TWEEDE BLAD.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
De verborgen vallei.
22e Jaargang AM EE RS FQ O RTSC H DAGBLAD „DE EEMLANDER" Vrijdag 27 Juni 1924
Parijsche Brieven.
Parijs, 17 Juni 1924.
Een publieke verkooping in het
Eouvre. Een duur paarlen-
collier. Een passioneerend
duel. Japansche paarlen zijn
geen valsche paarlen.
Een publieke verkooping in liet Louvre-
museum is wel zoo'n buitengewone gebeur
tenis, dat liet de moeite loont er een paar
namiddaguren voor op te offeren, al moet
men er dan ook half Parijs om doorhotsen.
En dan, wat 'n verkooping! Het zou, was er
voorspeld, maar even om millioenen gaan,
en dit alleen voor een paarlen-collier dat
vroeger aan Mevrouw Thiers had toebe
hoord en als zoodanig deel uitmaakte van
het legaat, dat door mej. Dosne, de schoon
zuster en eenige erfgename van wijlen den
grooten Franschen staalman en diens vrouw
aan het eerste Rijksmuseum was nagelaten.
De „Collection Thiers" in liet Louvre be
staat, behalve uit dien fameusen collier en
een drietal andere kleinoodiën, uit kunst
werken van groote waarde, maar die op
het oogenblik buiten beschouwing blijven.
De regeering had verleden jaar gemeend
dat er van die zeer kostbare voorwerpen,
die echter als kunstwerken geen belang aan
boden, een beter gebruik kon gemaakt wor
den door ze te verkoopen, dan door ze in
een glazen kast voor de oogen van een
nieuwsgierig publiek uit te stallen en daar
bij nog de kosten van een uiterst zorgvul
dige bewaking te moeten maken. De wet,
waarbij die verkoop werd toegestaan, was
door de beide Kamers zonder eenig hezwaar
aangenomen, en zoo kon dan gisteren,
„door de zorgen van den Directeur der Do
meinen van het Seine-departement", die lang
verwachte, veel besproken verkooping
plaats hebben.
Er was daarvoor ingericht de Falie
Denon, bij ieder bekend, die slechts een
paar malen in het museum kwam. Zij ligt
immers naast den hoofdingang bij de Place
du Caroussel en strekt als 't ware aan het
Louvre tot voorportaal, met op den achter
grond, ter halver hoogte van den trap naar
de Galerie d'Apollon, de beroemde antieke
figuur der Victoire de Sa moth ra
ce. In het midden van die zaal met hare
sarkophagen en bronzen beelden aan beide
zijden, stond op een tafel een soliede glazen
kastje, waarin de schatten hingen uitge
stald, voor ieder goed zichtbaar en nog
beter bewaakt door een half dozijn athleti-
schc politie-mannen er om heen.
Op de twee voorafgaande kijkdagen had
den de geïnviteerde bezoekers en daarna het
groote publiek tusschen stevige houten ba-
lustralen er mogen langs schuiven, wat mis
schien wel een officieel administratieve
manier is om aanstaande koopers ter wille
te zijn, maar een treffend contrast maakte
met de gereserveerde kijkdagen van andere
groote verkoopipgen, die gewoonlijk in par-
ticuliere zalcn.l meestal in de- Oaleries-
Petit, worden gehouden, 0111 nu maar over
het gewone publieke verkoophuis „Hötel-
Drouot" te zw.ijgen. Zoo'n kijkdag bij
Georges Petit, daar gaat iemand voor z'n
pleizier naar toe, of er kunstwerken of wat
anders ook voor een aanstaande verkooping
zijn tentoongesteld. Dit toch mag er best
van gezegd worden, want het is bij die ge
legenheden, in die mooie groote zaal met
vlak glazen plafond, met sofa's en fauteuils,
een ware tentoonstelling voor een geïnvi
teerd gezelschap, dat net zoo goed als de
pesage te Auteuil en heel wat meer dan
welke vernissage ook, een geconcentreerd
beeld van „Tout-Paris" geeft, met z'n ka
rakteristiek elegant, echt mondain gedoe van
menschen, die ervan houden zich voor te
doen alsof zij een maatschappelijke élite
vormen, wat hun meestal gelukt. Dat is wel
aardig, al beteekent het innerlijk heel wei
nig; maar de vorm en de vormen bekoren,
wat ook wel eens gewaardeerd mag wor
den.
Aan zoo iets was op den eersten kijkdag
in het Louvre bij lange na geen denken. Ik
houd het er echter voor dat de kenners,
de menschen van het vak, onder wie de
koopers schuilen die zeker niet bij dozij
nen te tellen waren wel gelegenheid ge
had hebben apart en zorgvuldig de schatten
van nabij te zien, te voelen, te proeven en
te wegenhet ging immers om millioe
nen. Anders zouden zij gisteren van hunne
zaak zoo zeker niet .geweest zijn, toen zij
op de voorste rijen banken zaten tegenover
de tafel der experts voor deze gelegen
heid acht in getal en de statige goud-
roode tribune, waar de president der com-
inissaires-priseurs (vendumeesters zou men
in Holland zeggen), zat met twee collega's
naast zich, terwijl geheel in het rond de
Salie Denon met een nieuwsgierig publiek
dicht gevuld was.
Zoo had het begin dezer verkooping iets
plechtigs, waarmee het echter al gauw ge
daan was, doordat de drie artikelen van
mindere waarde het eerst aan de beurt kwa
men, kleinigheden die gezamenlijk nog geen
95 duizend francs opbrachten en dan ook
te midden van het gebabbel der menigte
vlug werden van de hand gedaan.
Toen werd het opeens stil. Daar kwam de
fameuse collier voor den dag: „Collier
saamgesteld uit drie snoeren fijne paarlen,
gezamenlijk 145 paarlen tellendeen
hoe het verder moge luiden in de uitvoerige
beschrijving die de catalogus ervan gaf.
„Iedere snoer wordt afzonderlijk geveild,
deelde de comniissare-priseur mede, en
daarna alle drie snoeren gezamenlijk". Wat
hij onmiddellijk liet volgen door de vraag
van'2.200.000 francs en er ging een
zacht geruisch van lie's en ha's door de
zaal, gevolgd door een nog grooterc stilte
dan te voren. Dadelijk begon nu het bieden,
ingezet met 500.000 francs.
„Een millioen!" Nu scheen er geen hou
den aan; sprongen van een half millioen
volgden eikaar op, afgewisseld met spron
getjes van 20 duizend en telkens reageer
de het publiek er op met uitroepen, die als
vloedgolven van stemmen kwamen en gin
gen, totdat het bedrag van 3.220.000 francs
bereikt was voor het eerste snoer. Met het
tweede en het derde ging het evenzoo; die
bereikten 2.680.000 en 5.030.000 francs,
waarbij nog kwam het slot van den collier,
gevormd uit een robijn met brillanten en
roosjes, dat tot 50.500 francs steeg, zoodat
de voorloopige gezamenlijke koopsom
10.980.500 francs beliep.
Het was bijkans doodstil in de zaal, toen
mr. Lair-Dubreuil, die de verkooping leid
de, dit respectabele bedrag als 111 i s e-a-
P r i x van net geheele collier aankondigde.
En die stilte werd impressionnant, doordat
eerst niemand erop inging en de commis-
saire-priscur het nog eens en nog eens
moest herhalen
„Voor de eerste maal., voor de tweede
maalWeer een korte stilte, opeens
afgebroken door een krachtige mannenstem:
„Elf millioen I", en heel de zaal barstte uit
in ééne foejuichting. Maar nauwelijks was
het weer stil of daar liet zich een zachte
vrouwenstem hooren, die heel duidelijk zei:
„Elf millioen tweehonderd duizend", waar
na in een spanning van heel het publick bij
kleine sprongen het eindbedrag van
11.280.000 francs werd bereikt door den
concurrent van de dame met de zachte stem,
die de vrouw van een onzer grootste juwe
lier» is on toevallig een Hollandsche
naam draagt; zij heet mevrouw van Cleef.
De kooper is de bekende firma Hcmsy et
Lopez-Terragoya in de rue de la Paix.
Een curiositeit die vooral een retrospec
tieve waarde heeft, is dat deze collier in
1880 door mevrouw Thiers voor 234.000
francs was gekocht; nu moet de kooper er
met de kosten 12.746.400 francs voor be
talen.
Deze. verkooping, welker opbrengst voor
gelijke deelen zal verdeeld worden onder
de kas der nationale Musea, de Fondation
Thiers en de Retraite Dosne, instellingen
van openbaar nut, met een liefdadig karak
ter, is wel een onvergetelijke gebeurtenis
voor hen die er bij tegenwoordig waren, en
nog wei het meest ons, armen, die al wat
in onzen schik zijn, als wij vrouw of liefste
op haar verjaardag met een snoer mooie
Tekla- of Saskia-paarlen kunnen verrassen.
Want het meest ervan blijft ons bij die pas-
sioneerende spanning van een groote me
nigte menschen, in wier midden een kamp
wordt uitgevochten, waarin de partijen
elkaar met fortuinen te lijf gaan. Passion-
nant is dat; het is nog iets anders ook,
doch dat zal ik maar verzwijgen.
Een gevolgtrekking waartoe deze verkoo
ping aanleiding geeft, is dat de echte paar
len hunne waarde behouden hebben, al had
men ook een waardc-vermindering kunnen
verwachten na een gerechtelijke uitspraak,
die hier onlangs gevallen is. Een der Ka
mers van het Parijsche tribunaal heeft toen
uitgemaakt, dat van de z.g. Japansche paar
len die verkregen worden door in de
schelpen van levende oesters op kunstma
tige wijze paarlen te verwekken, die de
zelfde innerlijke en uiterlijke eigenschappen
als die deT uit zee opgedolven paarloesters
bezitten niet mag gezegd worden dat zij
„valsche paarlen" zyn. Die kunstmatig ver
kregen paarlen werden door dat vonnis dus
op dezelfde natuurlijke waarde geschat als
de authentieke paarlen; het schijnt nu toch
dat de handelswaarde van beide zeer ver
schillend is. Komt dit misschien doordat die
authentieke paarlen met levensgevaar voor
de visschers worden opgedolven Wie weet
daarop een antwoord te geven
DOYEN
Onze Vogelstand.
Neemt onze vogelwereld in aantal af of
toe? Dc vraag is stellig belangrijk genoeg.
Want waar maar ccnig-c liefde voor do na
tuur bestaat en zij bestaat in kicin bij
iedereen en uit zich bij steeds meerderen
daar zal de waarde van een uitgebreiden vo
gelstand worden gevoeld.
Hoe arm immers zou onze wereld zijn nis
daar niet was de schoonheid van vorm, van
kleur en geluid van onze vogels. Hoe zouden
wij ze allen missen! Dc stralende zang van
merel en lijster in park en tuin, dc roep van
dc weidevogels over de landen, de sonore
stem van den koekoek, het onvolprezen lied
van den nachtegaal. Wij hebben ze allen lief,
dc weinigen die ik hier noem en de velen
waarover ik ditmaal zwijg En wij willen
niet allereerst vragen naar hun nut of scha
de, maar ze in dc ecrslc plaats zien als een
onmisbaar deel van dc schoonheid van dc
natuur, die zonder hun vreugdebrengende
aanwezigheid in menig opzicht dor en
doodsch zou zijn.
Wij merken dat in den vollen zomer, als
na dc drukke dagen vun broeden en verzor
gen Tan jongen dc rustperiode komt Dan
verstomt do uitbundige zong, dan trekken
vele vogels zich in eenzaamheid terug. Welk
een verschil, die weken van stilte en terug
getrokkenheid bij bet drukke en veelzijdige
lentekoor van Meimaand vooral! En hoe
dankbaar zijn wc voor iedere vogelstem, die
wc ook dan nog wel hooren, hoe blij met hun
aanwezigheid alleen al, al zwijgt dan ook
hun stem.
En zoo zj! ons dan ook zeer veel belang
inboezemen het antwoord op de vraag naar
af- of toename van onzen vogelstand.
Men zal aanvankelijk geneigd zijn aan
steeds grooteren achteruitgang te denken. In
menig opzicht met recht. Want allerlei fac
toren werken mee om het den vogels lastig
tc maken. Daar is dc voortschrijdende ont
ginning vooral, die moeras in weiland en
heide in akkers verandert, die wilde bosch-
jes uitroeit en stroompjes tot kanalen maakt
en op allerlei wijzen de oorspronkelijke wil
de natuur in kultuurland omschept. Ik zal
het nut daarvan natmitlijkr geen" öogcrTKlik
in twijfel trekken, al heb ik hierover wel een
en ander te zeggen, waarvoor ik later nog
wel eens gelegenheid hoop te vinden. Voor
ditmaal wil ik echter alleen maar consta-
teeren, dat deze steeds voortgaande ontgin
ning menige vogelsoort lcclijke parten speelt.
Er zijn enkele van onze, uit een oogpunt van
schoonheid, meest kostbare vogels, die de
eenzaamheid van groofht wilde stukken land
noodig hebben voor een rustig bestaan. Zoo
kan, om maar een enkel voorbeeld tc noe
men, de wulp het niet stellen buiten groote
stukken wild duin of heideland. Zoo is dc
roerdomp aan uitgestrekte rietvelden gebon
den.
Behalve deze systematische ontginning op
groote schaal wordt ook nog door ecu ander
soort ontginning dc vogelstand bedreigd. De
voor menig landschap zoo karakteristieke
afscheiding van akkers en weilanden door
hagen van meidoorn of ander kreupelhout
maakt steeds meer plaats voor hekken van
gaas of prikkeldraad. Niet alleen doet dit aan
het landschap zelf groote schade, ook den
vogels wordt er nestgelegenhcid mee ontno
men. IToogc boomen worden opgeruimd en
daarmede dc holcnbroedcrs, spechten, mee
zeil en boomkruipers bijvoorbeeld, bena
deeld.
Dan doet ook de industrie door waterver
ontreiniging door dradenspanning eu in het
algemeen door verstoring van de rust en
den vrede van het landschap den vogelstand
veel kwaad. Als ik dan nog wijs op het ver
derfelijke eförenzoeken in den verboden tijd
en op het misdadig wegschieten van allerlei
vogels door sommige schieters, die den naam
jager onwaardig zijn, dan heb ik het voor
naamste aangestipt, dat tot achteruitgang
van onze vogelwereld bijdraagt.
Dit alles maakt het begrijpelijk dat vogels
als wulp, ooievaar, roerdomp, kwartel, ijsvo
gel, korhoendcr cn andere achteruit dreigen
te gaan cn steeds meer bescherming noodig
zullen hebben.
Was ons kostelijk Naardermcer niet be
houden gebleven dan zouden lepelaar en
purperreiger geheel uit ons land verdwenen
zijn.
Gelukkig staan daar ook vele factoren te
genover, die juist voor menige vogelsoort
gunstig zijn. De uitbreiding van het mus-
schenaantal, dat srootcr wordt naarmate het
in cultuur gebracht en bewoonde land toe
neemt, zal ik niet gaarne toejuichen. Maar
ook dc merel, vroeger een stillo boschvogcl,
breidt zich steeds meer over parken cn tui
nen uit, wat den vrienden van zijn beko
rend lied slechts tot vreugde kan stemmen.
Al weet ik wel dat deze mcrcltoennmo ook
zijn keerzijde heeft.
Met do liefde voor de natuur is ook dc zorg
voor dc vogels toegenomen!. Wintervocdcring,
plaatsing van nestkastjes cn aanleg van vo-
gclboschjes kwam vooral aan do kleine zang
vogels ten goede, dïo in tuin en stadspark
een betrekkelijk veilig bestaan hebben.
Dc zwarte specht neemt toe in ons land en
breidt zich steeds verder uit, de groote gele
kwikstaart wordt steeds meer brocdvogel. En
om nog een zeer gowono vogel tc noemen,
die toeneemt, de gewone veldleeuwerik ver
toont zich in voortdurnd grootcr getale.
Zoo zijn er naast betreurenswaardige ook
verblijdende verschijnselen. Als ieder mee
helpt, zal het zeer wel mogelijk zijn, afname
in menig opzicht togen tc gaan en onzen rij
ken en prachtigen vogelstand tc behouden en
te doen toenemen zelfs. Over wat ons daar
voor te doen staat, hoop ik het nog wel eens
tc hebben A. L. B.
ALG. NEDERL. OPZICHTERS- EN
TEEKENAARSBOND.
Do algemeenc vergadering
te Amsterdam.
De Algemeenc Nederlandsche Opzichters- cn
Tcekcnoarsbond heeft zijn algemeene vergade
ring te Amsterdam gehouden.
De verkiezing van zes leden van het bonds-
bestuur had tot resultaat, dat herkozen zijn de
heeren A. P. van Assendelft, J. Bijlnord cn
Tweehuysen cn gekozen Hendriks cn H. Kunst
(Den Haag) cn W. van der Weg (Haarlem).
Tot leden van het dagelijksch bestuur zijn
benoemd de heeren van Assendclft als voorzit
ter, Breijer als secretaris cn Bijlaard als pen
ningmeester, en tot redacteur van De Bonds
stem de heer C. J. B. Breijer.
Het'bondsbestuur had ingediend de volgende
resolutie
De algemeene vergadering, enz.,
kennis genomen hebbend van de in de Bonds
stem verschenen publicaties betreffende de wor
dingsgeschiedenis en de stichting van het Ver
bond van Vakorganisaties van hoofdarbeiders
in Nederland
gehoord de in deze bijeenkomst gehouden
discussies;
constateerende, dat verrewêg de meerderheid
van de in ons land gevestigde vakorganisaties
van hoofdarbeiders en in het bizondcr von dio
hoofdarbeiders, welke werkzaam zijn in parti
culiere bedrijven cn ondernemingen, van geen
der beslaande grootendecls uit bonden van
handarbeiders samengestelde vakcentrales
deel uitmaakt, terwijl allo pogingen om in deze
centrales zoogenaamde „vleugels" van hoofd
arbeiders in het leven te roepen hebben gefaald;
van <*)rdecl, dat, om tot grootcr machtsvor
ming cn iner geconcentreerd optreden dezer
bonden van hoofdarbeiders te geroken, andere
wegen zullen moeten worden ingeslagen, zon
der dat nochtans in verbond met de over
eenkomstige positie als werknemers, welke
beide groepen in het maatschappelijk produc
tieproces innemen het verkrijgen en onder
houden van een nauw contact met de vokbe-
weging der handarbeiders uit het oog mag
worden verloren;
De eerste voorwaarde voor vriendschap is
elkaar onbewimpeld de waarheid zeggen.
Borger.
door HULBERT FOOTNER
VOOR NEDERLAND BEWERKT
DOOR L. ALETRrNO -
57
Ralph liep gejaagd het strund op en neer,
uitziende naar haar, of naar iets, dat hem eeni
ge aanwijzing zou kunnen geven waarheen zij
gegaan was. „Zij moet de rivier langs," rede-
neerdo hij. „Het woud is ondooi dringbaar."
Doch zijn moed ontzonk hemhij wist dat
Nahnya hem in de wildernis de baas was. Hij
volgde de rivier een eindweegs stroomafwaarts,
en stuitte eindelijk op een spoor dat van den
oeverrand kwam, en verder langs het strand
liep. Hij volgde het met nieuwe hoop. Na on
geveer een kwartier lang snel voortgegaan te
zijn, bleef hij plotseling staan. „Zoo haal ik
haar nooit in," docht hij. „Zc moet daar een
foot hebben, om de rivier te kunnen overste
gen. Dan sta ik op het strand en kan niet ver
der. Zij is natuurlijk op weg naar haar thuis.
Ik moet haar over de rivier kunnen volgen."
Haastig keerde hij terug naar het blokhuis dat
tot werkplaats diende, waaruit hij een bijl en
een avegaar te voorschijn haalde. Hij ontmoet
te niemand. Daarop terugkeerend naar den
mond van de beek, zocht hij tot hij een grooten
drogen boomstam vond, die daar bij een over
strooming was achtergebleven. Hij begon hem
in vieien te hakken om een vlot te kunnen
maken. Zijn rechterarm was nuuwelijks in staat
de bijl te zwaaien, maar zijn onverzettelijk be
sluit deed hem volhouden. Hij vorderde slechts
langzaam; koortsachtig werkte hij echter voort.
„Het komt er niet op aan," redeneerde hij. ,rDan
ga ik direct naar de Kom van het Rotsgeberg
te. Zij weet niet, dat ik den weg daarheen kan
terugvinden."
Na ©enigen tijd naderde Jim Sholto door het
struikgewas; hij kwam den over af, en ging op
een rotsblok zitten. Ralph wierp slechts even
een blik op hem, en ging voort met zijn weik.
Jim zocht met veel omslag een tak aan zijn voe
ten. Mij begon dien of te schilferen, waarbij hij,
geluidloos fluitend, de lippen toespitste. Jim's
karakter was te recht-uit, dun dat hij kon hui
chelen; ontsteltenis, verdriet cn ergenis waren
duidelijk bij hem zichtbaar; zijn merkwaardige
zorgelooze onverschilligheid scheen geheel ver
dwenen. Hij had thans moeite zich te beheer-
schen.
„Dus je gaat ons verlaten?" begon hij, zonder
eenige inleiding.
„Ik mompelde Ralph.
„11; dacht dat je van dat alleen reizen, nu
wel je bekomst had gekregen. Je bont nog niet
in staat om een bijl t« hanteereri of een pa
gaai!"
,,lk kan er niets aan doen,' zeide Ralph-
„En hoe denk je je in 't leven zonder geweer,
voedsel cn dekens?"
„Ik had me voorgesteld, dat ik van je *zou
kunnen koopen wat ik noodig heb. Geld heb ik
wel."
„Aon geld heb ik hier niets," zeide Jim grim-
mig.
„Dan zal ik je er niet om lastig vallen," ver
klaarde Ralph snel.
Jim werd nu even verlegen. „Nu ja ik wil
maar zeggen, dat het geen kwestie van geld
is, maar dat ik zelf weinig voorroud heb/'degde
hij uit.
„Hoe eerder je me dus kwijt ben, hoe beter."
concludeerde Ralph.
„Je kunt hier een poos blijvèn, en met wer
ken verdienen wat jc opeet," zeide Jim listig.
Ralph schudde het hoofd ten antwoord. Beide
zwegen.
Jim ging zichtbaar met zichzelf te rade, hoe hij
de onderhandelingen weer zou openen.
„Hoor nu eens!" zeide hij eenigszins onge
duldig. „Ik kun niet met je spreken als je door
gaat met hakken. Heb jc zoo'n haast om weg
te komen, dot je geen vijf minuten die bijl
kunt neerleggen?"
Onwillig liet Ralph zijn bijl rusten en ging
op een anderen steen zitten aan de beek. Zijn
gelaat vertoonde een trek van halsstarrigheid,
dio voor den uilslag van hun orraerhoud niet
veel beloofde. Ralph mocht den ronden, ecn-
voudigen Jim graag, maar de toestand was ho
peloos, en waar er niets meer te redden viel,
zag hij geen andere oplossing dan hem te
bruskeeren.
Jim vernederde zich ter wille van Kitty. Hij
voelde, dat hij meer van zichzelf vergde, don
hij verdragen kon, maar hij achtte zich er toe
verplicht; wie anders zou zijn dochter kunnen
helpen?
„Ik heb me aan je gehecht, sinds je hier bent
binnengevallen," begon hij onhandig. „Ik kon
het niet zwijgend aanzien, wanneer je een
domme streek wilt begaan."
Ralph's neusvleugels trilden onheilspellend.
„Ik zal mijn weg wel vinden," zeide hij kortaf.
„Hier heb ik niets meer te doen."
„Laat mij uitspreken," vervolgde Jim met
voor hem buitengewoon geduld. „Je bent nog
onetvaien. Ieder die hier het land kent, zal je
kunnen vertellen, dat elke verbintenis tusschen
rooden en blanken noodlottig-is."
Ralph sprong op. „Nu is het genoegl" barst
te hij uit. „Ik ontzeg jc het recht, je in mijn
particuliere aangelegenheden te mengen.."
Jim stoof plotseling op. „Ik ontzeg jc het
rechtl" schreeuwde hij .„Je spreekt ols iemand
die niet goed bij het hoofd isl Je bent gek. Ik
heb het recht je op tc sluiten, tot jc weer bij je
verstand bent gekomen!"
„Dot zou ik toch maar niet probccren," ried
Ralph.
„Krankzinnigheid is het orn geen ander
woord te noemenl" raasde Jim voort „Hier te
komen binnenvallen, als jij gedaan hebt, cn mijn
klein meisje het hoofd op hol te jagen met je
mooie praatjes cn dan maar weer achter een
ander aon
„Dot is een leugenl" riep Ralph. „Ik was op
weg naar dot andere meisje, toen mij mijn on
geluk overkwam. En nooit heb ik Kitty het hof
gemaakt, of hoar willen doen geloovcn dat ik
von haar hield! Vraag het haar zelfI"
„Ja, lafaard, nu wil je je nog achter haar ver
schuilen," hoonde Jim. „Een meisje heeft ze
ker geen trots hè?"
In blinde woede over die valsche beschuldi
ging greep Ralph naar zijn bijl maar hij
kon de hand niet opheffen tegen Kitty's vader.
Hij liet de bijl vallen. „Om Godswil, laat mij
gaan, en vergeet mei" riep hij.
„Je bent hier doodziek en uitgeput gekomen,"
ging Jim voort, „zij heeft je verzorgd, je ver
pleegd je hebt je leven aon haar te dankenl
En wat krijgt ze voor donk? Ik vond haar
oh, ik word dol als ik er aan denkl Ik zou jc
kunnen vermoorden ajs ik niet wist, dot het
haar 't hart zou brekenl Jij ellendige stodsheerl 1
Ik snap niet, wat ze in je ziet!"
overwegend, dot door een dusdanige oplos
sing van het vraagstuk der concentratie van
hoofdarbeiders zonder eenigen twijfel de weg
geoefend znl zijn voor fusie tusschen dc ver
schillende Nederlandsche bonden van technici
en kunstnijveren;
acht dientengevolge de oprichting van een
verbond von hoofdarbeidersvakvereenigingen in
het belong van de betrokken groepen werkne
mers, in het bijzonder wijl het groote waar
borgen bliedt voor de toekomstige ontwikkeling
cn mochtuitbreiding von de vakbeweging der
technici en kunstnijveren in ons land;
besluit daarom dot dc Algemeenc Neder
landsche Opzichters- en Tcekcnoarsbond per
I September 1924 het lidmaotschop von het
N. V. V. zal beëindigen cn zich met ingang
van dienzclfden datum zal aansluiten bij het
V. V. H.
draagt voorts het bondsbestuur op om
zoodra de definitieve aansluiting van andere
reeds voorloopig toegetreden organisaties bij
laatstgenoemd Verbond een feit zal zijn ge
worden in dit Verbond met kracht to ijveren
voor nouwe samenwerking en organisatorisch
contact met de nict-confessioncel© vakbewe
ging der hondarbeiders, belichaamd in het N.
V. V
In verband met de behandeling van dezo
kwestie waren mede de heeren Stenhuis en
van der Walle, voorzitter en secretaris von het
N. V. V., aanwezig.
Den Hang diende een motie in om dc .be
slissing uit te stellen, totdot bekend znl zijn
geworden, waartoe de fusie-ondcrhnndclingen
tusschen Mercurius en den Alg. Ned. Bond
van Hondels- en Kantoorbedienden zullen lei
den. Misschien maakte het resultaat daarvan
afscheiding van het N. V. V. overbodig.
De heer Stenhuis wees cr op, dot het N. V.
V., prijs stelt op het totstandkomen von een
heid tusschen hond- en hoofdarbeiders. Di©
eenheid is echter alleen van belang, wanneer
de hoofdarbeiders zich op het standpunt stel
len, dot dc vakbeweging strijd voert voor de
hervorming von het productiestelsel. Voor den
gewonen vokstrijd hebben de hondorbeidors de
hoofdarbeiders niet noodig. Moet de eenheid
er komen ten koste van het toegeven aan wen-
schen van burgerlijken elementen, dan wordt
dio eenheid een gevaar.
Het V. V. H is niet van belang voor den
constructicven strijd, dien het N. V. V. wil
voeren. Het bondsbestuur van den Opzichters-
en Tcekcnoarsbond heeft door zijn werken voor
den hoofdarbeidersbond groote schade gedaan
aan den groei van dc burgerlijke vakbonden in
de richting van het N. V. V.
Het N. V. V. stoat op het standpunt, dat er
moer zijn dén algemeenc vokcentralo van
hoofd- cn handarbeiders. Op hetzelfde stand
punt staat het bondsbestuur van den Algc-
meene, dot verklaard heeft, dot de fusie met
Mercurius nimmer tot gevolg kon hebben, dat
zijn organisatie zich plaatst buiten het N. V. V.
Leiden dc onderhandelingen tusschen N. V.
V. en V. V. H. niet tot overeenstemming, don
blijft het N. V. V. de tegenstander van de
hoofdarbeidcrscentrole. Het kon geen zevende
vakcentrale in ons land erkennen of dulden.
Namens het hondsbestuur heeft de bonds-
secrotaris Breijer den heer Stenhuis geant
woord.
Hem was opgevallen, dut bij dezen de bc4-
langen der hoofdarbeiders bijzaak zijn. Het
N.V. V. wil wel de hoofdarbeiders opnemen,
maar de hondarbeiders moeten vooral niets
van hun beginselen prijsgeven en de hoofd
arbeiders mogen te hunnen believe offeren. Dot
is alles.
Ook den hoofdarbeiders is het zeker met do
reconstructie van het bedrijfsleven ernst, maar
inplaats van dit toe to juichen weet de heer
Stenhuis niet beter tc doen don voortdurend tc
schimpen op „zijn partijgenoot" Rolté, die zijn
instemming met de hoofdzaken von het door
N. V. V. en S. D. A. P. opgestelde rapport
heeft betuigd.
No nog eenige discussie is de motic-den Haag
verworpen met 315 tegen 154 stemmen en dc
resolutie van het fondsbestuur met algemeenc
stemmen aangenomen.
Het ropport in zake fusie met den Bond van
Technici cn den Ned. Bond van Metaoltcchnici
is met algemeenc stemmen goedgekeurd cn
de resolutie mot olgemccne stemmen aanvaard.
VEREEN VAN LEIDERS VAN OPENBARE
INSTELLINGEN TEN BEHOEVE DER
ARBEIDSMARKT.
To Groningen bijeen.
Onder voorzitterschap van den heer Van
Riet, directeur der Gcm. Arbeidsbeurs te Rot
terdam, heeft de vereeniging van leiders van
openbare instellingen ten behoeve der orbcids-
„Wot kon ik er aon doen?" riep Ralph wan
hopig uit. „Het is mijn schuld toch niet! Zeg
me dan wat ik doen moet, om het weer goed
te maken!"
„Blijf hier,zeide Jim, iets kalmer nu. „Geef
die dolzinnige jacht op, cn herstel wat je hier
bedorven hebt."
Ralph schudde het hoofd. „Dat is onmoge
lijk," zeide hij longzaojm. „Hoe zou ik Kitty
ooit gelukkig kunnen maken, als mijn hort el
ders is?"
„Je hart!" herhaalde Jim verachtelijk. Hij hief
zijn gebolde vuisten op. „De hemel geve mij
geduld en zelfbeheerschingl"
Hij zweeg plotseling op het geluid van Kit-*
ty's stem. Zij riep hem; in de loogto waar Ralph'
zijn vlot bouwde, woren zij onzichtbaar vanaf
den weg, en vanuit het blokhuis. Jim antwoord
de weinig opgewekt. Weldra kwam Kitty doods
bleek door het struikgewas.
„Wat voert u hier uit?" viocg zij haar vader
scherp.
De eenigszins ouderwetschc vader stond ver
steld, zich zoo door een zijner kinderen te
hooren aanspreken. Hij staarde haar sprake
loos aon. „Een mooie manier om jo vader aan
te spreken," bracht hij eindelijk uit.
Zijn woorden maakten niet den geringstcn in
druk op haar. De zachte Kitty van voorheen
scheen een ander te zijn geworden. „Ik geloof
dat u probeerde hem over tc halen hier te blij
ven riep zij met fonkelende oogen.
(Wordt vervolgd.)