AMERSFOORTSCH DAGBLAD „DE EEM LANDER" Zaterdag 24 Mei 1924
FEUILLETON.
De verborgen vallei.
TWEEDE BLAD.
Het wormpje zingt niet meel
No. 276
22e Jaargang
De uitdrukking is van Multatuli, die de
AvaarheicI nooit mooier wilde voorstellen
dan ze is. En zijn woord komt ons in de
gedachte, nu de zomer weer in volle pracht
begint te prijken en het lied der vogels ons
stil maakt Aan blijde ontroering. De schep
ping is schoon en goed! zingen de vogels,
maar het wormpje, Avaarnaar zij hun vraat
zuchtige snavels uitslaan, zingt niet mee.
Het is deze tegenstrijdigheid, die juist
Avanneer het seizoen op zijn heerlijkst is,
droefgeestige menschen maakt. Hoe het één
met het ander te rijmen? Hoe te gcloovcn
in een redelijken grondslag van 't leven en
tevens de barre werkelijkheid te erkennen?
Hoe te kunnen juichen om hetgeen onweer
staanbaar het hart tot vreugde dringt en
tevens vrede te nemen met den strijd om 't
bestaan, die heel de schepping tot een af
schuwelïjk moordhol maakt?
Het lied der vogels gcAe ons in dezen een
aanwijzing. De bekende vogelküridige dr
Buekers heeft er in zijn hoek ..Onze Vogels"
de aandacht op gevestigd, dat het zingen
van de vogels niet, gelijk wij meenen, een
uiting is van een bepaalde stemming. Het
is een werktuigelijke reflex-handeling die
met de voortplanting ten nauwste samen
hangt. Als voorbeeld, hoe onjuist het is bij
een zingenden vogel een vroolijkc stemming
als noodzakelijke drijfveer te veronderstel
len, Avijst dr. Budkers er op, dat bijv. een
nachtegaal, dien men van zijn nest Avcgge
vangen had, reeds terwijl men hem naar
huis droeg, in een donker zakje begon te
zingen. .,E>at is dezelfde vogel", aldus de
schrijver, „die zich het gemis der vrijheid
soms zoo aantrekt, dat hij alle voedsel Avei-
gert en van honger sterft, als het niet ge
lukt hem met geAA'eld tot eten te dwingen.'*
Ten onrechte veronderstelt men mcnsche
lijke eigenschappen en stemmingen bij die
ren. en deze verkeerde verklaring belem
mert vaak ons inzicht in de natuur en ver
leidt ons lot allerlei onjuiste gevolgtrek
kingen.
Ik meen, dat dit A-oorbeeld van den zin
genden vogel duidelijk genoeg verklaart, in
welk opzicht avij onze levensbeschouwing
hebben te herzien. Hoe is het mogelijk dat
het gefluit van den nachtegaal ons in die
stemming van stille verrukking brengt, die
het vogeltje zelf niet blijkt te kennen? Een
Duitsch dichter, op wicn de rust van den
maannacht indruk maakte, componeerde het
bekende vers: „Goede maan, gij gaat zoo
stil..." Hoe kan de dichter de maan „goed"
noemen, tenvijl hij toch zeer Avel weet, dal
de maan een levenloos voorwerp is? Waar
om noemen wij bergen „trotsch", een stroom
„verraderlijk", den winter „onbarmhartig"?
Wij lachen het kind uit, dat. zoo het zijn
hoofd aan de tafel stoot, de tafel een klap
geeft en zegt: „Stoute tafel!" En toch doen
wij, groote kinderen, hetzelfde, wanneer wij
dieren en planten en delfstoffen gevoelens
en stemmingen toeschrijven, die zij niet
kennen.
Niettemin zullen wij dit blijven doen, ook
nadat wij de onjuistheid van onze natuur
verklaring hebben ingezien. Want Avïj men
schen spreken niet louter redelijk of weten
schappelijk: wij spreken ook dichterlijk
Ook de nuchterste verstandsmcnsch onder
ons is, zoodra hij zijn mond open doel.
dichter. Onze taal is een taal van dichters,
en dient niet steeds letterlijk, maar veel va
ker overdrachtelijk te worden opgevat. Zelfs
sinds een juister inzicht in de natuur alge
meen goed L gewordenblijft de natuur
a oor ons, wat zij was voor den dichter van
Faust, toen deze zijn meesterwerk besloot
met de erkenning, dat al het vergankelijke
slechts ccn gelijkenis is.
Het "ozang cler vogels; de goede maan,
de on! ..mhartige winter zijn zinnebeelden
waarin wij onze eigen stemming vvcerge
en. Als wijonder een vredig maanlicht
.den nachtegaal liooren zingen, is het niet
de nachtegaal, maar zijn Avij zelf het, die
den Schepper danken en prijzen. Iemand
die om een of andere reden verdrietig is of
bedroefd, zal den nachtegaal om zijn gezang
haten en zijn vuisten ballen tegen de maan
Stemming is ook l»i> den standvastigsten
mensch aan Avisseling onderhevig. 1-Iet rt
de aanleiding, die haar dikwijls bepaalt
Wie op een vredigen maanavond den sper
Aver ziet uittrekken op zijn prooi en de
vleermuis op jacht bespiedt £n zelf een
Avorm vertrapt onder zijn voeten, dan gaat
denken aan zijn noodzakelijken strijd om
't bestaan, die altijd, ten koste van adderen
gaat, en zoo voortmij merend het leven
gaat zien als een kAvelling en den dood als
een onbevredigende uitkomst, luistert naar
den nachtegaal niet meer.
Wkt is nu het ware, het ïiormale gevoel
tegenover het leven? Mogen avc opgeAvekt
zijn om de in wezen Avreede kleur en fleur
van den zomer? Moeten we somber zijn on
danks al wat rondom ons lieflijk is en we!
luidt?
We mogen niet en we moeten niet; de
innerlijke noodzakelijkheid van ons gevoels
leven lacht om rcdencering en voorschrift.
We zijn vroolijk of we zijn het niet. We zijn
somber of Ave zijn het niet. Ons gevoelsle
ven regelt zich niet op bevel; het gaat zijn
eigen, vaak onnaspeurlijken, meestal oube-
heerschbarcn gang.
Zelfs met het stellig inzicht, dat het loven
verschrikkelijk is en de dood nog verschrik
keiijker, kunnen wij stil verrukt luisteren
naar het zingen der vogels en opgetogen
staren naar een fel bloeiende bloem. Dit is
de Avondergaye van 't leven, cn het zou on
verstandig zijn. haar ongebruikt te laten of
te vernietigen.
Hier staan wij voor een dier levensgehei
men. die het menschcnbestaan waarde vcr-
leenen. Deze gave ontslaat ons van de ver
plichting, onze levenswaardecring te hou
Aven op onze levensbeschouwing, Avelke in
derdaad rekening heeft tc houden met strijd
en verschrikkingen, die aaoj niet mogen yin'
bloemen. Itomain Rolland, de pleitvoerder
voor heldhaftigheid !n dit bestaan vol ver
bijsterende ellende, besluit zijn roman Jean
Christophe met den uitroep: „Het leven is
een tragedie, Hoera!" In dezen uitroep is
de kwellende tegenstrijdigheid opgeheven.
H. G. CANNEGIETER.
Parijsche Brieven.
Parijs, 13 Mei 1924.
De VlIIe Olympiade.
liet voorspel, of heter de vooispelen der
YJIIe Olympiade zijn voorlaatste» Zondag plaatsen A-oor de springers en de Avcrpers
r_..T .1 uitgespaard, en op een plek A\'aar dit nie-
zelf een voorspel was van de „régates
olympiques".
De meosten dier vijftien duizend zullen
wel ecnige spijt over hun verren tocht naar
Colombes gehad hebben, niet om hetgeen
zij daar zagen, maar om de moeilijkheden
die het bereiken er van meebrengt. Te Pa
rijs is niet iedereen de gelukkige bezitter
van een eigen automobiel en de taxi-chauf
feurs fantaiseeren een extra tarief voor
Zondagmiddagritten naar buiten. Nu is er
wel een speciale dienst van autobussen in
gesteld, waarmee men voor tien francs uit
de binnenstad heen en terug naar Colombes
komt, maar ook dit is begrijpelijkenvijze te
duur voor de groote menigte, die zoo blijft
aangewezen op de geAvonc trams, waarmee
do heen en de terugreis alleen een paar
•uren tijdverlies veroorzaakt, en die hunne
passagiers egn half uur van den ingang
van het stadion afzetten. De weg erheen
verkeert nog, zooals ik gisteren constateer
de, in een staat van Avording die, als de
verdere omgeving van het aanstaande tour-
nooivekl der hedendaagsche gladiatoren,
doet verwachten dat het nog wel ecnigen
tijd zal duren \-oor zij behoorlijk bruikbaar
zij n.
Maar dat alles zal wel terecht komen voor
het oogenblik daar is waarop de eigenlijk
gezegde VlIIe Olympiade aanvangt; groote
haast is er immers niet bij. Heeft ooit ccn
wereld-concours of tentoonstelling zich er
op kunnen beroemen op tijd gereed te zijn?
Het stadion zelf is dit, cn daarom komt het
voorloopig toch maar aan. liet stadion is
gereed, cn wat mooi. Zoo'n veld voor voet
ballers, gymnasten, speenverpers, discobo-
len en andere athletcn, gevat in een idccöle
haan voor ruiters, hadden wij hier nog niet
cn is misschien wel een zeldzaamheid in ge
heel Europa. Het reusachtige ovale gras
veld, gevormd door tAvee rechte zijden die
aan hunne einden door twee halve cirkels
zijn verhonden, ziel er uit als een frisch on
berispelijk biljard lak en, Avaarop dc ballen
van zelf doodloopen zonder zich aan eenige
ongelijkheid te stooten. Dit zag ik gisteren
toen daar een paar groepen voetballers be1
zig waren zich te oefenen. In de heide half
ronden en langs de rechte zijden zijn de
op het mooie, fonkelnieuwe, daartoe expres
aangelegde Stadion te Colombes (een ietwat
afgelegen voorstadavan Parijs, in het Depar
tement de la Seine) begonnen, in afwach
ting dat die periode van sport naar klassiek
model haast zou men kunnen zeggen
naar de klassieke tradities wprclT ge
opend met een plechtige dienst in de Ka
thedraal Notre-Dame dc Paris, op den-mor
en van Zaterdag 5 Juli, waarna zij zelve
op dc meest demonstratieve en passende
wijze den volgenden dag zal aanvangen met
een grooten Grieksch-Ronicinschen worstcl-
wedstrijd in het Cirque dc Paris.
Die vroege inzet van een reeks spelen,
waarvan hier velen groote venvacldingen
hebben, en die ook buiten de sportwereld
een zekere belangstelling cn niet weinig
hoop op goede zaken wekken, was alleen
door ingoAvijdefi venvacht. I-Iet publiek in
het algemeen en op alle sporten der maat
schappelijke ladder hield zich meer met de
verkiezingscampagne bezig clan met de
vraag of dc aanstaande Zondagse he voet
bal-ma tehes op het Stade' Pershing, liet
Stade Bergeyrc, te Lavallois, te Putcnux of
te Colombes zouden plaats hebben, of zij al
dan niet tot de Olympische Spelen gerekend
werden. Zeker zijn er velen heengegaan om
de nieuwigheid, om eens te zien waar die
fameuse, Olympiade haar hoofdkwartier zou
hebben en hoe men er komen kon in den la-
teren tijd als de Spelen goed in gang zou
mand hindert, is cle toegang tot dit veld
voor wedstrijders, die daar door een onder-
aardschcn gang komen. De uiterste baan
van aangestampte asch heeft een lengte van
r>00 Meter, de daarbinnen gelegen smallere
baan met hindernissen eene van 485 Meter,
Dat veld is geheel omgeven door een muur
waarin geen enkele opening is en aan welks
bovenrand de amphitheatersgewijze oploo-
pende plaatsen der toeschouwers beginnen.
Deze zijn zoo geschikt, dat men op alle
plaatsen de baan in haar geheel overzien
kan... indien althans in de praktijk de voor
zittende» het uitzicht der achte»zitlendcn
niet beletten. De tribunes langs de beide
rechte zijden van het veld zijn overdekt en
bevatten ieder tienduizend zitplaatsen op
houten banken, terwijl dc 20 000 plaatsen om
ieder der cirkel vormde cinder) van het veld
open zijn cn als traptreden van steen zijn
aangelegd, zooals dit in de Spaanschc pla
zas de toros het geval is. Indien de goede
wil van het publiek citoe mede werkt, kun
nen dus 60.000 toeschouwers tegelijk ge
makkelijk van de aanstaande Olympische
Spelen genieten, voorzoover die hen ten
minste hier worden aangeboden.
In dit laatste leg ik daarom nadruk- daar
a cle nommers noodgedwongen elders wor
den afgespeeld. Een trouw, en- nauwgezet
liefhebber dezer VIT Je Olympiade die den
tijd heeft, moet tevens toerist zijn, want het
den zijn. De afwezigheid van alle ceremo- programma belooft hem allerlei uilstapjes,
niecl vertoon, zelfs van liooge autoriteiten wparvan meerdere uren sporens noodig ma
- terwijl de minister van Koloniën dien ]<cn, a]s yachting le Meulan aan de Seine
Zondag eenige andere voorname sportplaat-
sen bezocht, bleef hij van Colombes weg
deed dien wedstrijd daar beschouwen als
een -die zich door niets van de anderen on
derscheidde..
Daarom waren er den volgenden morgen
heel Avat Parijzenaars verrast, toen zij in
hun ochtendkrant lazen: „Les Jeux Olympi
ques sont commences!" En zeker waren zij
nog meer verrast door te vernemen dat er
Avel vijftien duizend liefhebbers naar een
Fransch-Roemaansche rugby-match waren
gaan kijken, tenvijl Parijs zelf dien dag op
geluisterd werd door een „Fctc du Muguet"
dat het ondenverp tot een pittoreske optocht
door het stadscentrum leverde, cn door een
internationale rociAvedstrijd op dc Seine, die
ou te Havre op de Kanaalkust, schijfschie
ten te Chalons-sur-Mame cn te Reims, om
nu maar de kleinere uitstapjes in en om Pa
rijs te vcnvaai loozen. Zoo hebben de Wiel
rijderswedstrijden plaats op het gemeentelijk
velodroom in het Bois de Yinccnnes, die van
Polo te. Saint Cloud en tc. Bagatelle (achter
het Bois dc Boulogne), die van Boksen en
Flcurel--schennen in het Cirque de Paris;
ik zou er, aan de hand van dat programma,
nog aa'el ecnige meer kunnen noemen, maar
meen het hierbij te kunnen laten ter Avaar-
sc-huAving voor de aanstaande sportmartela-
ren dat zij niet dagelijks hun weg naar Co
lombes hebben in te slaan.
Bij mijn bezoek gisteren aan dit mooie
stadion Avelks fraai geheel ook den in
druk maakt van zeer practisch tc zijn in
gericht nam ik ook een kijkje in de on
middellijke omgeving cn toen zag ik dat er
overal de noodige maatregelen worden ge
nomen om aan de hoogste eischcn van een
zeer druk bezoek te kunnen voldoen. Zo'o
belandde ik toevallig op een uitgestrekt
terrein, dat nog Avel een grasveld was, maar
binnen kort een garage voor 3000 auto's zou
worden, en dit Avas liet eenige niet Het aan
tal van cafeetjes en drankgclegcnheden voor
den kleinen man, uit planken in elkaar ge
timmerd die houden het best een paar
maanden uit "ban den weg van den tram
naar het stadion AA'as nu al niet te tellen,
en iedereen daar in de buurt belooft zich
op ecniger wijze van de geboden gelegen
heid tot tijdelijk voordeel gebruik te maken.
Dit laatste Avordt ook in Parijs zelf veel ge
daan, zoo zelfs dat cle hotels hunne prijzen
in het vooruitzicht der Olympiade al op
slaan en dat de kamerverhuurders als pad
destoelen uit den grond verrijzen.
Als een bewijs hoe veelzijdig het. begrip
sport in dezen tijd wordt opgevat, noem ik
de door het Comité Olympique Francais ge
organiseerde kunsttentoonstelling die den
loden Mei in het Grand Palais des Champs
Elysécs AA'ordt geopend cn tot 27 Juli zal
duren. Iloe in dat kunstpaleis, AA'aar sedert
het begin dezer maand de groote voorjaars
tentoonstelling van beeldende kunsten tot
einde Juni gehóuden wordt, hoe daar nog
plaats is voor een sport-kunst-tentoonstcl-
ling, is een traag waarop ik ccn volgende
maal het antwoord hoop te geven.
DO YEN.
Amsterdamsche Brieven.
De Kollieslnon. Groot en nóg
veel grootcr.
Mijn goede, oude Kalfjeslaan zal ik eerst
daags niet meer herkennen.
Zoo langzamerhand, eenmaal over de dertig
gekomen, gaat een mensch beseffen, waarom
ouderen zoo graag praten over den ouden lijd.
Wat "interesseert het ons als wij twintig zijn, hoe
allerlei plekken er vroeger uitgezien hebben
Maar hem ze eerst maar eens anders gekend,
heb er maar herinneringen aan!
Zeker, de historische zin is, als alles ter we
reld, ook al heel ongelijk verdeeld. Maar wie
er een gemiddelde of wat-meer-dan-gemiddëlde
portie van heeft meegekregen, voelt ze toch
pas later goed wakker worden. Jk ken wel een
paar jongelui, die zich ul druk cn warm maken
over antieke dingen der Stad, maar dat zijn uit
zonderingen. De echte Amsterdammer, die het
praten over de stad niet kan laten, is gemeen
lijk wat ouder.
Onze tijd heeft prachtig gelegenheid, om zulke
typen te fokken. De verandering gaat zoo gauw,
dat een mensch van dertig meer heeft zien ver
dwijnen cn opkomen dan vroeger iemand van
zestig. Als ik bedenk, hoe wij tien en acht jaar
geleden juist voorbij „Ncreus" op den Amstel
roeiden te midden van de „vrije" natuur, al was
dan dat „vrij" vlak bij de stad, wat betrekkelijk
te nemen. En nu Tot den Omvol ligt de Am-
stel b'esïöten in t r a t e n. Aesthrtisch mis
schien zeer gelukte straten, want een commissie
van officieel-erkende architecten heeft hier de
„straten-wanden" ontworpen of laten ontwer
penMaar die wonden vormen juist mijn
bezwaar. De heele 'Arnstel tot san hel Kalfje is
eigenlijk niet meer te genieten. Waar de „wan
den" ophouden, komen de huizen oude
villa's en nieuwe gebouwen, alles door elkaar,
maar met weinig ruimte cr tusschen. Een strook
van den Amstel is in de bebouwde kom al ge
dempt. En het mooiste is er wordt verderop,
dicht bij het Kalfje, dwars ovei rivier en weg
een spoorbaan gelegd I Het is de ring-
spoorbaan om Amsterdam, die eerlang de (nog
maar voor een klein deel bestaande I!) havens-
West zal verbinden met het óvcrlnadstation in
de Watergraafsmeer, met de spoorlijn in dc
richting naar Utrecht. Wie daar aan den Am
stel staat, aan de eenmaal fraaie oever van dc
rivier, ziet zandschuiten, en van den weg af de
weilanden in hoopen rand, zand, zond, zoo
ver het oog reikt. De spoorbrug is er nog niet,
maar het zal wel niet lang meer duren.
Fraai zal het wel worden. Het midden van den
weg, dat wil zeggen de tegenwoordige weg in
zijn geheel, wordt van bcton-asfalt. Uitsluitend
voor auto's en fietsen, want de voetgangers, voor
zoover nog bestaande, krijgen voetpaden van
grint buiten de boomenrijen, tusschen dc boo-
men en de sloten aan weerszijden. Die voet-
paden zullen „zich slingeren" door het overschot
van de landelijke struiken Avelk een poëzie
en over het beton-asfalt zullen de auto's, motor-
fieten en jakkerende racers suizen, als op een
zomeravond in het Vondelpark, wanneer cn waar
óók de snelheidsmaniakken de baan weten
schoon te vegenGaarne had men den fiet
sers ook nog afzonderlijke paden gegund, maar
het werd te duurdan hadden de sloten ver
smald moeten worden, maar dat kostte geloof ik
meer dan een ton, zoodat men er liever van of-
gezien heeft
Het is toch al merkwaardig, dat de oude
laan zoo lang ongerept is gebleven De stad
groeit dien kant uit. Dc Amstelveensbhe weg,
waarop de laan uitkomt, wordt een hoofdver-
'keersweg van Groot-Amsterdam.
Maar Groot-Amsterdam kon blijkbaar wach
ten, en de Amstelveensche weg óók. Over dit
onding-van-cen-vcrbinding hobbelen pei dag
(als ik juist ingelicht ben) v i e t en zestig
autobussen, ongerekend de auto's die dc Knlf-
jeslaan, dooi willen en eerstdaags, nn de verbe
tering, in veel grooteren getale dezen kant uit
zullen komen. Wie zijn leven lief heef!, doei
don ook zeer verstandig, deze richting te mij
den. Een fortuintje voor de huis- cn grond
eigenaars 1 Deze hebben, zoonis trouwens in
hun geval nogal begrijpelijk is. zoodanige som
metjes gevraagd voor het afstaan van strooken
langs den weg, dat men voorloopig maar niet
ann zal beginnenja, ovru een geheel
nieuwen parallel weg, in de buur: is gaan
denken I
Mijn geestesoog ziet Groot-Amsterdam o.
j verrijzen. Het zal wel neerkomen op een groote
uitbreiding hier aan den kont van Westen
Zuiden. Wanneer cr over een jaar of wat T-ng
bouwondernemers bestaan men zou e. met
lecht aan kunnen twijfelen, gezien den toestand
en het aantal faillissementen van tegenwoor
dig f dan zal'hier een nieuwe bouworgie los
i kunnen barsten. Een groot park in het vroc-
I gere Sloten, een villa-wijk met „uitsluitend"
open bebouwing en vrije huizen van ten hoog-
I ste twee verdiepingen staan onder rncer op het
program
Maar ik vrees, dat het'in de praclijk za:
i tegenvallen. Het plan zal misschien wpj schit
terend worden, maar de, uitbreiding mei oer
reuzen-schok hebben we nu juist achter der
«ug: en die is er geweest vóóirlai ei een alge
meen plan bestond. Eerst de uitbieiding. dan
een algemeen ontwerp het is wel een cigen-
aardige gang van zaken I Maar misschien beie
ven wij er in de toekomst des te meer genoe
gen van.
En intusschen dit is, het gekste verga
dert en piekert een Tuinsteden-commissie over
een pian-van-nóg-vecl grooter Amsterdam, dat
dorpen in het Gooi en bij dv? duinen en wect-ik-
waot zou moeten omvangen.
Om Groot-Amsterdam tout court te vcfl-
Ion, zullen misschien in geen jaren er kapitaal
j en m nschen genoeg zijn maar de studie-
1 rn cnderzoekings-bacil, gepaard met een zekere
propagandistische neiging van ons departe
ment van Volkshuisvesting, werpt al mogelijk
heden van veel wijdere strekking op. Zou het
eigenlijk niet verstandiger zijn, niet zóó ver
vooruit le denken Een plan maken ,s goed
koop (cn toch ook al weer duin i .ricn mk'p-
I rcn kant), maar dat er middelen zouden zijn,
I orn in de eerste kwart eeuw aan H.* uic ocring
j le beginnen geen sprake van
In elk geval ook voor het bcschpiden G oot-
Amsterdam zal het zaak zijn, eens te denken
aan het moderne Rome kort na 1870. Daar
word, gelijk bekend, nn de eenhei 4 van Italië
zóó aan uitbreiding geducht, dat heele buur-
ten, nieuw gebouwd, leeg bleA'en staan en ver
vielen Zie „Rome' van Zoia
En laoi ons niet overmoedig worden in he*
toekomstige Groot- Amsterdam.
De tijd van overmoed is helaas (en gelukkig!
voorbij I
Zoodat ik maar zeggen wou Publieke Werken
kan gerust de Kalfjeslaan gaan verfraaien. Er
valt niet veel schade meer te doen, schade aan
het natuurschoon, want de natuur is toch op de
vlucht.
Indien men hetgeen men doen moet, vroolijk
en opgewekt doet, dan leeft men gelukkig en
tevreden.
H. Fritsch.
dooi HULBERT FOOT N ER
VOOR NEDERLAND BEWERKT
- DOOR L. ALETRINO -
3U
Hij vond haar. Een halve mijl het meer op,
bijna in het midden, had zij de pagaai laten
rusten. Zij hooide hem komen, doch deed geen
poging hem te ontvluchten; evenmin scheen zij
verrast over zijn komst toen hun kano's zacht
jes tegen elkaar stieten. Hij kon haar niet in
het gelaat zien, maar te oordeelen naar de rust
die haa- houding uitdrukte, geloofde hij, dat
het maanlicht ook haar gemoed had verzacht.
Zijn hart schoot vol, toen hij haar zoo zag; het
was hem onmogelijk woorden te vinden. Hij kon
haar slechts aanzien, terwijl hij het dolboord
van haar kano vasthield, aanzien in aanbidding.
Nahnya was de eerste die sprak. „Wat is
het mooi vannacht," zcide zij zacht. De smart
was uit haar stem verdwenen.
„Zonlicht of maanlicht," antwoordde Ralph
eenvoudig, „dit is het heerlijkste, wat ik ooit
gezien heb."
Een lichte zucht kwam tot hen uit de rich
ting van het kamp. De deining deed de kano s
langzaam zwenken, en deed hen zachtjes ver
der het meer opdrijven. De maan bescheen
thans Nahnya's gelaat. En gelijk het penseel
van een groot meester deed zij onbelangrijke
details op den achtergrond treden, om in mat
licht en contrastrijk donker het eigen karakter
der schoonheid duidelijker te doen spreken.
Ralph meende, dat hij die schoonheid reeds
kende, en stond opnieuw verbaasd. Hij leunde
naar haai over, tot haar opziend als een wan
hopend zondaar naar een hemelvisioen. Er was
een lange stilte, die Nahnya bevreesd maakte.
Zij moest iets zeggen om haar te verbreken,
en vond in haar zenuwachtigheid niet het goede
woord.
„Het is last Wij moeten teruggaan."
„Laat!" riep Ralph, plotseling woorden vin
dend. „Wat hindert datl Wat komt dat er nu
op aanT Ik moet met je spreken. Nooit zal er
een nacht, een oogenblik zijn als dit!"
Zacht trachtte zij zich te weren.
„Ik moet terug," fluisterde zij en vatte haar
pagaai.
Ralph hield haar kano vast. Zij kon niet
wegkomen van hem.
„Dat was een wonder mooi verhaal, wat je
me deed," mompelde hij eindelijk.
Dit verbrak de betoovering van den zachteren
invloed die haar een oogenblik week had ge
maakt. „Mooi!" zcide zij bitter en hard, „mooi!
Een afschuwelijk verhaal is hetl"
„Afschuwelijk, voor zoover het de blanken
betreft waar jij onder terecht kwaml" riep hij
in stijgende verontwaardiging. „Ik heb altijd
een afkeer gehad van het leven in groote ste
den. En nu schaam ik mij over mijn eigen ras
op den koop toe. O Nahnya, kon ik het maar
bij je goed maken voor die anderenI"
„Ik geef er niet meer om," zeide zij haastig.
„Nahnya, ik moet je zeggen, Avat ik voelde,
toen je die geschiedenis A'erielde," ging hij
zacht voort zijn stem trillend van een pntroe-
ring die hij ternauwernood vermocht te be-
heerschen, „ik zou niet kunnen slapen voor ik
het je gezegd had. Je weet niet hoe opstandig
het me maakte, dat zoo iets aan een vrouw als
jij kon overkomen! Jij moest de gelukkigste
vrouw ter wereld zijn! En ja, er is nog
iets. Ik wilde, dat ik het goed zeggen kon. Je
weet niet hoe oneindig veel beter je bent dan
duizend anderen Nog nooit ontmoette ik
iemand als jij. Wanneer ik over mij zelf denk,
hoe ik geweest bon, krijg ik een gevoel alsof
ik op mijn knieën voor je moest zinken. Ik
geloof dat in het hart van elk man een droom
leeft van een vrouw als jij, dapper en goed en
trouw als jij, maar weinigen hebben het geluk
haar te ontmoeten."
Maar dit kon zij minder nog verdragen dan
de. stilte. „Spreek niet zoo!" fluisterde zij met
een stem vol bange vrees. „Het doet me pijn!"
Doch de stroom van gevoelens, die eindelijk
bij Ralph een uitweg vond, liet zich niet stuiten.
„Ik heb je lief!" zeide hij.
Een zwakke kreet ontsnapte haar. Instinct
matig trachtte zij weg te komen; zij bewoog
haar pagaai in het water, maar Ratph hield
de kano vast. Zij liet de pagaai vallen en be
dekte het gelaat met de handen.
Ralph legde haar houding verkeerd uit, en
voelde zich in het hart getroffen. „Het is niet
hetzelfde," riep hij uit. „Ik ben niet als die an
deren. Ik houd echter van je met het beste
wat in mij is, Nahnya, en mijn heele leven blijf
ik van je houden!"
„Ik, een rood meisje," fluisterde zij. „U bent
krankzinnigl"
„Wat hindert dat!" zeide hij snel. „Jij bent
<ïe vrouw die ik mij m'n heele leA'en gedroomd
hebl"
Zij liet de handen vallen, en omklemde de
boorden van de kano. Ralph legde zijn 'hand
op een van hen Snel trok zij terug. „Houd op!
Houd op!" mompelde zij. „Het is dwaasheid!
U en ik! Wat zou daarvan worden?"
„Daarvan worden?" herhaalde Ralph. „Ik
vraag je of je me tróuwen wilt!"
„Trouwen," fluisterde zij, een hopelooze ellen
de in haar stem .Haar handen had ze samen-
geklemd hij kende dat gebaar. „Laat mij
nu gaan!" smeekte zij. „Toe, ach toe! Laat me
gaan!"
„Neen," zeide hij Kortaf. „Waarom ervoor
wegloopen! Jij en ik moeten ons nu, op dit
oogenblik idtsprekenl Het moet tusschen ons
tot klaarheid komen!" zijn stem werd weer
zacht en warm „ik houd van je, Nahnya!
Ik vraag je, of je mijn vrouiv wilt worden.
Waarom doet je dat zooveel verdriet?"
„Wacht!" fluisterde zij, met trillende lippen.
„Wij moeten kalm zijn. We moeten nadenken.
Ik heb zooA'eel le antwoorden laat mij eerst
kalm zijnl"
„Goed!" zcide hij innig. „Dan zal ik wach
ten. Wanneer hij weet dat zijn voelen vaar is,
kan een man geduld hebben!" Plotseling boog
hij zich naar haai over. „O, als je wist, hoeveel
ik van je houd. Nahnyal Met al het beetje
goed, dat er in mij is! Ik wil goed voor je zijn.
Ik kan je niet zeggen wat ik gevoel. Jaren zijn
er oor noodig, om je dat te toonen
„O, zeg dat toch nietl" fluisterde zij smar
telijk. „Het dóet mij meer pijn dan dan die
dingen waarvan ik je verteld heb. Er kan niets
van komen! Er rust een vloek op mij!"
„Onzin!" riep Ralph snel. „Die vloek wil ik
wel dragen."
„Geen plekje op de heele Avereld, waar wij
heen zouden kunnen gaan," bracht zij uit.
„Wij zullen hier blijven", besliste Ralph. „Be
grijp je dan niet, dat ik alles wat tot nog toe
een plaats in mijn leven innam, wil opgeven?
Dat is geen opoffering, want ik heb er nooit
de minste waarde aan gehecht. Hier kan een
mooi werk volbracht worden. Ik zal je helpen."
„Ja bent een blanke," mompelde zij. „Hic
kun je niet van nut zijn."
„Nahnyal" riep hij verwijtend
„Wacht! sprak zij. „Laat mij het heelemaal
zeggen. Het moet!" Haar stem scheen te winnen
in kracht en vastheid.
„Ik wilde zoo dat ik het zeggen kon als ik
het bedoel! Nu zijn ze hier gelukkig. Ik heb St-
Jcnn gezworen, hen van de blanken of te hou
den."
„St. Jean Bateese schijnt mij toch wel te
mogen lijden/' bracht Ralph in het midden.
„Waarom ook niet?" zeide zij. „We geloovcn
Wel, dat u goed mei ons wilt. Maar u bent nu
eenmaal een blanke. Ge hebt het sterke oog
van den blanke. Oh! ik kan het niet zeggen,
zoonis ik het bed-oel! Als de blanke hier'komt,
dan is hij hier weldra de meester ook al wil
hij het niet. U heeft vele gedachten, die zij niet
kunnen verstaan, blankengedachten, en uw oog
is sterker dan het hunne. Zij trachten even zoo
te zijn als u en dan zijn zij niets".
„Ik zol mijzelf tol een der hunnen, makenl"
riep Ralph.
„Dat heb ik blanke mannen zien doen," ant
woordde Nahnya meeaoogenloos. „Wanneer zij
ook gaan leven in een hut, als de Indiaan, ver
acht het roodc volk hen. De blanken laten het
hoofd hangen, en loeren op zij, als geslagen
honden. Zij kunnen nooit vergaten, dat zij een
maal blanken waren, en als blanken leefden.
Dat is nog erger."
(Wo.dl vervolgd.)