x Voor de Kleintjes. De rubriek van Oom Karei. Ziezoo, daar hebben we weer wat heel nieuws. Ik heb eens m een oude la gezocht en daar vond ik een klein microscoopje. Ik dacht direct; dat zou eens een mooie prijs zijn. Maar de prijzen zijn altijd voor raad sels, dus nu moet het eens iets anders zijn. Tot opeens een goed idee me te binnen schoot. Wacht, dacht ik... verhalen krijg je weinig, dus laai je de jongens een opstel maken. Voor de meisjes zorgt Tante Rick af en toe, dus die-krijgen nogal eens een extra- prijs, maar dit is dan eens Iets aparts voor de jongens. Ik geef jullie twee weken tijd, om een opstel te maken, 't Mag zijn, over wat je wilt. over een fietstocht, over een reisje, over school, wat je maar wilt, als het maar aardig is. De inzender van het heste opstel krijgt de prijs, de andere inzondingen, die ook goed zijn, plaats ik volgende keeren af en toe eens, zoo ben ik meteen geholpen met stukken voor de rubriek. En het is voor jullie wel een oer, als je opstel geplaatst is. Dus ga nu eens verzinnen, ie hebt twee weken den lijd. dus dat is voldoende. En denk dan maar goed aan het microscoopje, 't is heel mooi en je ziet er een spinnepoot als een groote klauw, in en allemaal meer moois. Ik ben benieuwd, hoe 'n voorraad op stellen ik wel zal krijgen. Aan de meisjes heb ik nog een vraag te doen. Lekkerbek ie. de redactrice van do Re ceptenboek vraagt of de andere meisjes haar niet eens helpen met recepten insturen. Ik denk, dat ze te veel gesnoept heeft, want als je elke weck vast je recept moet klaar maken en proeven, dan kun je er wel eens te veel van krijgen. 't Is een leuke hoek voor de nichtjes, dus ik hoop, dat die ook. zoolang de Kinderru briek er is, zal blijven bestaan. 1 Is voor mii ook zoo gemakkelijk, als me eens oen lekker recept gevraagd wordt, dan sta ik tenminste niet met een mond vol tanden. AAN ZEE. Net waren we een hoogen duintop opge klommen en daar zagen we in de verte al het leuke, spitse torentje van V. Zoo pie terig klein leek het daar in de verte, maur je zag het zoo duidelijk: het donkere streep je stak scherp tegen dc helderblauwen he mel af. En nu gingen we met meer moed verder, nu wc ons einddoel voor ons zagen. Het was me anders een tippel, zoo eiken dag naar V. Maar wat hadden we er toch ook een genot van. In de duinen bedriegen de af standen wel erg, dat merkten wc hu ook weer; clkens dachten we, als we weer met moeite door het. mulle zand een hoogeren top waren opgeklommen: ..Nu zul jc het to rentje wel vlak bij zien. Maar telkens viel het weer tegen. Maar toch kwamen we al dichterbij, je zag nu zelfs duidelijk het ver gulde haantje. Het scheen ons toe te roepen: „Haast je toch wat, daar waar mijn kop heen wijst, is die heerlijke zee. Dan lieten wc ons gauw van den top naar beneden rollen, maar veel vlugger ging het zoo niet, want heneden duurde het altijd weer een heelen tijd, voordat ah het zand uit neus, ooren en mond geveegd was. Het was dan een geproest en 'geblaas! En je schoenen werden loodzwaar van het zand. Maar dan weer mot frissch'en moed helling op, helling af, tot wc eindelijk op den groo- ten straatweg kwamen. Nu ging 't heter en flink stapten wc het dorpje door langs het kerkje rechtsom naar rle haven. Die zagen we zelf niet. maar we zagen wel boven dc huisjes uit een bosch van masten, daar lag de visschersvloot. Hot rook overal al zoo echt naar de zee. De frisschc zeelucht woei je tegen en zoo echt lekker roken die pas geteerde loodsen daar hij een paap visschershuisjes. Overal hingen voor de huisjes dc netten te drogen en deden direct merken, wat voor ambacht de meeste bewoners hadden. Maar wij let ten niet op de typische, armoedige wo ninkjes, die we langs kwamen, wij moesten verder naar zee! Nu waren we bij liet haventje. De bom men lagen vlak naast elkaar, alles zag er even netjes aan boord uit: de zeilen waren keurig opgerold en de geteerde dekken glom men in het middagzonnetje. De wimpels hingen slap neer. af en toe bewoog er eens een en wees dan treurig naar den zeekant. Ze verlangden zeker, om weer boven de groote watervlakte vrij uit te wapperen, evenals de visschers op de ka de ook naar de zee schenen te verlangen. Ze verveelden zich deerlijk, wat je merkt aan hun minder vriendelijken groet: Gedag. Anders klonk het altijd zoo opgeruimd en dan lachten die gebruinde kerels ons zoo vroolijk toe. NTu nog een duintop over en daar zagen we de zee. Altijd kwam je er weer van onder den in druk, zoo'n grootsch gezicht was het altijd. Op een holletje ging het 't duin af, het strand over en toen was het weer de dage- lijksche wedstrijd, wie het eerst zijn boeltje uit had. Het was een gewerk, één trok zijn schoenveter in den knoop— oh, dat was wel te verhelpen een goede ruk., krak... en de schoen vloog op het stapeltje klcercn, dat al uit was. Een schreeuw van de eer9tc, die klaar was, weldra gevolgd door anderen en daar ging het troepje de zee in. Eerst .moest je wat - oorzichtig locpen, daar doden de schelpen zoo'n pijn aan je voeten, maar als je daar over was, kon jc naar har telust springen en rollen, zonder je aan iets te bezeeren. Het ewas een geploeter en een geschreeuw. Telkens dook er weer een on der water, die was dan verraderlijk bij zijn voet omver getrokken. Er werd een verwoe de strijd aangebonden tegen de aanrollende golven en die schonen pleizier in het spelle tje te hebben, want telkens vielen ze weer met nieuwen moed tegen de naakte ruggen aan, die zich kromden, om den last op te vangen. Een oude visscher stond bovenop een duintop te schudden van 't lachen. Het was een oude bekende van ons, onze dikste vriend in V., „ouwe Jaap." We schreeuwden hem van uit het water goedendag. „Heb je al een verhaal klaar, Jaap, we komen daa- lijk hij je luisteren hoor!" „Ja. mencere, ouwe Jonp weet altiet wel wat te vertello, hc?" en dan klonk die lach over de water vlakte, dat jc vanzelf wel mee moest doen. Na een tijd hadden we genoeg pleizier ge maakt naar ons zin en klommen het duin op, waar Jaap rustig zijn pijpje zat te roc ken. Wat toch een typische kerel, dachten we vaak. Zoo zat hij daar nu eiken dag van de vacantie, als we gezwommen hadden. Zoo leuk stak hij tegen het gele duinzand af in zijne blauwe trui en roode,. verschoten, vaak gelapte broek. Een paar stevige, gebruinde becncn staken uit de wijde pijpen van dc broek en kleurden weer hij het donkerbruine gezicht en de gebruinde handen. En dan schitterden de blauwe oogjes, want dan zat hij gauw weer het een of ander griezelig verhaal voor ons te verzinnen. Wij gingen lekker lui in het warme duinzand liggen, met dc oogen dicht en lieten ons in het war me zonnetje opdrogen. Dan luisterden we naar Jaap en dan gingen wc heelemaal in zijn verhalen op. Maar we werden nooit bang voor die woedende zee, die, zooals Jaap zei zooveel ellende kon brengen, want als je even je oogen open deed. zag je beneden je, aan je voeten uitgestrekt, de zee, maar heel, linol anders, heelemaal niet woedend, maar spiegelglad, en dan kon je heusch niet lang aan die ellende denken, dan zag je, of jo wou of niet, het vroolijk lachende zonnetje en dan lioorde je het blije gepiep van de meeuwen, die op dc palen van den pier za ten te halanceeren en af en toe in zoo doken, om een vischje op tc pikken. En als Jaap dan zijn mond hield en alles even slil was, dan kreeg je zoo'n heerlijk vredig gevoel over jc en deed jc je oogen dicht, om toch maar goed te genieten. En zoo ging het eiken dag. Als we naar huis moesten, waren we allemaal even stil en verlangden weer naar die zelfde oogen- blikkcn, den volgenden dag. En met het vooruitzicht daarop klonk het dan vroolijk uit vijf monden tegelijk: „Nou, Jaap, tot morgen, hoor!" Uit het opstellejischrift van F. v. D. Clnudins Civilis. Hij was sterk en kloek gebouwd, omdat hij veel aan fietsen en voetballen deed. Op een keer* zou hij een motorfiets gaan prohccren. Ilij was op den berg en daar kwam hij nog een paar andere Batavieren tegen. Ze zeiden tegen Claudius: „Wij willen u wat vragen." „Goed," zegt Claudius, en hij stopte direct „Manr zegt ons eerst, hoe laat het is." „Kijk maar eens op de Rotterdamsrhc toren. „I-Iet is er, als ik mij niet vergis, kwart over tienen op." „Maar wat wilde u mij nu vragen?" „Wij moeten een nieuwen hoofdman heb ben." „Zet het dan in dc krant". „In welke?" „In de Nieuwe Rotterdammer of het Han delsblad." „Maar zou u het niet kunnen wezen?" „Zeker wel! Maar hoeveel verdien ik er mee?" „Nu, laten we zeggon één gulden in de maand." „Accoord". Claudius huurde een bo\enhuis, cn wel de derde verdieping. Hij had daar een zaakje in pijlen en boe gen en fietsonderdcelen. Op een keer zat hij in zijn huis een kopje thee te drinken. Opeens zag hij in dc verte een stofwolk. Hij zei tegen zijn vrouw: „Wat zou dat zijn? Daar moet ik direct heen." „Drink eerst je thee op!" riep zijn vrouw. Maar Claudius was al weg. Ilij greep naar zijn auto, doch merkte tot zijn schrik, dat cr geen benzine in was. Hij vnlfle de auto gauw, doch door dit tijd- ophoud, waren de Romeinen veel verder ge komen. Hij jaagde zoo hard, dat hij van een politie agent nog een waarschuwing kreeg. Bij dc Romeinen aangekomen, vroeg hij hun, wat zij kwamen doen. 0, zeiden zij, „wij komen het Romeinsche Rijk alleen maar een beetje grooter maken. En willen uw land er hij heb ben. Hoe is uw naam? „Claudius Civilis". „En de uwe?" „Julius Caesar.'" „Aangename kennismaking." „En nu geeft u u maar over". „Op je oogen". En Claudius draaide het stuur om en snorde weg. Tlij zei tegen zijn generaals: „laat de troepen en de vrije landweer opruk ken". Toen de twee legers tegenover elkaar stonden, zei Claudius: „Laten we bondgenoo- ten worden en samen een kopje thee drin ken.'" „Goed", zei Julius. En zoo werd liet bestand gehandhaafd. VOOR DE JONGENS. Vraag: een opstel, in te leveren vóór veer tien Juni a.s. Prijs: een kleine microscoop. Lees voor na dere bijzonderheden de inleiding van de Kin derrubriek. Raadsels. Oplossing van vorige keer. I. Zaag. II. Juliana met dc woorden: bus, Nelly, paard, ons. III. „Jong gewend, oud gedaan" met de woorden, Gouda, Jan, oog, degen. dun. Wee- nen. Op de derde rij van raadsel II pasten weer heel wat meisjesnamen. Ik heb die allemaal voor goed gerekend. De prijs heeft „Ton neveu" gewonnen, dus die verwacht ik Maandag even, om het boek te halen. Nieuwe raadsels. I. Mijn eerste is glad, mijn tweede is een maat en mijn geheel is een rivier. (Ingez. Voetbal.) Kruisraadsel. X X X X i XXXXXXXXX i X i X Op de eerste rij komt de eerste letter van het volgende woord. rit) de tweede rij een deel van liet koren. Op dc derde rij oen ander woord voor grond. Op de vierde rij een kwaal, die heel pijn lijk is. Op de vijfde rij het gevraagde woord, dat jc dagelijks eet. Op dc zesde rij een plaats in Golde.rland. Op de zevende rij een ander woord voor bergen. Op dc achtste rij een boom. die veel op de Vcluwc groeit. Op dc negende rij een der eerste vijftien letters v. h. alphabeth. (Ingez. door Sneeuwklokje.) III. Mijn geheel bestaat uit één cn twin tig letters, en komt in vele huisgezinnen. 13, 1G, 2, eet men graag. 5, 12, 13, 16, 20, 19 gebruikt men bij het eten. 3, 19, 11, 10 is een plaats in de Betuwe. 21, S, 6 i= niet hqlclor. 18, 7, 8, gebruikt de timmerman. 9, 1, 16, 2 vindt men in ieder huis. 17, M, 19, 15 gebruikt nnfn iedcren dag. (Ingez. door Joh. L.). PROEVEN EN KUNSTJES. (Redacteur: Perpetuum Mobile). I. Zet op een papieren zak een paar dikke woordenboeken en vraag aan iemand of hij die om wil blazen. Dat zal hij natuurlijk niet kunnen. Als je echter dc zak opblaast dan zullen dc dikke boeken door de kracht van dc samengeperste lucht omvallen. Het spreekt vanzelf, dat het een flink ste vige zak moet zijn. II. Vul een glas bijna geheel met water en leg do palm van de hand er op met dc vin gors tegen elkaar en gestrekt. Buig dc vin gers dan en strek ze weer meteen. Hierdoor zal een kleine luchtverdunning onder dc hand plaats hebben waardoor jc het glas met de vlakke hand kunt optillen. Probeer het eerst maar eens mot heel laag óptillcn, en dan geleidelijk wat hooger voordat je hot aan jc vader en moeder laat zien. P. M. VOOR DE MEISJES. Receptenboekje (redactrice: Lekkerbckje) Biscuittaart: twee eieren, 1500 gram suiker, één geraspte citroenschil, het sap van één citroen, 100 gram aardappelmeel. Bereiding; De eierdooiers met de suiker een kwartier roeren, de geraspte schil, het sap en de aardappelmeel toevoegen, het laatst het stijfgeklopte eiwit. Tn een, met boter ingewreven, springvorm bij matige hitte in den oven bakken. VERSJE. De knaap en het vogeltje.. Knaap: Vogeltje, fwiet fwiet, geef mc je eitjes Geef me je eitjes van porcelein. 'k Zal ze niet breken, 't zal ze bewaren En 't zal er o, ^zoo voorzichtig mee zijn. Vogeltje: Mijn eitjes: fwiet fwiet, die krijg je niet, Dat worden vogeltjes,, wiede, wie- de, wied. Knaap: Vogeltje, fwiet, fwiet, geef me je kleintjes Geef me je kleintjes zoo donzig zacht 'k Leg ze tc slapen, saam in mijn bedje 'k Zal op ze passen, bij dag en bii nacht. Vogeltje: Mijn kleintjes, fwiet, fwiet, die krijg je niet. Dat worden zangertjes, wiede, wiede, wied. TANTE RIEK. VRAAGSTUKKEN. I. Een rups klom eiken nacht acht meter in een boom en daalde eiken dag vier meter. Den twaalfde nacht had zij den top van den boom bereikt. Hoe hoog was die boom? II. In eiken hoek van een kamer lag een kat; bij elke kat lagen drie katten en op eiken staart lag een kat. Hoeveel katten waren er in de kamer? (ingez. door Driehoek). III. Welk dier is het sterkst. IV. Lerum, larem. faldera, hoe schrijft men dat? (ingez. door Generaal Pompoes) Oplossing van vorige keer. I Elf en acht is geen twintig, maar negentien. II. Droog gras, met vier letters geschreven is: hooi. Een Kort Ritje. „Kijk eens, vrienden," zei Grijphand, de Aap, „daar ligt mijnheer Hippo, het Nijlpaard, in het zonnetje te slapen. Vóór hij wakker wordt, sla ik hem mijn springtouw bij wijze van teu gel om den hols. Daarna spring ik vlug op zijn rug, laat hem loopen en maak de reis om de wereld." „Ga je gang wij zullen toekijken," antwoord den de vriendjes Behoedzaam sloop Grijphand nu naar mijn heer Hippo, sloeg den „teugel" om zijn hals en /eggen, was cr op eens een vreeselijk geplas „Vaarwel, vrienden I Vaarwel I" riep Grijp hand nu. „Als we eikoor weerzien, heb ik de reis om de wereld gemaakt." Natuurlijk werd mijnheer Hippo dadelijk wak ker en het kostte Grijphand niet de minste moeite hem aan het loopen te krijgen. Maar in het volgend^ oogenblik be merkte hij tot zijn schrik, dat mijnheer Hippo regelrecht naar den vijver liep, die door vlak bij was. „Stop even I Stop evenIk wil afstoppen 1" schreeuwde Grijphand. „'k Denk er niet aan 1" luidde echter het ant woord van mijnheer Hippo. En vóór de ruiter één jvoord meer kon cn gingen mijnheer Hippo cn Grijphand samen in het ijskoude water kopje onder. Grijphand liet den „teugel" nu los cn klau terde haastig tegen den oever op, zoodot hij spoedig weer op het droge kwam. Wat 'n ge luk, dat hij zoo goed kon klimmen Hij ging nu naar zijn vrienden terug cn riep uit „Dot is mijn eerste ritje, moor ook mijn laat ste geweest De vrienden lachten cn mijnheer Hippo scha terde het uit. Toen hij eindelijk wat tot bedoren gekomen was, zei hij ,,'t Is nooit verstandig een paardje te berij den, dat je niet kent." En gelijk had mijnheer Hippo, al was hij in onze oogen don ook niet bepaald een paard j e. Een Derde Hand. door C. H. Po Olifant ging naar de stud. Kwam heel beladen thuis Maar dacht je somshij wist geen raad. Don heb jc toch abuis. Zijn slurf doet dienst als derde hond. Zie maar zijn puroplu Draagt hij cr keurig netjes mee, 't Was iets voor mij en u I Jo hoor, olè i 1c drie handen had, *k Deed er van alles mee. 't Is jammer, dot een mcnschenkind Ei nooit meer hoeft dun twee I CORRESPONDENTIE. Generaal Pompoes. Ik weet niet precies je voornaam en adres meer. Schrijf je die nog even, dan kr.n ik je naam in het ruil handelhoekje zetten. Driehoek Gelukkig, dat je weer geko men bont, ik profiteer nu al van clen voorraad, van die katten vind ik leuk. maar ik denk, dat er wel niet veel goede oplossingen op zullen komen. Waar gaat de tocht mrar toe? 't Is te hopen dat het dan niet zoo heel warm is. Als je later soldaat wordt, doe je zeker mee met de vierdaagsche, je traint je nu al zoo. De plaatjes waren leuk gekleurd, dank je wel. Voetbal. Zie je wel, dat ik telkens weer van de oudere raadsels neem Ik heb nog zoo'n pak. Sneeuwklokje. Nu hoor ik zeker weer eens gauw wat van jc, nu ik weer eens een raadsel van je geplaatst heb? Paddestoel. Ik had al twee opstellen, dus ik zal dit nog even bewaren. Of zal ik het rekenen b(j de vraag voor de jongens om een opstel Schrijf het maar eens, 't is mis schien nog leuker, om een ander te verzinnen. Ik dank je voor de plaatjes. Jullie hebt deze keer maar goed gezorgd voor het nichtje, zeker omdat ze ziek is. 't Is erg aardig van jullie. J o Z. 't Zal wel lastig zijn, om hem te kieken, hij zal wel niet zoo stil blijven staan, als iij op de kick stond. Gelukkig dat het zoo afgeloopen is met die kippen. Als hij ze dood gebeten had, was je hem zeker wel kwijt ge weest. Bill. Ik wou, dat ik zoo keurig schreef, 't Leek me ook al onwaarschijnlijk, dat jij dat zou gedaan hebben. Als ik zoo schreef, kwam er vast nooit een fout in de rubriek. AI ben ik er een wveek te laat mee, nog wel geluk gewenscht. Dikkie. Jammer, dat je het eerste niet had, ik had het eerst niet gezien en jou brief er uit getrokken, maar toen ik het opeens zag, moest ik een ander nemen. Eerlijk is eerlijk! Je ziet anders, dat het geluk dichterbij komt, dus probeer nog maar eens. Appelbol. Van het eerste moest je de vier beginletters nemen. l"k vond ze niet zoo moeilijk. Ik ben blij, dat het van de week wat minder warm was, alleen was het water in het zwem bad geweldig afgekoeld. Annie v. d. W. Zoo was het 't beste, hè? Leuk, dat je dit niet kende. Hebben ze niet mooi voor je gezorgd met de plaatjes, ik heb er nog een paar, die zal ik eens in de bus laten stoppen. Ik zal je vorige briefje eens aan Tante Rielc laten lezen, die wilde zoo graag eens wat meer voji je weten. Dank voor de teekening, wat uitstekend geteekend. T o n i a. H. Hoor ik eens wat van je, ik kan nu ook niets antwoorden, als je alleen maar de oplossingen instuurt. Freddy. Voor haar bedank ik je wel har telijk, ze heeft ze al gekregen en was er erg bhj mee. Wat een leuk plaatje op het postpapier, ik kr(ig altijcl heel wat verschillenden. Ik ben je achternaam kwijt, begint die niet met een C? A r i e St. Je schrijft altijd lange brieven, dat vind ik erg gezellig. Ik zal 't manr niet probecrcn met die ton, 't zou een gejuich zijn, als ik er uit zou vallen. Ik blijf liever maar een beetje uit dc buurt, nadat ik hem laatst bijna oj) m'n hoofd gekregen heb. Ben je van de weck nog geweest? Arnold v. D. Jij vond het ook wat te koud, merk ik, 't was ook een enorm verschil met vorige week. Die tocht heb ik niet ge maakt, je zult hot wel vreemd vinden, maar ik kan haar zelfs niet eens persoonlijk. Ik vind het daar prachtig bü het meertje, 't Is er zoo heerlijk eenzaam, af en toe hoor je eens een kikker, maar verder is het heel stil Bovenop die heuvel tusschen de dennen, heb je cr zoo'n prachtig uitzicht over. 's Avonds ga ik cr nog wel eens naar toe. Waar heb je dat hok ontdekt? W a t e r 1 c I i e. Schrijf je gewone adres cr altijd maar by, dat is best. Als je eens ccn prijs wint, kom jc het toch zelf halen. Leuk, dat je direct al hebt kunnen ruilen, dat is toch maar gemakkelijk, hè, zoo'n kinderrubriek, waarin jo voor alles terecht kent? Ton Ncvcu. Dat had nu eigenlijk Zwart kop moeten overkomen, hè? Maar die heeft vroeger al eens een bock gehad, dus 't is leu ker. nu weer eens een ander. Geluk er mee. Die kevers geven altijd zoo veel te kijken. Zoo in een doos hindert niet, als ze tenminste maar lucht en eten genoeg hebben, maar dat laten vliegen aan een touwtje aun bun pooton viiid ik alty'd zoo gemeen. Dat moet jo obk nooit doen. S p r i n k h a a n. Wolkom in den kring neef jes en nichtjes, elke keer komt er weer eens een nieuyws, Hoe ben jc aan dien naam gekomen ben je zoo goed op school met gymnastjek of zoo? De krant geeft je heól wat te doen, als je alles wilt oplossen, dc raadsels, de vraag stukken enz. Daarom is 't leuk, ze te bewaren en op regenachtige middagen eens weer wat cr aan te doen. Jo hoeft heelemaal niet zoo bang to zijn, probeer er maar eens ccn keer naar te kijken, dan zie je vanzelf het mooie ervan en dan is het een tweede keer minder erg. Zoo went alles. Ilenk en IC 1 a s i e n. Nu herinner ik me weer, jo begrijpt, ik krijg zooveel namen te lezen, dat je wel eens in do war raakt. Maar jullie hebt het toch wel begrepen door het plaatje. Schrijven jullie zoo om den beurt den brief Poesje. Nee, dat had ik niet gedacht, dat heb je ook nog nooit geschreven. Ik mag niets van den naam verklappen, dat wil hij niet, dat zou jij toch, geloof ik, ook minder prettig vinden. Of weten je vriendinnen het wel Ik zal eens op jo letten, als ie naar dc muzi- kanten staat te luisteren. Vrydagsmorgens, misschien, dat ik je cr dan wel uitpik. Zooals je ziet, heb ik het gevraagd, 't wordt ook wel wat druk, elke keer. P. doet me altijd heel wat vragen, zoo wordt het antwoord ook vrij lang, ik kan me begrij pen, dat jullie dan wel eens even jaloers wordt, als je zoo'n lang antwoordver by ziet, maar je moet maar rekenen, dat het antwoord mees tal in evenredigheid met do gekregen brief is. Z w a v t k o p. Alvast hartelijk gefeliciteerd. Jammer, dat je nu niet het boek gewonnen hebt. Je neemt cr een goeden dag voor, juist op een Zaterdag en de Zondag om wat uit te slapen, als het laat geworden is. Wanneer gaat jo Oom weg? I-Iij zal dan zeker wel bruinge brand terugkomeD. Muisje. Hoor ik wat van de groote wan deling? 't Was zeker heerlijk zoo vroeg al buiten! Ja, Duifje hoort er ook bij, jullie bent nu zoo'n vast stel geworden. Ik geloof, dat je eiken dag strafwerk hebt. Ik zou liever niet jullie onderwijzer zijn, zulke lastige kinderen. Die Daisy heeft zeker geboft, zoo gauw al. Mignonette. Op die manier krijg je ze gemakkelijk, als je een jongen tegenkomt, die ze je geeft. Ts het een klein kokertje met die ruitjes? Vroeger had ik ook wel een bak vol vischjes en torren en waterplanten. Je kon er uren naar zitten kijken, dan zag je telkens weer wat nieuws. De salamanders vond ik nog al eens op den grond, tot groot schrik van mijn familie, die het heelemaal geen aardige beesten vond en er een beetje bang voor was. Daisy. Ik zal je briefje aan haar laten lezen, dan weet ze meteen, dat je er blij mee bent. De anderen vonden jou zoo'n bofferd, dat je al zoo gauw wat gewonnen had, nou, dat vind ik ook. 't Is leuk, hè, om uit de andere antwoorden op te maken, wat er geschreven is, zoo is de heelc correspondentie een verzame ling van raadseltjes. Vorige keer hadden jullie een extra-raadsel, nu hebben de jongens weer eens een kans. Tante Riek verwent jullie zoo. L u c i e. Zooals je wel gelezen hebt, is mijn voorraad op. Maar ik krijg er nog wel eens, dan zal ik ook eens aan jou denken na de twee anderen, die al op het lystje staan. Ik heb al heel va; postzegels weggegeven. Dat zijn zeker een soort padvinders, die daar op het plaatje staan, maar dan in. Duitschland. Had je het uitgeknipt, 't werd zoo ineens keu rig postpapier. Ik ben heelemaal niet boos op je, hoor. Je bent zoo'n vaste medewerkster, dat je zoo'n enkele keer veel eens moogt over slaan. Perpetuum Mobile. Ik heb het ge vraagd en ze vinden het allemaal een leuke hoek, maar er zijn er, die het meer een werkje voor den winter vinden. Maar ze bewaren toch de krant, dus (Jan krijgen ze langzamer hand een heelen voorraad. Dus ik hoop dat je, als je eenigszir.s kunt, er toch maar inzendt. Er zijn ook wel ouderen, die zo doen, dat weet ik wel. Het schrift ligt er nog steeds. Je schrijft nog wel eens, hè, dat wil ik graag en dan moet alle angst weg zijn, je kunt me heusch best vertrouwen, ik vertel niets aan anderen. MOPPENHOEKJE. Twee kleine jongens zaten in het schuurtje en gooiden de ruiten ervan stuk met stukken steenkool van den wintervoorraad. Totdat papa het verbood en hen naar buiten stuurde. „Kijk eens, Wjm," zei Piet, „hier buiten zijn de ruitjes óók stuk. (ingez. door Poesje). Ma: Jantje, je mag de koek niet zoo gauw opeten. Jantje: Maar ma, ik moet nu toch mijn koek opeten, want anders is mijn eetlust weg. (ingez. door Sprinkhaan).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1924 | | pagina 7