23e ir?r° AMERSFOORTSCH DAGBLAD DE EEM LANDER" Zaterdag 19 JulM924
TWEEDE BLAD.
Gemeentezaken.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
Het lisje vee liieieaast.
Toen ik mijn artikeltjes besloot te publi-
cecren, deed ik dit slechts, om mede te dee-
len, hoe ik over de gemeentezaken denk, en
Qver enkele onderwerpen daarvan in het bij
zonder.
Welk doel ik daarmede had, heb ik in den
aanvang duidelijk gezegd. Ik heb noch ge
dacht aan het voeren van een polemiek naar
aanleiding van vooraf gegane beschouwin
gen van andere zijde, noch aan het uitlokken
van een polemiek. Te dezer plaatse zou ik
deze ook niet wenschen aan te gaan.
Voorloopig zou ik dan ook niet meer ge
schreven hebben, indien ik mij niet gedwon
gen gevoelde, omtrent enkele punten, in dit
blad besproken, verbetering te geven.
In de eerste plaats dan, moet ik den eisch
stellen, aan hen, die mij citeercn, dit goed te
doen. Want cursief nog wel wordt aange
haald, dat ik zou hebben gezegd, dat de ge
meente de crisisjaren goed zou zijn doorge
komen. Ik sprak echter van de „eerste"
crisisjaren.
Ook heb ik niet. verdedigd het „nemen" van
winst, maar gezegd, dat ik altijd voorstan
der ben geweest van het „behalen" van een
matige winst uit de bedrijven, waarmede een
beginsel wordt aangeduid, tegenovergesteld
aan dat, hetwelk het behalen van winst ver
werpt.
Dat beide beginsels in de crisisjaren buiten
toepassing zijn gebleven, weet een ieder, die
zich met deze zaken bezig houdt. Overal heb
ben, zij het ook verschillende, noodregelin-
gen gegolden. Ook in Amersfoort. Hier is,
na raadpleging en met goedvinden van de
bedrijfscommissie, op voorstel van B. en W.
en met goedvinden van den Raad, besloten,
het gasbedrijf een uitkeering te laten doen,
onafhankelijk \an de vraag of er wel winst
werd gemaakt. De critick die daarop achteraf
wordt geleverd, is misplaatst. Bij cle begroo
ting van 1918, dus eind 1917, zcide dc heer
Hofland: „Ik ben dus tot dc conclusie geko-
„men, dat als B. en W. een progressief tarief
„de verantwoordelijkheid aandurven om het
„bedrijf te belasten, ik ten slotte in het bc-
Jang van de gemeentefinancien en in het
„belang van dc minder draagkrachtigcn 011-
„der onze gemeentenaren, een toestemmen
de houding moet aannemen."
Men ziet, argumenten die hout snijden: in
het belang van de gemeentefinancien werd
de uitkeering aanvaard.
Toch schoorvoetend, zal men zeggen. Ze
ker, maar een jaar later was de vrees totaal
weg.
B. en W. hadden bij de begrooting 1919
voorgesteld, de vaste uitkeering te verlagen
van 75.000 tot 55.000.
Tegelijk was aan de orde een salarisher
ziening.
In de zitting van 15 October 1918 is het dc
heer Hofland, die deze verlaging bestrijdt,
en zelfs een voorstel doet (dat later werd in
getrokken) om weer 75.000 te lezen. En de
bestrijding werd gevoerd, o.m. door dit tc
zeggen: „nu U (dit zijn B. en W.) zelf erkent,
„dat de toestand van het bedrijf (de uitkec-
„ring) toelaat, althans over dc jaren die wij
„achter ons hebben, en ik vermeen (ik
„spatieer) ook over de jaren die voor ons lig-
„gen" enz. enz.
Dit standpunt was logisch en in overeen
stemming met het aangenomen beginsel, dat,
indien de kolenprijs ging dalen (deze be
droeg toen pl.m. 50.dc gasprijs in een
kalmer tempo zou worden verlaagd, om
zoodoende het geleden verlies, mede door de
uitkeeringén veroorzaakt, in tc halen. Dit
beginsel is echter later, toen dc verliezen er
eenmaal waren, door den Raad vaarwel ge
zegd, eh toen de kolenprijs daalde is onmid
dellijk tot volledige prijsverlaging overge
gaan. Zóó is de geschiedenis! Maar nu lette
men bovendien op dc jaartallen; liet boven
geciteerde werd gezegd in 1918 bij de behan
deling van de begrooting 1919 en in 1921
werd de heer Hofland wethouder. De „jaren
die voor ons liggen" omvatten dus slechts
1920 en 1921!
Wanneer de heer Hofland nu van meening
is, dat uit de bedrijven te veel is gehaald en
beter de belasting kon worden verhoogd, dan
mocht worden verwacht, claj nadien de uit-
keeringen zouden zijn verminderd; dat dc
vaak noodlijdende genoemde gasfabriek ge
steund zou worden. Maar het omgekeerde i?
het geval, waartegen bij mij ook geen be
zwaar bestaat. Maar dan is de Critick op het
verleden ook terecht misplaatst genoemd.
De gegeven tabel heeft blijkbaar de strek
king, aan te toon en, dat vroeger uitkeerin-
gen werden genoten, die van het kapitaal
werden afgenomen, in tegenstelling van nu,
nü zij uit de winst worden bestréden. Nu is
het behalen van winst bij een kolenprijs van
pl.m. 8.— zeker gemakkelijker dan bij een
van mf 4050; maai* bovendien stelt de
tabel het onjuist voor nis zou het pijprccht
uit dc winst worden bestreden. Het pijprccht
is een zakelijk recht, dat op de bedrijven rust
en deel uitmaakt van den kostprijs van het
product. Het heeft met dc winst niets te ma
ken. getuige de winst- cn verliesrekening en
de verordening. Dit pijprccht bestond echter
vroeger niet, maar dc uitkeering had den-
zelfden rechtsgrond; de vergoeding door het
bedrijf aan de gemeente van uitgaven die dc
gemeente voor de bedrijven doet.
In dit verband nog een opmerking over het
jaar 1920, waarover zulk'een kras oordcel is
uitgesproken, maar waaromtrent ik mijn
mecning reeds .duidelijk heb gezegd. Gedepu
teerde Staten maakten bezwaar, dat de gas
fabriek zelf dc verliezen zou dragen; deze
moesten uit de gewone middelen van de ge
meente worden betaald. Maar wat is nu in
werkelijkheid gebeurd? Zij zijn uit cle ge
wone middelen van de gemeente betaald,
maarnadat deze zijn versterkt met een
uitkeering van dc bedrijven!
Men denkt nu wellicht wel wat anders,
dan in de crisisjaren; dat is geen schande,
maar laat men het dan toch eerlijk zeggen.
Over de crisisleening en de OAV. belasting
het volgende: er is meermalen op gewezen,
dat er is geweest een leening van 551.000
cn een uitkeering uit de OAV. van 755.000.
Bedroeg dc uitkeering dan méér dan aan cri-
siskostcn was uitgegeven? Men zou het gaan
denken. Maar dat komt, omdat dc gegevens
niet volledig vermeld zijn; aan crisislastcn is
ongeveer een millioen gulden uitgegeven en
daarvan is 755.000 terug ontvangen. Het
verschil is uit dc gewone middelen betaald!
Bij de eerste Rijksuitkecring kwam Amers
foort niet in aanmerking, op grond van den
stand der financiën. Deze 755 000 zijn in
twee gedeelten ontvangen: eerst 482.74-6 en
de rest later. En nu is het beslist onjuist, dat
deze 482.746 in dc gewone middelen zijn
gevloeid. Aan het begin en het eind van zijn
betoog zegt de heer Hofland dit wel met
overtuiging, zelfs in den vorm van een con
clusie, maarin het midden van het stuk
wordt gezegd: „nadat dc uitkeering O.W.
.was verminderd tot. 330.301, afgetrokken
was 50.000 -r 102.000, en daarna nog
122.500, was aangewend voor schulddelging
der gewone middelen, bleef er nog ƒ207.500,
enz. Deze 122.500 waren niet voor de gewo
ne middelen, maar voor het Lcvensmicldelen-
bcdrijf, waarvoor andere zou moeten worden
geleend. En over de bestemming van de
207.500, later verhoogd jjnet 12.300 heb ik
al een cn ander medegedeeld. Behoudens
aanvulling dus met mijn opmerking over het
Leyensmiddelcnbcdrijf, levert de heer Hof
land zelf het bewijs, dat zijn medëdecling
niet juist is.
Controlceren kan dit bovendien een ieder
in gedrukt stuk S van 1923, opgemaakt dus
onder het wethouderschap van den heer Hof
land. Alle verdere discussie hierover is dan
ook volmaakt overbodig. Over de oorzaken
van de moeilijkheden kan ik verder zeer kort
zijn.
In „Gemeentehuisbouding II" locs ik: De
situatie werd al moeilijker, dank zij de, zoo
als Mr. van Traa destijds zeider, politiek van
„op zien komen spelen". En dan \olgt daar
onmiddellijk op: „Inmiddels nam dc Raad de
nieuwe loonregeling aan."
Wonderlijk toch: dc situatie steeds moei
lijker en toch ccn loonregeling die zeer veel
geld vroeg, veel meer dan B. cn W. meen
den clat aanwezig was, en dat alles gepaard
gaande met een voorstel van de S.D.A.P. in
dat jaar gedaan, om dc belasting tot een veel
lager bedrag uit te trekken!
Ten slotte het grondbedrijf, waarvan ik heb
gezegd, dat het nog stevig op zijn eigen bee-
nen staat, te oordcelen naar de laatste her
taxatie.
Nu is beweerd, dat ik het mis heb, want
dat die taxatie heeft uitgewezen, dat er maar
een verschil is van enkele duizenden gul
dens tusschen clie getaxeerde waarde en do
boekwaarde, die gelijk' is aan de schuld.
Ik steunde mijn zeggen op gegevens, die ik
had gezien. Deze heb ik nog eens gecontro
leerd cn het is mij bevestigd, dat het verschil
tusschen dc taxatie en dc schuld per 31 De
cember 1923 bedraagt rond 226.000. Met re
den mocht ik dus constateeren, dat het be
drijf er nog gunstig voorstaat, want bij dit
overschot zijn dc verliezen van 1922 cn 1923
al verrekend!
A. R. VEENSTRA.
Amsterdamsche Brieven.
Dc dikke Alma Mater.
Daar hadden we nu zooveel van gehoopt voor
de Amsterdamsche Universiteit, van die Staats
commissie voor het Hooger Onderwijs! Kijk,
r' zooveel jaren hebbpn we den spannenden
wedloop gehatl: een van de Rijksuniversiteiten
weer uitgebreid met een „leerstoel" voor dit
of dat Amsterdam óók zulk een leerstoel er
bij, of ten minste een andere. En omgekeerd.
Totdat er eindelijk gemopper ontstond: moest
dat maar ad infinitum doorgaan? Men
sprak van opbieden op de ruggen van de belas
tingbetalers. Denk ook aan de particuliere
Handelshoogeschool te Rotterdam cn dc Amster
damsche handelsfaculteit.
De uitbreiding is ook den laatsten tijd hier
niet stopgezet. Wij krijgen er eerstdaags nog
een buitengewoon professoraat bij in de
röntgenologie. Oorspronkelijk was het de be
doeling, er een lectoraat voor te stichten.
Maar de lector moest nogal hoog worden ge
honoreerd. Voor hetzelfde geld konden we best
een extra-ordinares in het vak erop na gaan
houden. Met gevolg, dat binnenkort de buiten
gewone hoogleeraar er is, cn na nóg een tijdje
de gewone.
Als een lichtpunt in donkeren nacht scheen
toen ruim ecu jaar geleden de Staatscommissie
voor het Hooger Onderwijs zich tc vertooncn.
Weliswaar waren er ook vroeger al besprekin
gen tusschen Amsterdam en cle Regeering over
een soort van wcderzijdsche ..beperking der be
wapening geweest", maar niemand had daar
over liet rechte gehoord, cn een resulta.-.t was
er in elk geval niet. Eveneens weliswaar had
deze Commissie eigenlijk van-huis-uit gedeelte
lijk een ander doel: de verhouding tusschen
openbaar en bijzonder universitair en acade
misch onderwijs te bekijken. Doch bezuiniging
op het openbare was toch ook een van haar
programpunten, en zoo wachtten we met de
grootst mogelijke belangstelling af wat er van
komen zou, ook voor Amsterdam.
Elke fatsoenlijke Staatscommissie brengt min
stens ccn boekdeel ter wereld Deze commissie
heeft zich aan dien regel gehouden. Helaas:
het resultaat is mager, zéér mager. Voor Am-
Sterdam bepaald een strop. Wij hebben hier
toch zoo'n sympathieken wethouder van finan
ciën, cn deze heeft (naar verteld wordt) de
Universiteit vriendelijk doch dringend verzocht,
het budget voor 1924 met anderhalve ton te
verlagen. Dat had nu zoo mooi gekund, wan
neer het Rijk nu eens 'n paar halve of heele
(bijv. de theologische) faculteit van ons had
willen overnemen, en ons weer voor andere
dingen had laten zorgen. Maar de Staatscom
missie maakt cr niets van, zegt alleen in het
algemeen dat een dergelijke .samenwerking
(„rolverdeling" noemt ze het, alsof het Hooger
Onderwijs een drama of klucht was geworden)
op den duur wel aanzienlijke kosten-besparing
zou geven. Verrassende mededeeling! De be
roemde bezuiniging „in perspectief" is er nog
niet bij!
Het Rijk komt er in het rapport iets (maar
niet veel) voordeeliger af. De Commissie heeft
Vadertje Staat toebedacht: vereeniging van de
Veeartsenijkundige Hoogeschool met de Univer
siteit te Utrecht. Hoeveel er uit te halen is, ver
telt zij ook bij benadering niet. Verder schijnt
alles maar te moeten blijven zooals het is.
En we hebben in ons akelig-intellectueel
landje tegenwoordig tien instellingen van uni
versitair of academisch ondewijs, te weten:
de Rijksuniversiteiten te Utrecht, Leiden en
Groningen (3); de Universiteit van Amsterdam,
de Gereformeerde en de Roomsche (fi); de
Technische, dc Veeartsenijkundige, de Land
bouw- en de (particuliere) Handelshoogeschool.
Dat zijn er dus tien. 's het wonder, dat wij
Hollanders met zulk een buitengewone geleerd
heid zoo gewichtig en onpractisch worden?
Leiden bezit een koloniale afdeeling aan zijn
universiteit: de officïcclc opleiding voor Indische
ambtenaren, en verder ccn prof in de tropische
geneeskunde (vanwege het Lcidsch Universi
teitsfonds dan). Amsterdam zorgt uit eigen mid
delen voor de tropische geneeskunde, heeft
eventjes vier hoogleeraren op kosten van het
Koloniaal Instituut dat zijn middelen deels
weer van de St en van den Staat heeft!
en bovendien dc geweldige schatten van de
ethnologische en apderc verzamelingen van het
Instituut, die gedeeltelijk voor ondcrwijs-docl-
eir.dsn dienen. Nu komt Utrecht, dat pas met
twee bijzondere theologische proffen verrijkt
is, er eerstdaags nog bij met een heele facul
teit voor aanstaande Indische ambtenaren, van
wege den Ondernemersraad voor Ned. Indië. Ik
weet heel goed, dat deze nieuwe instelling dus
ook niet door het Rijk zal worden betaald;
eveneens, dat er hier weer een bijzonder motief
achterzit, namelijk geen zucht, om de universi
teit van Utrecht „vollediger" te maken, maar c'e
wcnsch van den stichter, om ambtenaren te
krijgen, die in een andere „sfeer" opgekweekt
zijn dan dc z.g. ethische (lees: rood-achtige),
waarin dc Leidsche hooglcerarcn hun onderwijs
plegen te geven. Maar het resultaat zal toch
zijn, dat er een derde universiteit zal komen,
waar Indië een voorname plaats bekleedt, on
geacht de Landbouwhoogcschool, die zijn eigen
doeleinden heeft, al had zo van oorsprong (zoo
als nu dan misschien met de Veterinaire zal
gebeuren) misschien best. bij ccn der universi
teiten ondergebracht kunnen worden.
Dc diverse splijtzwammen, die in ons vader
land een gunstigen voedingsbodem vinden, zul
len nog wel meer overwinningen behalen. En
onze brave wethouder van financiën peinst over
zijn anderhalve ton...
PLANNEN VOOR EEN ONDERGRONDSCHE
TRAMBAAN TE AMSTERDAM.
Een uitgewerkt ontwerp voor tram
lijnen onder den grond.
Wij lezen in Het Volk:
„Naar wij vernemen, is dezer dagen bij pu
blieke werken ten stadhuize van Amsterdam een
lijvig rapport gereed gekomen, waarin een
grootsch cn ingenieus plan tot het aanleggen
van een ondergrondsche trambaan in onze stad
tot in détails is uitgewerkt.
Wij herinneren er aan, dat toen men twee jaar
geleden tijdens de bcgrootingsdebatten in den
Raad ook het verkcersvraagstuk werd bespro
ken, het raadslid Gulden eenige opmerkingen
heeft gemaakt, die destijds zeer de aandacht
trokken. Hij bracht toen o. a. het feit ter sprake,
dat, als gevolg van de toenemende verkeers
drukte, de tram, vooral in de binnenstad, steeds
meer ongeschikt wordt om voor een snel cn
.regelmatig vervoer van passagiers zorg te dra
gen. Met name wees hij toen op den ontzagge
lijken tijd dien men noodig heeft, als men zich
per tram wil begeven b.v. van het Centraal
Station, of van het hoofdpostkantoor naar het
einde van den Koninginneweg, of wel van het
eene uiterste deel van de stad naar het andere.
Het was bij deze gelegenheid, dat onze partij
genoot cr bij B. en W. op aandrong een onder
zoek te doen instellen naar de mogelijkheid om
de hoofdstad ten dienste van het snelverkeer
van een ondergrondsche trambaan te voorzien,
zooals men die in tal van steden in het buiten
land, met groot succes ziet toegepast.
Aon de toezegging toen gedaan, om dit vraag
stuk in studie te nemen, blijkt gevolg te zijn ge
geven.
Dc directeur van den dienst der publieke wer
ken, de heer A. W. Bos, heeft in verband met
de aanhangige pionnen inzake Groot Amster
dam het verkeersvroagstuk in zijn vollen om
vang bestudeerd, met als resultaat het hierboven
vermelde rapport.
Omtrent het door den heer Bos ontworpen
tramplan kunnen wij de volgende bijzonderhe
den meedeelèn.
Directeur Bos stelt zich voor, dat de onder
grondsche trambaan zal aansluiten aan den
eveneens door hem ontworpen tunnel, waarmede
hij zich de verbinding der IJ-oevers heeft go-
dacht.
Het verzamelpunt dor ondergrondtrams zal
nabij het Centraal-Station gelegen zijn.
Het ligt dan in de bedoeling van daaruit
een aantal richtlijnen te laten loopen, b.v. één
door het westelijk havenfront en via het Singel,
door de Brouwersgracht naar het Haarlemmer
plein.
Voorts denkt men zich een richtlijn van het
Stationsplein door het Oostelijk Havenfront, de
WaaJeilandgracht, de Rapenburgwal en door de
Nieuwe Heerengracht onder het Parkschouw
burgterrein, «via de Plantage Middenlaan tot ach
ter de Muiderpoort.
Een derde richtlijn is geprojecteerd van het
einde van den Overtoom af, door dc Singel- en
Leidschegracht naar de Keizersgracht. Deze zij
tak zou dan aansluiting vinden op de ontwor
pen ringbaan van cn naar het Centraal-Station
en welke als route zou krijgen: door het Ooster
dok cn de Nieuwe Heerengracht, onder de Pork-
lnan door naar de Nieuwe Keizcrsgrocht, dwars
door den Amstcl naar dc Keizersgracht en via
de Brouwersgrocht naar het Stationsciland.
Dit plan is zoools van zelf spreekt in het door
ons bedoelde rapport van een uitvoerige toe
lichting voorzien. Wanneer nu bij de stellig nog
aan tc brengen wijzigingen ook een of meer
ondergrondsche verbindingen zouden kunnen
worden ontworpen van het Centraal-Station naar
plan Zuid, dan zouden daardoor de trams in de
binnenstad grootendccls kunnen verdwijnen en
het ruet-snelverkccr met enkele motorbussen on
derhouden kunnen worden.
Zooals van zelf spreekt zijn met do uitvoe
ring van dit plan groote kapitalen gemoeid (de
aanlegkostcn van de ondergrondsche baan zul
len, naar ons verzekerd werd, tusschen de
3000 h 4000 per meter bedrogen), maar
daar staat tegenover dat het doorbreken van dc
oude stad om tot brcedere verkeerswegen te
komen, dan ook grootendccls overbodig is ge
worden. Daarbij komt dan nog het feit, dot da
exploitatie van een ondergrondsch tramnet be
duidend goedkooper schijnt tc zijn, don een
bovengrondsch. Doordot minder personeel noo
dig is, dolen reeds zeer sterk de kosten der ar-
bcidsloonen, terwijl cr ook belangrijke bespa
ring aan bestrotingskosten etc. non vast zit. Een
zeer gunstige omstandigheid bij dit plan is
stellig het feit, dut de ondergrondsche tram
baan grootendccls onder de grnchton kon wor
den oangelegd.
Er zullen nog wel ettelijke jaren voorbijgaan,
nicer dit grootschc pion tot verwezenlijking zal
zijn gekomen. Het moet nog tnl van instanties
doormaken en allereerst worden onderworpen
aan het oordeel der commissie van bijstand voor
de publieke werken.
OPRUIING.
Communisten uit Amsterdam voor
dc Almcloschc rechtbank.
Vcor de AJmcIosche rechtbank zullen op 5
Aug. terechtstaan dc communisten J. Brom-
mert en G. J. van het Revc, beiden te Amster
dam, die te Enschede gearresteerd werden,
verdocht van opruiing en Maandag j.l. uit de
voorloopige hechtenis, welke zij in het Huis van
Bewaring te Almelo ondergingen, ontslagen
werden.
De bekl. zullen verdedigd worden door mrs.
de Jong en de Leeuw te Amsterdam.
Aan den eersten bekl., Johannes Brommort, is
ten loste gelegd, dat hij te Enschede in den
namiddag van 19 Juni 1924 opzettelijk in een
openbare vergadering der afdeeling Enschede
der Communistische Partij, welke gehouden
werd in den tuin van het café Roskamp cn voor
ieder toegankelijk was, en waarin hij, bekl., als
spreker optrad met het onderwerp„Is over
winning mogelijk"., te weten het doen zegevie
ren van dc elschcn der werknemers in het nog
bestaande conflict in dc Twcntscho Textielin
dustrie, tot de talrijke aanwezigen, van wie het
mecrendeel behoorde tot de textielarbeiders, die
na de opgeheven uitsluiting in de textielindus
trie den arbeid op dc textielfariekcn niet zoo
nis vele onderen hadden hervat, op opruien-
den toon o. m. do navolgende woorden heeft
gericht en gesproken „Dc rustige rust, welke
thans te Enschede hcerscht, moet afgclobpen
zijn. Het moet den werkwilligen (daarmee doe
lende op de textielarbeiders, die na hot opheffen
der uitsluiting het werk hadden hervat) onmo
gelijk gemaakt worden aan den arbeid te blij
ven. Zoo gauw een politieagent niet in de buurt
van zoo'n Judas (daarmee hen, die het werk
hervat hebben bedoelend) moet je hem laten
voelen, dat hij een Judas isde wijze waarop
jelui dat wilt doen, Iaat ik aan jelui over al
thans woorden van gelijke strekking.
En vervolgens, sprekende over de huurlingen
met witte kwasten cn glimmende knoopen, die
aan de bourgeoisie handlangersdiensten verlcc-
nen, daarmede doelende op de te Enschede aan
wezige en dienstdoend politiemacht. Verzet je
tegen de politie on daarbij is het de kunst om
dat zoo te doen, dot ze geen vat op je krijgen,
maar die kunst leer je door en in den strijd
olthons woorden van dezelfde strekking".
Aan den tweeden bekl., Gcrardus Johannes
van het Revc, journalist te Amsterdam, is ten
laste gelegd, dot hij bij dezelfde gelegenheid
gezegd hoeft„De strijd, door de arbeiders met
zooveel geestdrift begonnen, behoeft niet ver
loren te worden, wonneer de arbeiders hun lak-
sche houding van tot dusver loten voren. Zij
moeten zich alleen bepalen tot het posten bij
do fabrieken en tot het volgen van de onder-
Wat diepe wortels schiet, volt moeilijk uit te
rukken. Vondel.
Naar het Engelsch van RUB7 M. AYRES
door
W. J. A. ROLDANUS JR.
i
„Ik rao£ je graag, Buchanan I Ik heb je altijd
graag gemoogd je bent een flinke kerel dat
heb ik den eersten keer, dat ik je ontmoette,
dadelijk gezienGoed, daar zullen we niet
verder over praten I" toen ik een ongedul
dig gebaar maakte. „Maar als ik je niet zoo
graag mocht, zou ik do moeite niet nemen je
lastig te vallen, maar ik weet wat je voor den
jongen Don gedaan hebt, en ik weet hoeveel je
van hem houdt, en daarom zou het me zoowel
voor jou als voor hem spijten, als ik den jongen
verkeerde dingen zag doen cn dat zal gebeu
ren, als hij zoo voortgaat."
„Je bedoelt het meisje naast ons zeide
ik.
De oude Jardine keek me aan.
„Dat bedoel ik heelemoal niet. He wist niet
eens, dat er een meisje dicht in de buurt woon
de. Dc stel geen belang :n mijn buren en zij niet
in mij, geloof ik. Ik woon hier, omdat ik van
het buitenleven houd en Londen me de keel
uithangt, omdat ik naar rust verlang... goed,
daar zullen we niet op ingaan 1 Hij dronk zijn
glas leeg en zette het neer met een smak, die
hem Castle's woede op den hals gehaald zou heb
ben, als zij erbij geveest was.
„Neen, sir," ging hij voort op zijn declama
torische manier, die altijd klonk, alsof hij een
vergadering toesprak. „Ik heb het over een
jonge vrouw, met wie hij voortdurend tc Hes
ton gezien wordt."
„Wat? Toch geen tweede?" bromde ik.
„Ik kan van Don een heeleboel door de vin
gers zien," ging hij voort. „Jongens zijn jon
gens en ik ben zelf ook jong geweest. Ik zie
nog graag een knap snoetje op mijn ouden dag
maar dat meisje deugt niet. Zij komt uit een
zootje cn is een avonturierster. Knap, onmiddel
lijk toegegeven, maar ongetwijfeld een avon
turierster, die jouw financieele positie en die
van Don kent, daar verwed ik mijn hoofd on
der. Ik heb een deugdelijk onderzoek ingesteld
en
„Hoe weet je dat allemaal I Wie heeft het je
verleid viel ik hen in de rede. .,Wie leer. je
tc Heston
De oude Jardine blies zich op met een soort
zelfbewuste waardigheid.
„Wie ik te Heston ken Lieve heme!, ik ken
bijna iedereen in de vliegschool daar en zij
kennen mij allemaal I En zij praten I Iedereen
praat! Wat is trouwens anders te doen?, Zij
kennen allemaal dat meisje, maar het schijnt,
dat Don de eerste favoriet is. Hij gaat iederen
avond, wanneer hij geen dienst heeft, met haar
uit
„Wil je daarmede zeggcn,'dat zij te Heston
woont?" vroeg ik.
,.Bc weet niet waar zij woont," zeide de oude
Jardine geprikkeld. „Maar ik heb terw'ille van
jou zoowel als van hem eens goed geïnfor
meerd. Maar moeder was een door en door
slechte vrouw en haar vader Hij haalde
zijn schouders op. „Hij hield oen speelhuis voor
jonge gekken totdat het ontdekt en er een
schotje voor geschoten werd, maar nuDe
hemel mag weten wat hij is of vat hij doet om
aan de kost te komen. Maar je kan er donder
op zeggen, dat hij Don als zijn toekomsligen
schoonzoon beschouwt, en voor zoover ik Don
ken cn ik zeg het niet omdat ik <Wi jongen
niet iiiag, dat weet je net zoo goed ais ik
is hij zoo week als was, als er een knap ge
zichtje in het spel is."
Ik dacht aan Don's vader cn toen dacht ik
aan het meisje naast ons een uur geleden had
het mij gehinderd, dat zij Don kende en had
ik besloten alles te doen om er een eind aan te
maken maar het zou beter zijn dan dit alles
zou beter zijn den wat de oude Jardine mij juist
verteld bad.
Dc zat te staren naar het uitgaande vuurdc
kolen gloeiden niet meer en ik kon niet langer
daarin de silhouette van het kortgeknipte kopje
zien.
De oude Jardine legde zijn zware hand op
mijn schouder.
„Je neemt het me toch niet kwalijk vroeg
hij eenigszins angstig. „Ik vond, dat je het
moest weten jij merkt zelf zoo weinig op, Bu
chanan Soms ja waarachtig, soms vraag ik
me of waar je eigenlijk je heele leven geleefd
hebt."
Ik lachte, hoewel ik me allesbehalve viool ijk
gestemd voelde.
„Ik neem het je absoluut niet kwalijk," zeide
ik. „Integendeel, ik ben je zeer verplicht ik
moet eens bedenken wat ik het beste doen
kan."
Ik keek hem hulpeloos aan. „Wat zou jij me
aanraden vroeg ik.
De oude Jardine schudde zijn grijs hoofd.
„Daar is takt, veel lakt voor noodig. Als het
onhandig gedaan wordt, loopt hij weg en trouwt
op stoanden voet met haar. Als mijn beste
vrouw hier was hij zuchtte diep. „Zij was
de eenige die zoo'n liefdeszaakje in orde kon
brengen." Hij zette van trots zijn borst uit.
„Maar we hebben het nu niet over haar."
Hij keek naar zijn hoed, dien hij altijd mee
naar dek kamer bracht en op een stoel legde.
„Ik ga nou tot morgen en als ik Don
niet meer zie, wensen den bengel don, als hij
weggoat, alle geluk von me I"
„Maar je zult hem zeker zien," zeide ik. „Hij
heeft acht dagen verlof."
'k liet hem uit. Dc ouder Jardine stapte in
den tuin en snoof dc koele lucht in, die zwan
ger was von den geur van muurbloemen van
een bed beneden het raam van mijn studeerka
mer.
„Prachtige avondzeide hij. „Het doet mij
denken, maar daar hebben we het r.u niet
over.... Goedenavond, jongen I"
Pc geloof, dat hij me oen jongen vond.
Ik volgde hem den tuin in.
„Je wilt het hek wel sluiten," begon ik. Dan
hield ik op, want hij had zich omgekeerd en
kwam geheimzinnig op zijn teenen naar mij
toe.
„Wat is er?" vroeg ik venvondord.
De oude Jardine greep met zijn zware hand
mijn arm en wees naar het huis naast ons.
De voordeur stond open cn in het licht van
den hall konden we heel duidelijk zien hoe Don
zijn hoofd wat vooroverboog, terwijl hij in de
oogen keek van een meisje, dat naast hem
stond en welks hand hij vasthield.
Zij droeg een wat japonnetje en het licht van
den hall viel vol op het vreemde vlamkleurige
haar en teekende cle omtrekken van haar pro
fiel of.
Ik lachte vrij bitter.
„Dat is het meisje, waar ik het daarnet over
had," zeido ik. „Blijkbaar weer een van Don's
affaires de coeur
„De oude Jardine slikte bijna In zijn op
winding zijn vingers klemden zich om mijn
orm tot ik bijna schreeuwde om genode.
„Een andere I" zcide hij héesch. „Een an
dere I Met is dezelfde. Het is het meisje, waar
ik het daarnet over had."
HOOFDSTUK II.
Dus waren het meisje naast ons cn het meisje
uit Heston een en dezelfde. En de oude,schelm
met ziin gladde tong, die cr dien nacht met
mijn flesch whisky van door gegaan was, was
de men, van wien de oude Jardine me verteld
had, dc man, die „eerj speelhuis voor jonge
geitken gchod had, tot het ontdekt cn er een
schotje voor geschoten werd"; enhet meisje I
En toen ik door de donkerte van onze tuinen
naar haar keek, twijfelde ik cr geen oogenblik
oan, of mijn eerste instinctieve antipathie tegen
haar was ten volle gercchtvaaidigd.
De vraag was nu maar in hoeverre Donald
zich reeds gecompromitteerd had en of hij wer
kelijk erg oan haar gehecht was.
De oude Jardine drukte me vriendschappelijk
de hand.
„Jongens zijn jongens," zeide hij met een j>o-
ging om de zaak te verzachten. „En in ieder
geval ka er, wanneer hij over acht dagen naar
Frankrijk gaat, niet veel kwaad meer gebeu
ren."
„In acht dagen kan juist heel veel gebeuren,"
zeide ik kortaf.
Wat mij het meest hinderde was het feit, dat,
ondanks al den zorg, dien ik eraan besteed had
om den jongen goed en versiandig op te voe
den, hij nu reeds zoo gauw bedreigd werd door