Rijn- en Moezelwijnen gewas 1921
WIJNHANDEL J. A. SCHOTERMAN Zn.
Ontvangen
Rally Linnen-
SCHOENEN
Joh. Bottinga
een ruime Sorteering:
SCHILLETJE
Door tijdige inkoop thans goedkooper
dan in Duitschiand. Vraagt prijscourant
Mousseline Japonnen vanaf f 4.30
Blouses f 2.90
Kinderjurken in alle maten.
Aparte SVBodellen.
MANTELMAGAZIJN „DE ADELAAR"
VARKENSMARKT 9 - TELEFOON 559
Langestraat 28
AMERSFOORTSCH 0AG8LAD
UTR. STRAAT 17 TELEFOON 145
AFO Advertentie Bureau
Arnbemsche Pooriwal 2a.
Tel. 513
Plaatsing van
advertentiesin
aile bladen zonder
prijsverhooging Eg
H
Likeur van bijzonder fijne
T
A
samenstelling
L
1
li
p. fl. f 3.4o
4
1
S. H MASSA
2
9
2
ARBEID IN BROODBAKKERIJEN.
Voorontwerp van Wet.
De Minister van Arbeid, H. en N. beeft bij
den Hoogen Raad van Arbeid aanhangig ge
maakt dit voorontwerp van een wet tot wijzi-
gang van de bepalingen der Arbeidswet 1919
betreffende den arbeid in broodbakkerijen.
Art I. In art. 34, eerste lid, onder b der
Arbeidswet 1919 wordt in plaats van:
„voor zooveel de artikelen 35 tot en met 38
betreft" gelezen: „voor zooveel artikel 35, eer
ste, zesde, zevende, achtste, negende en tiende
lid, en artikel 36, tweede lid, betreft."
Art H. In art. 35 der Arbeidswet 1919 wor
den de volgende wijzigingen aangebracht:
De eerste zes leden worden gelezen als volgt:
„T. Het is verboden des Zondags bakkersar-
beid te verichten, behalve:
a. het stoken van heeteluchtovens, het met
brandstof vullen van ovens met directe verhit
ting, het halen van rpggebrood uit de ovens
en het verrichten van werkzaamheden, die met
de broodbereiding geen verband houden, een
en ander, voor zoover dit geschiedt door het
hoofd of den bestuurder der onderneming;
b. het halen van roggebrood uit de ovens
door één of meer bakkersgezellen, indien het
districtshoofd, of in beroep ingevolge het vier
de lid Onze Minister, daartoe vergunning heeft
verleend.
2. Een bakkersgezel mag geen bakkersarbeid
verrichten tusschen 8 uur des namiddags en 5
uur des voormiddags, behalve:
a. op Zaterdag tusschen 3 en 5 uur des
voormiddags;
b. op tien andere dagen in het kalenderjaar
tusschen 3 en 5 uur des voormiddags, mits die
dagen zijn aangegeven op de arbeidslijst, of
door het hoofd of den bestuurder der onderne
ming ten minste twee dagen vóór den dag,
waarop ingevolge deze bepaling bakkersarbeid
tusschen 3 5 uur des voormiddogs wordt ver
richt, van zijn daartoe strekkend voornemen in
den vorm door onzen Minister vastgesteld, aan
het districtshoofd kennis gegeven is en een af
schrift dier kennisgeving naast de arbeidslijst
is opgehangen;
c. op Maandag lussohen middernacht en 5
uur des voor-middags, voor zoover betreft het
stoken van ovens door één persoon in de brood
bakkerij.
3. Eene vergunning, als bedoeld in het
eerste lid, onder b, wordt voorwaardelijk en
voor een bepaalden tijd verleend. Aan zooda
nige vergunning wordt steeds de voorwaurdo
verbanden, dat tusschen het begin en het ein
de van den arbeid van een bakkersgezel op
Zondag ten hoogste vier uren zijn gelegen en
dot dezelfde bakkersgezel ten hoogste éénmaal
in drie achtereenvolgende weken op Zondag
arbeid verricht.
4. Tegen de beschikking van hot districts
hoofd op een verzoek om eene vergunning, als
bedoeld in het eerste lid, onder b, kan het
hoofd of de bestuurder binnen veertien dagen
na de dagteekening der beschikking in beroep
komen bij onzen Minister.
Wordt in beroep de Vergunning gewijzigd,
dan treedt de gewijzigde vergunning in de plaats
van die, waartegen beroep was ingesteld.
5. In plaats van op Zaterdag tusschen 3 en
5 uur des voormiddags, mag in eene brood
bakkerij door bakkersgezellen bakkersarbeid
worden verricht op een anderen werkdag tus
schen 3 en 5 uur des voormiddags, indien het
hoofd of de bestuurder der onderneming bij
het districtshoofd eene desbetreffende verkla
ring heeft ingeleverd in den door onzen minis
ter vastgestelden vorm. Deze verklaring geldt,
zoolang zij niet is ingetrokken.
6. Het is verboden deeg of brood, dat na
8 uur des namiddags van den vorigen dag ge
bakken, opgewarmd of warm gèhouden is, vóór
9 uur des voormiddogs uit het gebouw met
aanhoorigheden, waarin zich de broodbakkerij
bevindt, te vervoeren, alsmede deeg of zulk
brood vóór 10 uur des voormiddags te ver-
koopen of af tc leveren."
Het elfde lid vervalt
Art. III. In art. 36 dor Arbeidswet 1919 wor
den de volgende wijzigingen aangebracht:
Het tweede, derde, vierde cn vijfde lid wor
den gelezen als volgt:
„2. Het is verboden gedurende den Israëlie-
tischen Sabbath bakkersarbeid te verrichten,
behalve:
a. het stoken van heeteluchtovens, het met
bran .tof vullen van ovens met directe ver
hitting, het halen van roggebrood uit de ovens
en het verrichten vun werkzaamheden, die met
de broodbereiding geen verbond houden, een
en ander, voor zoover dit geschiedt door het
hoofd of den bestuurder der onderneming;
b. het holen van roggebrood uit de ovens
door één of meer bakkersgezellen, indien het
districtshoofd, of in beroep ingevolge het vijfde
lid onze Minister, daartoe vergunning heeft
verleend.
3. Een bakkersgezel mag geen bakkersar
beid verrichten tusschen 8 uur des namiddags
en 5 uur des voormiddags, behalve:
a. op Vrijdag tusschen 5 cn 5 uur des voor
middags;
b. in het etmaul, dat op den Sabbath volgt en
bovendien in vijftien andere etmalen van het
kalenderjaar gedurende de uren, bij olgemee-
ncn maatregel van bestuur aangewezen, mits
voldaan wordt aan de bij dien olgemeenen
maatregel gestelde voorwaarden.
4. Een vergunning, als bedoeld in het twee
de lid, onder b, wordt voorwaardelijk cn voer
een bepaalden tijd verleend. Aan zoodanige
vergunning wordt steeds de voorwaarde ver
bonden, dat tusschen het begin en het einde
van den arbeid van een bakkersgezel gedu
rende den Israëlietischen Sabbath ten hoogste
vier uien zijn gelegen en dat dezelfde bakkers
gezel ten hoogste cénmoal in drie achtereen
volgende weken gedurende den Israëlietischen
Sabbath arbeid verricht.
5. Tegen de beschikking van het districts
hoofd op een verzoek om een vergunning, als
bedoeld in het tweede lid, onder b, kon het
hoofd of de bestuurder binnen veertien dagen
na de dagteekening der beschikking in beroep
komen bij onzen Minister. Wordt in beroep
de vergunning gewijzigd, dan treedt de gewij
zigde vergunning in de plaats van die, waar
tegen beroep was ingesteld."
Het elfde lid vervalt.
Art. IV. Art. 7, eerste lid, eerste volzin,
der Arbeidswet 1919, wordt gelezen als volgt:
„I. Het districtshoofd, of in beroep inge
volge het vierde lid Onze Minister kon voor
waardelijk vergunnen, dat in eene broodbakke-
rij, waarin ten minste zes bakkersgezellen bak
kersarbeid plegen te verrichten, door bakkers
gezellen gedurende twee uren voor het tijdstip,
waarop zij ingevolge artikel 35 of artikel 36
met den bakkersarbeid aldaar mogen aanvan
gen, arbeid wordt verricht, bestaande in het
gereedmaken van deeg cn ovens."
Art. V. Art. 38 der Arbeidswet 1919 ver-
volt.
Art. VI. In art. 40. vierde lid, der Arbeids
wet 1919, wordt in plaats van: „6 uur" gele
zen „5 uur."
Art. VII. Aan ar\. 42 der Arbeidswet 1919
wordt een achtste lid toegevoegd, luidende als
volgt:
„Indien het in het belong der broodvoorzie
ning in verbond met het stilstaan van de brood-
productie op één of meer der voorafgaande of
volgende dagen icdig is, dat op Zondag in
afwijking van het bepaalde bij artikel 35, eerste
lid, bakkersarbeid wordt verricht, kon onze
minister daartoe voor een bepaalden Zondag
voorwaardelijk of onvoorwaardelijk vergunning
verleenen. Het zesde en het zevende lid kun
nen bij het verleenen van zoodanige vergun
ning overeenkomstige toepassing vinden."
Art. XIII. In art. 73 der Arbeidswet 1919
wordt in plaats van: ,,de artikelen 35, 36, 37
cn 38" gelezen: „de artikelen 35, 36 en 42."
Art IX, Deze wet treedt in werking op een
door ons te bepalen tijdstip.
DE KAMERS VAN KOOPHANDEL.
Het kiesstelsel, haar taak en de wet
op de Kamers.
De Middenstandsraad heeft cenigen tijd gele
den uit hun midden een commissie benoemd
met opdracht om te rapporteeren omtrent het
kiesstelsel en de taak der Kamers van K< :>p-
hondel, alsmedi dewet od de Kamers van
Koophundcl zelf. Deze commissie is samenge
steld als volgt: L. Attemo, lid; dr. J. van Beur
den, buitengewoon lid; mr. M. J. Wolff, lid van
den Middenstandsraad en mr. J. H. de Mol van
Otterloo, die zich bereid verklaarde de com
missie van raad en voorlichting te dienen.
De Commissie heeft in haar eerste vergade
ring aan den heer mr. M. J. Wolff het presi
dium opgedragen, terwijl de heer L. Atterna be
noemd werd tot rapporteur. Voorts werd de
opdracht der Commissie vastgesteld en daarna
hun werkplan geregeld.
De Commissie heeft haar onderzoek bepaald
tot de volgende onderwerpen:
I. a. het kiesstelsel van de Kamers van Koop
handel;
b. de invloed der landbouwcoöperaties op de
verkiezing van leden der Kamers van Koop
handel;
c. de verkiezing van middenstanders in de
afdceling voor het grootbedrijf;
II. Taak der Kamers van Koophandel;
Iü. Instelling eener Centrale Kamer van
Koophandel;
IV. a. Openbaarmaking van rekening en be
grooting;
b. Subsidies.
V. Vaststelling der joarlijksche heffingen;
VI. Inkrimping van het aantal Kamers.
De Commissie kwam bij haar onderzoek tot
een aantal conclusies, die zij in een van een toe
lichting voorzien rapport heeft neergelegd. Dit
rapport zal in een op T5 September e. k. te hou
den vergadering van den Middenstandsraad
worden behandeld.
De conclusies der Commissie luiden als
volgt:
I. a. Het Kiesstelsel.
De Commissie is van oordeel, dat de wijze
van verkiezing der leden van de Kamer van
Koophandel en Fabrieken, zooals die is neerge
legd in de wet en uitgewerkt in het Reglement
voor de Kamers van Koophandel, spoedig dient
te worden gewijzigd en wel in dien zin, dat het
vereenigingskiesrecht primair en het individueel
kiesrecht aanvullend zij.
Zij gaat daarbij uit van de gedachte, dat de
Kamers van Koophandel zoo nauw mogelijk
moeten aansluiten op de organisaties van han
del cn industrie, met behoud evenwel van ieders
vrijheid, het individueel kiesrecht uit te oefenen.
Alleen zóó kan worden voorkomen dat de
Kamers van ^Koophandel goeddeels naast de
vrije organisaties van handel en industrie ko
men te staan en eveneens is, naar het oordeel
der commissie, alleen zóó te bereiken, dat de
vrije organisaties in de Kamers van Koophandel
een officieele vertegenwoordiging zullen erken
nen van handel cn nijverheid.
I. b. Invloed van coöperatieve
vereenigingen.
De Commissie is van oordeel, dat de klacht
over den onevenredig grooten invloed van land
bouwcoöperaties op de verkiezingen voor de
Kamers van Koophandel gerechtvaardigd is en
deze aangelegenheid dringend verbetering be
hoeft door een wijziging vnn de wet op dit punt.
1. a. Middenstanders in de afcL
Grootbedrijf.
Voor zoover bezwoar kan worden gemaakt
tegen het feit, dat „middenstanders" worden ge
kozen in de ofdeeling voor het grootbedrijf,
meent de commissie, dat genoemd bezwaar
goeddeels zal kunnen worden ondervangen bij
eene regeling van het vereenigingskiesrecht,
zooals de Commissie zich die denkt, blijkens
punt 1 a van dit rapport, met bijbehoorende toe
lichting.
II. Taak der Kamers van Koop
handel.
De Commissie is van oordeel, dat de taak der
Kamers nauwkeuringer behoort te worden om
schreven. O. m worde duidelijk aangegeven,
dat de Kamers naar haar aard zijn aan
gewezen op het behartigen van plaatselijke en
gewestelijke belangen. Ten opzichte der uit te
brengen adviezen worden diensvolgens bepaald,
dat deze door de Kamers van Koophandel als
regel slechts worden uitgebracht of van hanr
gevraagd meer zuiver plaatselijke en geweste
lijke legenheden. Draagt nochtans een
plaatselijke of gewestelijke aangelegenheid te
vens een rneer algemeen karakter, zo~ behoeft
dit voor de Kamer geen bezwaar te zijn daar
over uit eigen beweging te adviseeren of desge
vraagd van ad"ies te dienen.
UL Centrale Kamer van Koophandel.
Wat de instelling van een Centrale Kamer
van Koophandel betreft, komt het der commis
sie ongewenscht voor, dat zulk een instelling,
met het doel ook naar buiten op te treden, tot
stand koru
rVa. Openbaarmaking van
rekening en begrooling.
Naar het inzicht der commissie zouden de
jaarlijksche rekening en verantwoording en ook
de begrootingen in een of anderen vorm door
de Kamers van Koophandel publiek dienen tc
worden gemaakt.
Ook met het oog hierop kan wijziging der
wet wellicht noodzakelijk blijken. Doch waar in-
tussehen door den minister reeds een verzoek
in dien geest tot de onderscheidene Kamers
van Koophandel is gericht en meerdere bereids
hebben geantwoord aan dit verzoek tc willen
voldoen, meent de commissie te dien aanzien
een afwachtende houding te kunnen aanbevelen.
IVb. Subsidies.
Het verdient, naar het oordeel der commissie,
aanbeveling, dat het behandelen van subsidie
aanvragen cn het nemen van besluiten daarom
trent, zooveel mogelijk in openbare vergadering
der Kamers plaats hebbe.
V. Verlaging der jaarlijksche heffingen.
De commissie acht het gewenscht, dat aan
de Kamers vrijheid wordt g'elnten om, mot be
houd van de bedrogen voor inschrijving in het
handelsregister, de jaarlijksche heffingen voor
dit register te verlogen.
Zij is van oordeel, dat dit zou kunnen worden
bereikt door aan de Kamers de bevoegdheid te
verleenen, binnen de grenzen der wet, de jaar
lijksche heffingen naar eigen inzicht vost te
stellen.
VI Inkrimping van het aantal Kamers.
In verband met het feit, dat sommige Ka
mers, naar is gebleken, niet over voldoende in
komsten beschikken, komt het der commissie
voor, dat wellicht tot inkrimping van het aan
tel Kamers zou kunnen worden overgegaan.
In dat geval zouden de inkomsten van de
Kamers, welker gebied door voormelde inkrim
ping wordt vergroot, bij een verlaging van de
jaarlijksche heffingen niet behoeven te vermin
deren.
NEDERL. ZUID AFRJKAANSCHE VER-
EENIGING.
Jaarlijksche alg. vergadering.
j De vergadering van bovengenoemde vereeni-
ging vond Zaterdag te Amsterdam plaats.
De voorzitter. Prof. Dr. J. W. Pont, opent
de vergadering en heet alle aanwezigen harte
lijk welkom. Nadat spr. eenigc beschouwingen
gewijd heeft aan den tegenwoordigen politie
leen toestand in Zuid-Afrika cn baarbij wijst op
het groote gewicht van de op handen zijnde
verkiezingen en den wensch uitspreekt dat de
uitslag zóó moge zijn, dat krachtige regee-
ring, noodig voor den vooruitgang van het land,
gevormd zal kunnen worden, wijst spr. op de
voortgezette beweging in Zuid-Afrika ten gun
ste van het Afrikoansch, dot reeds vrijwel over
al is ingevoerd. Als voorbeeld hiervan gewaag
de spr. van de invoering van Afrikaansch me
dium op de Lagere Oost Eindschool in Preto
ria, die altijd als een typisch Nederlandsche
school werd aangemerkt.
Spr. memoreerde het bezoek van mannen als
Dr. Viljoen en Prof. Ver Loren van Themaat
gedurende het afgeloopen jaar. Hij sprak de
hoop uit, dat de werkwijze, volgens de aanwij
zingen van Dr. Viljoen, ten opzicht van emi
gratie van Ned. onderwijzers naar Zuid-Afrika,
succes mag hebben. Dr. Viljoen legde speciaal
den nadruk er op, dat Nederlandsche onderwij
zers toch vooral het Afrikoansch meester moe
ten zijn, niet minder dan het Engelsch en hun
eigen moedertaal. Te dien einde beval hij aan,
het doorbrengen van één studiejaar op een
Normaal school in de Kaap-provincie, na af
loop waarvan zij volkomen gelijkgesteld worden
met de landszonen.
Spr. wees er verder op, dot volgens rap
port van twee onlangs teruggekeerde deskun
digen, de economische toestond van het land ge
zond is.
De emigratie arbeid van de Vereeniging ging
geregeld voort. Eiken Maandag wordt spreek
uur gehouden voor allen, die informaties om
trent Zuid-Afrika wenschen, zoowel voor perso
nen, die daarheen willen emigreeren, als voor
hen, die het land wel eens als toerist willen
bezoeken. Zij gaat daarbij uit van de gedachte,
dat het juist de kapitaalkrachtigen zijn, die in
Zuid-Afrika als de goede soort emigrant ge
wenscht worden. Natuurlijk komt het toch voor
al aan op het karakter van den emigrant, wil
hij zich, gedurende de eerste jaren, die altijd
moeilijk zijn, er doorheen slaan.
Spr. eindigde met een herinnering aan het
verlies, dat de Vereeniging leed door den dood
van Dr. H. F. Jonkman. Hij toch was een der
stichters van de Nederlondsch Zuid-Afrikaan-
sche Vereeniging en was de eerste, die door
2ijn reizen de Transvaal in Nederland bekend
gemaakt heeft. Wij hebben altijd zijn voetspoor
gevolgd, zegt spr. Zijn doelhet leggen en daar
na versterken der economische en cultureele
banden tusschen 'Zuid-Afrika en het oude stam
land, is ook heden nog ons doel.
Na het uitspreken van den wensch, dat de
vereeniging ook verder vruchtbaar moge zijn,
in haar arbeid voor het doel waartoe zij is op
gericht, verklaarde de Voorzitter de vergade
ring geopend.
Het jaarverslag, alsmede rekening en verant
woording van den Penningmeester werden on
veranderd goedgekeurd.
De aftredende leden van het Hoofdbestuur
werden allen herkozen.
Nadat de afgevaardigde van de ofd. Gronin
gen het woord gevoerd heeft, staat de heer
Penning op om de vergadering een en ander te
vertellen van zijn reis naar Zuid-Afrika in het
afgeloopen jaar.
Spr. begint met over zijn aankomst in Kaap
stad te zeggen, dat hij toen begreep de ge
voelens van van Riebeek, toen deze voor het
eerst daar aan land stapte. Daar is veel in
Kaapstad wat nog aan de dagen aan de O. L
Compagnie herinnert. Daar is het oude kasteel
met zijn I7e-eeuwsche klok. De poort met zijn
wapenschilden van de Hollandsche koopsteden.
Als men niet in Afrika geweest is, kan men
zich geen denkbeeld vormen van de afstanden
daar. Treinreizen van 6 uren noemt men daar
een „klein rukkie". Spr. maakte mede de hei-
denking van den Dingaansdag te Ceres en ver
haalt van zijn ontmoeting met een typisch-
Afrikaanschcn boer, met langen baard, die op
zijn ouden dag nog veel behagen had geschept
in het lezen van de boekjes van de bekende
Wessels-serie.
Toen in 1806 de Nederlandsche vlag van uen
toren van het Kasteel in Kaapstad werd neerge
haald, waren er professoien, die meenden, dat
het nu mei de Nederlandsche taal gedaan was.
Spr. kwam meer dan 100 jaren later daar aan;
hij hoeft Hollandsche gesproken en werd er
verstaan
Een broer van hem woende in de D.akens-
bergen. Dezen had hij in geen 40 jaarv gezien.
Nn van 's avonds 9 tot 's morgens 6 uur in den
trein te hebben gezeten, moest hij nog een
„klein rukkie" rijden, t. w. 7 uren in een Koap-
sche kar.
De kaffers maken een groot deel van de be
volking uit. De kaffers die hij ontmoet heeft,
waren van een zacht-aordig ras. Spr. verhaalt
dan, dat het den kaffer-lijftrawant van zijn
broer „boe sij vuurmaakplek" ging, dat ou-baas
Penning uit „ou-Holland" gekomen was heele-
maal over de Drakcnsbergen en vier weken op
een schip gezeten had zonder des avonds ook
maar één keer uit te span."
Het arme blankenvraagstuk is een piobleem,
dut de Afrikaonsche bevolking geregeld bezig
houdt. Spr. heeft in een kamp van deze lieden
gelogeerd, welke bezig waren aan de besproe-
ingswerken van Hartebeestpoortdam. Vaak heb
ben deze menschen zelf geen begrip hoe zij,
die misschien vroeger duizenden beesten beze
ten hebben, tot zulk een toestand vervallen zijn.
Van dgenerotic is bij hen echter geen sprake.
De menschen nemen het nogal kalm op, wat wel
toegeschreven mag worden aan het heerlijke kli
maat en de Afrikaonsche zon, die optimisten
maakt.
Na nog eenige anecdotes verteld te hebben en
de Afrikaansche gastvrijheid te hebben ge
roemd, eindigde spr. met den wensch, dut het
jonge Zuid-Afrika en het oude-Nederland in
nauw contact met elkaar mogen groeien en
bloeien, tot in lengte van dagen.
De voorzitter dankte den heer Penning voor
zijn gloedvolle voordracht, die van zooveel
jeugdig vuur getuigde en sloot, na rondvra ïg
met donk aan de aanwezigen, de vergadering.
EEN GEHEIMZINNIGE CIRCULAIRE.
Waartoe arbeidsbemiddeling al
kon dienon.
Men schrijft aar» de Msb.
Door bemiddeling van de Arbeidsbeurzen
dus portvrij in afrekening heeft de Konink
lijke Edelsmederij te Joure aan de co'rrespon-
denten der Arbeidsbemiddeling de volgende
circulaire verzonden, die geheim gehouden moet
worden
„Zeer waarschijnlijk woeden tusschen 15 Juni
en 1 Juli aan de postkantoren verkrijgbaar ge
steld de plaatjes voor de in te voeren rijwiel-
belasting. Deze plaatjes dienen solide aan de
rijwielen te woeden bevestigd, daar rijwielen,
waaraan de plaatjes ontbreken, in beslag wor
den genomen. De vorm der plaatjes is echter
zoodanig, dot voor de bevestiging aan het rÜ~
wiel een houder noodig is, welke houders even
wel door het Rijk niet worden verstrekt.
Nu is door onze firma, in overleg met het
Ministerie van Financiën, een dergelijke houder
gefabriceerd, die uitsluitend aan of in de na
bijheid der postkantoren moeten worden ver
kocht, gedurende den tijd dat aldaar de plaat
jes verkrijgbaar zijn. Vanwege de posterijen
worden de houders niet verkocht. Ook door
anderen kunnen zij nog niet gefabriceerd wor
den, omdat de vorm der plaatjes nog niet be
kend is. Echte: is verkoop door bemiddeling
van rijwielhandelaren enz. voor ons onmoge
lijk, omdat de>ze> te gemakkelijk de houders
zouden kunnen namaken, waardoor ons artikel
onverkocht zou blijven.
Noodzakelijk is dus, dat geen ruchtbaarheid
aan deze zaak wordt gegeven, vóórdat met den
verkoop ten postkantore wordt begonnen. Door
ons wordt gezorgd voor voldoende reclame in
die kantoren.
Wij vragen daarom uwe medewerking voor
het vinden van één of meer fictieve en betrouw
bare personen (u kunt, in verband met het aan
tal en de drukte aan de postkantoren in uw
correspondentschap, het beste beoordeolen,
hoeveel personen u noodig heeft), die zich met
den verkoop dezer houders willen belasten. Ri
sico is hieraan voor hen niet verbonden.
De houders worden verkocht voor TO cents,
waarvan 6 cent voor ons en 4 cent voor den
verkooper.
Wij zorgen voor de toezending der houders
aan de door u opgegeven verkoopers, die ons
na afloop de onverkochte terugzenden, tegelijk
met een bedrag van 6 cent voor elk verkocht
exemploor.
U behoeft ons dus alleen op te geven den
naom cn het adres van een of meer solide, ac
tieve personen. Wij bepalen het aantal dat aan
ieder wordt toegezonden, op grond van de ons
door het Ministerie van Financiën verstrekte
opgave.
U bij voorbaat dankend voor uwe medewer
king, zien wij uwe opgave gaarne spoedig
uiterlijk 25 Mei op bijgaande kaart tege
moet".
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREEN
KOMSTEN.
Statistiek op I Juni 1925.
Uit het dezer dagen door het Centraal Bu
reau voor de Statistiek gepubliceerd overzicht
betreffende de collectieve arbeidsovereenkom
sten blijkt, dat de omvang van deze contrac
ten. geleidelijk stijgende sinds I9TI (het jaar
van de eerste statistiek der collectieve arbeids
overeenkomsten). zijn hoogtepunt bereikte in
T920, toen er 983 overeenkomsten bestonden,
geldende voor 22500 ondernemingen en
273,600 werknemers. Sindsdien zijn deze aan
tallen verminderd. Op I Juni 1923 bleken er
660 collectieve arbeidsovereenkomsten te be
staan, welke in toepassing gebracht werden in
16900 ondernemingen voor 238,000 werkne
mers. Hieronder zijn begrepen 20 z.g. lande
lijke contracten (tegen 31 in 1920), geldende
voor 9600 ondernemingen en 132.300 werkne
mers resp. T0700 en 157900 in 1920).
De publicatie bevat een aantal staten, waarin
de contracten onderscheiden worden naar het
al of niet verplicht lidmaatschap, den arbeids
duur, de uitkeering van ziekengeld, de vacantie,
het scheidsgerecht, de personeclsvertegenwoor-
dfgïng, enz. Verder is een overzicht gegeven
van de contractloonen voor de verschillende be
roepen voorkomende in alle gemeenten met
10.000 en meer inwoners, terwijl verder mede-
deelingen worden gedaan omtrent het voorko
men van kinderbijslag, winst-aandeel, index-
loonen, enz. Ook een vergelijking van de loo-
nen te Amsterdam in 1911 en 1923, overgeno
men of berekend uit de collectieve contracten,
komt in de publicatie voor. waarbij rekening is
gehouden met dc wijziging in de koopkracht
van het geld. Blijkens deze cijfers is b.v. het
contractweekloon van hundzetters in het typo
grafisch bedrijf in het tijdvak T9I1—1923 ge
stegen met 57 pet., voor boekbinders met 65
pet., voor bakkersgezellen met 64 pet., voor
kantoorbedienden met 74 pet., voor bouwvak
arbeiders met 39—54 pet. Men diene hierbij
echter niet uit het oog te verliezen, dat zoo
als overigens wel als algemeen bekend mag
worden verondersteld in de bouwvakken de
werkelijke loonen in 1923 de contractloonen be
langrijk overtroffen.
De publicatie bevit tevens een lijst van de
voornaamste tijdschriftartikelen enz. uit den
laatsten tijd over de collectieve arbeidsovereen
komst cn hare bindendvei klaring.
DE MALVERSATIËN BIJ HET ROTTER-
DAMSCHE TUINDORP.
De voortzetting van dc behandeling.
Gisteren is voor het Haagsche Hof voortge
zet de behandeling van de zaak tegen den' steen
fabrikant J. S. uit Rotterdam, vroeger directeur
van het Eerste Rotterdamsche Tuindorp, die
door de rechtbank tc Rotterdam in verband met
bij genoemd Tuindorp gepleegde malversaties,
is veroordeeld tot 5 jaar gevangenisstraf.
Als getuige werd thans nog gehoord de heer
H. M. A. Schadee, advocaat en notaris te Rot
terdam, destijds commissaris van het Tuindorp.
Hem werd in verband met de aan den bekl. ten
laste gelegde verduistering von ongeveer
49.600 gevraagd, of het college van commis
sarissen accoord ging met de wijze, waarop de
bekl., zooals hij heeft medegedeeld, met dat be
drag heeft gehandeld. Bekl. heeft nj. het bedrag
particulier gebruikt, omdat hij toch in rekening
courant stond met het Tuindorp.
Naar de meening van den getuige, zouden de
commissarissen tpg'en een dergelijke handel
wijze geen bezwaar gemaakt hebben. Anders
wordt het geval natuurlijk wanneer een derge
lijke handeling niet uit de boeken zou blijken,
zooals hier het geval is geweest. Indien tusschen
het ontvangen en het boeken slechts een paar
weken zouden zijn verloopen, zouden commis
sarissen nog geen kwade trouw hebben veron
dersteld. Getuige gaf toe. dat, waar hier een
jaar tusschen de verschillende handelingen was
verloopen, de zaok wel eenigszins anders staat.
Nog deelde getuige mede, dat het bedrag van