AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander" a binnenland. TWEEDE BLAD. No. 298 22e Jaargang NATIONALE VEREENIGING TEGEN DF WERKLOOSHEID. Behandeling" van praeadviezen. De Nationale verecniging tegen de werkloos heid heeft Zaterdagmiddag te Amsterdam ver gaderd onder leiding van prof. mr. E. M. Meijers, ter behandeling van de praeadviezen van de heeren I G. Keesing, voorzitter van den Raad van Arbeid te Utrecht, en mr. A. A. van Rhijn. adviseur van de Federatie van werkge versorganisaties in het boekdrukkersbedrijf, over de vr.aag „Behooren de beginselen, waarop de tegenwoordige regeling der werkloosheidsver zekering in Nederland berust, veranderd te wor den De minister van arbeid was in de vergadering vertegenwoordigd door den heer A. Folmer, di recteur van den dienst van werkloosheidsver- zakering en arbeidsbemiddeling van het depar tement van arbeid. De eerste spreker over de reeds gepubliceerde praeodviezen, mr. G. Kortenhorst, vertgenwoor- digend de R. K. werkgevers, merkte op dat de praeadviseurs geen nieuw licht op het vraag stuk hebben geworpen. Spreker zal over het standpunt van de werkgevers ook geen nieuwe <üngen kunnen vertellen. Sprekers gedachten komen het meest overeen met die van den praeadiviseur van Rhijn. De werkgevers zijn niet overtuigd dat een wettelijke regeling noodig iS. Deze regeling is ook voor de gemeenten, wat het bepalen van de bijdragen betreft, niet ur gent. Spreker zet dan uiteen dat de werkgevers alleen dan bereid zijn bij tc dragen nan kosten voor een normale werkloosheid, als hun gestelde voorwaarden werden aanvaard. Nu de werkgevers noch werknemers kunnen overzien waarheen de crisis en de gevolgen van de crisis in de bedrijven zullen leiden, lijkt het dén spreker allerminst den goeden tijd om nu een regeling wettelijk vost te stellen. Spreker acht de tegenstclb'ng in de beschouwing te lig gen in de vraag of men de verzekering wil be schouwen als een verlengstuk van de loonpoli tiek der vakvereenigingen, aan wel als een so ciale verzekering. Spreker zegt ook dat de vakvereenigingen de taak van de verzekering tot genoegen van de betrokkenen hebben gevoerd. Of daar nu ver andering in moet komen ontkent spreker, of dat in de toekomst moet geschieden is de vraag. De werkgevers stellen zich niet op star stand punt. Spreker neemt niet aan dat de huidige werkloosheid een uitvloeisel is van het heden bc- stoande productiestelsel. De heer Ponsteyn, van den Typografenbond, merkte o.a. op dot indien de vakvereenigingen een werkloosheidsverzekering werd opgedron gen waarbij ook de ongeorganiseerden werden begrepen, deze vakvereenigingen weinig waarde zouden hechten aan een dusdanige verzelcei ing. Het standpunt van den spreker is ovrigèns, dat de werkgevers moeten bijdragen aon de verze kering. De heer Van Tuyll van Serooskerken, be stuurslid, de adviseurs op enkele punten bestrij dend, gaf o.m. ols zijn zienswijze te kennen dat samenwerking tusschen werkgevers en ar beiders een groote bron van onaangenaamheden zal zijn, zoolang het moet gaan met de vak vereenigingen der arbeiders zóoals die nu zijn, De arBeiders moeten eerst komen tot een vaks- gewijze samenwerken en niet verdeeld zijn in politiek en sociale bonden. Wat het preedavies van den heer Keesing be treft vindt de heer van Tuyll dat dit de zaak wat té veel van arbeiderszijde heeft bekeken. O.a. immers zegt hij dat de arbeiders de verzeke ringspremie drrbbel moeten bijdragen door hun belasting-betaling, maar hij laat achterwege dat de werkgevers dat ook zouden doen en dan pro gressief. M.r G. H. van den Berg zegt dat hij in 1920 reeds betoogde dat de werkgevers mee moeten betalen en het doet hem genoegen dat mr. Kor tenhorst nu deze meening onderschrijft. (Op de interrupties die volgen dat dit niet juist is, zegt mr. van den Berg maar ik moet er bij voegen, de liefde is nog platonisch). Spreker is van ipeening dat het beter is de bijdrage doen af hangen van het aantal werkloozen in hun be drijf, dan zullen de werkgevers zelf alles doen om de werklooseid zooveel mogelijk te bestrij den. De moeilijkheid van het doen betalen van de premie door ongeorganiseerden acht spre ker te ondervangen door de premie van het loon af tehouden. Spreker is er voor dat het voor komen en het bestrijden van de werkloosheid moet komen in handen van de combinatie werkgevers, werknemers en rijksdienst. De heer Dekker, van het Neutraal Vakver bond, vindt dat de aannemelijke opvatting dat de werkloozen-weerstondskas een instituut moet zijn van de vakvereenigingen, vervalt, zoodra er van een wettelijke regeling sprake is. Vooral als de werkgevers mede willen spreken, moeten zij ook mede betalen. Spreker acht de crisis niet meer zoo te zijn dat men daarin een bezwaar kan zoeken. Spreker gelooft dat die crisis nu wel als geëindigd mag worden beschouwd. (De heet Simon A. Maas interrumpeert„laten we haar nog acht dagen geven"). De heer van Geelen, directeur vun de arbeids beurs te Utrecht, dringt cr op aan de gemeen telijke diensten moet worden opgedragen de gëheele verzorging van de administratieve rege ling van de verzekering en dat de laatste be slissing bij verschillen niet aan den minister moet worden overgelaten doch aan organen, gevormd uit de drie groepen, werkgevers werknemers en overheid. De heer F. van der Walle, (N. V. V.) wil nu niet meer getreuzeld zien over deze kwestie van verzekeren. De regeling moet er nu maar ko men. De vakvereenigingen wenschen de ongeor ganiseerden niet aan hun lot over te laten met het oog op de loonpolitiek in tijden van crisis. De menschelijkheid staat voorop, doch de loon politiek komt onmiddellijk daarna De heer Simon A. Maas voorzitter van het Verbond van Nederlandsche fabrikantenver- eenigingen, acht dezen tijd geen gelukkige om tespreken over wcrkloozcnverzekering, doch vindt dat men alleen mag spreken over werk- loozenzorg. Daarvoor zou men een vrij groote algemeene basis kunnen vinden, uls men een noodvoorziening wil treffen. In het algemeen &£reker ook dat in de praeadviezen te wei nig aandacht is gegeven aan de crisis-werkloos- heidszorg. Aan de hond van enkele cijfers betoogt de heer Maas dat de crisis in de bedrijven zeker niet voorbij is. Spreker zegt nog eens dot de overheid zeker zich niet mag bemoeien met de werkloosheidsverzekering, wel met de crisis- werkloosheidsverzekering met uitsluiting van het beginsel der verzekering. De werkloos heidsverzekering vindt spreker bovendien te zijn van de krachtigste wapenen in de handen van de vakvereenigingen en de ver zekering zou leiden tot verzwakking van de po sitie dezer vakvereenigingen in normale tijden. De heer Maas acht het financieel weinig ver schil voor de werkgevers te maken of zij mede betalen in de verzekering of niet. Want zoo- als werd opgemerkt dat is wel op te vangen op een of ondere wijze. Maar principieel is de heer Maas er tegen omdat het de anti-sociale tendenz inhoudt van den arbeider te ontnemen het besef dat hij de verantwoordelijkheid moet dragen van zijn eigen bestaan. Wat doen de vakver eenigingen Zij vooronderstellen de me- reele onmacht van den arbeider en dcmorali- seeren daarmede het principe van de vakver- ecniging, die juist altijd beweert dot de arbeider potent is waar het zorg voor zijn bestaan geldt. Als Nederlander tot Nederlander vraagt spre ker den leiders van de vakvereenigingen of zij in deze tijden van moeilijkheid om hun ver- eeniging zoo krachtig mogelijk te handhaven, niet te ver gaan met him pogen om do pauzen te vullen met onschuldig spel. Dc heer Nijkamp van het R. K. Vakbureau, ontkent dat de werkloozenverzckering verband houdt met de loonpolitiek. Dc, heer van der Bom ziet de verzekering zoo, dat de bedrijven behoefte hebben aon reserve en dat dus de bedrijven in beide geledingen werkgevers en werknemers aon de verzekering moeten bijdragen. De overheid kan daarbij in hoofdzaak regelend optreden. De proedadviseur, mr. A. A. van Rhijn, het eerst de sprekers beantwoordend, begint met er op te wijzen dat men nog midden in de crisis zit, hetgeen o.a. blijkt uit de foillissements-sla- tistiek. Wij men al niet ten eeuwige dagen de verzekering uitstellen, toch moet men ook niet de zaak willen schaden door de verzekering a tors ct a travers te willen doorvoeren. De tij den zijn nog van dien aard dat men er geen verzekering voor kan vaststellen. Spreker is niet tegen het opnemen van een zekere reserve in de premie, maar wel tegen een omslag der kosten die de werkgevers zou den moeten betalen. Spreker ziet niet evenals de heer Moos in de vakvereeniging in hoofd zaak een strijdverecniging, maar ziet de vak vereeniging gegroeid tot een orgaan dat min en meer ook orgaan wordt voor de uitvoering van de sociale wetgeving. Spreker ontkent ook dat de werkloosheid alleen een loonkwestie is. De andere pVaeadivseur, de heer I. G. Kee sing, zegt bij de beantwoording van dc sprekers, dat naar zijn mccning de werkgevers nalatig zijn gebleven om het hunne bij te dragen oni hulp te bicden in normale tijden san de werkloozen. De werkgevers in Nederland verschillen in cit opzicht sterk van hun collegae in het buitenland, over 't algemeen. De historische lijn in deze Ver zekering is, ook naar de meening van het ar beidsbureau van den Volkenbond, dat juist de crisissen de werkgevers meer en meer in de ver zekering betrekken. Met het oog op hetgeen er reeds in Engeland en Denemarken voor de wettelijke verzekering is gedaan, acht spreker het voor do werkgevers een mooie taak om nu eens aan te toonen dat de sociale toestonden in die landen beter zijn dan hier. Spreker zegt dot de tijden ons geleerd hebben dot de arbeider niet in staat is voor zich zelf te zorgen in tij den van langdurige werkloosheid. In die tijden moet je de staat hen helpen (De heer Maas: volkomen juist) door middel van een verzeke ring. De heer Maasdoor werkloozenzorg. De heer Keesing door hen te verzekeren dat in abnormale tijden voor ze gezorgd wordt. Spreker wijs op de mislukking van de Insu rance by Industry in Engeland en vraagt waar om deze mislukking hier door de werkgevers wordt genegeerd, terwijl men hier vaak deze insurance naar voren brengt. De heer Keesing is van meening dat de poli tieke omstandigheden en de capaciteiten van den bedrijfsleider, van een dergelijke bcteekenis zijn voor de werkgelegenheid en de werkloosheid, oat men niet de arbeider alleen de verantwoor delijke mag noemen. Prof. Meijers herinnert er aan bij het sluiten van de bijeenkomst dat achttien jaren geleden het eerste artikel in Nederland verscheen over eventueele verplichte bijdrage van de werkge vers van werkloosheidsverzekering. Tthans woidt erdteen druk bezochte vergadering over gehou den. De overeenstemming die men behoeft, is er nog niet, nioar toch hoopt spreker dat de tijd er spoedig is dat de meeningen van Maas en Rhijn te zamen vloeien. Spreker dankt de praeadviseurs voor- hun zakelijke, doorwerkte praeadviezen. DE HERZIENING DER SOCIALE VERZE KERING. De nieuwe Ziekte- cn Ongevallen wet. Aan de Nota van Toelichting ontleenen we het volgende In de vergadering van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 8 April j.l. heeft de mi nister een overzicht gegeven van zijn plannen inzake de herziening der sociale verzekering. Aan deze reorganisatie zouden de twee volgen de beginselen ten grondslag komen te liggen lo. De sociale verzekering, als verplichte verzekering, is in wezen eene arbeidrs- verzekeringdaarnaast is ols aanvulling plaats voor een vrijwillige verzekering ten dienste van degene, die maatschappelijk met arbeiders ge lijk staan. 2o. De uitvoering der verzekering geschiedt bij voorkeur door uit de maatschappij opge komen organen. De overheid bepcike zich zoo veel mogelijk tot het stellen van dwingende re gelen, het houden van toezicht, het geven van noodzakelijke leiding, terwijl aanvullende orga nen door haar worden ingesteld, welke de uit voering der sociale verzekering op zich zullen nemen, voorzoover daaraan, naost de uit de maatschappij opgekomen organen, behoefte mocht blijken. In den loop der besprekingen, welke op de ontvouwing van deze plannen zijn gevolgd, heeft de Minister de toezegging gedaan met spoed de indiening te zullen bevorderen van een wetsontwerp tot regeling der ziekteverzekering, welk ontwerp dan zou komen tc rusten op dc boven aangegeven beginselen en in het kader van de door he.m indertijd ontwikkelde lijnen zouden passen. De invoering van de ziektever zekering zoude dan worden gevolgd door de omwerking overeenkomstig de boven uiteenge zette denkbeelden ook van de overige takken der sociale verzekering. Het hierbij aangeboden wetsontwerp strekt tot voldoening aan die toe zegging. Omvang van het wetsontwerp. Bij de kennisneming van het wetsontwerp zal blijken, dot dit niet slechts een regeling geeft van de ziekteverzekering, maar ook van de on gevallenverzekering. Het nauwe verbond, dat naar het inzicht van den minister tusschen dezo beide verzekeringen ter bereiking van eenheid cn eenvoud bij de sociale verzekering behoort te bestaan, zoude een wetswijziging, welke zich zou beperken tot die ziekteverzekering, en de bestaande regeling der ongevallenverzekering onaangeroerd zoude laten, tot onvruchtbaren arbeid doemen. Bij de indeeling der rcchtsstof is zooveel mogelijk het aon de uitvoering van deze beide verzekeringen gemcenzome samengevat. Hoofd stuk I geeft mitsdien de bepalingen van de aan beide verzekeringen gemeen zijnde begrippen van arbeider, werkgever, loon cn dergelijken. In dat Hoofdstuk zijn voorts de noodige voor schriften opgenomen betreffende de Bedrijfs- vereeniging, welke, naar dc denkbeelden van ondergeteekende, het hoofdorgaan zal z'_n voor de uitvoering der ziekte- cn der ongevallen verzekering. Verder bevat het Hoofdstuk be palingen omtrent dc aangiften, door de werk gevers te doen, omtrent de Verplichtingen der werkgevers, die niet bij Ven Bedrijfsvereniging zijn aangesloten, tot het aanhouden van loon lijsten, tot de premiebetaling, enz., tenvijl ten slotte de regeling ingeval van gemoedsbezwa ren bij werkgevers tegen de verzekering een plaats heeft gevonden. Höofdst. II §n III bevat ten vervolgens de bijzondere voorschriften voor de ziekte-verzekering cn voor de ongeval lenverzekering, terwijl daarna Hoofdstuk IV bepalingen geeft omtrent beroep, het toezicht op de naleving der wettelijke voorschriften door de betrokkenen, strafbepalingen en slot bepalingen, welke bepalingen voor beide ver zekeringen dezelfde kunnen zijn. Behoudens de in de voorgaande alinea be sproken uitbreiding is bet onderhavige wets ontwerp mitsdien in zijn inhoud beperkt tot datgene, wat noodig is om te komen tot de invoering eener ziekteverzekering, welke post in 't kader van 't door den minister opgevatte hervormingsplan. Er worden daarom thans geen voorstellen gedaan met betrekking tot tic organisatie der Overheidsorganen, tot de wijziging der Invaliditeitswet en andere on derwerpen, in 1 onder letters a—h aan gegeven. Uiteraard heeft deze gedragslijn het bezwaar, dat indien het thans aongeboden i wetsontwerp door de Stoten-Gencraal in wezen i wordt aanvaard, spoedig daarop in deze aldus tot stand gekomen wet wederom wijzigingen zullen moeten, woi-den...,aangebracht in vcjl- i band met de verdere iVetsvoorsfellen welke ondergeteekende voor dc doorvoering van zijn I herzieningsarbeid zal hebben te doen. De voor j dit wetsontwerp gekozen vorm zal echter, i naar ondergeteekende vertrouwt, de oplossing van dat bezwaar vergemakkelijken, omdat de nieuwe réchtsstof als nieuwe Hoofdstukken zoude kunnen worden ingclascht. Hoofdlijnen van het wetsontwerp. Het wetsontwerp brengt onder de verplichte ziekte- en ongevallen-verzekering allen, die in loondienst arbeid verrichten. Een loongrens, waarboven de; verzekering is uitgesloten, wordt naar het voorbeeld der bestaande Ongevallen wetten niet gesteld. Alleen wordt het dagloon, waarnaar bij ziekte en bij ongeval geldelijke schadeloosstelling wordt toegekend, gebonden aon een maximum van acht gulden. Het ont werp kent op deze algemeene verzekering slechts ééne uitzondering, n.l. voor de beman ning van zeeschepen. De rechten dezer arbei ders op voorziening bij ziekte en ongeval blij ven in verband me( den aard van het bedrijf, waarin zij werkzaam zijn, beheerscht door de Zeeongevollenwct 1919 en het Wetboek van Koophandel. Overigens is de verzekering der arbeiders ge heel losgemaakt van den nard van hun arbeid, zoodat verzekerd zullen zijn niet slechts arbei ders, werkzaam in ondernemingen, maar ook arbeiders, aangenomen voor het verrichten van huiselijke diensten. De arbeiders zijn door het enkele feit van hun loondienst verzekerd tegen geldelijke gevolgen van ziekte en ongeval. Aanmelding voor de ver zekering is niet noodig, zoodat zonder indivi- dueele aanduiding, derhalve collectief, alle ar beiders, die op een gegeven oogenblik in loon dienst van een bepaalden werkgever zijn, ver zekerd zullen zijn. De verzekering zal, als het door den wetgever gedachte normale geval, worden uitgevoerd door Bedrijfsverenigingen, als welke in beginsel uit sluitend zullen kunnen worden erkend door samenwerking van werkgevers en werkgevers organisaties met arbeidersorganisaties in het leven geroepen instellingen. Daarnevens zullen echter, onder bepaalde voorwaarden, ols Bedrijfs vereniging ook kunnen worden erkend vereni gingen van werkgevers. Dezelfde Bed rijf sveree- niging zal het risico van de beide verzekeringen van dezelfde arbeiders moeten dragen. Als aanvullende organen treden op de Rijks verzekeringsbank en de Raden van Arbeid, met dien 'verstande, dot het risico der ziekteverzeke ring zal worden gedragen door de Raden icn Arbeid, en dat der ongevallenverzekering door de Bank. De kosten .der verzekering worden gedragen door de werkgevers. Voor zoover dezen niet bij een Bedrijfsvereeniging zijn aangesloten, zullen zij aan de hand eener door hen aan tc houden loonlijst de voor beide verzekeringen verschul digde premie hebben te betalen, in den vo:m van een door de Koningin vast te stellen per centage van het door hen uitbetaalde loon. De bepalingen betreffende de schadeloosstel lingen, krachtens elk der beide verzekeringen te genieten, zijn bijna ongewijzigd overgenomen uit de Ziektewet cn de Ongevallenwet, terwijl ook overigens zooveel mogelijk aansluiting is gezocht bij den inhoud dier wetten. Verande ringen zijn sicchts dan aangebracht, indien de ontworpen wijziging van het stelsel der betrok ken wetten noodzakelijk #dit eischte. De collectieve ziekteverzekering. In het bijzonder de beide volgende motieven hebben den minister geleid tot zijn voorkeur van het stelsel der collectieve verzekering bo ven het stelsel der individueel© verzekering vnn do bestaande Ziektewet. In de eerste plaats vervalt bij het door hem voorgestane stelsel de noodzakelijkheid van de regelmatige of- cn aan melding van dc bij den Raad vnn Arbeid ver zekerde arbeiders. In de tweede plaats is het bij de keuze van het collectief stelsel mogelijk in het bijzonder voor de premie-inning cn voor de aanmelding der werkgevers aansluiting te verkrijgen bij de reeds collectief gercgeldo wettelijke ongevallen verzekering, waarmede aan de werkgevers, en aan do verzekeringsorganen moeite en kosten worden bespaard. De werkgevers zullen immers hunne premie voor beide verzekeringen aan de hond der zelfde loonlijst kunnen betalen en dus niet genoodzaakt zijn om naast de hun bereids bij de Ongevallenwet opgelegde administra tieve verplichtingen nog andere dergelijko ver plichtingen voor de uitvoering der Ziektewet te vervullen. Dit voordeel voor den werkgever komt vanzelf mede aon de verzekeringsorgonen ten goede. De Minister ontveinst zich intusschen niet, dat de toepassing van het stelsel von collec tieve verzekering bij de ziekteverzekering een bezwaar ontmoet, dat bij do individueel© ver zekering uitgesloten is, n.l. dit, dat niet steeds onmiddellijk zal kunnen blijken of recht op zie kengeld bestaat. De ziekte openbaart zich im mers slechts in zeldzame gevallen tijdens het verrichten von den arbeid. Is de orbeidsover-* cenkomst tusschen den werkgever en den ar beider geëindigd, dan zal ook een ziekte, welke zich, mits binnen niet te longen tijd, na die be ëindiging openbaart, aonspraok op ziekengeld- moeten geven. In zoodanige gevallen zal bij het collectieve stelsel van die dienstbetrekking moe ten blijken, zal dc werkgever, in wienst dienst werd gearbeid, bekend moeten zijn. In het stelsel der individucelo verzekering kan daarentegen over de verzekering geen twijfel bestaan. Do minister acht dit bezwaar echter niet van ge noegzaam gewicht om op grond daarvan af to zien van dc collectieve verzekering. In het stelsel van den Minister kunnen ook de gewone regelen omtrent de verzekering ten aanzien van de losse arbeiders niet worden gevolgd. De voorgedragen regeling (ortt. 88 cn 89) geeft den lossen arbeider, die aannemelijk weet te maken, dat hij geregeld loonarbeid pleegt te verrichten, aanspraak op ziekengeld, indien binnen een week na het eindigen zijner laatste dienstbetrekking ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte intreedt. Over die ahnsproken wordt dan beslist door den bevoegden Ruud van Arbeid, doch de kos ten van de ziekengeld-uitkeeringcn worden naar bij algemecnen maatregel vnn bestuur te geven regelen omgeslagen over alle risicodra gers te zamen. De uitsluiting der zieken kassen. Bij de uitwerking vnn het onderhavige wets ontwerp heeft de Minister érnstig nagegaan of het mogelijk zoude zijn aan de ziekenkassen een plauts in te ruimen onder de met de uit voering der ziekteverzekering belaste organen. Dat onderzoek heeft echter tot een negatief re sultaat geleid, aangezien de collectieve verze kering der arbeiders zich niet verdraagt met een regeling, waarbij aan den individucelen arbei der de bevoegdheid wordt gegeven zich bij een ziekenkas te verzekeren. De minister heeft sedert de laatste jaren met aandacht de ontwikkeling van het zickenkassen- wezen in ons land gevolgd. Maar hoewel hij gaarne hulde wil brengen aan de goede bedoe lingen en de energie van velen, die zich op het gebied dezer ziekenkassen hebben bewogen, is toch zijn algemeene indruk deze, dat de groote meerderheid dezer kassen van beschei den betekenis is gebleven. Hem is het niet ontgaan, dut door het vormen vun federaties getracht wordt de aangesloten ziekenkassen in hechtere positie tc plaatsen, maar de kassen blijven ook don, in vergelijking tot dc Bcdrijfs- vereenigingen, zwakke organisaties. De verzekeringsorgancn. Het wetsontwerp gaat van de gedochte uit, dat uitvoering der verzekering door de Bedrijfsver- eenigingen regel zal zijn, zoodat de openbare organen aanvullend zullen optreden. Met de aanduiding Bedrijfsvereeniging heeft het ont werp in het bijzonder het oog op organisaties, welke in het leven zijn geroepen door samen werking van werkgevers- en werknemersbonden. Echter zullen als Bedrijfsvereeniging mede er kend kunnen worden, doch don telkens voor een tijdsduur van 10 jaren, vereenigingen van werk gevers, die in den geest van de Bedrijfsvereni gingen, bedoeld in de tegenwoordige Land- en Tuinbouwongevallcnwct 1922, zijn georgani seerd. De Bedrijfsverenigingen zullen met be trekking tot de arbeiders in dienst van denzclf- den werkgever, zoowel het ongevallen- als het ziekterisico op zich moeten nemen. Voor de ongevallenverzekering blijft de Rijks verzekeringsbank het aanvullend risico-dragend orgaan, terwijl de Raden van Arbeid ols aan vullende organen het risico der ziekteverzeke ring zullen dragen. Voor de uitvoering' der on gevallenverzekering worden de Raden van Ar- 1 beid belast met de werkzaamheden betrekking hebbende op de indeeling in gevarenklasse van de voor rekening der bank verzekerde onderne mingen, de premicvaststelling en inning, het ongevalsonderzoek cn het toezicht op de rich- tige naleving, met betrekking tot welke be moeiingen zij echter gehouden zullen zijn zich' naar algemeene voorschdiften van het Bankbe- stirur te gedragen. Artikelen. Als bijlage bij deze Nota is gevoegd een lijst van de artikelen van het wetsontwerp, met aan duiding, indien een artikel is overgenomen uit of ontleend aan een der thans geldende verzeke ringswetten, van het overeenkomstige wets artikel. EEN VERZOEK OM GRATIE. Afwijzend beschikt. De Koningin heeft afwijzend beschikt op een request om gratie van mevrouw B.r te Gassel- ternijveenschemond, betreffende een vonnis van de rechtbank te Assen, waarbij zij wegens het schrijven van een bericht in Het Volk, om trent den rijksveldwachter S. te Gasselternij- veen, is veroordeeld tot één maand gevangenis straf, v i Financieel Overzicht. MET AMERIKAANSCH-JAPANSCHE CON- ri.ICT. De VOORUITZICHTEN VOOR DE KEGELING DER OORLOGSSCHATTING. DE VOORTDURENDE SPANNING OP DE DUITSCHE GELDMARKT. HOE ZAL! DUITSCHLAND DE OORLOGSSCHATTING MOETEN BETALEN? BOLSJEWISTISCHE MAATREGELEN DER ROEMEENSCHE RE GEERING TEN AANZIEN DER PETROLEUM INDUSTRIE. DE JAARVERSLAGEN DER KONINKLIJKE PETROLEUM EN DER NEDER LANDSCHE BANK. De beperking der Japanscbe immigratie door Amerika. De stemming op de fondsenmarkt is in de af- geloopen week wel iets verbeterd, al blijft de oinzet nog altijd zeer beperkt. Daarin 'zal, naar zich laat aanzien, voorloopig trouwens wel geen wijziging komen. Wij naderen langzamerhand bet hoogzomer-seizoen, het tijdperk, waarin Velen de benauwde stad ontvluchten en hun tenten opslaan in buitenverblijven, wier com municatie met de beurscentra nog niet van zocdanigen aarrd is. dat hun afwezigheid geen belangrijke sporen zou moeten nalaten op den omvang van het beursverkeer. Ook afgezien hiervan zijn er echter tal van factoren, die nog altijd aan een ontplooiing van zaken ter beruze in den weg blijven staan en die ook in dc eerstvolgende weken wel tenvolle hun invloed zullen blijven uitoefenen. Het be- ti eft hierbij vooral de politieke onzekerheid, niet alleen wat aangaat de verhouding tusschen' Frankrijk cn Duitschland, maar ook tal van an dere vraagstukken, die voortdurend dc inter nationale verhoudingen opnieuw komen ,com- ph'ceerën. Zoo heeft het ongewijzigd aannemen van de nieuwe immigratie-wet in de Vercenigdc Sta ten, ondanks de poging van President Coolidge, om dit door zijn veto te verhinderen, in Japan groote verbittering gewekt. Deze wet, in derf vorm waarin zij thans rechtskracht heeft ge kregen, bepaalt, dat in de Ver. Staten in het ge heel geen immigranten zullen worden toegelaten uit landen, wier bevolking zich niet met de Ame- rikaansche kan assimilceren. Dit treft natuurlijk alle Oosterlingen, maar is zeer klaarblijkelijk meer bepaald bedoeld tegen de Japanners. Dit is des te hatelijker, omdat het aantal Japansche immigranten in de Unie in de laatste jaren krach- lens een bijzondere overeenkomst tusschen de beide regeeringen toch reeds niet meer bedroeg dan enkele honderden per jaar, zoodat men in de opzettelijke uitsluiting, waartoe liet Congres thans het initiatief heeft genomen, een manifes tatie heeft te zien, meer dan een maatregel tot beperking van het aantal immigranten. Nu zou de wrijving, die hieruit is voortge vloeid, voor de internationale verhoudingen niet van zooveel beteel^enis zijn, ware het niet, dat dc Vereenigde Stalen cn Japan de twee grootste Zuidzec-mjogendheden zijn. Indien Japan wegens de verbittering, die.de Amérikaansche wetgeving er heeft gewekt, zijn bewapening niet wil .ver minderen, of ze zelfs misschien gaat uitbreiden, dan kunnen de Ver. Staten ojk al niet anders handelen. In dat geval is het echter ook voor Engeland moeilijk, om verder te ontwapenen, en zoo werkt de zaak dan verder door, met al den slechten invloed, die hiervan ook op de Staatsfinanciën cn de belastingen moet uitgaan. Vandaar, dat het bedrijfsleven zeer gevoelig is voor deze berichten, ook afgezien van de po gingen, die in Japan worden aangewend tot het boycotten van Amerikaanschc goederen; wat natuurlijk eveneens tal van onvoorziene gevol gen en complicaties in dc internationale goede renbeweging zal kunnen uitlokken. De houding van Duitschland inzake de oorlogsschatting. Als wij dichter bij honk blijven, dan is het vooral dc kwestie der Duitsche oorlogsschat ting, die de beurs nog altijd in onrust blijft houden. Na het optreden van het nieuwe Fran sche Ministerie mag men wel verwachten, dat een modus vivendi tusschen Engeland en Frank rijk niet veel voeten meer in dc aarde zal heb ben, daar het nieuwe Fransche Kabinet in prin cipe bereid is tot ontruiming van het Ruhrge- bied en tot schenking van voldoening aan En geland ook op andere punten van internationale politiek. Het is echter thans in het gèhèel niet meer zeker, dat Duitschland, hetwelk zoo lang naar een regeling der oorlogsschatting heeft ge snakt, thans nog bereid zal zijn, een billijke op lossing van deze kwestie te aanvaarden. Al te scherp snijdt niet. Dit is ook in de laatste jaren in toenemende mate gebleken ten aanzien van de politiek van den heer Poincaré. In Duitschland heeft die zulk een haat gewekt, dat thans dc rechterzijde er voor een groot deel troef is, en deze is in staat, de grondwetsherziening, die waarschijnlijk voor t het doorvoeren van een vergelijk met Frankrijk noodig zal zijn ten aanzien van het beheer der spoorwegen etc. onmogelijk te maken. Wat ons dan tc wachten zou zijn, ligt nog in het duister. Heel veel goeds is het echter waarschijnlijk niet, te oordeelen naar het feit, dat het nieuwe Fran sche Kabinet den Franschen Generaal, die tot nu toe met het toezicht op de Duitsche bewa pening belast was, tot Minister van Oorlog heeft benoemd. Dit mag zeker wel als een vrij onzachte wenk aan Duitschland worden be schouwd, dat de nieuwe Fransche regeering niet van plan is, niet zich te laten spelen, zoodat wij voor de kans staan, dat dc gehccle Ruhrmisère enz. zich zullen gaan herhalen, indien geen overeenstemming omtrent de oorlogsschatting wordt getroffen. Verhooging van het Ameri- kaansch crediet voor Duitsch land. Ook de toestand op de Duitsche geldmarkt geeft nog steeds aanleiding tot groote terughou dendheid. Zoolang geldkoersen van 50 a 75 loor crediet op langen termijn worden gevraagd en ook door vele van de grootste industriëele ondernemingen worden bewilligd, is de toestand noch financieel, noch economisch gezond. Men moet te allen tijde rekening houden met de mo- elijkheid van onverwachte faillissementen. Bovendien is het duidelijk, dat Duitschland niet in staat is tot een eenigszins belangrijken uit- yfpcrt zoodat'de kostprijs jto de industrie dpfl^

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1924 | | pagina 5