239 targ7ang AMERSFOORTSCH DAGBLAD „DE eemlander"
VIJFDE BLAD.
BINNENLAND.
NATIONALE PROPAGANDA.
Het ontvangen van vreemde gas
ten een belangrijk clement bij die
propaganda.
„Le Petit Journal'' is jaloersch op Groot-
Britannië, dat in den Prins van Wales een,
zoo prachtigen propagandist voor zichzelf
bezit!
Zij kan eenige verbazing wekken deze ja-
louzie, aldus het Handelsblad; immers wij
Nederlanders moeten dikwijls met een iets
van benijding constatceren, dat in iedcrcn
Franschman iets steekt van een propagan
dist voor zijn volk. Wij althans kunnen op
dit stuk heel wat leeren.
Een prins van Wales hebben wij ook in
ons land niet. Wij zullen dus zelf het werk
der nationale propaganda op ons moeten
nejnen.
Gelegenheden, die zich daartoe bie
den, moeten worden aangegrepen en
op dat stuk is de toestand in den laat-
sten tijd ongetwijfeld veel beter dan
hij voor eenige jaren nog was. Van
onzen plicht tegenover ons zelf too-
nen wij ons wat meer bewust, als wij
gasthecren zijn. Alkmaar, dat aan de
gasten van het Amerikaansch eskader
een Hollandschen koffiemaaltijd bood,
heeft hun op aanschouwelijke en sma
kelijke wijze bijgebracht wat „a Dutch
treat" is."Zij zullen de uitdrukking niet
meer bezigen naar alle waarschijnlijk
heid voor de soort van tractatie, die
men zelf betaalt. Maar die Alkmaar-
ders hebben uit den aard der zaak te
vens hun beste beentje voorgezet, ge
poogd den Nederlandschen 'volksaard
\an don besten kant te loeren kennen.
Het feit, dat men daarnaar streeft,
heeft reeds zekere bcteckenis voor den
gastheer en voor het volk, waarvoor
hij door de gastvrijheid, die hij biedt,
in zekeren zin reclame maakt.
Iïet ontvangen van vreemde gasten
is een zeer belangrijk element in de
nationale propaganda.
Als wij de vreemdelingen steeds kon
don ontvangen in onze gezinnen, zoo
als onlangs in Rotterdam do Zuid-Afri-
kaansche studenten, dan zouden wij
weldra een puike reputatie genieten,
want op het stuk van gezinsleven zijn
wij van geen ander volk do minderen.
Onze woning vertoont ons in den regel
van den besten kant. Maar nu dat on
mogelijk is, moge men bij de ontvangst
der Amerikanen van het eskader en
van andere vreemde gasten ook van
'Alkmaar de victorie laten beginnen en
dezen vreemdelingen zooveel mogelijk
dingen en gebruiken van eigen bodem
toonen en voorzetten.
In dat opzicht kunnen wij bijv. nog
wat leeren van de „Franschcn van het
Noorden," de Zweden, die een sterk
besef toonen, dat dc plicht van den
gastheer is den gast van zichzelf het
beste te laten zien en genieten, omdat
ze aldus voor Zweden in den lande
vrienden verwerven.
Wanneer wij den vreemdelingen in
onze poorten, hetgeen voor ons karak
teristiek is en dat zijn niet alleen
de curiosity shops die wij in Volen-
dam en op Marken hebben! -i— in zijn
besten vorm toonen, dan maken wij
op de goede, immers ware, wijze pro
paganda voor onze natie.
Maar nu de propaganda naar buiten?
In dat opzicht wordt in het reisseizoen he
laas nog al eens gezondigd.
Een groot deel van de antipathie
die de Duitsche natie zich heeft weten
te verwerven komt op rekening van
het gedrag van Duitschcrs op reis.
Daar reisden voor den oorlog reeds
menschen uit kringen, die in Neder
land en in Engeland ook thuis bleven.
Naar hun beschaving beoordeelde men
de Duitschers, omdat men over het al
gemeen de beschaving van een volk
vrijwel kan beoordeelen naar de be
schaving van zijn leden, die reizen in
den vreemde.
Dat mogen de Nederlanders op reis
wel bedenken. Naar hun optreden oor
deelt men hun volk. Zii hebben dus
een zending te vervullen.
Vroeger placht de Nedcrlandschc rei
ziger in den vreemde weinig aandacht
te trekken. Dat was de bescheidenheid
wellicht te ver gedreven! Maar in de
laatste jaren zondigen wij in omge
keerden zin. Tal van reizigers uit krin
gen voor welke de buitenlandschc reis
nog geen traditie is, hebben onzen
naam in 't buitenland nu niet direct
verbeterd.
t>aar is op het terrein der nationale
propaganda nog heel wat te doen,
vooral, omdat het bewustzijn, dat de
natie waard is te worden „geadver
teerd" nog geenszins zoo diep is door
gedrongen in het bewustzijn der Nc-
derlanders als naar onze meening het
geval moest zijn.
Deze propaganda door aanschou
wing, het levende woord, de aanraking
van menschen is veel belangrijker dan
die althans voor een natie kan worden
gemaakt op de wijze, zocals men „een
artikel" ,*cr inwerkt."
Wij onderschatten de laatste allerminst,
wanneer wij van de eerste, de levende, natio
nale reclame veel meer verwachten.
Daar is nog een tekort, dat voortvloeit uit
een gebrek aan nationaal zelfbewustzijn.
TUCHT-UNIE EN DIERENBESCHERMING.
Een speciale commissie benoemd.
In de vergadering van het algemeen bestuur
van de Tucht-Unie, gehouden te Utrecht op 7
Juni j.L, was ingekomen een rapport van de
.Commissie ad hoe voor vogelbescherming.
Besloten werd zich over deze zaak niet tot de
regeering te wenden, de commissie onder dank
betuiging te ontbinden en een brcedere com
missie in te stellen voor dierenbescherming in
't algemeen.
Thans zijn door het lid van het algemeen be
stuur van de Unie, jhr. W. E. Engelen te Hilver
sum uitgenoodigd om in deze commissie zitting
te nemen:
Jkvr. E. M. C. des Tombe te 's Gravenhage,
secretaresse van het Jack London-Verbond en
de heeren K. Dilling tc Zutfen, secretaris van de
Centrale Vereeniging voor school- en werktui-
nen; dr. J. P. Thijssc te Bloemendaal en T.
Vorstins te Wapenveld, voorzitter van de So-
phia-vereeniging tot Bescherming van Dieren
te Amsterdam.
Voorts zijn uitgenoodigd een vertegenwoordi
ger aan te wijzen: het bestuur van den Bond
van hooger politiepersoneel te Utrecht en het
bestuur van den Bond voor Daadwerkelijke Die
renbescherming te Amsterdam.
HET RIJWIELPLAATJE.
Eenige bezwaren tegon dit
plaatje in de praktijk.
Wat zoudt u zeggen van een huisheer, die
u met 1 Augustus een huis verhuurt en u
een quitantie presenteert voor de volle huur-
som over 't loopendc jaar?
Hoe zoudt u 't vinden, als u met den trein
van Arnhem naar Nijmegen wilt reizen en
de juffrouw met de hooge blouse en de lange
mouwen achter 't loket laat u betalen van
Groningen af, omdat de. trein daar zijn reis
begonnen is?
En hoe zoudt u een restaurateur noemen,
die u, na 't genot van een halve biefstuk in
zijn inrichting 'n rekening presenteert voor
dc hcelc koe, waarvan die biefstuk gesne
den is?
Vermoedelijk zoudt gij in al deze gevallen
woorden bezigen, welke zelfs in van Dale's
woordenboek niet tc vinden zijn en die ge
als beschaafd, ontwikkeld man ernstig zoudt
betreuren, zoodra gc weer tot uzelf waart
gekomen, aldus schrijft de Arnhcmschc Ct.
Maar als dc Staat der Nederlanden u een
rijwielbelasting oplegt van drie gulden per
jaar en u voor do nog restcercndc vijf maan
den van het jaar het volle bedrag dezer be
lasting laat betalen, dan geeft ge geen kik,
dan gaat gc blijgemoed naar het postkan
toor, plaatst u daar in dc file, liefst achter
een sportzusje tusschcn dc IS en 20 en
schuifelt geduldig stapje voor stapje verder
naar liet loket. Als gc dit na een dik half
uur bereikt hebt, offert gc in zonnige stem
ming uw drie guldens en keert huiswaarts
in het streelcnd besef uw plicht als goed va
derlander gedaan tc hebben door uw drie
gulden te offeren op den zwarten offersteen
van het postkantoorlokct en als mcnsch door
een aardig mciske door een vervelend half
uur heen geholpen tc hebben.
Dit wat dc aanschaffing van ons aller
nieuwste metalen belasting biljet betreft.
Maar hebt gc u wel reeds de mogelijkheden
ingedacht, welke in dit kleine plaatje ver
borgen liggen9 Over 't algemeen zijn belas
tingbiljetten weinig begeerde artikelen, men
ziet ze liever niet dan wol, maar in 't geval
van dc rijwielbelasting zult gc 't zien ge
beuren, dat iemand met uw hccle „aanslag
biljet" op den loop gaat, als ge dit niet rots
vast aan uw rijwiel bevestigd hebt. Daar die
plaatjes onpersoonlijk zijn en ook geen num
mer dragen, vertegenwoordigen zij voor
ieder die ze bezit een quitantie voor betaal
de rijwielbelasting en daarom vreezen we,
dat er zich spoedig oen speciaal bedrijf zal
ontwikkelen: het gappen van rijwicl-belas-
tingplaatjes annex handel in tweede-hands
plaatjes. Eigenlijk is 't jammer, dat men
voor die rijwielplaatjes niet dezelfde metho
de gevolgd heeft als voor dc auto's: provin-
cieletter en nummer. Het leven zou er on
getwijfeld interessanter door geworden zijn.
We zouden clan kunnen praten van de juf
frouw van M17321 die eerst altijd fietste met
meneer MS793 en nu de laatste weken altijd
met dat jongemensch van M71S12. Wc kon
den dadelijk en aan iedereen duidelijk ma
ken wie we op 't oog hebben en een bood
schap in dezen vorm: „Als je G 134392 ziet,
vraag 'm dan of-i even aan wil rijden bij
M Sü", zou zonder eenige vergissing uitge
voerd kunnen worden. Het onderling verkeer
zou er gemakkelijker door worden, want het
herkennen van personen zou teruggebracht
worden tot het onthouden van nummers.
Het eerste belastingplaaljc voor
rijwielen gestolen!
Reeds vóór den dag waarop cle regeling
voor de rijwielbelasting van kracht wordt,
n.l. 1 Augustus a.s., is te Haarlem reeds
iemand slachtoffer geworden van een „plaat-
jesdief". Een rijwielhandelaar te dezer stede
heeft n.l. bij de politic aangifte gedaan van
diefstal van een belastingplaatje dat hij
eenige uren geleden aan zijn rijwiel beves
tigd had.
Dat belooft wat \oor dc toekomst!
DE DOOD DER BOOMEN.
Een bittere klacht over verwaar-
loozing van natuurschoon.
Nu nog altijd van officieele zijde, stads-
plantsoenendienst dan wel 's lands plantenziek-
tenkundige dienst, het publiek niet wordt inge
licht omtrent aard en omvang van het euvel,
dat. onweerhouden, zoo niet den ondergang, dan
toch de ernstigste schade voor ons boomen-
schoon beteekent, moet de leek wel weder zijn
indrukken geven van uitgebreidheid en intensi
teit van de nu eens langzaam toenemende, dan
schielijk e-1 onverwachts uitbrekende „ziekte",
die onze boomen teistert, zoo schrijft een
medewerker aan de N. R. Ct.
Wij zetten „ziekte' 'tusschen aanhalingstee-
kens; als men de verschijnselen aandachtig
gadeslaat, zou riten eerder van een strijd om
het bestaan kunnen spreken, die telkens en tel
kens weer in het nadeel van de boomen afloopt.
Want, leek die wij zijn, hebben wij sterk den
indruk, dat de aangevochten boomen niet ziek
zijn op de wijze waarop men in liet algemeen
ziek-zijn begrijpt. Wij zagen het al eerder en
juist dezer dagen zeer veel, dat, wanneer de
kroon bijkans geheel verdord en dood is, de
stam een geweld van versche takken uitdrijft,
dat een nauwelijks verzwakte leefkracht van
den boom zelf verraadt. Welke geheime macht
van buiten den boom doodelijk doordringt,
weten wij niet. Misschien dat dc planten-
zicktenkundige het symptoom van deze kracht
zal ontdekken, maar dan nog tasten we in het
duister. Want een symptoom getuigt wel dat
er iets is, maar verraadt niet wat er is. En
het lot dat onze boomen getroffen heeft, is
zóó algemeen, dat wc aan het verschijnsel als
zoodanig, wel nimmer genoeg zullen weten. Hoe
dat zij; tenzij dc boom inzichzclf de tegenkracht
vindt om daarmede zijn doodsgevaar te weer
staan, gelooven wij niet, dat er heil in de een
of andere directe ziektebestrijding te vinden zal
zijn. Reeds is de wanhopige raad gegeven alle
zieke boomen uit te roeien; die den raad gaf,
besefte nog niet dat alleen dit uitroeien een
werk van jaren zou zijn, zóó talrijk zijn de boo
men, die dan onder de hakbijl zouden moeten
vallen. En dan moge de ervaring met het af-
maaksysteem ter bestrijding van het mond- en
klauwzeer een waarschuwing zijn. dat zoo het
leven een kwaal niet weerstaat, dc dood daar
toe allerminst bij machte is.
Wij schrijven deze opmerkingen in Arnhem,
nadat we ons land bijna in zijn volle breedte
zijn doorgespoord. Wat wij gezien hebben, is
ontstellend. Soms, als wij hecle lanen stervende
boomen aan het oog voorbij zagen gaan, be
ving ons een wee gevoel, als bij het zien van
bloed. De dood grijpt zoo onverhoeds en on
weerhoudbaar naar ons schoonste natuurbezit,
dat ons hart zijn wanhoop niet kent. De rei
ziger, die met een vluchtig oog uit den trein
naar buiten schouwt, late zich toch niet mis
leiden. door den s c h ij n; de schijn van al groen
geboomte, dat overal in dc verte deint. Telkens
als de boomrijen naderen blijkt liet, dat dc dood
en het nakend verdérf cr hun merk in geslagen
hebben. Wij hebben gedurende een hcele trein
reis van Rotterdam naar Arnhem geen boomen
van dichtbij gezien of er waren doode en véél
aangetaste onder. Én als zij niet al te ver naar
den horizont weken, als zij niet al te dicht te
zamen stonden, zoodat hun afzonderlijke kro
nen een ondoorzichtige gelijkmatigheid vorm
den, waren ook dan nog de fatale verschijn
selen duidelijk, voor wie eenmaal gezette aan
dacht aan onze boomen schenkt. Dit alleen: wij
hebben tusschen Rotterdam en Arnhem vrij veel
bruine beuken gezien; welnu, er was er nau
welijks één die ten minste onaangetast léék. Dc
zwatelende pracht der berken hangt overal in
doffe treurigheid. Even voor Utrecht is het on
heil zoo onmiskenbaar, dat wij ons nauwelijks
een plaats herinneren, waar zoo weinig hoop
op herstel tc vinden was. Weliswaar hebben
wc na Utrecht den indru1- gekregen, een vluch-
tigen indruk, dat dc toestand cr nog niet zoo.
dreigend is, maar wij kunnen ronder overdrij
ving verklaren, dat wc geen vijf minuten naar
buiten hebben gezien zonder dc teekenen van
dood en kwaal tc herkennen.
Even voorbij Dc Klomp was een boomgaard
haast gestorven. Een nieuw schrikbeeld. Want
welk een occonomisch verlies, indien het cuv 1
ook dc Betuwe en ar.dcrc boomvruchtdrage.idc
streken zal hebben aangetast.
Van dingen, die het algemeen belang nauwe
lijks raken, wordt den betrokken minister ge
vraagd, of zijn aandacht er reeds op gevallen
is, enz. Bij den algemcenen^dood -onzer boomen
schijnt nog geen Kamerlid daartoe dc noodzaak
te hebben ingezien. Niet dat wij van het in
dienen van schriftelijke vragen heil verwachten,
maar het is wél teekenend voor een onverklaar
baar gebrek aan belangstelling voor iets dat
ons allen zonder uitzondering van dichtbij of
verderaf, ideëel of materieel, om het zeerste
raakt.
Nog eens: wij verwachten van deze en an
dere vormen van officieele belangstelling niet,
dat zij de grens zullen trekken die het kwaad
niet zal weten te overschrijden. In een tijd dat
de edelste denkvermogens zich niet ontzien om
te zoeken naar onzichtbare wapens, die feilloos
cn zonder uitzondering dooden, is een doodelijke
natuurkracht, misschien ook tóch de macht der
beschaving, hun klaarblijkelijk vóór. Maar, wij
herhalen wat wc reeds vroeger schreven, ook
indien dc rnensch machteloos hier tegenover zal
staan.
ZONNESTEEK EN HITTEBEROERTE.
Wat mocj de leek doen met de
slachtoffers
Een medicus bespreekt in de N. R. Ct. dc
gevallen van zonnesteek cn hitteberoertc. Hij
schrijft daarover
Bij zonnesteek is vermoedelijk een horsen-
(vlies)ontsteking (althans hcrsenhypcraemie)
in het spelde lichaamstemperatuur is sterk
verhoogd, de slachtoffers zijn rood en hebben
een opgezet uiterlijk, de huid is droog, dc pols
is vol en gespannen.
Bij hitteberoertc is vermoedelijk een' beleedi-
ging van dat gedeelte van het zenuwstelsel
o'at hart en bloedvaten verzorgt (vusomotoren,
behoorende tot het autonome zenu.vstelsel) in
het verschijnselen van hartzwakte staan
op de voorgrond, de lichaamstemperatuur
daalt beneden het normale peil, de patiënten
worden koud, hebben een bleeke ingevallen
kleur, de huid is kil en klom, de pols is klein
en onregelmatig.
Toegegeven moet worden dat in de praktijk
beide ziektebeelden lang niet altijd zoo scherp
omschreven zijn en dat combinaties kunnen
voorkomen. Maar toch meen ik goed te doen
scherp naar voren te brengen het theoretisch
verschil dat er tusschen beide bestaat omdat
beide een verschillende behandeling noodzak
kclijk maken
Na deze uiteenzetting stelt de schrijver dc
vraag
Wat tan de leek doen Daarop zou ik het
volgende willen zeggen: le de oorzaak en de
begunstigende factoren zooveel mogelijk weg
nemen. Daj is nog zoo moeilijk niet in de
meeste gevallen. De oorzaak de vermoede
lijke is de hitte men brengt dus het slacht
offer op een koele plek, in de schaduw dus,
zoo mogelijk in een koel, goed geventileerd
vertrek, men maakt knellende kleedmgstukken
los. Men legt de patient rustig op de grond
of op een bed neer. Men stuurt een boodschiD
naar den dokter, men verwijdcre alle overtol
lige menschen uit het vertrek en men gebcuike
even zijn gezonde verstand in verband met het
nu volgende
2e. de verschijnselen tot °P zekere hoogte
bestrijden. Dat is heel moeilijk en „veeldoene-
rij" is nog gevaarlijker dan „niets-doenerij".
Maar op gevaar af dat mij door collega's ver
weten zal worden het eerste aan de leek te lee
ren, zou ik hen toch „iets" cn naar het mij
voorkomt ,,iets goeds" willen laten doen. En
dot is, dot zij zich bij een slachtoffer van de
hitte een vermoedelijk slochtoffer reken
schap geven van de bovenstaande beschouwin
gen cn daaruit slechts één ding onthouden:
dat sommige slachtoffers koud, bleek en klam
zijn cn andere heet, rood en droog. Heeft men
een thermometer cn weet men dien tc hantecren
des te beter, men neme de temperatuur op,
bij voorkeur rectaal.
En nu wil ik slechts cén raad geven, waar
mede men naar het mij voorkomt weinig
kwaad cn veel goed kan doen breng de slacht
offers zoo mogelijk op normale temperatuur.
A. Koude slachtoffers nog kouder te maken
door (zcoals maar al te vaak gebeurt) ze met
koud water te besprenkelen en ze half naakt
op den tocht leggen, is zeer dwaas, om het
woord misdadig niet tc gebruiken. Wat men
wel moet doen hangt *r van af of ze bewuste
loos zijn. Zijn zq bij kennis geef ze dan een
warme kop koffie en een glas wijn of een bor
rel (maar ook niet meer don één) en wrijf ze
met een ruige doek, totdot ze warm en rood
worden. Voor een korter of langer verblijf in
een worm bad van 37 h 38 graden is ook veel
te zeggen. Bewustelooze patiënten, die koud
zijn, wessche men met warm water af, wrijve
men met een ruig* handdoek droog, dekke men
met een paar v.oilen dekens warm toe cn ge-
schuldigt de persvereenigingen van het versprei
den van vnlsche berichten.
men die kruiken goed sluit cn zoo inpakt, dat
branden cn lekken onmogelijk is. Men houde
ze op temperatuur late ze verder met rust.
B. Heete slachtoffers koele men af tot nor
male temperatuur, maar dan ook niet verder.
Op geen enkele wijze kan dat zoo goed bereikt
worden don door de patiënt in een halfvol koel
bad (niet koud) tc leggen, niet langer don noo-
dig is om de temperatuur te doen dolen tot
37 graden; soms stijgt de temperotuur later
weer, dan kan men opnieuw toj een waterkuur
zijn toevlucht nemen. Zijn de patiënten bij be
wustzijn, dan verdient toediening van koele
dranken aanbeveling. IJs op het hoofd kan hier
bovendien zeker geen kwaad, integendeel, men
brengc zc zoo op temperatuur cn late ze vor
der met rust.
WAAR DE BREEDE STROOM DER MAAS...
KINDERSPEELPLAATS WERD.
Het Limburgsche volkslied zal
gewijzigd moeten worden.
Het Limburgsche volkslied zal gewijzigd
moeten worden, zegt de Maasbode. Tenminste
dc strophe die aanvangt
Waar de brecde stroom der Maas
Statig zeewaarts vloeit, (enz.)
Daar is mijn vaderland.
Limburgs dierbaar oord.
Door dc aanhoudende droogte is de bed
ding der Maas, wat onder de Maasbrug te
Maastricht betreft, nu versmald tot een twin
tigtal meter breedte. Dc door onpractisch be
heer van ambtelijke zijde wèl aangegroeide
kiezelbank (waarover wc onlangs 't een en an
der in 't belang aller belastingbetalers meld
den) heeft nu een lengte van een kleine honderd
meter dwars in de Maas gekregen, de breedte
moet zeker op 50 meter worden geschat. Aon
den Wijkcr oever groeit een kiezelbank in de
zelfde richting.
Op dit groote en op sommige plaatsen zeker
1.50 M. hooge „schiereiland" gaat de lievo
jeugd natuurlijk spelen. Zoolang ze zich niet
te dicht nabij dc brug wagen, is daar nog
weinig gevaar bij. Vlak achter de brug is de
bodem evenwel tot 4—5 meters diepte uitge
spoeld.
Die intusschen, met herinneringen aan den
machtigen aanblik dien deze rivier bij hoog
water biedj, de nu nietige stroomgeul beziet,
is geneigd om een variant te maken op de
strophe vut „Limburg mijn vad-erland" als
boven vermeld. Misschien worden de volgende
week daar wel strandstoelen geplaatst en krij
gen we in het hoogc en droge Limburg nog
een badplaats
DE PEUK.
Amsterdnmsch straat-tooncel. In
natuurlijke wedergave wat er ge
daan werd om dc peuk te bemach
tigen.
Wijl de heer aan het einde van zijn sigaar
was genaderd, volgden hem sedeTt eenigen tijd
de drie knapen met het geduld van de prilste
jeugd.
Gulzige haaien kunnen niet halsstarriger
medezv.vmmen in het blanke zog van een schip
dan deze knapen den rookenden heer volgden.
Zij kleefden hem aan als de muskiet het rund,
als dc oester de barre klip.
Waar dc heer stilstond voor een uitstalling,
zoo stonden de drie achter hem stil en wacht
ten. Zij wachtten met die kalme hardnekkig
heid, die alleen heel jongen en heel ouden
menschen eigen is.
Soms keerde de heer zich naar hen om, en
nam hen scherp op, vrcezende voor deze of
gene Amsterdamsche streek.
Dan tuitte do een alleronschuldigst zijn lip
pen tot fluiten, de tweede had het meer dan
druk met zijn neusgat, en de derde riep een
roep naar een denkbeeldig kameraad aan de
overzij van de straat.
Maar niet zoodra wendde de heer het hoofd
weer af, zoo vervolgt het geestige verhaal dat
wij in de Tel. aantroffen, of de drievuldige blik,
die als één blik was, stak en priemde naar dat
stukje sigaar, dat nu wel spoedig vollen moest.
De heer besteeg een vluchtheuveltje, waar
de trams aanlegden als schepen.
De harten der drie klopten. Zij taxeerden
de zwaarte en ouderdom van den heer, com
bineerden een cn ander met de kans op een
gevulde tram en beslisten, dot hij wel zou
gaan zitten.
Dan moest, vanzelf, het peukje scheiden van
den bezitter.
Maar de heer bedacht zich en stapte weder
om van den vluchtheuvel. De drie vervloekten
hem met de innigheid van Amsterdamsche
straatjongens. Zij wenschten hem booze kwa
len, een felle vrouw en een kort leven toe.
En die vent trokleek wel een blaas
balg.... terne 'n fubbrieksskoorsteen
drek was 't heelemaal ophajje dat end
voor niks geloope
De heer stond stil, en bekeek het peukje.
Nooit zal uitlekken wat hij ervan dacht. Nie
mand zal weten, of hij het niet te streng be
oordeelde. Maar hij trok een onplcizierig ge
zicht cn wierp het weg.
Met een sprong, een zweef, een duik, ajs
een gier, een wolf, een tijger, zoo stortte zich
een der drie op de peuk. De tweede viel in
zijn haast over hem heen. Do derde gilde
hevig: „Dinkerom, 'n stoumfics I" in de hoop,
de anderen weg te lokken. Maar die kenden
de kneep, en trouwens zouden zij liever tien
stoomfietsen getrotseerd hebben, dan die peuk
te missen.
Verschrikt over zooveel genotshonger, ging
de heer haastig verder. Voor hem was het in
cident gesloten. Hij had méér sigaren.
„Habbes 1" constateerde de eerste knaap, die
boven op het geplette peukje lag, en hij
graaide onder zijn maag en haalde hét te
voorschijn.
„Nou, wat mot dot vroeg een agent, die
langs kwam, verveeld.
„Niks, agentzei de vinder. „Ik zoch na
me dicjemante mussctknaupemar Tc hep
thuis nog wel anderehou zc mar as jc
ze vinde ken
En de drie snelden weg, een zijstraat in,
waar het stil was. Daar vroeg dc vinder vuur
aan een passant cn zoog zijn schrale wangen
nog holler, en dampte. Dc anderen keken. Na
drie trekken drongen zij aan op deeling van
het genot. Maar de winnaar rookte kalm neer
gezeten op den rand van een winkelraam. En
hij werd bleek. Hij werd snel en heel bleek.
Maar hij was een man van zaken. Hij spande
zich tot het uiterste in om heel gewoon te
doen en zei
„Joopichukngjij mag hükng
dat faanc sugaaretje vammc kaupc
hukngvaur drie sluitseigcls
hüknnggg
School- en Kerknieuws.
VAN KATHOLIEKE ZIJDE EEN OPEN BRIEF
AAN MINISTER DE VISSER.
Ter zake van dc bijzondere
kweekscholen. n
In De Tijd vonden wij een Open Brief ge
publiceerd, geschreven door den rector W. van
den Hengel en gericht aan den minister van
onderwijs. Wij nemen uit dien Open Brief
eenige passages over, omdat vermoedelijk meer
deren onder onze lezers er belang in stellen te
vernemen wat in dezen Brief wordt uitgespro
ken. Rector Van Hengel vangt hem aldus aan:
Vergun mij. Excellentie, dat ik op deze wijzo
uiting geef aan hetgeen er bij een verantwoor
delijk kweekschoollcidcr woelt en warrelt in het
overkropt gemoed. De gewone weg van adres
sen en rekesten en audiënties brengt mij, vrees
ik, niet tot 't doel, dat beoogd moet worden.
Gaarne toch zou ik met mijn „zorgen" bereiken
het oor niet alleen of misschien zelfs niet
zoozeer van Uwe Excellentie, als wel van al
degenen, die door hunne wenken, adviezen cn
cischen zich stellen tusschcn Uwe Excellentie en
degenen, die door hun ontijdige beïnvloeding
getroffen worden. Zooals het nu gaat, kan het
niet langer en het is mijn vurigste wensch, dot
zij, die als volksvertegenwoordigers dc groote
belangen willen dienen, do belangen van dc
opleiding in het brandpunt hunner belangstelling
zullen plaatsen. Ook om die reden lijkt het mij
volstrekt noodig eens in het openbaar te wijzen
op toestanden, die de katholieke opleiding vol
strekt lom leggen cn situaties in het leven roe
pen, die geheel en al in strijd zijn met dc ge
lijkstelling, woaraan Uwe Excellentie uw naam
voor altoos verbonden heeft. Ondcrgctcekende
heeft opdracht of zending van niemand en
spreekt niet namens eenige organisatie en be
doelt alleen zijn eigen zorgen over te storten
dóór, waar hij welwillende belangstelling ver
trouwt tc zullen ontmoeten.
De groote algemcene grief cn wanver
houding is deze, dat de gehcele opleiding
hangt aan koninklijke besluiten cn geldelijk
althans zoo goed als geheel buiten de wet
telijke regeling valt.' Dat geeft een onze
kerheid, die de betrokken besturen steeds
in de grootste sponning houdt en hen iede-
ren dag het ergste doet vreezen. Overge
leverd zijn aan een welwillende regccring
is reeds een angstig bestaan, zich afhanke
lijk te weten van een wisselvallige volks
stemming, is een beklemmende gedachte,
drijven op dc gratie van een vijandig be
stuur is een wanhopig worstelen met den
dood. Op het oogenblik zijn wij dan
„overgeleverd aan een welwillende regec-
ring" en daormedc bedoelt ondergeteeken-
de niet de allerminste ironie. We zijn er
diep van overtuigd, dat Uwe Excellentie
gaarne bereid is alles te doen, wat moge
lijk is, om ons tegemoet te komen. Dat
neemt evenwel niet weg, dat Uwe Excel
lentie zich persoonlijk onmogelijk in alle si
tuaties van het breede terrein van Uw De
partement kan indenken en noodzakelijk af
hankelijk is van anderen, die ook al weer
te weinig aan zich zelf ondervinden den be-
klemmenden invloed van hun voorgesteld©
maatregelen van bestuur. De dwangtóe-
stand, waarin wij don onder een bevriende
regeering zijn vervallen, zij een waarschu
wing voor den dag van morgen, die ons
fanatieke tegenstanders op het kussen kan
brengen.
Ondergeteekende ziet zich derhalve ge
noodzaakt de acndacht van Uwe Excellen
tie te vragen voor drie allergewichtigste
punten de opheffing van het beurzenstel
sel, de regeling van het daarvoor in de
plaets getreden toelogcnsysteem en einde
lijk de opheffing van de parallelklsssen.
Die beurzengeschiedenis is voor Uwe Excel
lentie wel altoos een „kruis" geweest. Van den
eenen kant sprak de onbillijkheid zóó duide
lijk dc leerlingen van d*e rijkskweekscholen
ontvingen voor bijna TOO procent ccn rijks-
beurs de leerlingen van de bijzondere kweek
scholen ontvingen als vergoeding voor kost
geld in den beginne niets. Eenige jaren gele
den <fe gelijkstelling lag in 't zicht begon
men met aan dc bijzondere kweekscholen ook
een betrekkelijke kleinigheid toe te wijzen.
Maar daarmede was de onregelmatig
heid niet weggenomen. Ongeveer 10 pro
cent van de leerlingen van de bijzondere
kweekscholen kwamen in aanmerking tegen