen weinig nadeel
hebben. Niet alles is voor geld te koop
maar goed onderwijs nog wel. Doch de
middenklasse, de onvermogenden, zij zui
len het zijn, die de nadeelcn lijden. En
kortzichtig is hij, die den invloed hiervan
op de toekomst van onzen staat niet in
ziet; kortzichtig en dus ongeschikt om den
zetel, dien hij thans bekleedt, langer in te
nemen. Vooral daar er geen andere lijn
in zijn voorstellen te bekennen is dan die
der bezuiniging. De gave guiden is veel
waard, maar het gave volksonderwijs
waardoor de gave guldens nu en in de
toekomst moeten verdiend worden, nog
veel meer.
Als Colijn dit niet wist, had de Visser
hem dat moeten leeren.
Brieven uit Beriijn.
Berlijn, begin Mei.
Zoeljesonn komen de Beriijncrs, nu het
Paaschleest voorbij is. terug. Het scheen alsof
een geheel volk dit voorjaar van de oevers vnn
de Spree naar het Zuiden over de Alpen, naar
Italië getrokken was. Ik woonde, toen ik onlangs
van een studiereis naar het Oosten nnnr huis
terugkeerde dit binnentrekken van de Duit-
schers m Rome en Florence cn Venetië
bij. cn was sprakeloos over dit merkwaardige
verschijnsel. Evenals ik is de gansche wereld
verwonderd geweest over deze stroomen en
stroomen Duilsche reizigers, die als door een
magische krocht aangetrokken over Italië, over
Zuid-Tirol, over het Zwitsersche kanton Tgssino
hecnbruistcn. Maar wrns het eigenlijk wel een
feit om zich over te verwonderen? was het
niet heel natuurlijk, dat de Duitschcrs, tien jaar
lang, eerst door den oorlog en de noodlottige
politieke verwarring, tenslotte door de fantasti
sche prijsstijging van de wereid afgeslo
ten, eindelijk weer eens hun gevangenis
ontvluchten wilden? Als een geschenk der
goden begroetten zij na tijden van ondragelijke
zorgen de grondslagen voor een soliede en
stabiele geldswaarde. Plotseling was het niet
meer onbetaalbaar duur. het was integendeel
bijna goedkoop de grenzen over te trekken,
iets van de lieflijke lente in warmer hemels-
streken te genieten, te ervaren, hoe het er in
andere landen uitziet, wat andere volken over
o'ns denken. Men was weet in staat over het
prikkeldraad en dc graven heen te zien, die
nog steeds hel overwonnen land omringen, zich,
in cén woord: Europenen te voelen? En deze
gelegenheid zou men onbenut laten? Dun had
men straf verdiend!
En zoo pakten ze hun koffers, gespten ze
hun rugzakken cn plaidriemen vast. niet alleen
de rijken en de O.W.'ers, maar ook de profes
soren cn beambten, de nrtscn cn juristen, de
studenten cn de jonge kunstenaars. Nnnr Italr-d
De oude Duitschc Sehnsucht ontwaakte weer.
Op het ltoliaansche consulaat in Berlijn stonden
de menschen als levende muren opeengepakt
cn wnchtten geduldig teneinde hun pastisum
te bekomen, dat menigeen eerst na weken in
handen kreeg. De beminnelijke graaf Anselnri,
de Italinansche consul in Berlijn, die ik in die
dagen sprak, zeide. dat hij bijna schrijfkramp
gekregen had, zoo dikwijls had hij in de laatste
maanden zijn nn.am onder de ontelbare visa
zetten moeten, die men vnn hem verlangde.
Nu heeft de rijksregcering den óniptpul'.cüjk
schijncndcn stroom tot stilstand gebracht. Het
was een dwangmaatregel, als men Ze eigenlijk
slechts in tijden van oorlog kent, een beperking
van de persoonlijke vrijheid van de staats
burgers, die. eerst een algemeene verontwaar
diging wektr Maar wat moeten de weinig be
nijdenswaardige mannen doen ,die op het
oogenblik het ondenkbare baantje van regeer
ders van Duitschland bckleeden? Want het lijdt
geen twijfel, dat door dezen massa-stormloop
van reizigers reusachtige hoeveelheden geld het
land uitgingen, kolossale sommen v rot nr.de
geldswaarden gekocht werden cn dal daardoor
de zoojuist eenlgszins op vasten basis gestelde
valuta weer bedreigd scheen.
Het ligt immers in het wezen van onzen'ver»
schrikkelijkfen tijd, dat or- ts zich langzaam cn
organisch ontwikkelen kah dat alle verstandige
dingen, (en die zijn er bovendien niet vele)
dadelijk een geweldigen omvang aannemen, dat
ze in miscrediet komen en dat 't den l.aimen toe
schouwer angstig en bang om het harte wordt
Zoo is het in dc kunst heeft er iemand een
nieuwe gedachte, een nieuwen uitdrukkingsvorm
gevonden, dan kan men er zeker van zijn, (lat
zich spoedig iedereen daarop stort en niet
eerder rust, voor de goede en vruchtbare kans
die daarin verborgen was, uitecngcplukt en ver
nield is.
Zoo is het ook in het openbare leven. Een
ander voorbeeld daarvoor: de regcering ge
loofde, dat het li'd werd, de strenge invoerver
boden vnn luxe-artikelen een weinig te ver
zachten. Ze stond dus binnen zekere grenzen den
invoer van sinaasappels, bananen, annnsscn cn
caviaar toe en vvat was het gevolg? Dat de
uitgehongerde Duitsche magen zich met zulk
een woede op dc laag ontbeerde genotmiddelen
wierpen, dat in één maand 125 millioen mark
dnarnan verspild werd! Dot is natuurlijk veel
te veel v oor een land, dat sparen moet, er, het
gevolg van deze onbeheerschte schrokkighcid
van duizenden zal zijn, dat men "de geopende
grenzen weer sluiten moet.
Hoe moet men in Duitschland regeeren? t
Men zou onder de knapste menschen van de I
wereld een prijsvradg kunnen uitschrijven, s
over dit onderwerp en ik geloof, dat m*-n toch j
geen antwoord zou krijgen. Dit rondsel is he- r
■*-
'.wn
lans voorloopig, naar het schijnt onoplosbaar
Ook de politieke poitijen 'dor oppositie van
rechts cn links, die nu in wedloop tegen de
huidige icgeering storm loopen cn de kiezers
massa's wijs zouden willen maken dat zij he< ge
heime recept bezitten om het ontredderde
Duitschland weer gelukkig te maken, zouden, nis
zc tot macht kwamen, zeer spoedig inzien, dat
ook hun vermeende wijsheid korte benen heelt
en niet ver loopen kon. Als deze bladzijden in
druk verschijnen, is de teerling der Rijksdag-
verkiezingen reeds geworpen cn we zullen we
ten, of dc meerderheid van het volk zich in de
toekomst als sinds een half jaar het geval is,
dooi rustig overleggend verstand zal laten lei
den, dat met, dc eenmaal ontstona problemen
rekening houdt, of dat ze zich werkelijk met
onzekere cn gewaagde, misschien gevaarlijke
experimenten zal inlaten.
Voorloopig hebben we als vrucht van den
verkiezingsstrijd in ieder geval dit céne: een tot
het uiterste opgehitst volk, een verdeeldheid
een oneenighcid, als nimmer te voren heeft be
staan, ccn ongekende felheid van de partijmcc-
ningen tegenoevr clkaai>dic ieder oogenblik een
aanleiding kunnen zijn tot een bloedige botsing.
Men had gehoopt dot de door de stabilisatie
der mark teweeggebrachte verbeteringen in den
cconomischen toestand, een nivellcering van dc
sociale tegenstellingen, oen verslapping van den
partijstrijd, het begin van een mildere stemming
cn grootcre tevredenheid met zich zou brengen.
Deze verwachtingen zijn tot nu toe niet verwe
zenlijkt Dc Duitschc grond is te zeer omge
woeld om dnarop het stevige gebouw van een
nieuwe samenleving te kunnen oprichten.
Als ccn waarschuwing vnn, het noodlot, als
een manend woord van een toornende vod
heid dreunde temidden vnn de schrille dishar
monie n van drn politieleen strijd, die ieder
«opheffen van een lieflijker melodie schel over
stemmen, het bericht van de vwceselijkc liein-
ramp bij BeDin/.ona. Een oogenblrk hielden dc
drie en twintig partijen, die naar het slagveld
vnn* de Rijksdagvcrkiezingcn opmarcheerden
waarachtig zooveel zijn het cr— den odein
in. De verschrikkelijke dood van den leider der
Duitsch-natior.alc partij dr tielffcrich was voor
vriend cn vijand een vingerwijzing om tot be
zinning te komcr.
Temidden van het geioas kwom men tot de
erkentenis hoe klein ons opgewonden gedoe te
genover de donkere macht van het noodlot 'S.
Had men niet dicpci doordonken cn tegen z <^h-
zolf zc;;?en kunnen, dat ook hot ergste lot,
dut nog steeds boven Duitsrhlnnd zweeft, zwaar
genoeg is, om hot vernietigende ijveren van do
lundgcnooten legen elkaar als een misdaad te
domi schijnen?
Of wij niets meer noodig hebben dan in
nerlijke eenheid? Geen sprake vnnl Den
volgenden dag begon hot spcctokel weer cn mon
ging voort, ciknar door onverhoodsche aanval
len, smaadredenen, beloedigende verwijten cn
lasteringen het leven onmogelijk te maken.
Daartusschcn door klonk een stem, die weer
op dc ontzettende ellende van den oorlog terug
wees cn met nieuwen aandrong om menschelijV.e
goedheid riep. De stem kwnm uit een gevange
nis uit de.Beiersche vesting Niederschöncnfeld.
waar de jonge dichter Ernst Toller nu reeds
vijfjaren de tragische dwaling boet, die hij door
zijn deelname aan de Munchcncr „Radenrepu
bliek" in den winter van T9TQ begaan heeft. In
Toiler Heeft, zoouls uit zijn laatste dichtwerken
blijkt, in da gevangenis een totale ommekeer
plaats gehad. Deze drama's, die allo opgeveerd
werden zonder dat de dichter erbij aanwezig kon
zijn. tooncn. dat hij, die ze schreef, niet meer
in het recht cn d.? doelmatigheid van geweld i
<n terreur gelooft, maar het heil slechts van oen
loutering en veredeling van den menschelijken
gecxt verwacht. Op dezen toon is ook Toller's
tragedie afgestemd, die dezer dogen tc Be; lijn
voor de eerste maal werd opgevoerd cn de
grootste belangstelling wekte. Haar titel is
Hink?mnnn" zoools de naam reeds aan
duidt is de held een arme drommel, die in den
oorlog kreupel werd. Hinkemann heeft het on
geluk gehad, door een schot zijn mannelijkheid
tc verliezen. Wanhopig, met verscheurde zie! is
hij thuisgekomen bij zijn jonge vrouw, naar wie
hij in de lange joren van den frontdienst van
verlangen verteerde, cn die hij nu niet meer
echtgenoot e'n geliefde kon zijn. Dc vrouw be
mint hem niettegenstaande dat, van genscher
harte, maar in de heillooze verwarring, die de
slechte, wreede oorlog in het echtelijk leven ven
eenvoudige menschen gesticht heeft, werpt zo
zich toch in de armen von ren ruwen kerel,
die haar verleidt Kinkemann ziet zi« h door
iedereen verlaten. Zijn ongeluk wekt ook in den
kring zijner vrienden slechts spot cn lachlust.
Dr wereld heeft geen erbarmen met hem. Wer
keloos geworden, treedt hij bij een bezitter van
n tent op de rommelmarkt in dienst om zijn
vrouw te kunnen onderhouden en dan volgt cehe
sterke, den toeschouwer in het diepst van zijn
ziel ontroerende scène, nis dc vrouw met haar
geliefde den armen stumper van ccn mon in
zi.in onwaardige bezigh? d op d? jaarmarkt ont
dekt. Met talrijke geniale invallen heeft Toller
do vereenzaming van den dooi het lot geslagene
geschilderd. I;n boven het gansche zweeft do
smartelijke klacht „Waarom is er geen goed
heid genoeg onder dc menschen, woarmee Zv
elkaar wederkcerig steunen en elkaar het leven
verlichten, inplaats van het elkaar tot een hel
Ie maker.?"
Slechts één groep blijft in de algemeene ver
warring zijn koele verstond gebruiken. Dat is
liet gilde van dc Bcrlijnschr inbrekers cn
dieven. Deze tijdgenooten hebben verstand v.„»
psychologie. Zij zeggen tegen zichzelf: als die
brave Beriijncrs met hun gedachten voortdu
rend bezig zijn, zijn ze minder waakzaam cn
wij hebben vrij spel. Inderdaad, de zaken van
deze vlijtige medeburgers bloeien op het oogen
blik meer dan ooit. Met ccn waarlijk duivej-
schc handigheid heeft ccn inbrekersbende»
zoodrn t bericht kwnni. dot o.n de Beriijnsche
directeur Pohrtnv ;\n bij de treinbotsing nabij
don St. Gotthord met zijn vrouw om het leven
was gekomen, oógenblikkelijk dc villa van ds
familie Fohrtmnnn in het Grdncwald opgezocht
°n leeggeplunderd. Dot is werkelijk ren zHd-
zanm geval van misdadigers-laagheid. Een
kennis van mij was dezer dagen zoo gelukkig
na ccn concert in de Philharmonic in de garde
robe ven jongeman hij dr kladden te krijgen
wicn hij het aanzag, dat hij hem een oogenblik
te voren zijn portei. •jfllp ontrold had. Op de
politiewacht bleek, dut mijn vriend een pccdi»
ingeving gehad had. Dc man was een gootje
bekende, lang gezocht? persoon uit het mis-
dudiggrsolbum. Dc portefeuille echter was ver-
dwonen. Omdat mijn vriend inlusscjtcn M,1 hot
daarin aanwezige geld wilde olïe.ren, maar
toch dc papieren, die ze bevatte, terug wilde
hebben, opend^ hij mot den dief eer» vriend
schappelijk onderhoud. „Och", zrHe de be
trapte schurk, „weet II. miinheer. men kan nie
mand meer vertrouwen. Ziet U, cis ik een
portefeuille steel, gaat ze natuurlijk dadelijk
verder, vnn hand tot hand. onder de collega's
die aanwezig zi.in cn met mij zaken doen. Op
het oogenblik nu. dat II rnij te pakkep kreeg,
moest volgens dc regelen der kunst hij die de
portel cuille op het moment had. ze op den
grond loten vallen, opdat ik had kunnen zeg
gen: „V. at wilt U? dn.ir ligt immers de porte
feuille! Begrijpt U? Inplasts daarvan hield de
ke:rl de portefeuille, ik werd gearresteerd."
I vraag U: ,.ls di: collegialiteit?" Onlangs
stapte ik in ren autobus— U weet mijnheer,
hier ligt ren bijzonder vruchtbaar arbeidsveld
voor ons. M\ k wat zag ik, torn ik binnen
stapte? In dc autobus waren meer collega's
dan passagiers! Hoe kon men dan zaken doen
Dr. MAX OSBORN.
Londensche Brieven.
Zomer-gezondhcid. De invloed
van den kouden grond. Lente en
vliegtuigen. Drie motoren.
Ziekenzorg in den Dierentuin.
Zenuwachtige reptielen.
Het is ni wel Meimaar de grilligheid von
April heeft ons nog niet verlaten. Hot oplei
dingsschip van de marine in don Theems, was
voor oen keer eens vroolijk van 'aspect, omdat
het tor gelegenheid van Hen herinneringsdag
van Koning George's troonsbestijging niet lus
tige vluggen en wimpels is getooid. Lustig, zeg
ik. Zoo was het aspect vanmorgen, toon de zon
do kleurige bnncn en kruizen vnn drn le.ggcn-
tooi bescheen en toen ren forsche lentewind er
dartel doorheen speelde, dnt h<"t wapperde
cn kiapperde van ie wekte. Maar nu ik in den
nog jeu ?n middag v.'ccr door mijn raam kijk,
druipen het schip, zijn vlaggen cn de gansche
wereld buiten mijn raam von den regen. Het as
pect is lusteloos, de zon is weg, de wind is
kil #het is non de schonrsche voorbijgangers
te zien.
Never mind zeggen onze medische voor
lichters. Het kan nog koud en ongedurig zijn
in de luchtmaar Londen is de periode van
zijn zomer-gezond'neid reeds aangevangen Het
sterftecijfer valt van zijn winterhoogten. Influ
enza is bijna geheel verbannen. En al die borst-
anndoeningen, waaraan do Londenunrs dezen af-
geloopen winter m'-er dan ooit hebben geledon,
orndnt hij zoo langdurig en meedoogenloos was,
zijn op een paar uitzonderlijke gevallen na ver
dwenen. Het schijnt dat deze gunstige verande-
Een ander heeft altijd de schuld; geen
mensch en ziet zijn eigen bult.
Cats.
m i o .J
door HULBERT FOOTNER
VOOR NEDERLAND BEWERKT
- DOOR L. ALETRINO -
24
„Wat is er toch?" riep Ralph geprikkeld uit.
„Waarom zou ik hier niet mogen komen, als
ik een eindje loopen^ wil? Denken jullie soms
dat ik hier ongeluk zal aanbrengen?"
De oude man hief het hoofd weer op Zijn
geloot stond onuitsprekelijk droef. Hij maakte
ccn ombestemd gebaai. „Ik niet spreken, zei-
de hij. „Niet goede woorden hebben, ik. Nnhnya
vertellen. Nahnya is hoofd hier. Spoedig zij
kernen, denk ik."
„Maar wat heeft dat toch allemaal te be-
teekenen?" riep Ralph.
„Willen eten?" vroeg de oude man, op zijn
plechtig-hoflelijke manier. „Ik eerst niet aan
denken Wij hebben hertenvlecsch."
Ralph voelde in zijn woorden een zacht ver
wijt.
„Ik heb geen honger," mompelde hij, zich
omdraaiend.
Maar zijn nieuwsgierigheid deed hem weldra
op zijn schreden terugkeeren. De oude man
stond nog in dezelfde houding. „Heeft deze
plaats een naam?" vroeg Ralph.
„Heeten Bergen Kom," luidde het antwoord.
Daar ging hem een licht op. Hij staarde den
Indiaan met van verbazing wijd geopende oogen
aan. De geschiedenis die Wes' Trickett verteld
had, kwam hem plotseling weer in de gedachte.
De holcngang onder de rotsen, het blauw
groene meer, cn het goud dat hij aan den oever
gevonden had. De Kom van het Rotsgebergte
natuurlijk! Dus het was den toch waar ge
weest, en hij hed die plaats gevonden! Met
glanzende oogen staarde hij over het meer.
„Nahnya komen zcide de oude man rustig.
Ralph draaide zich guuw genoeg om, dat hij
haar de helling zag komen opvliegen, zwaaiend
met He ai men, gejaagd, een gloeiende kleur op
de wangen. Op het zien van Ralph bleef zij
plotseling stilstaan; haar handen liet zij op de
zijden vallen. Zij verbleekte. Zij sprak geen
woord, doch wierp slechts een ondoorgronde-
lijken blik op hem. Er lag verontwaardiging,
verwijt en smart in cn een hopeloos, duister
fatalisme. Het was een pijnlijker aanklacht,
dan een stortvloed, van woorden hem zou ge
weest zijn. Hij gevoelde zich uiterst onbehaag-
Hjk.
„Hier ben ik! zeide hij, trachtend dit ge
voel van zich af te schudden met een gewilde
onverschilligheid.
Nog sprak zij niet. Haar droevige oogen,
waarvan de blik ccn niet te loochenen beschul
diging was, strak op hem gevestigd, hief zij
hoog de aimcn ten hemel cn liet ze weer vallen.
„Het zij zoo!" beduidde het gebaar. Toen keer
de zij zich plotseling om, liep naar den heuvel
rand en ging daar in het gias zitten.
HOOFDSTUK VIII
In het dal.
Ralph, hoewel nog niet juist wetend wat hij
ervan denken moest, begon te voelen, dat hij
een ontstellende ramp had teweeg gebracht.
Berouw en schaamte maakten zich van hem
meester. Hij voelde zich als iemand, die zonder
er bij te denken, iets moois, dnt zich niet ver
dedigen kon. hoeft gedood. Zijn gemoed schoot
vol,"zijn mond bleef stom. Hij kon slechts op
een afstand naar haar kiiken, en zichzelf bittere
verwijten doen
Nahnya's stille wanhoop aan te zien, was ein
delijk meer don hij vedrajjen kon, en hij trr.d
op haar toe. .Nahnya, wat is cr?" vroeg hij
smcekend. „Wat heb ik dan toch gedn n?
Niets," zeide zij toonloos. „U niets kwaads
bedoelen."
„Waarom zit je hier dan zoo, Nahnya? W aar
om keek je me zoo aan. toen ie mc daar zag?"
„Ii; heb verdriet," zeide zij eenvoudig. „U is
hier. Ik niet weten, wat er nu gebeuren zal."
„Wat er gebeuren zal?" herhaalde Ralph ver
baasd. „Waarom zou ik hier niet mogen komen?
Waarom kan je me niet een heel klein beetje
vertrouwen?"
„Vertrouwen!" zeide zij, voor zich starend
met een blik dien h'j niet verstond. „Wat is
vertrouwen! U mcenl het gc?d, geloof ik. Maar
u bent een blanke. Daaraan kunt u niets ver
anderen! Koe kunt u voorkomen, wat gebeuren
zal?"
Jc spreekt in raadselen!" riep Ralph wan
hopig. „Als je van den beginne af aan open en
eerlijk tegenover me was geweest, zou dat alles
ons dan niet bespaard zijn gebleven? Waarom
kun je me niet vertellen wat ci is?"
Nahnya vouwde smartelijk dc handen samén.j
Haai rustige stem, thans met moeite behecrscht,
begon te breken. „Ik kan niet," mompelde zij.
„Ik voel mc zoo ongelukkig. Ik kan de goede
woorden niet inden om het uit tc leggen."
„Wil je dat ik weer weg ga?" vroeg hij zacht.
Zij schudde het hoofd. „U hebt het nu ge
vonden, de plaats," zcide zij, „wat zou het ge
ven als u nu al v.egging? Blijf hier. Dan zal ik
u trachten tc vertellen, wat er in mijn hart
bloedt."
„Moor jc moeder,'* zcide Ralph „Ik moet te-
rug.cn haar verzorgen
Charley en ik dragen haar door de. berden,"
stelde Nahnya gt rust. Zij zijn daai blijven
waclucn. Ik zal de jongens sturen om Cli .rley
te helpen, haar hierheen t? brengen." Zij ver
hief haar stem: „Hun Bateesci'
De oude mon trad haastig op hear toe.
Nahnya zcide icis tot hem in het Cree. Daarop
weer in 't Engelsch vervolgend:
„Dc dokier zul vonayond bij ons blijven. Hij
is onze vriend. Maak olies voor hem in c'rdc."
Haar ongekunstelde grootmoedigheid, nadat
hij haar toch zoo diep hod gekwetst, trof Ralph
diep; opnieuw voelde hij zich beschaamd.
„Nahnya, het spijt mij zoo!" barstie hij plot
seling impulsief uri
Zij tond op, zonder te antwoorden, cn iiep de
hcliing af, naar den mee. oever. Een der berken
houten kano's duwde zij het water ir.; rij sprong
aan boord, en stuurde het vuartuigje het meer
op, zonder ook maar even om te kiiken, me'
haar eigen gratie en zekerheid.
„Waar goat rij heen?" vroeg Ralph ialooisch.
De oude man maakte een ontwijkende hand
beweging. „Ik niet vragen," zeide Hij. „Zij veel
houdt van alleen gaan. Zij is niet hetzelfde als
wij." Telkens wanneer Jean Bateese over
Nahnya sprak, was het met dien blinden eer
bied waarmee ccn oud'- Egyptenaar zou gezegd
hebben: „Cleopatra wil het zool"
Hij leidde Ralph terug naar het vuur. Dc drie
hutten stonden in een rij welke evenwijdig liep
met den meeroever. Tusschen hen in waren zo-
merschuren van bladeren gebouwd, waarin de
vrouwen haar huishoudelijke bezigheden konden
verrichten. Hun wintergerci, sleden, bontjassen!
cn sneeuwschoenen waren aan stuken opge
hangen, zoodat zij niemand konden hinderen.
E: vuren roosters om vlecsch cn visch op te
rooken, cn romen om huiden tc looien, alle
zorgvuldig zoo neergezet, dot zij niet fn den
weg stonden. Het uitzicht vun de kleine gras
vlakte ervóór was schiterend.
D? twee jongens weren in de nabijheid gc-
blc.cn. stom van verbazing cn nieuwsgierigheid.
Een flink svel vormden zij; zestien of zeventien
iaar oud. niet forsch. open gelaat. Dc aankomst
•vnn Rnlr!» b »d dc uitdrukking dnarop echter ver
anderd: re verried een angstige schuwheid. Bci-
d?n waren tct het middel to" naakt, en lenig als
cn panter. Hun koperkleurige huid glansde in
het zonlicht cn hun spieren bewogen zich,
zwak aangeduid daaronder, als begiftigd met een
afzonderlijk leven. Zij droegen broeken vnn gei
lt tvhuid on mocassins, die geborduurd waren
nu?t kleurige pennen van stekelvarkens. Hun
pil.-wart haar hing tot op de schouders, en
beiden droegen op het voorhoofd een snoer om
het voorover vullen tc beletten.
Daarmee eindigde dan ook alle gelijkenis. De-
^•nc het verst naar voren stond, was dc
grootste. Hij had scherp gctoekende trekken en
cerf arendsneus. In Hen band cm zijn hoofd had
Jiij, onbewust <Jat dit embleem zoo treffelijk
bij hem paste, een adelaarsveer gestoken.
„Dit Ahmek. Maria s zoon, de broeder van
Nahnyr zeide St. Jean Bateese.
De andere jongen, ofschoon een paar centi
meter kleiner, had breedere schouders. Zijn
gezicht was pint, inrt hoogc, scherpe jukbeen
deren en kleine oogen.
(Wordt vervolgd.)