239 targ7ang AMERSFOORTSCH DAGBLAD „DE eemlander" VIJFDE BLAD. BINNENLAND. NATIONALE PROPAGANDA. Het ontvangen van vreemde gas ten een belangrijk clement bij die propaganda. „Le Petit Journal'' is jaloersch op Groot- Britannië, dat in den Prins van Wales een, zoo prachtigen propagandist voor zichzelf bezit! Zij kan eenige verbazing wekken deze ja- louzie, aldus het Handelsblad; immers wij Nederlanders moeten dikwijls met een iets van benijding constatceren, dat in iedcrcn Franschman iets steekt van een propagan dist voor zijn volk. Wij althans kunnen op dit stuk heel wat leeren. Een prins van Wales hebben wij ook in ons land niet. Wij zullen dus zelf het werk der nationale propaganda op ons moeten nejnen. Gelegenheden, die zich daartoe bie den, moeten worden aangegrepen en op dat stuk is de toestand in den laat- sten tijd ongetwijfeld veel beter dan hij voor eenige jaren nog was. Van onzen plicht tegenover ons zelf too- nen wij ons wat meer bewust, als wij gasthecren zijn. Alkmaar, dat aan de gasten van het Amerikaansch eskader een Hollandschen koffiemaaltijd bood, heeft hun op aanschouwelijke en sma kelijke wijze bijgebracht wat „a Dutch treat" is."Zij zullen de uitdrukking niet meer bezigen naar alle waarschijnlijk heid voor de soort van tractatie, die men zelf betaalt. Maar die Alkmaar- ders hebben uit den aard der zaak te vens hun beste beentje voorgezet, ge poogd den Nederlandschen 'volksaard \an don besten kant te loeren kennen. Het feit, dat men daarnaar streeft, heeft reeds zekere bcteckenis voor den gastheer en voor het volk, waarvoor hij door de gastvrijheid, die hij biedt, in zekeren zin reclame maakt. Iïet ontvangen van vreemde gasten is een zeer belangrijk element in de nationale propaganda. Als wij de vreemdelingen steeds kon don ontvangen in onze gezinnen, zoo als onlangs in Rotterdam do Zuid-Afri- kaansche studenten, dan zouden wij weldra een puike reputatie genieten, want op het stuk van gezinsleven zijn wij van geen ander volk do minderen. Onze woning vertoont ons in den regel van den besten kant. Maar nu dat on mogelijk is, moge men bij de ontvangst der Amerikanen van het eskader en van andere vreemde gasten ook van 'Alkmaar de victorie laten beginnen en dezen vreemdelingen zooveel mogelijk dingen en gebruiken van eigen bodem toonen en voorzetten. In dat opzicht kunnen wij bijv. nog wat leeren van de „Franschcn van het Noorden," de Zweden, die een sterk besef toonen, dat dc plicht van den gastheer is den gast van zichzelf het beste te laten zien en genieten, omdat ze aldus voor Zweden in den lande vrienden verwerven. Wanneer wij den vreemdelingen in onze poorten, hetgeen voor ons karak teristiek is en dat zijn niet alleen de curiosity shops die wij in Volen- dam en op Marken hebben! -i— in zijn besten vorm toonen, dan maken wij op de goede, immers ware, wijze pro paganda voor onze natie. Maar nu de propaganda naar buiten? In dat opzicht wordt in het reisseizoen he laas nog al eens gezondigd. Een groot deel van de antipathie die de Duitsche natie zich heeft weten te verwerven komt op rekening van het gedrag van Duitschcrs op reis. Daar reisden voor den oorlog reeds menschen uit kringen, die in Neder land en in Engeland ook thuis bleven. Naar hun beschaving beoordeelde men de Duitschers, omdat men over het al gemeen de beschaving van een volk vrijwel kan beoordeelen naar de be schaving van zijn leden, die reizen in den vreemde. Dat mogen de Nederlanders op reis wel bedenken. Naar hun optreden oor deelt men hun volk. Zii hebben dus een zending te vervullen. Vroeger placht de Nedcrlandschc rei ziger in den vreemde weinig aandacht te trekken. Dat was de bescheidenheid wellicht te ver gedreven! Maar in de laatste jaren zondigen wij in omge keerden zin. Tal van reizigers uit krin gen voor welke de buitenlandschc reis nog geen traditie is, hebben onzen naam in 't buitenland nu niet direct verbeterd. t>aar is op het terrein der nationale propaganda nog heel wat te doen, vooral, omdat het bewustzijn, dat de natie waard is te worden „geadver teerd" nog geenszins zoo diep is door gedrongen in het bewustzijn der Nc- derlanders als naar onze meening het geval moest zijn. Deze propaganda door aanschou wing, het levende woord, de aanraking van menschen is veel belangrijker dan die althans voor een natie kan worden gemaakt op de wijze, zocals men „een artikel" ,*cr inwerkt." Wij onderschatten de laatste allerminst, wanneer wij van de eerste, de levende, natio nale reclame veel meer verwachten. Daar is nog een tekort, dat voortvloeit uit een gebrek aan nationaal zelfbewustzijn. TUCHT-UNIE EN DIERENBESCHERMING. Een speciale commissie benoemd. In de vergadering van het algemeen bestuur van de Tucht-Unie, gehouden te Utrecht op 7 Juni j.L, was ingekomen een rapport van de .Commissie ad hoe voor vogelbescherming. Besloten werd zich over deze zaak niet tot de regeering te wenden, de commissie onder dank betuiging te ontbinden en een brcedere com missie in te stellen voor dierenbescherming in 't algemeen. Thans zijn door het lid van het algemeen be stuur van de Unie, jhr. W. E. Engelen te Hilver sum uitgenoodigd om in deze commissie zitting te nemen: Jkvr. E. M. C. des Tombe te 's Gravenhage, secretaresse van het Jack London-Verbond en de heeren K. Dilling tc Zutfen, secretaris van de Centrale Vereeniging voor school- en werktui- nen; dr. J. P. Thijssc te Bloemendaal en T. Vorstins te Wapenveld, voorzitter van de So- phia-vereeniging tot Bescherming van Dieren te Amsterdam. Voorts zijn uitgenoodigd een vertegenwoordi ger aan te wijzen: het bestuur van den Bond van hooger politiepersoneel te Utrecht en het bestuur van den Bond voor Daadwerkelijke Die renbescherming te Amsterdam. HET RIJWIELPLAATJE. Eenige bezwaren tegon dit plaatje in de praktijk. Wat zoudt u zeggen van een huisheer, die u met 1 Augustus een huis verhuurt en u een quitantie presenteert voor de volle huur- som over 't loopendc jaar? Hoe zoudt u 't vinden, als u met den trein van Arnhem naar Nijmegen wilt reizen en de juffrouw met de hooge blouse en de lange mouwen achter 't loket laat u betalen van Groningen af, omdat de. trein daar zijn reis begonnen is? En hoe zoudt u een restaurateur noemen, die u, na 't genot van een halve biefstuk in zijn inrichting 'n rekening presenteert voor dc hcelc koe, waarvan die biefstuk gesne den is? Vermoedelijk zoudt gij in al deze gevallen woorden bezigen, welke zelfs in van Dale's woordenboek niet tc vinden zijn en die ge als beschaafd, ontwikkeld man ernstig zoudt betreuren, zoodra gc weer tot uzelf waart gekomen, aldus schrijft de Arnhcmschc Ct. Maar als dc Staat der Nederlanden u een rijwielbelasting oplegt van drie gulden per jaar en u voor do nog restcercndc vijf maan den van het jaar het volle bedrag dezer be lasting laat betalen, dan geeft ge geen kik, dan gaat gc blijgemoed naar het postkan toor, plaatst u daar in dc file, liefst achter een sportzusje tusschcn dc IS en 20 en schuifelt geduldig stapje voor stapje verder naar liet loket. Als gc dit na een dik half uur bereikt hebt, offert gc in zonnige stem ming uw drie guldens en keert huiswaarts in het streelcnd besef uw plicht als goed va derlander gedaan tc hebben door uw drie gulden te offeren op den zwarten offersteen van het postkantoorlokct en als mcnsch door een aardig mciske door een vervelend half uur heen geholpen tc hebben. Dit wat dc aanschaffing van ons aller nieuwste metalen belasting biljet betreft. Maar hebt gc u wel reeds de mogelijkheden ingedacht, welke in dit kleine plaatje ver borgen liggen9 Over 't algemeen zijn belas tingbiljetten weinig begeerde artikelen, men ziet ze liever niet dan wol, maar in 't geval van dc rijwielbelasting zult gc 't zien ge beuren, dat iemand met uw hccle „aanslag biljet" op den loop gaat, als ge dit niet rots vast aan uw rijwiel bevestigd hebt. Daar die plaatjes onpersoonlijk zijn en ook geen num mer dragen, vertegenwoordigen zij voor ieder die ze bezit een quitantie voor betaal de rijwielbelasting en daarom vreezen we, dat er zich spoedig oen speciaal bedrijf zal ontwikkelen: het gappen van rijwicl-belas- tingplaatjes annex handel in tweede-hands plaatjes. Eigenlijk is 't jammer, dat men voor die rijwielplaatjes niet dezelfde metho de gevolgd heeft als voor dc auto's: provin- cieletter en nummer. Het leven zou er on getwijfeld interessanter door geworden zijn. We zouden clan kunnen praten van de juf frouw van M17321 die eerst altijd fietste met meneer MS793 en nu de laatste weken altijd met dat jongemensch van M71S12. Wc kon den dadelijk en aan iedereen duidelijk ma ken wie we op 't oog hebben en een bood schap in dezen vorm: „Als je G 134392 ziet, vraag 'm dan of-i even aan wil rijden bij M Sü", zou zonder eenige vergissing uitge voerd kunnen worden. Het onderling verkeer zou er gemakkelijker door worden, want het herkennen van personen zou teruggebracht worden tot het onthouden van nummers. Het eerste belastingplaaljc voor rijwielen gestolen! Reeds vóór den dag waarop cle regeling voor de rijwielbelasting van kracht wordt, n.l. 1 Augustus a.s., is te Haarlem reeds iemand slachtoffer geworden van een „plaat- jesdief". Een rijwielhandelaar te dezer stede heeft n.l. bij de politic aangifte gedaan van diefstal van een belastingplaatje dat hij eenige uren geleden aan zijn rijwiel beves tigd had. Dat belooft wat \oor dc toekomst! DE DOOD DER BOOMEN. Een bittere klacht over verwaar- loozing van natuurschoon. Nu nog altijd van officieele zijde, stads- plantsoenendienst dan wel 's lands plantenziek- tenkundige dienst, het publiek niet wordt inge licht omtrent aard en omvang van het euvel, dat. onweerhouden, zoo niet den ondergang, dan toch de ernstigste schade voor ons boomen- schoon beteekent, moet de leek wel weder zijn indrukken geven van uitgebreidheid en intensi teit van de nu eens langzaam toenemende, dan schielijk e-1 onverwachts uitbrekende „ziekte", die onze boomen teistert, zoo schrijft een medewerker aan de N. R. Ct. Wij zetten „ziekte' 'tusschen aanhalingstee- kens; als men de verschijnselen aandachtig gadeslaat, zou riten eerder van een strijd om het bestaan kunnen spreken, die telkens en tel kens weer in het nadeel van de boomen afloopt. Want, leek die wij zijn, hebben wij sterk den indruk, dat de aangevochten boomen niet ziek zijn op de wijze waarop men in liet algemeen ziek-zijn begrijpt. Wij zagen het al eerder en juist dezer dagen zeer veel, dat, wanneer de kroon bijkans geheel verdord en dood is, de stam een geweld van versche takken uitdrijft, dat een nauwelijks verzwakte leefkracht van den boom zelf verraadt. Welke geheime macht van buiten den boom doodelijk doordringt, weten wij niet. Misschien dat dc planten- zicktenkundige het symptoom van deze kracht zal ontdekken, maar dan nog tasten we in het duister. Want een symptoom getuigt wel dat er iets is, maar verraadt niet wat er is. En het lot dat onze boomen getroffen heeft, is zóó algemeen, dat wc aan het verschijnsel als zoodanig, wel nimmer genoeg zullen weten. Hoe dat zij; tenzij dc boom inzichzclf de tegenkracht vindt om daarmede zijn doodsgevaar te weer staan, gelooven wij niet, dat er heil in de een of andere directe ziektebestrijding te vinden zal zijn. Reeds is de wanhopige raad gegeven alle zieke boomen uit te roeien; die den raad gaf, besefte nog niet dat alleen dit uitroeien een werk van jaren zou zijn, zóó talrijk zijn de boo men, die dan onder de hakbijl zouden moeten vallen. En dan moge de ervaring met het af- maaksysteem ter bestrijding van het mond- en klauwzeer een waarschuwing zijn. dat zoo het leven een kwaal niet weerstaat, dc dood daar toe allerminst bij machte is. Wij schrijven deze opmerkingen in Arnhem, nadat we ons land bijna in zijn volle breedte zijn doorgespoord. Wat wij gezien hebben, is ontstellend. Soms, als wij hecle lanen stervende boomen aan het oog voorbij zagen gaan, be ving ons een wee gevoel, als bij het zien van bloed. De dood grijpt zoo onverhoeds en on weerhoudbaar naar ons schoonste natuurbezit, dat ons hart zijn wanhoop niet kent. De rei ziger, die met een vluchtig oog uit den trein naar buiten schouwt, late zich toch niet mis leiden. door den s c h ij n; de schijn van al groen geboomte, dat overal in dc verte deint. Telkens als de boomrijen naderen blijkt liet, dat dc dood en het nakend verdérf cr hun merk in geslagen hebben. Wij hebben gedurende een hcele trein reis van Rotterdam naar Arnhem geen boomen van dichtbij gezien of er waren doode en véél aangetaste onder. Én als zij niet al te ver naar den horizont weken, als zij niet al te dicht te zamen stonden, zoodat hun afzonderlijke kro nen een ondoorzichtige gelijkmatigheid vorm den, waren ook dan nog de fatale verschijn selen duidelijk, voor wie eenmaal gezette aan dacht aan onze boomen schenkt. Dit alleen: wij hebben tusschen Rotterdam en Arnhem vrij veel bruine beuken gezien; welnu, er was er nau welijks één die ten minste onaangetast léék. Dc zwatelende pracht der berken hangt overal in doffe treurigheid. Even voor Utrecht is het on heil zoo onmiskenbaar, dat wij ons nauwelijks een plaats herinneren, waar zoo weinig hoop op herstel tc vinden was. Weliswaar hebben wc na Utrecht den indru1- gekregen, een vluch- tigen indruk, dat dc toestand cr nog niet zoo. dreigend is, maar wij kunnen ronder overdrij ving verklaren, dat wc geen vijf minuten naar buiten hebben gezien zonder dc teekenen van dood en kwaal tc herkennen. Even voorbij Dc Klomp was een boomgaard haast gestorven. Een nieuw schrikbeeld. Want welk een occonomisch verlies, indien het cuv 1 ook dc Betuwe en ar.dcrc boomvruchtdrage.idc streken zal hebben aangetast. Van dingen, die het algemeen belang nauwe lijks raken, wordt den betrokken minister ge vraagd, of zijn aandacht er reeds op gevallen is, enz. Bij den algemcenen^dood -onzer boomen schijnt nog geen Kamerlid daartoe dc noodzaak te hebben ingezien. Niet dat wij van het in dienen van schriftelijke vragen heil verwachten, maar het is wél teekenend voor een onverklaar baar gebrek aan belangstelling voor iets dat ons allen zonder uitzondering van dichtbij of verderaf, ideëel of materieel, om het zeerste raakt. Nog eens: wij verwachten van deze en an dere vormen van officieele belangstelling niet, dat zij de grens zullen trekken die het kwaad niet zal weten te overschrijden. In een tijd dat de edelste denkvermogens zich niet ontzien om te zoeken naar onzichtbare wapens, die feilloos cn zonder uitzondering dooden, is een doodelijke natuurkracht, misschien ook tóch de macht der beschaving, hun klaarblijkelijk vóór. Maar, wij herhalen wat wc reeds vroeger schreven, ook indien dc rnensch machteloos hier tegenover zal staan. ZONNESTEEK EN HITTEBEROERTE. Wat mocj de leek doen met de slachtoffers Een medicus bespreekt in de N. R. Ct. dc gevallen van zonnesteek cn hitteberoertc. Hij schrijft daarover Bij zonnesteek is vermoedelijk een horsen- (vlies)ontsteking (althans hcrsenhypcraemie) in het spelde lichaamstemperatuur is sterk verhoogd, de slachtoffers zijn rood en hebben een opgezet uiterlijk, de huid is droog, dc pols is vol en gespannen. Bij hitteberoertc is vermoedelijk een' beleedi- ging van dat gedeelte van het zenuwstelsel o'at hart en bloedvaten verzorgt (vusomotoren, behoorende tot het autonome zenu.vstelsel) in het verschijnselen van hartzwakte staan op de voorgrond, de lichaamstemperatuur daalt beneden het normale peil, de patiënten worden koud, hebben een bleeke ingevallen kleur, de huid is kil en klom, de pols is klein en onregelmatig. Toegegeven moet worden dat in de praktijk beide ziektebeelden lang niet altijd zoo scherp omschreven zijn en dat combinaties kunnen voorkomen. Maar toch meen ik goed te doen scherp naar voren te brengen het theoretisch verschil dat er tusschen beide bestaat omdat beide een verschillende behandeling noodzak kclijk maken Na deze uiteenzetting stelt de schrijver dc vraag Wat tan de leek doen Daarop zou ik het volgende willen zeggen: le de oorzaak en de begunstigende factoren zooveel mogelijk weg nemen. Daj is nog zoo moeilijk niet in de meeste gevallen. De oorzaak de vermoede lijke is de hitte men brengt dus het slacht offer op een koele plek, in de schaduw dus, zoo mogelijk in een koel, goed geventileerd vertrek, men maakt knellende kleedmgstukken los. Men legt de patient rustig op de grond of op een bed neer. Men stuurt een boodschiD naar den dokter, men verwijdcre alle overtol lige menschen uit het vertrek en men gebcuike even zijn gezonde verstand in verband met het nu volgende 2e. de verschijnselen tot °P zekere hoogte bestrijden. Dat is heel moeilijk en „veeldoene- rij" is nog gevaarlijker dan „niets-doenerij". Maar op gevaar af dat mij door collega's ver weten zal worden het eerste aan de leek te lee ren, zou ik hen toch „iets" cn naar het mij voorkomt ,,iets goeds" willen laten doen. En dot is, dot zij zich bij een slachtoffer van de hitte een vermoedelijk slochtoffer reken schap geven van de bovenstaande beschouwin gen cn daaruit slechts één ding onthouden: dat sommige slachtoffers koud, bleek en klam zijn cn andere heet, rood en droog. Heeft men een thermometer cn weet men dien tc hantecren des te beter, men neme de temperatuur op, bij voorkeur rectaal. En nu wil ik slechts cén raad geven, waar mede men naar het mij voorkomt weinig kwaad cn veel goed kan doen breng de slacht offers zoo mogelijk op normale temperatuur. A. Koude slachtoffers nog kouder te maken door (zcoals maar al te vaak gebeurt) ze met koud water te besprenkelen en ze half naakt op den tocht leggen, is zeer dwaas, om het woord misdadig niet tc gebruiken. Wat men wel moet doen hangt *r van af of ze bewuste loos zijn. Zijn zq bij kennis geef ze dan een warme kop koffie en een glas wijn of een bor rel (maar ook niet meer don één) en wrijf ze met een ruige doek, totdot ze warm en rood worden. Voor een korter of langer verblijf in een worm bad van 37 h 38 graden is ook veel te zeggen. Bewustelooze patiënten, die koud zijn, wessche men met warm water af, wrijve men met een ruig* handdoek droog, dekke men met een paar v.oilen dekens warm toe cn ge- schuldigt de persvereenigingen van het versprei den van vnlsche berichten. men die kruiken goed sluit cn zoo inpakt, dat branden cn lekken onmogelijk is. Men houde ze op temperatuur late ze verder met rust. B. Heete slachtoffers koele men af tot nor male temperatuur, maar dan ook niet verder. Op geen enkele wijze kan dat zoo goed bereikt worden don door de patiënt in een halfvol koel bad (niet koud) tc leggen, niet langer don noo- dig is om de temperatuur te doen dolen tot 37 graden; soms stijgt de temperotuur later weer, dan kan men opnieuw toj een waterkuur zijn toevlucht nemen. Zijn de patiënten bij be wustzijn, dan verdient toediening van koele dranken aanbeveling. IJs op het hoofd kan hier bovendien zeker geen kwaad, integendeel, men brengc zc zoo op temperatuur cn late ze vor der met rust. WAAR DE BREEDE STROOM DER MAAS... KINDERSPEELPLAATS WERD. Het Limburgsche volkslied zal gewijzigd moeten worden. Het Limburgsche volkslied zal gewijzigd moeten worden, zegt de Maasbode. Tenminste dc strophe die aanvangt Waar de brecde stroom der Maas Statig zeewaarts vloeit, (enz.) Daar is mijn vaderland. Limburgs dierbaar oord. Door dc aanhoudende droogte is de bed ding der Maas, wat onder de Maasbrug te Maastricht betreft, nu versmald tot een twin tigtal meter breedte. Dc door onpractisch be heer van ambtelijke zijde wèl aangegroeide kiezelbank (waarover wc onlangs 't een en an der in 't belang aller belastingbetalers meld den) heeft nu een lengte van een kleine honderd meter dwars in de Maas gekregen, de breedte moet zeker op 50 meter worden geschat. Aon den Wijkcr oever groeit een kiezelbank in de zelfde richting. Op dit groote en op sommige plaatsen zeker 1.50 M. hooge „schiereiland" gaat de lievo jeugd natuurlijk spelen. Zoolang ze zich niet te dicht nabij dc brug wagen, is daar nog weinig gevaar bij. Vlak achter de brug is de bodem evenwel tot 4—5 meters diepte uitge spoeld. Die intusschen, met herinneringen aan den machtigen aanblik dien deze rivier bij hoog water biedj, de nu nietige stroomgeul beziet, is geneigd om een variant te maken op de strophe vut „Limburg mijn vad-erland" als boven vermeld. Misschien worden de volgende week daar wel strandstoelen geplaatst en krij gen we in het hoogc en droge Limburg nog een badplaats DE PEUK. Amsterdnmsch straat-tooncel. In natuurlijke wedergave wat er ge daan werd om dc peuk te bemach tigen. Wijl de heer aan het einde van zijn sigaar was genaderd, volgden hem sedeTt eenigen tijd de drie knapen met het geduld van de prilste jeugd. Gulzige haaien kunnen niet halsstarriger medezv.vmmen in het blanke zog van een schip dan deze knapen den rookenden heer volgden. Zij kleefden hem aan als de muskiet het rund, als dc oester de barre klip. Waar dc heer stilstond voor een uitstalling, zoo stonden de drie achter hem stil en wacht ten. Zij wachtten met die kalme hardnekkig heid, die alleen heel jongen en heel ouden menschen eigen is. Soms keerde de heer zich naar hen om, en nam hen scherp op, vrcezende voor deze of gene Amsterdamsche streek. Dan tuitte do een alleronschuldigst zijn lip pen tot fluiten, de tweede had het meer dan druk met zijn neusgat, en de derde riep een roep naar een denkbeeldig kameraad aan de overzij van de straat. Maar niet zoodra wendde de heer het hoofd weer af, zoo vervolgt het geestige verhaal dat wij in de Tel. aantroffen, of de drievuldige blik, die als één blik was, stak en priemde naar dat stukje sigaar, dat nu wel spoedig vollen moest. De heer besteeg een vluchtheuveltje, waar de trams aanlegden als schepen. De harten der drie klopten. Zij taxeerden de zwaarte en ouderdom van den heer, com bineerden een cn ander met de kans op een gevulde tram en beslisten, dot hij wel zou gaan zitten. Dan moest, vanzelf, het peukje scheiden van den bezitter. Maar de heer bedacht zich en stapte weder om van den vluchtheuvel. De drie vervloekten hem met de innigheid van Amsterdamsche straatjongens. Zij wenschten hem booze kwa len, een felle vrouw en een kort leven toe. En die vent trokleek wel een blaas balg.... terne 'n fubbrieksskoorsteen drek was 't heelemaal ophajje dat end voor niks geloope De heer stond stil, en bekeek het peukje. Nooit zal uitlekken wat hij ervan dacht. Nie mand zal weten, of hij het niet te streng be oordeelde. Maar hij trok een onplcizierig ge zicht cn wierp het weg. Met een sprong, een zweef, een duik, ajs een gier, een wolf, een tijger, zoo stortte zich een der drie op de peuk. De tweede viel in zijn haast over hem heen. Do derde gilde hevig: „Dinkerom, 'n stoumfics I" in de hoop, de anderen weg te lokken. Maar die kenden de kneep, en trouwens zouden zij liever tien stoomfietsen getrotseerd hebben, dan die peuk te missen. Verschrikt over zooveel genotshonger, ging de heer haastig verder. Voor hem was het in cident gesloten. Hij had méér sigaren. „Habbes 1" constateerde de eerste knaap, die boven op het geplette peukje lag, en hij graaide onder zijn maag en haalde hét te voorschijn. „Nou, wat mot dot vroeg een agent, die langs kwam, verveeld. „Niks, agentzei de vinder. „Ik zoch na me dicjemante mussctknaupemar Tc hep thuis nog wel anderehou zc mar as jc ze vinde ken En de drie snelden weg, een zijstraat in, waar het stil was. Daar vroeg dc vinder vuur aan een passant cn zoog zijn schrale wangen nog holler, en dampte. Dc anderen keken. Na drie trekken drongen zij aan op deeling van het genot. Maar de winnaar rookte kalm neer gezeten op den rand van een winkelraam. En hij werd bleek. Hij werd snel en heel bleek. Maar hij was een man van zaken. Hij spande zich tot het uiterste in om heel gewoon te doen en zei „Joopichukngjij mag hükng dat faanc sugaaretje vammc kaupc hukngvaur drie sluitseigcls hüknnggg School- en Kerknieuws. VAN KATHOLIEKE ZIJDE EEN OPEN BRIEF AAN MINISTER DE VISSER. Ter zake van dc bijzondere kweekscholen. n In De Tijd vonden wij een Open Brief ge publiceerd, geschreven door den rector W. van den Hengel en gericht aan den minister van onderwijs. Wij nemen uit dien Open Brief eenige passages over, omdat vermoedelijk meer deren onder onze lezers er belang in stellen te vernemen wat in dezen Brief wordt uitgespro ken. Rector Van Hengel vangt hem aldus aan: Vergun mij. Excellentie, dat ik op deze wijzo uiting geef aan hetgeen er bij een verantwoor delijk kweekschoollcidcr woelt en warrelt in het overkropt gemoed. De gewone weg van adres sen en rekesten en audiënties brengt mij, vrees ik, niet tot 't doel, dat beoogd moet worden. Gaarne toch zou ik met mijn „zorgen" bereiken het oor niet alleen of misschien zelfs niet zoozeer van Uwe Excellentie, als wel van al degenen, die door hunne wenken, adviezen cn cischen zich stellen tusschcn Uwe Excellentie en degenen, die door hun ontijdige beïnvloeding getroffen worden. Zooals het nu gaat, kan het niet langer en het is mijn vurigste wensch, dot zij, die als volksvertegenwoordigers dc groote belangen willen dienen, do belangen van dc opleiding in het brandpunt hunner belangstelling zullen plaatsen. Ook om die reden lijkt het mij volstrekt noodig eens in het openbaar te wijzen op toestanden, die de katholieke opleiding vol strekt lom leggen cn situaties in het leven roe pen, die geheel en al in strijd zijn met dc ge lijkstelling, woaraan Uwe Excellentie uw naam voor altoos verbonden heeft. Ondcrgctcekende heeft opdracht of zending van niemand en spreekt niet namens eenige organisatie en be doelt alleen zijn eigen zorgen over te storten dóór, waar hij welwillende belangstelling ver trouwt tc zullen ontmoeten. De groote algemcene grief cn wanver houding is deze, dat de gehcele opleiding hangt aan koninklijke besluiten cn geldelijk althans zoo goed als geheel buiten de wet telijke regeling valt.' Dat geeft een onze kerheid, die de betrokken besturen steeds in de grootste sponning houdt en hen iede- ren dag het ergste doet vreezen. Overge leverd zijn aan een welwillende regccring is reeds een angstig bestaan, zich afhanke lijk te weten van een wisselvallige volks stemming, is een beklemmende gedachte, drijven op dc gratie van een vijandig be stuur is een wanhopig worstelen met den dood. Op het oogenblik zijn wij dan „overgeleverd aan een welwillende regec- ring" en daormedc bedoelt ondergeteeken- de niet de allerminste ironie. We zijn er diep van overtuigd, dat Uwe Excellentie gaarne bereid is alles te doen, wat moge lijk is, om ons tegemoet te komen. Dat neemt evenwel niet weg, dat Uwe Excel lentie zich persoonlijk onmogelijk in alle si tuaties van het breede terrein van Uw De partement kan indenken en noodzakelijk af hankelijk is van anderen, die ook al weer te weinig aan zich zelf ondervinden den be- klemmenden invloed van hun voorgesteld© maatregelen van bestuur. De dwangtóe- stand, waarin wij don onder een bevriende regeering zijn vervallen, zij een waarschu wing voor den dag van morgen, die ons fanatieke tegenstanders op het kussen kan brengen. Ondergeteekende ziet zich derhalve ge noodzaakt de acndacht van Uwe Excellen tie te vragen voor drie allergewichtigste punten de opheffing van het beurzenstel sel, de regeling van het daarvoor in de plaets getreden toelogcnsysteem en einde lijk de opheffing van de parallelklsssen. Die beurzengeschiedenis is voor Uwe Excel lentie wel altoos een „kruis" geweest. Van den eenen kant sprak de onbillijkheid zóó duide lijk dc leerlingen van d*e rijkskweekscholen ontvingen voor bijna TOO procent ccn rijks- beurs de leerlingen van de bijzondere kweek scholen ontvingen als vergoeding voor kost geld in den beginne niets. Eenige jaren gele den <fe gelijkstelling lag in 't zicht begon men met aan dc bijzondere kweekscholen ook een betrekkelijke kleinigheid toe te wijzen. Maar daarmede was de onregelmatig heid niet weggenomen. Ongeveer 10 pro cent van de leerlingen van de bijzondere kweekscholen kwamen in aanmerking tegen

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1924 | | pagina 15