KINDERHÜ6RIEK De rubriek van Oom Karei. Juiiie schrijft ine allemaal over het onweer van de laatste dagen en de meesten zeggen, dat ze wel een heel klein beetje bang zijn. Dat hoeft toch niet, als ie voor het raam staat en eens ziet, hoe prachtig het eigenlijk is, die schichten licht. Het is dsn soins hcelemaal blanw j Jicht. Je schrikt dan natuurlijk wel even, al? er zop'n knetterende donderslag direct op volgt, maar daar ben je toch ook wel weer op voor bereid en je zult eens zien, als je het bliksemen een paar keer gezien hebt, dan vind je het veel minder erg en ga je met elk omveer weer kijken en ben je telkens vol spanning, hoe de schichten dan weer door de lucht zuilen schic- i ten. En telkens is het anders. Je kunt er nu eenmaal toch niets aan ver anderen, een onweersbui kun je niet tegen houden en daarom zou ik maar probecrcn. er zooveel mogelijk het mooie van te zien. Als het weer eens is, denk je maar, „nu staat Oom Karei ook voor zijn raam te kijken'' en dat geeft je vanzelf moed, probeer maar eens Gisteravond schrok ik zoo, ik zat voor het open raam tc schrijven; op de tafel stond een lamp en voor nie was het donker. Opeens hoor ik een gesnor, 't Leek wel oen vliegmachine en voordaHk er haast aan had kunnen denken, wat het was. viel pats een groot beest voor me op het witte papier neer. Ik trok gauw mijn hand terug, je schrikt dan wel even. als het zoo heel stil is, dan ben je niet op zoo'n verrassing voorbereid. Maar zag toen al gauw. dat een meikever tne met i bezoek vereerde, hij vond m'n sche merlamp zeker zoo gezellig, dat hij er eens even op af kwam snorren. Ik heb hem eens goed bekeken, zooals hij daar op het papier allerlei grappige bewegingen zat te maken Ik stelde me voor, dat er een groot vliegtuig was neer gekomen en dat de passagiers nu even rond wandelden over het papier, om te lezen, wat er al allemaal voor de Kinderrubriek neergeschre ven was, tot na een poosje de motor weer werd aangezet en met een gesnor de groote machine uit het raam verdween, de donkere tuin in, om een heel verre tocht te maken, misschien naar de groote bruine beuk een eind verderop, en dan verder de singels langs, 't Leek me heerlik om den heelen nacht zoo'n groote reis nn»e te maken en dan lekker veel wind te vangen en te bekomen van den warmen dag. Maar toen hoorde ik in de verte het carillon en toen merkte ik dat het al heel laat was. En omdat ik toch geen kans had, om nu een vlieg tocht in een meikcvermachine mee te maken, ruimde ik Tnaar gauw de boel op en ging naar bed. Zooals jullie merkt, laat Tante Riek haar stem nu ook weer hooreti. Ze heeft een ver haaltje, dat echt gebeurd is, en de versjes zijn er nu ook weer. VAN VELSEN NAAR WIJK AA ZEE IN DONKER. Vroeger, toen ik nog op school ging, gingen we altijd zes weken naar buiten met de groote vacantic. Zelf hadden wij, mijn zuster en broers, maar vier weken vacantic, maar vader had er wel acht. Daarom gingen wc zes weken naar buiten Het jaar, waar ik van zal vertellen, was het weer naar Wijk aan Zee. Zijn jullie daar wel eens geweest? Nu, dan weten jullie wel, dat je van Velsen af loopen moet. Een heel lange weg. We hadden toen geen fietsen. Nu waren kennissen van ons in Velsen ge logeerd. Op een avond hadden we iemand naar de boot van zes uur gebracht en waren een kopje thee wezen drinken bij die familie in Velsen. Zoetjes aan werd het laat. We moesten gauw terug, want het begon al tc schemeren. En toen we eindelijk op stap gingen, was het al donker We waren met ons vijven, moeder, m'n broer, hvee zusters en ik. mijn broer gewapend met een dikke stok. Toen we in de prachtige laan liepen was het pikdonker. Telkens k».am er een fel licht op den weg, dat kwam van de vuurtoren van Ymui- den. Mijn broei moest met de stok telkens voelen of we nog op de steenen liepen. Nu heb je zoowat op de helft een melkhuis van Jansen en daarover kun je een bosclije Ingaan, wat veel vlugger gaat. aan wanneer je de heele weg moet loopen. Dus moesten we dat boschje in. Maar nu de opening te vindon Eindelijk zei mijn broer, die voorop liep, dat \ve er waren. Wij door de opening er in Maar na tien mi nuten moesten we weer terug, we konden niet verder, we waren verkeerd. Wij terug tot de groote weg. Niemand was er tc zien en het was pikdonker, nu er geen maan was. Eindelijk, na lang zoeken, hadden we het heusch gevonden. Nu zijn de paadjes in dat boschje cm: smal; cén kan er maar loopen. Dus liepen w. Is kippetjes achter elkaar. Maar geen .van on- >u achteraan loopen Toen ig mijn broer met de stok voorop feil moedei achteraan. Telkens zagen we iemand loopen. maar altijd, als we er bij gekomen wa len. was her een tak of een boomstam. Mijn broer had de gewoonte, met de stok nu en dan een flinke slag tegen de boomen te geven. Dan schrokken we erg en moeder lachte ons dan smakelijk uit Het laatste laantje was heclemaal als een berceau gegroeid. Heel aan 't einde ervan, waar het boschje eindigde, zag je een rond gat Dat was de lucht. Steeds -iqj* de opening dicht, dus we dach ten weer. dat er iemand liep. ..Ja", zei m'u broer dan. „beslist een strooper" Maar hoe Verder ïVe kwamen, niemand zagen we. Wat was het geval? Daar we op de Ver lengde Voorstraat logeerden, was vader eens gaan kijken, of wc er nog niet aankwamen. Vader wist. dat de groote weg erg om liep. Maar toch twijfelde hij eraan, of we wel door de boschjes zouden komen De weg van dc Voorstraat naar de boschjes is erg ongelijk, vol kuilen. Nu ging vader niet verder dan de opening en daar hoorde hij ons al in de verte Dat was het dus, wat steeds voor de opening kwam. Toen we uit het boschje kwamen, stond vader te wachten. Dat laatste stuk naar huis viel moeder wel een paar keer in een kuil Toen hadden we schik, maar in ih boschjes waren we een beetje benauwd geweest. we thuis, maar cl:.- is er in al die jnrc- b ik veel Heel laat kvvri :c: nooit vergeten. Nu veranderd Komen jullie no-; eens in Wijk aan Zee vraag dan maar eens -;anr de hachjes van Die bekend i- in Wijk aan Zee. weet liet wel. ZIEK BROERTJE „Stil kind'rcn," zei moedor ..Wecst stil toch en zoet Lief broertje moet slapen. Dat doet hem zoo goed Maar maakt gij hem wakker Dan gaat hij wis dood. Wc liepen als muisjes We waren al groot. Klein broertje werd beter Wat was dat een pret' We mochten dien dvond Om tien uur naar bed We dronken anijsmelk .\(et koekjes erbij. Moe lachte zoo vriend'üjk. Wat waren wij blij! TANTE RIEK. VOOR DE MEISJES. Rcceplcnhockje (redactrice Lekkerbekje) R oomvla. 2/2 d. h. melk, 3 eierdooiers, 50 gram suiker. 25 gram bloem, '4 stokje vanille. Bereiding: Roer de eierdooiers met dc suiker en de bloem, voeg dc melk, waarin de vanille getrokken heeft, toe en kook de massa al roe rende, tot de bloem gaar en de vla gebonden is RAADSELS. Oplossing van vorige keer. I Berk. linde, den, eik en "olm II „Achter de wolken schijnt toch de zon" met de woorden: kachel, school, scheren, wijzen, donker, wolken en de letters t. d, t. lil Kancel, kameel. Bij de loting van de heele stapel goede op lossingen trok ik het briefje van Annie van dc Waal Dus die krijgt het boekje van Willy PetiHonIna en haar moeder. NIEUWE RAADSELS I. Zoekt in dit raadsel een woord. Aan timmerlui meer dan bekend. Als gij maar zoekt, dan vindt ge hef Ge vindt het. maar niet op het end (incez door Tante Riek.) II. Kruisraadsel. X X 1 X X X X X X X X X x X eerste rij is een medeklinker, een der eerste tien letters v. h. alphabcth. tweede rij is k dat een kruidenier gebruikt, derde rij is ec. meisjesnaam, vierde rij is In t gevraagde woord, een heel bekende meisjesnaam, vijfde rij i6 een dier. zesde rij is een gewicht, zevende rij is een klinker, die in de vijfde zij voorkomt (ingez. door Zwartkop.) III Mijn geheel is een bekend spreekwoord, dat met negentien letters geschreven wordt i4, 11. 12. 13, 17 is een stad in Zuid-Holland. 1, 18. 19 is een jóngensnaam. 2. II. 4 is een deel van je gezicht. 10, 15. 5. 6, 9 is een wapen. 16. 12, 3 is nooit dik. 7. 8. 15, 3. 8. 19 is een ^tnd in Oostenrijk. (ingez. door zus Cl.) OPLOSSING VAN HET EXTRA-RAADSEL. Barncveld met de woorden: vat, partij, Ber nard, servies, Weesp en sla. Het handwerkje van Tante Rick heeft Daisy gewonnen. Voor het tweede woord waren er allemaal verkeerde oplossingen, ik heb ze nu toch maar allemaal bij elkaar gedaan en toen een briefje van Daisy er uit getrokken Die komt Maandag wel even? PROEVEN EN KUNSTJES I In den zoom van een doek naai je een dubbeltje. Nu neem je een ander dubbeltje en je zegt. ..Ik zai dit dubbeltje in mijn zak too- vereu Je maakt je zak heclemaal leeg en iaat zien. dal er niets in zit. Nu neem je het dubbel tje en doet net, of ie het in de doek stopt. Jc laat nu voelen, dat het er nog in zit. Natuur lijk zullen de anderen het voelen, want ze voelen het dubbeltje, dat er ingenaaid is. Het andere dubbeltje houd je in je hand. Nu steek jc jc hand in je zak en haal je hem er weer uit met het dubbeltje in je hand. Je schudt de doek goed uit en laat zien. dat het dubbeltje er nu niet uitvalt, dus er ook niet inzit. Het is een heel aardig kunstje en iemand, die het niet weet, tl er niets van begrijpen (ingez. door Doffer.) II. Men neemt een blad uit een schrift en maakt het tegen de kachel warm. Strijk nu over het papier en leg er een massa kleine papiertjes onder. De kleine papiertjes zullen nu vanzelf tegen het papier gaan. (ingez. door Ton Nevcu.) III. Knak vier lucifers in 't midden. Buig de uiteinden van elke lucifer naar elkaar toe. Leg ze nu alle met de geknakte uiteinde tegen elkaar, zoodanig, dat het geheel een ster van acht stralen vormt. Laat men nti een druppel water op de lucifers, juist in het middelpunt van de ster vallen, dan bewegen zich de uiteinden zoo naar elkkar toe, dat er een kruis ontstaat. (Dit moet op een gladde tafel gedaan worden). (ingez. door Poesje.) Welkom! De ooievaar streek neer op 't dak, mot vroolijk klepper-klepper-klap nu komt de lente weer in 't land. en wij, wc springen hand aan hand nu in het rond, luer met elkaar cn roepen: Welkom, ooievaar! Daar in die verre, warme streek bleef j'ons toch trouw, hier bij de beek en 't stroodak, waar jo nest op rust, vergat je niet aan ginsche kust neen, vast kom j'ieder jaar terug je reis ging dezen keer wel vlug I We hadden je nog niet verwacht, maar, voordat iemand er aan docht, streek jij weer neer op 't oude dak blij klinkt je klepper-klepper-klap O zeker, zie jc met plezier ook ons weer allen samen hierl HERMANN A. Spikkelorusje. Vloog spreeuwtje Spikkelorusje In bibb'rend lente-pak Bij Daantje, Driesj' cn Dorusja Op 't piekpunt-pannedak. Zijn voorjoars-oogenvcertjes-vacht Brrr I rilde stijf en stTam, Hij sprik-sprik-sprieuwde heesehig-zacht, Hoe 'n spreeuw verkouden kwam f „Waórom," zei dikke Dorusje, „Kleed jij je niet van pas? Ik droog nog, Spikkelorusje, Mijn wintcr-overjns I" „Kan Tc mij maar eens in elk seizoen, Héél 't jaar twéé keer, verkleên. Moest in April lentjurkj' aandoen. Woei 't winterjasje héén ,Hé," druk-bedrijvig Driesje wijs Riep, „pAs is 't half April, Als 't doorgaat zóó, bevries j'in 't ijs. April doet wat hij wil „Weet jij," vroeg spreeuwtje, „wM vooruit. Welk plan het weertje smeedt Toef leg je 't mij dan óók eens uit. Dat voortaan 'k béter weet In warm-wol truitje, roodgekraegd Zei kleuter-kleine Daan „Spikk'lorusje, als jij 't eens vraagt Aan gindschen torenhaan M, jaknikt spreeuwtje, „maar hij voelt Alleen van welke zij De wind nu draait cn woelewaait. Wat kómt, weet zélfs niet hij f' Sprak Driesje „Domme Spikkeloor, Gebruik toch je verstond, Zoo Pnppie leest ons 't weernieuws voor Vindt jij 't óókin de krant I" Stil pinkt' arm Spikkelorusje Bedroefd een biggeltraan. Liet Driesic, Daantj' en Dorusje Aan 't vriezend venster staan. Vloog schuw ornhoo-/, - héél verre h-en, Zocht straaltje van de 'on Diep treurd' in spr! spr! sprikgewean. Geen spreeuwtje lezen kon f CLARA WITTE. WISKUNDIGE VRAAGSTUKKEN. I. Wat moet je zeggen: elf en acht is twintig of elf en acht zijn twintig? (ingez. door Doffer.) II. Hoe schrijf je. „droog gras" mer vier letters? Oplossing van vorige keer: I. Het veulen komt op zijn vier pooten te staan. II Aten doet de zakken in elkaar. III Men schrijft 99*/». RUILHANDELHOEKJE. Lien Drijver verzamelt Pleinesplaatjes en p^etzegels. Kan iemand haar daaraan helpen 1 Ze v.oont: Puntenburgerlaan no. 36, adre? Ide heer A. Molenaar. He< Boschellj». Marietjc en broertje Johannes, die wandelen samen door 't bosoh door zien 2ii een wonder-f"- ventje, een elfje, verscholen in j Een klokkeblocm is er 2ijn hoedje van 't zuiverste donkere blauw spitsblaadjes, die vormen zijn kleertjes wet of toch dot elfje wel v/ou De kindertjes komen al nader met oogjes verwonderd en blij zij willen het elfje graag vangen, maar elfjes zijn heusch liever vrij I Zij zorgen voor bloempjes en diertjes in 't bosch, aan de beek. op het veld 's nachts werken zij, maar komt het zonlicht, dan rusten ze. werd mij verteld. Ten minste ir. lente en zomer, maar, komt er de herfst in het land, dan kunnen de elfjes niet slopen hun arbeid moet eerst aan den kant Zij moeten elk plantje, elk diertje voorzien te<ren wintersche kou en hebben de dagen óók noodig tóch werken de elfjes heel gauw Marietjc en kleine Johannes gaat stil dvc aan 't elfjo voorbij maar wïJ je wat meer van hem weten, Jkomt morgen dan maar eens bij mij. Ik weet nog heel wat van de elfjes» die huizen in bosch en in veld want, zie je, do Fco van do sprookjes» die heeft er mij veel Van verteld I HERMANN A. CORRESPONDENTIE Allereerst moet ik jullie eens vragen, hoe jul lie de proeven en kunstjes vindt, en of jullie ze wel eens doet. Ik krijg zooveel oplossingen van dc vraagstukken, maar hoor daar nooit iets van. Krijg ik daar eens antwoord op? En verder zijn er enkele oude getrouwen, die me niet meer schrijven. Ik heb heelcmnal niet te kingen over het aantal brieven 't zijn er zelfs heel veel maar van die neefjes en nichtjes, die me hij het begin wel schreven, hoor ik toch graag nog eens af en toe wat. Annie v. d. W. Dat is prachtig, hè, al zoo gauw? Je geniet nu zeker van buiten. Ik houd ook erg veel van bloemen en heb er ook altijd, 't geeft je dan toch een gevoel van buiten ook in de kamer. En daar verlang je toch altijd maar weer naar. Tante Rick vroeg, wat je mankeerde, ze had uit mijn antwoord opgemaakt, dat je ziek was. Vertel je me eens, hoe je het boek vond? Er is maar één plaatje, maar er heeft nog iemand je adres gevraagd. Doffer. Jij loot toch ook altijd mcc. Stel je voor, dat je nooit mocht meedoen en jc bent nog wel zoo'n groote helper van me. Ik wou, dat ik nu zoo heerlijk buiten woonde als jij. Ga je altijd op de fiets naar school? Daisy. Ik wist wel, dat jullie met z'n vier tjes ondeugende kinderen bent. Heeft ze nog straf gehad? Ik kan me begrijpen, dat 't prikte. Vind je het cadeautje niet keurig, daar kun je mooi al jc strafwerk in opschrijven. Je hebt een mooie naam uitgekozen, ik vind die schuilnamen erg leuk. Perpetuum Mobile Ik had de eerste bezending net weggestuurd, dus zal ik de proeven tot volgende keer bewaren. Ik vind het heel prettig als er een oudere bij is, maar een ding moet ik je toch zeggen, dat het grootste deel kleintjes is. Misschien, als later de rubriek apart komt, dat we het dan 200 kunnen doen, als je zegt. Maar nu vind jc er toch gemakke lijk genoeg uit, wat te kinderachtig is en wat niet. Zeg, zou het vertrouwen opeens komen, als je mc kende? IR geloof het toch v et. Je kunt gerust er op vertrouwen, dat oit iets zal vertellen, ik heb graag dat je van alles vertelt. Ik zeg mijn naam liever nie:, dan weten zoo gauw alle neefjes en nichtjes die en ben ik bang, dat ik geen rustig leven -fraat meer heb. Zulke blaadjes als jij bedoelt, zijn er toch wel, maar altijd voor ouderen, H B. S.'ers cn Gym nasiasten b.v. Er ligt hier nog altijd een schrift, kom je dat Maandag na twaalven even halen, dan zal ik eens opletten. Als je kunt. schrijf dan vaak, ik vind het erg prettig. Waterlelie. Ik ben altijd blij, als ik weer nieuwe bloemen krijg, en nog wel zoo'n mooie! Ik hoop een vaste medewerkster in je gekre gen te hebben. Schrijf je eens, of j' plaatjes gekregen hebt? Mignonette. Jij behoort dus ook bij het edele klaverblad van vieren, ik hoorde al van al het kattekwaad, dat jullie uitvoeren. Genoot je niet in het bosch? 't Wordt er mij gauw te warm, ik zoek liever den waterkant op. Van dat roode begreep je zeker eerst niets, de antwoorden zijn vaak net raadseltjes voor vreemden. Spinnetje. Je naam staat er nog altijd, maar je moet nog wat geduld hebben, ik heb er nog maar een paar. Maar vast vergeet ik je niet. D i k k i c De vraagstukken had je goed, ik begrijp niet, hoe jullie ze zoo gauw vindt, ik zou het zelf niet kunnen. Maar de vele oplos singen bewijzen wel, hoe ze in den smaak vallen. Poesje. Weten de anderen die andere naam ook? Wat het andere betreft, moet je maar eens lezen, wat ik aan Perpetuum Mobile schreef. Jij bent ook geen beetje nieuwsgierig! Ton N e v e u. Ik zal zien. het nu nog te plaatsen, anders volgende keer. Die hond, is dat niet een gladharige, vrij groot en korte spitse ooren? Dat Miten lijkt me nder prettig. Ik heb nu ook ramen open, naar 't wordt er soms nog warnier door. Paddestoel Dank je wel voor de plaat jes, ik zal ze geven. Jij was de eenige, die er stuurde. Heb je je gesneden? Ik houd je aan je woord met het sprookje. Muisje. Ik heb het aldoor maar over vier gehad, merk ik, ik rekende Duifje er bij. 't Schiet nu op naar dc vacantic, telkens verdwijnt er weer een streepje. Als het zoo ver is, heb ik mijn vacantie al gehad, dan beginnen jullie pas, hè? Ik heb nog geprobeerd, maar ik kon je brief er niet uitkrijgen. Was je nu opeens weer blauw geworden? Appelbol. Je had het zeker te warm om veel te schrijven, zulke appelbollen smelten ook gauw. Ik kan het me anders best voorstellen. J 0 Z. Jc bent geweldig verwend, wat een cadeau! Dat hondje vind ik ook 't leukst, wat wordt het er voor een? Ze moeten eerst altijd wennen, vooral als ze zoo jong zijn. Ja, bij een kiek van de baas hoort er een van dc hond. ik ben erg benieuwd. B i IJ. Jij hebt toch zeker iemand, die jou brieven schrijft, 't is zoo netjes. Ik heb nog een heele boel raadsels, maar ik wil cr toch altijd wel weer nieuwe. Heb je pas die fiets gekregen? Wat zal je er van genieten. Aapje. Zoo heet jc toch, hè? Eerlijk ge zegd kon het ook wel een doeshondje zijn. Zoo'n raadsel is eens aardig voor de afwisse ling. Frit s R. Ik hoop het ook, 't zou een heele verrassing voor jc zijn. Vorige week waren er ook een paar jarig, die moesten het ook maar alleen met mijn gelukwenscltcn doen. Vraa Rteeken. Ik dacht toch wel, dat jij het was. Dit is een prachtige schuilnaam zoo ge worden. Er moeten ook wel eens gemakkkelijke raadsels bij, als ze moeilijk zijn, krijg ik klach ten cn als ze gemakkelijk zijn, ook al. 't ls soms geen pretje, om Oom Karei te zijn. En vooral niet, als het dan nog zoo snikheet is ook. Nikkertje. Toch leuk, dat je nog even een teeken van leven gegeven hebt. Duifje. Deze keer was de extraprijs niet een mandje, maar een opschrijfboekje, 't was ook heel mooi. Fijn, hè, zoo buiten zitten; we genieten nu wel. Voetbal. Dank je wel voor je raadsels. Gerard L. Die krant raakt men nog al eens kwijt, dat hoor ik telkens. Je moet vragen, of je de kinderrubriek er dadelijk uit moogt scheu ren, als dc krant komt. Er staan toch meestal advertenties achter. Jullie kent elkaar al alle maal, geloof ik. Zoeklicht. Nee, ik was cr niet, wie dacht je, dat het was? Je zult daar genieten, vooral in Artis, ik hoop er iets van te hooren. Ben je al eens eerder in A. geweest? Woensdagmorgen kan nog wel, dus zoo erg hoef jc jc niet tc haasten. Plaatje met de bok. Jullie namen ston den er niet op, dus zet ik maar, wat er op het plaatje staat, dan weten jullie het wel. Het plaatje herkende ik direct. Wat het inzenden betreft, moet jë maar eens zien, wat ik hier boven schreef. Zwartkop. Ik heb er al een gezien, dat heb je gelezen. Ik schrok er eerst van. 't Is nu opeens allemaal zoo opgeschoten. Bij ons bloeien ze ook, fijn, als die er weer zijn, ik houd er veel van. We krijgen nu een heerlijken tijd met de aardbeien en kersen. A ri e St. 's Morgens spartel ik al lekker rond, 't is zoo lekker, je voelt je dan zoo opge- frischt. Beu je ai in het diepe? Ik kreeg Jaatst bijna die ton op m'n hoofd; ik moest me haas ten. om er onder uit te blijven. Ik heb niet ge zegd, dat ik zoo goed kan zwemmen. Heb jc nog duiven verkocht? Ik reken op een uitvoerig verslag van je reis. Frits. Was je daar voor pleizier? Of familie wezen opzoeken? Goudvosje, 't Deed me bepaald pleizier, het rose velletje weer te zien. Jc hebt nu weer voor van alles gezorgd. Ik ben er heel vroeger eens geweest, maar ik herinner me er niet zoo veel meer van. Die Kievietsbloemen zijn prach tig, met de gevlekte bloembladeren. Zijn ze daar gekweekt? Je ziet ze hier «ens in tuinen. Arnold v. D. Wil je er eens naar toe gaan. Het adres is Korte Bergstraat elf. Dan vraag jc maar naar Annie en zeg je. dat Oom Karei je gestuurd heeft. Vind je dat zwemmen ook niet fijn? Ik voel ine er altijd zoo van opgeknapt. Als ik niets te doen had, lag ik geloof ik, den heelen dag in 't water te spartelen. P e r 7. i k. Ik moest zoeken waar het begin was. Ja, dat is vreemd, als je geprezen wordt, gaat het opeens niet meer. Maar volgende keer gaat het wel weer, probeer maar. Het woord is Latijn en beteekent Eeuwig bewegelijk. Werk jc zooveel, dat jc telkens hoofdpijn hebt? Ik zou het maar kalm aan doen. Meizoentje. Je lijkt wel een echt zaken- mensch, geen oogenblikje tijd! Toch aardig, dat jc nog even schreef, 't hoeft ook niet altijd evenveel te zijn, 't is altijd voor je genoegen, hc? J an R. Zoo'n broertje, daar heb je nog eens wat aan. Dus hij helpt met de raadsels? Vind je die vraagstukken ook niet leuk? Er is zoo veel afwisseling, dat houdt de animo er In. Theo B. Ik heb al langzamerhand heeMvat plaatjes van de brieven afgeknipt, dit is leuk met die ganzen. Jan R. Hierboven staat ook al een'Jan R., ik zou maar een schuilnaam verzinnen. Zweni je goed, dan b.v. „Snelzwemmer" of zoo iets, be denk maar eens. Als ik je eens tegenkom in 't zwembad, zal ik je eens nat gooien, pas maar op! Die meisjesnamen in een raadsel zijn altijd moeilijk, omdat er zoo'n ruime keus is. Generaal Tompoes. Je brief was iaat, maar toch nog even een woordje. De rest is voor de volgende keer. Dus toch weer terug gekomen? Dat moet ook. Ik heb expres in 't begin van de Correspondentie de oudjes weer eens opgeroepen. Heb je nog veel gewandeld, den laatsten tijd? ONS MOPPENHOKJ& Een duur pepermuntje. Een boer kwam een apothekerswinkel binnen en vroeg een drankje aan den apotheker, die dit achter even klaar moest maken. Op de bank stond een flesch met pepermunt. De boer snoepte er één van, maar de apothe ker zag het en zei, toen hij weer in den winkel kwam: „Er zijn toch geen jongens in den winkel geweest, die uit de flesch gesnoept hebben, want dat is heel zwaar vergift?" „Neeee," stotterde de boer ontdaan. Apotheker: „Ik heb wel een tegengift, maar die kost vijf gulden". De boer: „Geef mij er maar gauw een, want ik heb gesnoept." Wat had de boer een spijt, want hij moest geweldig braken. (ingez. door Goudroosje.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1924 | | pagina 11