AMERSFOORTSCH DAGBLAD „DE eemlander"^'»»"» 12
De verborgen vallei.
DERDE BLAD.
FEUILLETON.
23e Jaargang
No. II
Juli 1924
Centrale Boekhouding en
Verificatie.
Als ik nu een en ander wil mededee-
len over de bovenvermelde onderwerpen,
dan moet ik eerst een enkele algemeene
opmerking maken. Want ik schrijt nu in
het openbaar, en als het publiek hoort
van boekhouding en controle, dan spreekt
het van zelf, dat wordt gedacht aan- en
vergelijkingen worden gemaakt met boek
houdingen in het particulier bedrijf. En
dit kan nu eenmaal niet, althans nog niet,
omdat de administratie van de financiën
der publieke lichamen op geheel andere
wijze moet worden gevoerd. Waarom dit
zoo is, kan ik in een courantenartikel niet
uiteenzetten. Wel kan ik nog mededeelen,
dat reeds jaren lang naar een betere me
thode van de publieke administratie, ook
voor die van het Rijk, wordt gezocht, en
ook, dat al tal van veranderingen zijn aan
gebracht. Herinnerd wordt bijv. aan de
Bedrijvenwet van 1912.
In de tweede plaats zij medegedeeld,
dat Centrale Boekhouding slechts, naar
mijn meening, voor een bepaalde catego
rie van gemeenten kan worden verdedigd
Zeker niet voor de allergrootsten, en even
min voor de kleintjes. Men moet hier den
ken aan het tafellaken en het servet. En
dit moet vooral worden bedacht door hen,
die zeggen: de C. B. k&mt bijna nergens
voor.
En in de derde plaats deze opmerking:
De vraag, welke plaats de Directeuren
van de bedrijven en takken van dienst be
lmoren in te nemen in het gemeentelijke
organisme, en welke hun bevoegdheden
zullen zijn, is een onderwerp, dat al ja
ren lang, zoowel hier te lande als elders,
velen bezig houdt. Een oplossing is nog
steeds niet gevonden, ondanks de vele be
schouwingen. die er over zijn geleverd.
Door het rapport van de Staatscommis
sie voor de herziening van de gemeente
wet, is de kwestie opnieuw in ons land
aan de orde gesteld, en als dit onderwerp
t. z. t. in de Staten-Generaal in behande
ling komt, zal ook de zooeven vernielde
vraag omtrent de positie van de hoofden
van takken van dienst, wel in discussie
komen. Wat te eerder mag worden ver
wacht, nu deze belangrijke zaak ook aan
de orde is gesteld in het bekende Sociali-
satie-rapport van de S. D. A. P.
Ook dit onderwerp leent zich dus niet
voor een bespreking op deze plaats; het
houdt ten nauwste verband met de grootc
kwestie van bedrijfsorganisatie.
Wordt over de C. B. gesproken, dan
kan men van de tegenstanders deze be
zwaren o.nr. vernemen: de C. B. is duur;
de C. B. werkt de bureaucratie in de
hand; de C. B. belet de bedrijfsdirecteuren
op de hoogte te blijven van hun zaken;
door gebrek aan een goede organisatie
heeft haar bestaan soms noodlottige ge
volgen gehad, enz.
Als over de kosten zal worden gepraat,
moet eerst worden vastgesteld, aan welke
eischen de Raad wenscht; dat de boekhou
ding zal kunnen voldoen. Dat doet men in
groote particuliere bedrijven ook. Daar
overweegt men wel degelijk, wat de op
zet in deze of gene richting zal kosten;
of er bijv. nacalculatie zal plaats hebben
of niet. De kosten spelen daarbij een groo
te tol. Bij de gemeente heeft het uitvoe
rende personeel zich te gedragen naar de
verordening en deze wordt door den Raad
vastgesteld. Aan hèin dus de beslissing
over meer of mindere uitgebreidheid van
de boekhouding en de administratie.
Maar wat leert nu de ervaring, niet al
leen hier maar overal? Dit: gewenscht
wordt vóór alles eenvoud, zoo weinig mo
gelijk rompslomp en zoo weinig mogelijk
kosten. Maar zoodra gegevens worden ver
langd en het blijkt dat deze niet alle voor
handen zijn, of moeilijkheden zich voor
doen. die niet konden worden voorkomen,
dan hoort men klagen over de boekhou
ding, de administratie: „waarom is dat
niet anders gedaan; wie draagt de verant
woordelijkheid? enz. Dat is 1111 eenmaal
de gewone loop van zaken, en heeft niets
te maken met het bestaan van een C. B.
Maar, zegt men, de C. B. is duur! Hoe
weet men dat? Vroeger stonden de uitga
ven zoo schots en scheef door de begroo
ting en rekening verspreid, dat de Raad
geen kans had, er iets van na te gaan. Dat
was voor allen die verantwoordelijkheid
dragen, veiliger, maar voor de gemeen
schap minder gewenscht. Nu staat alles
bijeen en komt daardoor een groot totaal
cijfer voor den dag! Echter de hoegroot
heid van het cijfer der kosten zegt op zich
zelf niets natuurlijk. Nagegaan moet wor
den, welke uitgaven bijeen zijn gebracht,
en elk onderdeel moet op zichzelf worden
in aanmerking genomen. Een aardig voor
beeld hiervan levert een vergelijking tus-
schen het gas- en het stroombedrijf. Het
eerste produceert zelf, verwerkt dus grond
stoffen. verkoopt deze voor een deel aan
anderen dan aan inwoners, verwerkt soms
zelf bijproducten; liet stroombedrijf dis
tribueert slechts, en heeft dus niets te ma
ken met grondstoffen, het verwerken daar
van, enz. enz. Dat dus het gasbedrijf een
veel uitgebreider, ingewikkelder boekhou
ding en administratie heeft, en daarvoor
dus grootere onkosten moet maken, is dui
delijk. Wie zegt. de C. B. is „duur", zal
ook hebben 11a te gaan de loonen en sala
rissen en hoe deze zijn geregeld. Ik wijs
hierop slechts, omdat, als ik zoo bij de
behandeling van de begrooting 1924 den
staf hoor breken over de C. B., ik mij af
vraag, of wij. die oordeelen, dat wel doen
na nauwgezette studie, en zoo ja, waarom
wij het publiek dan de argumenten ont
houden.
Volgens de rekening van 1922 (ik hecht
meer waarde aan de rekening dan aan de
begrooting, en zou de beschouwingen over
de financiën veel liever zien gehouden bij
de eerste, dan bij de laatste) heeft de C.
B. gekost f 65000 rond. Nu moet men wel
in acht nemen, dat hieronder ook zijn be
grepen de kosten van de verificatie, het
opnemen van de nieters voor gas-, stroom
en water en de loonen van de geldopha-
lers.
Voor deze f 65000 zijn veertien admi
nistraties gevoerd en gecontroleerd. De
kasomzet, die toch ook weer geheel moet
worden verwerkt, bedroeg in 1922 niet
minder dan f 10.753.793.57. Dit cijfer
geeft tevens een beeld van wat er omgaat
bij de C. B.
Opgemerkt is geworden, dat er eigen
lijk geen centrale boekhouding is, maar
dat er zijn veertien boekhoudingen en de
vraag werd gesteld: waarom geen tabel
larisch kasboek?
Mijn antwoord is: het geldt de admini
stratie van de gemeente, welke gevoerd
moet worden met inachtneming van de
voorschriften, daarvoor door Gedeputeerde
Staten, onder Koninklijke goedkeuring ge
geven, en met inachtneming verder nog
van tal van wettelijke bepalingen, konink
lijke besluiten en ministerieele beschik
kingen. Ik zeg werkelijk niets onaange
naams. wanneer ik beweer dat de Ge
meenteraadsleden deze niet allemaal ken
nen. En toch is dat noodig, 0111 het
„waarom" te kunnen beantwoorden.
De waarde van de C. B. is mi i. hierin
in hoofdzaak gelegen: Zij concentreert
den te verrichten arbeid en daardoor kan
deze op de meest economische wijze wor
den verricht; daardoor is ook weggeno
men de helaas in ambtelijke kringen zoo
vaak waargenomen zucht, de administra
tie zoo groot mogelijk te maken, welke
zucht hierdoor wordt veroorzaakt, dat bij
de beoordeeling. door publiek en salaris-
commissies, van de betcckcnis eener af-
deeling, op den omvang van het personeel
zoo gaarne wordt acht gegeven. Zij ver
zekert, dat alle administraties naar een
zelfde principe worden gevoerd, en er dus
eenheid komt in het geheel. Zij stelt,liet
Dagclijksch Bestuur in staat, op eenvou
dige wijze, het verloop van de kaspositic
zoowel van de geheele gemeentehuishou
ding als van elk onderdeel, te volgen. Zij
biedt den Raad de gelegenheid een schat
van gegevens te krijgen, waardoor hij zijn
taak van controleur over het beleid van
B. en W. des te beter kan vervullen. E11
eindelijk verschaft de C. B. alle mogelijke
gegevens aan hem, wiens plicht het is, of
die zich daartoe geroepen gevoelt, na te
gaan, of alle takken van dienst op de
meest economische wijze worden beheerd.
Zoo bekeken, gaat het dus ook niet al
leen 0111 de vraag: wat zijn de directe kos
ten? maar in niet mindere mate 0111 deze
andere: wat zijn de indirecte voordeelen
van de C. B.?
Een en ander verhindert mij geenszins
om te erkennen, dat er ook wel schaduw
zijden zijn aan te wijzen. De grootste is
wel deze, dat niet het geheele geldelijk-
kas-beheer in één hand is, en er niet één
persoon is, die regelmatig den gang van
zaken op finantieel terrein volgt. Afaar dit
bezwaar is van den aanvang af bekend
geweest, en de gelegenheid 0111 dit weg
te nemen, toen een vorig jaar moest wor
den voorzien iri de vacature van gemeen
te-ontvanger, is ongebruikt voorbijgegaan.
Er zijn toen stappen ondernomen, tenein
de de vele wettelijke en administratieve
moeilijkheden 0111 de C. B. en het kantoor
van den ontvanger onder één beheer te
brengen, uit den weg te ruimen. Dit is
toen ook wel gelukt, maar andere omstan
digheden hebben belet, dat het plan ver
wezenlijkt werd. Dit moet betreurd wor
den, zoowel ter wille van het beheer, als
uit hoofde van bezuiniging.
Voor hen die van deze zaken meer wen-
sclien te weten, meen ik te mogen verwij
zen naar éen artikel van mijn hand. op
genomen in het tijdschrift .'.Gemeentebe
stuur" van Juni 1924.
En ten slotte nog een enkel woofd over
de verificatie.
De begrootingen van de veertien door
haar gecontroleerde bedrijven en diensten,
wijzen een totaal aan van bijna anderhalf
millioen gulden. De verificatie hiervan
kost, volgens de begrooting 1924 3675.
Er is gesproken van het opdragen der
werkzaamheden aan een particulier ac
countant. Alen vergelijkt gaarne met liet'
particuliere bedrijf alles wat de gemeente
verricht. Laat men dat ook.eens doen met
deze kosten! Opdracht van de werk
zaamheden, die thans door de verificatie
worden verricht, aan een particulier ac
countant, zon duizenden guldens meer
kosten. Üok daarom, omdat deze zijn ver
antwoordelijkheid laat betalen, waarmede
bij den ambtenaar nooit rekening wordt
gehouden. De taak van de verificatie is
een volkomen zelfstandige, zij staat abso
luut naast de C. B., naast alle takken van
dienst. Eigenlijk kan men zeggen, zij staat
direct onder B. en V/. of den betrokken
wethouder. Dit brengen haar werkzaam
heden mede. Waaruit.deze bestaan en hoe
die moeten worden verricht, is moeilijk te
zeggen. Hier hangt zooveel af van perso
nen en zaken, van de oppcrleiding, van
den hcelen gang van zaken. Maar ik voor
111 ij zoek de nuttigheid der verificatie min
stens evenzeer in de preventieve, als in de
icpressieve werking, want alles contro-
leeren is onmogelijk.
A. R. VEENSTRA.
Brieven uit Berlijn.
De nfsluitinff vnn het buitenland
opgeheven. De terugkeer von
den slagroom. - Caruso's opvol
ger. Het paradijs in Mecklen
burg.
Berlijn, midden Juni,
Er gebeurt zooveel onverstandigs in de we
reld, dnt men reeds b'.lj moet zijn, ols er einde
lijk ook eens iets verstandigs geduan wordt.
Ook uls het slechts daarom gant, dnt non een
klaaiblijkclijke dwaasheid een einde gemaakt is.
•Zoo hcerscht thans in Berlijn oprechte en har
telijke vreugde over de opheffingen van den
slagboom, die den Duitschers het reizen nnar
het buitenland sinds bijna een kwartjaar ver
hinderd heeft. De verordening was oorspronke
lijk, zoonis ik toentertijd ook uiteen heb gezet,
het resultant van een verstandige gedachte. In
April stond de nieuwe Duitsche muntstondunrd
nog zeer wankel, en men vreesde, dat met den
stroom vnn reizigers, die zich met het Ponsch-
fcest nnar het buitenland begeven zouden, zóó
veel boar geld over de grenzen verdwijnen zou,
dat de nog zwakke „rentemark" een vroegen
dood zou sterven. Prachtig! Maar nu was het
Puoschfeest lang voorbij. Pinksteren was zelfs
reeds in het land, en de belasting bestond nog
altijd. Een ongelooflijke toestand trad in. Men
kan zich wel in abnormale tijden gedurende een
korte periode een obnormnle verordening laten
welgevallen, moor niet op den langen duur. Het
is onmogelijk een groot volk van de buitenwe
reld af te sluiten midden in vredestijd en zonder
dot nan de een of andere grens een nieuwe oor
log is uitgebroken. De ontstemming en de erger
nis, die zich baan braken, zijn onbeschrijfelijk.
Tegelijkertijd bleek, dat de welgcstelden, die met
hun reizen werkelijk noemenswoordige bedra
gen over dc grenzen brengen, zich door de be
lasting van 500 Mark niet in het minst van hun
pionnen lieten ofbrengen. De anderen, die geen
lust hadden voor de goedkeuring van de over
heid zooveel geld te betalen, bestormden de
belastingkantoren, dc passenbureoux en de mi-
nistcriegebouwen. De ambtonoren konden zich
nauwelijks verweren tegen de mcnschcnmossa's
die op grond van de bepalingen van de veror
dening voor zich een uitzondering vroegen. „De
„Kreishrztc", d.w.z. de dooc de regeering uls
geneeskundige inspecteurs benoemde, beëedig-
de artsen, hadden hun spreekkamers vol werke
lijke of zoogenaamde patiënten, die beweerden,
dot hun lijden slechts in een buitcnlandsche bod-
pluats genezen kon worden. En zoonis het steeds
bij zulke dingen gaat, er werd geknoeid en om
gekocht dat het de spuigaten uitliep. Men kende
immers uit den oorlogstijd met zijn ontelbare
verboden en verordeningen nog heel goed het
gebruik van kronkelwegen en achterdeurtjes.
Dc overheid echter bleef onvermurwbaar
Hel moet ontzettend moeilijk zijn, toegeven, dot
men gcdwaold heeft als men een ambtenaar is
en gelooft de wijsheid in pacht te hebben. Nu
eindelijk heeft men ingezien, welke schade is
aangericht. Hoe wij ons in het buitenland, ook
bij de weinige vrienden, die we hebben, onbe
mind hebben gemaukt. En hoe in Duitschland
zelf door dezen „lal" de prijzen, in de kleinste
pensions dusdanig gestegen zijn, dat ten eerste
een Duitscher met een portefeuille van gemid
delde dikte in het geheel niet meer nan reizen
denken kon, en dat ten tweede hot bezoek aan
het buitenland absoluut ophield. Eindelijk zijn
we weer vrij om weg te trekken en hebben we
niet meer het gevoel, als in de oorlogsjaren in
••en belegerde vesting te leven. Eindelijk zal in
dezen zomer de wcnsch van vele Duilscaers in
.vervulling gaan, weer eens een der Hollandsrhe
badplaatsen die -bij ons zoo geliefd zij.i en
waarbuiten men het tien jaar lang moes, stellen,
te bezoeken.
Nog een ander overblijfsel van de „Krjegswiit-
scliaft" is onlangs verdwenenEr meg weer
slagroom gemaakt en verkocht worden. Slag
room of „Schlagobers", zoonis de Zuid-Duit-
schers en Oostenrijkers zeggen en zooals Ri
chard Slrnusz zijn nieuw opera en balletwerk
genoemd heelt deze heerlijke, zacht over de
tong en door de keel glijdende spijs, was in
Duitschland gedurende den oorlog en de jaren
vnn gebrek na het z.g. vrede sluiten een soort
symbool geworden. Het grootste gedeelte van
do bevolking, ik bedoel de rouwen en de jon
ge meisjes, voelde zich door den dwang van har
de wetten gekneveld, zoolang zij deze lekkernij
ontberen moesten. Vooral de Berlijnsche vrou
wen feden zwaar cn zuchtend onder dit verbod.
De slagroom beteekent voor hoar juist het cle
ment, dat over den ernst van het leven naar het
land vnn de lieflijke overbodigheden wijst, die
daarom zoo vroolijk stemmen, omdat ze met de
nuchtere doelmatigheid niets te moken hebben.
Toen ik van reizen in het buitenland naar Ber
lijn terugkeerd- en in gezelschap vertelde, dat
het daarginds heel mooi geweest was, had ik
eiop kunnen zweren, dot uit den mond vnn een
aardig vrouwelijk vezen de vraag klinken zou:
„Is doar ook slagroom te krijgen?"
Maar het hielp niets, het symbool bleef ver
boden. De mcnsch intusschcn weet zich te hel
pen Wat hij noodig heeft moet hij hebben. Het
bleek, dot het Duitsche volk het op den duur
toch niet buiten slugroom kon stellen. En zoo
werd weer heimelijk, in stilte, het verboden
goed gefabriceerd cn verkocht. Men noemde
het weliswaar anders, zeide met een listig knip-
oogje „creme", muar het was hetzelfde. In
Berlijn zelf, in de binnenstad, waren de banket-
bokk'crijcn nog een beetje huiverig. Maar
zoodrn men in de voorsteden kwam, kon men
daar heele bergen van de witte wolken uitge
slagen melk vinden, welke den teederen naam
„slagroom" dragen. Onder deze omstandig
heden klinkt dv „Freignbe" van den slagroom
door de regeering in den grond ontzettend
comisch. De overheid doet alsof ze van de
ontelbare overtredingen van het verbod niets
geweten heeft, en alsof ze nu de bevolking een
weldaad heeft beuszzen. De vraag is maar, of
den Berlijners slagroom nog zoo zal smaken,
nu het eten ervan weer toegcstnnn is. Want
zooals men weet is niets sterker dan dc beko
ring van het verbodene.
Zoo naderen we, trots alle moeilijkheden, die
we op onzen weg ontmoeten, langzaam maar
zeker weer den vroegeren vredestoestand.
Men merkt het ook daaraan, dat do Duitsche
kunstenaars, de beroemde zangers en zangeres-
sen, de violisten en pianisten, wier denken en
streven het vorige jaar slechts op de „hooge
volutu" van h' buitenland gericht was, thans
weer braaf in Duitschland optreden. Het loont
weer. Ook de keerzijde van de mcdoillc toont
zichde buitcnlandsche kunstenaars komen
weer naar ons toe. Ook voor hen loont het
weer. Zoo is o.a. do onlangs ontdekte „nieuwe
Caruso"Benjamino Gigli, in Berlijn opgetre
den. Zijn faam ging hem vooruit cn niettemin
heeft hij de verwachtingen niet beschaamd. Het
is verkeerd, de stralende tenor vnn dezen jon
gen man met het phiinomeen Cnruso te ver
gelijken, dat van dien aard was, dat het hoogs-
rv( ééns in de vijftig jaar verschijnt om do
wereld te verblijden. Met een dergelijke verge
lijking doet men den uitnemenden zanger on
recht. Maar moet men don nllijd vergelijken
Kan men zich niet eenvoudig aan de betoovr-
ring van een begenadigde stem overgeven
Deze kleine Benjamino kan zingen, dnt den toe
hoorders hel harte trilt. De geheele zangcul
tuur von zijn rns culmineert hier weer eens In
een wonderbaarlijk groots:hv prestatie. Dit is
werkelijk eens weer muziek I Het Berlijnsche
publiek, dat anders als koe) te boek stoat, was
don ook buiten zich zelf vnn opwinding, na
lange jaren vnn ontbering weer eens 't echte
bel rnnlo Ie hooren, en het was kostelijk te
zien, hoe de kleine Italiaan ziclr danrover ver
heugde, hoe hij met buigingen, complimenten,
kushondon en het geheele samenstel von wen-
schen, groeten en liefdesbetuigingen die zijn
vol!: ter vervoeging staan, voor het donderende
applaus dankte.
Vele hoofden zijn door den oorlog en door
do ellende, die wc ook na het verstommen der
kanonnen doorgemuukl hebben, absoluut cn
reddeloos in de war. Zij kunnen den terugweg
nnnr een normale geestesgesteldheid niet meer
terugvinden. De op verkeerde wegen geleide
vaderlandsliefde vooral brengt de merkwaardig
ste vruchten voort. Terwijl men in het buiten
land met een geweldige onrechtvaordighcid ja
ren lang den Duitscher als een verschrikkelijk
wezen, als het schuim van de menschheid voo'-
stelde, willen zij trachten te bewijzen, dnt hij
juist het tegendeel, n.l. een ideaal vnn het men-
schelijk geslecht is. Het eene is natuurlijk even
goed groote onzin als het andere. Maar op
actie volgt nu eenman! altijd reactie. Zoo heeft
een fanatiek nationalist onlangs ontdekt, dat
Duitschland de wieg vnn da- menschheid is, dat
zelfs het paradijs in Duitschland en wel in
Noord-Duitschland, nauwkeurig in Mecklenburg
gelegen heeft
Men zou het niet voor mogelijk houden. Maai
het is een dik boek, dnt deze waanzinnige stal
ling bewijzen wil, welk boek bij een bekende,
degelijke Uitgeversmaatschappij verschenen is.
•De schrijver, de heer Frnnz v. Wendrin, dia
aan deze navorschingen tot „Ontdekking van
het paradijs" zoo luidt de titel vele joren
ingespannen arbeid gewijd moet hebben, be
weert in nllen etnst, dut Adam en Evu alleen
in Mecklenburg hun zondenvol en alles, wat
daarmee in verband staat, beleefd kunnen heb
ben. In Mecklenburg cn nergens anders. Ook
het „beloofde land", waarvan de bijbel spreekt,
kun slechts, aldus z"et de heer v. Wendrin, u
de gezegende streek tusschen Homburg er.
tnnrk Brandenburg gelegen hebben. Ziin grap
pige argumentatie gant zoo ver, dnt hij de bii-
belschn nomen en rivieren, die in Noord-
Duitschlnnd evengoed voorkomen nis in v
andere landen, als bevestigingen van zijn ont-
Of uren duren eeuwigheden, dat ligt 'etn aan
't besteden, j. P. HEIJE.
ry ia i m n
door HULBERT FOOT NOR
VOOR NEDERLAND BEWERKT
DOOR L. ALETRINO -
69
Niemand zou kunnen ontkennen, dot Joe
Mixer oen zekeren brutalcn durf bezat. Hij sloeg:
geen echt meer op het neerploffen der rots
blokken, mnor nam met kalme berekening een
portie ven den levensmiddelen voorraad, wikkel
de deze in zijn deken, en hing het pak over
den schouder. Hij gespte zich een gordel met
ammunitie om het middel, nam zijn geweer, cn
daalde de helling af, dc ravijnbedding in. Alle
goud ter wereld had de andere twee niet kun
nen bewegen, hem te volgen.
Toen hij in het ravijn was, slaagde het twee
tal op den berg er in, een grooter rotsmassa
los te v-Jcken dan een der vorige malen. Met
een ontzaglijke vaart schoot zij omlaag. Zon
der eenigen overgang scheen dc oorverdoovende
donder van haar neerstorten uit doodsche stilte
voort te komen. Toen zij tegen het terras bons
de, voelden zij beneden den schok. Joe maakte
zich klein en drukte zich tegen den bergwand.
Het gevaarte sloeg een gapende wond in den
wand, waar het zich halverwege ingrdef.
Het gerommel dat nu volgde, hield niet, zoo-
als te voren, na enkele minuten op, maar werd
langzaam zwaarder en krachtiger. Het scheen
wel, of het zich over een grooter oppervlakte
voortplantte. En toen Stack verwonderd op
keek, zog hij iets ongelooflijks, iets ontstellends,
als had hij een vrees olijke nachtmerrie. De ge
heele berg was in beweging. Hij slaakte ren
gil, en wierp zich ter aarde, het geloot bedek
kend met de magere handen. Crusoë volgde
zijn voorbeeld. Joe, die de onheilspellende ge
luiden boven zijn hoofd hoorde, aarzelde en
bleef stil staan. Stack's angstkreet deed hem
een £nel besluit nemen hij rende terug langs
de bedding. Doch het was te laat. Een lawine
van rotsblokken stortte over dan rond van do
berghelling neer in het ravijn.
Toen Jim Sholto den volgenden morgen Ralph
vond, zag hij met een enkele oogopslag, dot
daar een doodzieke man voor hem log. De in
spanning en dc vreeselijke opwinding, die te
spoedig op zijn ijlkoorts waren gevolgd, had
den hem weder doen instorten. Jim droeg hem
naar het kamp, cn Kitty deed al het weinige
wat zij voor hem doen kon. Een gevoel van
menschelijkheid weerhield Jim, haar met den
patiënt alleen te laten, ofschoon hij popelde van
verlangen om met de andere mannen het goud
te gaan halen. Aon dat gevoel dankte hij later
zijn leven.
Zij waren bezig Ralph te verzorgen, toen zij
den eersten steen hoorden vellen. Het geluid
was hun uit hun eigen kamp aan de Stanley
niet onbekend, zocdat zij er geen bijzondere
acht x>p sloegen. Doch toen verscheidene blok
ken dicht na elkaar volgden, keek Jim verbaasd
op.
„D«l is merkwaardig," zeide hij. „Ik heb nooit
geweten dat er we! eens zooveel tegelijk kun
nen vallen."
Enkele oogcnblikken later hoorden zij Stacks
angstkreet. Jim sprong op.
„Daar is iemand geraakt 1" riep hij
„Ga niet weg," smeekte Kitty.
Maar het was niet noodig. J5m stond non den
grond genageld. ,,Eon heelc bcrgvcrschuiving I"
mompelde h»i.
De volgende seconden scheen dc oord-' tot
den chaos te zullen terugkccrcn. Een gedruisch
deed zich hooren als sioegen millioenen breede
vleugels in de lurht, terwijl een schok den grond
deed schudden. Zoo groot was het geweld, dot
mcnschcnooren het niet kenden omvatten. Het
was of een storm over de bergzee boven hun
hoofd was losgebarsten. Kitty cn haar vader
wierpen zich ter aarde. Dc grond bewoog onder
hun lichanm als een wcekc, geleiachtige massa.
Tot Ralph drong niets van dit alles door.
Een beangstigende stilte volgde, die slechts
verbroken werd door het nee» vallen. nu bij
tusscnenpoozen, cn verspreid van losgeraak
te, kleinere blokken. Toen suisde een korte,
krachtige windstoot gierend door het woud, cn
was voorbij. Een viccmde, dikke gelige nevel
verspreidde zich traag tusschen dc stammen
hij liet een scherpen, prikkelenden reuk ach
ter.
Zoodra het weer stiller geworden was, wilde
Jim gaan onderzoeken wat er was geschied.
Doch Kitty klemde zich wanhopig aan hem vast.
Eerst een half uur later stond zij toe dat hij
haar verliet, pa zich herhaaldelijk te hebben lo
ten verzekeren, dat er hoogstwaarschijnlijk nu
wel niets meer zou komen. Iets wat door dien
verschikkelijkcn schok niet was losgeraakt,
zou wel blijven zitten, stelde hij haar gerust.
Kitty zelf weigerde Ralph alleen te laten.
Jim was nog geen honderd meter ver, toen
hij reeds de eerste verwoestingen zag, die de
lawine had aangebracht. Een eindje verder
kwam hij aan den zoom van den vloed van rot
sen die van den berg was neergestort, en die
den weg door het woud versperde. Hij be
schreef een wijden kiing langs den voet von
den reusachtig en hoop, tot hij op een punt
kwam, vanwaar hij de geheele massa kon over
zien, op den rand van het ravijn, voorbij het
kamp van Jee Mixer.
Jim bleef als aan den grond genageld stoan.
Het was als hadden machtige geesten hun too-
verstaf gezwaaid, zoodat het uiterlijk der aur-
de veranderd was. Aan zijn voeten was geen
slroombedding meer, geen ravijn en geen
berghelling die het, als vroeger beheerschte.
Het scheen als had de berg een stap voor
waarts gedaan, cn alles wat voor hem lag onder
zijn voet vertreden. Een groote, nieuwe, ruwe
rotsmassa verhief zich nu voor hem, waarover
een geelachtige stofwolk langzaam zich uit
breidde. De toegangsweg tot de Kom van het
Rotsgebergte moest ongeveer onder het mid
den der massa liggen; niemand had met juist
heid kunnen aangeven waar zij zich bevond,
zoo volkomen was de omgeving veranderd. Jou
Mixer's kamp had niet onmiddellijk in de baan
van de bergstorting gelegen, maar de tonnen cn
tonnen rotsmassa waren ols een vloedgolf over
de randen van het rovenn heengestroomd, cn de
plaats waar het vuur was geweest, lag meters
diep bedolven.
Jim dacht aan de angstkreet, dien hij ge
hoerd hod.
„Hier valt niet meer te helpen!" prevelde hij.
Hij keerde naar Kitty terug.
No een lengen tocht omhoog bereikten Nah-
nya en Philippe een klein rotsplateau. Daar
gingen zij zitten om op adem tc komen. Hun
gelaat stond rustig. Voor het oogenblik waren
zij alleen maar van hun reis vervuld. Van alle
kanten schouwden hooge, besneeuwde bergtop
pen op hen neer. De witte sneeuwvelden strek
ten zich bijna uit tot de hoogte waarop zij zich
bevonden. Achter hen, heel in de diepte, eir
digdc het bosch bij den ingang vnn een dak-
vóór hen strekte zich ccn minder diepe vallei
uil, van ccn ruwe gesteldheid. Slechts enk-Ü5
kleine heesterboschjes groeiden er, en het mos
kleed vertoonde hier en daar kale plekken dc
nauwe bergpassen aan weerszijden waren vol
gepropt met ijs.
„Dit is een watc» scheiding," zeide Nahnya
Zij sprak Crec. „St Jean Botecsc heeft mij de
zen weg geleerd. Het wutcr uit die vallei loopi
naar de Brandende Rivier, wordt gezegd. Het
is vijf dogen reizen von hier."
„Ik heb van die rivier gehoord," zeide Philip
pe. „Ze loopt noor de plaats waar de zon op
gaat, cn stroomt uit in de Groote Usrivier."
De zon,was reeds ccnigcn tijd achter de ber
gen aan hun linkerzijde verdwenen. Philipj>e
sloeg een blik noor de dreigende wolken. „Er
komt regen vannacht," zeide hij. „Laten wij
naar beneden gaan. Hier is niets wat tot schuil
plaats kan dienen, cn ook geen hout om ccn
vuur aan to leggen."
„Wacht nog even," zeide Nahnya. „Wij moe
ten bespreken, wat wij dnoma zullen dcca."
Deze eenvoudige woorden hadden op beiden
een plotselinge, onverwachte uitwerk^g. Bei
der gelaatsuitdrukking veranderdece har©
werd ernstig, de zijne onvriendelijk. Zij verme
den het elkaar aan te zien.
„Wc zullen doen wat het meest voor de hond
ligt," zeide Philippe niet voorgewende onver
schilligheid. „We zullen loopen tot dc Branden
de Rivier, daar maken we een vlot, cn Joton
ons afdrijven naar de Groote IJsrivicr. Don kun
nen we doen, wot we willen."
(Wordt vervolgd. J