23e ir?r° AMERSFOORTSCH DAGBLAD DE EEM LANDER" Zaterdag 19 JulM924 TWEEDE BLAD. Gemeentezaken. BINNENLAND. FEUILLETON. Het lisje vee liieieaast. Toen ik mijn artikeltjes besloot te publi- cecren, deed ik dit slechts, om mede te dee- len, hoe ik over de gemeentezaken denk, en Qver enkele onderwerpen daarvan in het bij zonder. Welk doel ik daarmede had, heb ik in den aanvang duidelijk gezegd. Ik heb noch ge dacht aan het voeren van een polemiek naar aanleiding van vooraf gegane beschouwin gen van andere zijde, noch aan het uitlokken van een polemiek. Te dezer plaatse zou ik deze ook niet wenschen aan te gaan. Voorloopig zou ik dan ook niet meer ge schreven hebben, indien ik mij niet gedwon gen gevoelde, omtrent enkele punten, in dit blad besproken, verbetering te geven. In de eerste plaats dan, moet ik den eisch stellen, aan hen, die mij citeercn, dit goed te doen. Want cursief nog wel wordt aange haald, dat ik zou hebben gezegd, dat de ge meente de crisisjaren goed zou zijn doorge komen. Ik sprak echter van de „eerste" crisisjaren. Ook heb ik niet. verdedigd het „nemen" van winst, maar gezegd, dat ik altijd voorstan der ben geweest van het „behalen" van een matige winst uit de bedrijven, waarmede een beginsel wordt aangeduid, tegenovergesteld aan dat, hetwelk het behalen van winst ver werpt. Dat beide beginsels in de crisisjaren buiten toepassing zijn gebleven, weet een ieder, die zich met deze zaken bezig houdt. Overal heb ben, zij het ook verschillende, noodregelin- gen gegolden. Ook in Amersfoort. Hier is, na raadpleging en met goedvinden van de bedrijfscommissie, op voorstel van B. en W. en met goedvinden van den Raad, besloten, het gasbedrijf een uitkeering te laten doen, onafhankelijk \an de vraag of er wel winst werd gemaakt. De critick die daarop achteraf wordt geleverd, is misplaatst. Bij cle begroo ting van 1918, dus eind 1917, zcide dc heer Hofland: „Ik ben dus tot dc conclusie geko- „men, dat als B. en W. een progressief tarief „de verantwoordelijkheid aandurven om het „bedrijf te belasten, ik ten slotte in het bc- Jang van de gemeentefinancien en in het „belang van dc minder draagkrachtigcn 011- „der onze gemeentenaren, een toestemmen de houding moet aannemen." Men ziet, argumenten die hout snijden: in het belang van de gemeentefinancien werd de uitkeering aanvaard. Toch schoorvoetend, zal men zeggen. Ze ker, maar een jaar later was de vrees totaal weg. B. en W. hadden bij de begrooting 1919 voorgesteld, de vaste uitkeering te verlagen van 75.000 tot 55.000. Tegelijk was aan de orde een salarisher ziening. In de zitting van 15 October 1918 is het dc heer Hofland, die deze verlaging bestrijdt, en zelfs een voorstel doet (dat later werd in getrokken) om weer 75.000 te lezen. En de bestrijding werd gevoerd, o.m. door dit tc zeggen: „nu U (dit zijn B. en W.) zelf erkent, „dat de toestand van het bedrijf (de uitkec- „ring) toelaat, althans over dc jaren die wij „achter ons hebben, en ik vermeen (ik „spatieer) ook over de jaren die voor ons lig- „gen" enz. enz. Dit standpunt was logisch en in overeen stemming met het aangenomen beginsel, dat, indien de kolenprijs ging dalen (deze be droeg toen pl.m. 50.dc gasprijs in een kalmer tempo zou worden verlaagd, om zoodoende het geleden verlies, mede door de uitkeeringén veroorzaakt, in tc halen. Dit beginsel is echter later, toen dc verliezen er eenmaal waren, door den Raad vaarwel ge zegd, eh toen de kolenprijs daalde is onmid dellijk tot volledige prijsverlaging overge gaan. Zóó is de geschiedenis! Maar nu lette men bovendien op dc jaartallen; liet boven geciteerde werd gezegd in 1918 bij de behan deling van de begrooting 1919 en in 1921 werd de heer Hofland wethouder. De „jaren die voor ons liggen" omvatten dus slechts 1920 en 1921! Wanneer de heer Hofland nu van meening is, dat uit de bedrijven te veel is gehaald en beter de belasting kon worden verhoogd, dan mocht worden verwacht, claj nadien de uit- keeringen zouden zijn verminderd; dat dc vaak noodlijdende genoemde gasfabriek ge steund zou worden. Maar het omgekeerde i? het geval, waartegen bij mij ook geen be zwaar bestaat. Maar dan is de Critick op het verleden ook terecht misplaatst genoemd. De gegeven tabel heeft blijkbaar de strek king, aan te toon en, dat vroeger uitkeerin- gen werden genoten, die van het kapitaal werden afgenomen, in tegenstelling van nu, nü zij uit de winst worden bestréden. Nu is het behalen van winst bij een kolenprijs van pl.m. 8.— zeker gemakkelijker dan bij een van mf 4050; maai* bovendien stelt de tabel het onjuist voor nis zou het pijprccht uit dc winst worden bestreden. Het pijprccht is een zakelijk recht, dat op de bedrijven rust en deel uitmaakt van den kostprijs van het product. Het heeft met dc winst niets te ma ken. getuige de winst- cn verliesrekening en de verordening. Dit pijprccht bestond echter vroeger niet, maar dc uitkeering had den- zelfden rechtsgrond; de vergoeding door het bedrijf aan de gemeente van uitgaven die dc gemeente voor de bedrijven doet. In dit verband nog een opmerking over het jaar 1920, waarover zulk'een kras oordcel is uitgesproken, maar waaromtrent ik mijn mecning reeds .duidelijk heb gezegd. Gedepu teerde Staten maakten bezwaar, dat de gas fabriek zelf dc verliezen zou dragen; deze moesten uit de gewone middelen van de ge meente worden betaald. Maar wat is nu in werkelijkheid gebeurd? Zij zijn uit cle ge wone middelen van de gemeente betaald, maarnadat deze zijn versterkt met een uitkeering van dc bedrijven! Men denkt nu wellicht wel wat anders, dan in de crisisjaren; dat is geen schande, maar laat men het dan toch eerlijk zeggen. Over de crisisleening en de OAV. belasting het volgende: er is meermalen op gewezen, dat er is geweest een leening van 551.000 cn een uitkeering uit de OAV. van 755.000. Bedroeg dc uitkeering dan méér dan aan cri- siskostcn was uitgegeven? Men zou het gaan denken. Maar dat komt, omdat dc gegevens niet volledig vermeld zijn; aan crisislastcn is ongeveer een millioen gulden uitgegeven en daarvan is 755.000 terug ontvangen. Het verschil is uit dc gewone middelen betaald! Bij de eerste Rijksuitkecring kwam Amers foort niet in aanmerking, op grond van den stand der financiën. Deze 755 000 zijn in twee gedeelten ontvangen: eerst 482.74-6 en de rest later. En nu is het beslist onjuist, dat deze 482.746 in dc gewone middelen zijn gevloeid. Aan het begin en het eind van zijn betoog zegt de heer Hofland dit wel met overtuiging, zelfs in den vorm van een con clusie, maarin het midden van het stuk wordt gezegd: „nadat dc uitkeering O.W. .was verminderd tot. 330.301, afgetrokken was 50.000 -r 102.000, en daarna nog 122.500, was aangewend voor schulddelging der gewone middelen, bleef er nog ƒ207.500, enz. Deze 122.500 waren niet voor de gewo ne middelen, maar voor het Lcvensmicldelen- bcdrijf, waarvoor andere zou moeten worden geleend. En over de bestemming van de 207.500, later verhoogd jjnet 12.300 heb ik al een cn ander medegedeeld. Behoudens aanvulling dus met mijn opmerking over het Leyensmiddelcnbcdrijf, levert de heer Hof land zelf het bewijs, dat zijn medëdecling niet juist is. Controlceren kan dit bovendien een ieder in gedrukt stuk S van 1923, opgemaakt dus onder het wethouderschap van den heer Hof land. Alle verdere discussie hierover is dan ook volmaakt overbodig. Over de oorzaken van de moeilijkheden kan ik verder zeer kort zijn. In „Gemeentehuisbouding II" locs ik: De situatie werd al moeilijker, dank zij de, zoo als Mr. van Traa destijds zeider, politiek van „op zien komen spelen". En dan \olgt daar onmiddellijk op: „Inmiddels nam dc Raad de nieuwe loonregeling aan." Wonderlijk toch: dc situatie steeds moei lijker en toch ccn loonregeling die zeer veel geld vroeg, veel meer dan B. cn W. meen den clat aanwezig was, en dat alles gepaard gaande met een voorstel van de S.D.A.P. in dat jaar gedaan, om dc belasting tot een veel lager bedrag uit te trekken! Ten slotte het grondbedrijf, waarvan ik heb gezegd, dat het nog stevig op zijn eigen bee- nen staat, te oordcelen naar de laatste her taxatie. Nu is beweerd, dat ik het mis heb, want dat die taxatie heeft uitgewezen, dat er maar een verschil is van enkele duizenden gul dens tusschen clie getaxeerde waarde en do boekwaarde, die gelijk' is aan de schuld. Ik steunde mijn zeggen op gegevens, die ik had gezien. Deze heb ik nog eens gecontro leerd cn het is mij bevestigd, dat het verschil tusschen dc taxatie en dc schuld per 31 De cember 1923 bedraagt rond 226.000. Met re den mocht ik dus constateeren, dat het be drijf er nog gunstig voorstaat, want bij dit overschot zijn dc verliezen van 1922 cn 1923 al verrekend! A. R. VEENSTRA. Amsterdamsche Brieven. Dc dikke Alma Mater. Daar hadden we nu zooveel van gehoopt voor de Amsterdamsche Universiteit, van die Staats commissie voor het Hooger Onderwijs! Kijk, r' zooveel jaren hebbpn we den spannenden wedloop gehatl: een van de Rijksuniversiteiten weer uitgebreid met een „leerstoel" voor dit of dat Amsterdam óók zulk een leerstoel er bij, of ten minste een andere. En omgekeerd. Totdat er eindelijk gemopper ontstond: moest dat maar ad infinitum doorgaan? Men sprak van opbieden op de ruggen van de belas tingbetalers. Denk ook aan de particuliere Handelshoogeschool te Rotterdam cn dc Amster damsche handelsfaculteit. De uitbreiding is ook den laatsten tijd hier niet stopgezet. Wij krijgen er eerstdaags nog een buitengewoon professoraat bij in de röntgenologie. Oorspronkelijk was het de be doeling, er een lectoraat voor te stichten. Maar de lector moest nogal hoog worden ge honoreerd. Voor hetzelfde geld konden we best een extra-ordinares in het vak erop na gaan houden. Met gevolg, dat binnenkort de buiten gewone hoogleeraar er is, cn na nóg een tijdje de gewone. Als een lichtpunt in donkeren nacht scheen toen ruim ecu jaar geleden de Staatscommissie voor het Hooger Onderwijs zich tc vertooncn. Weliswaar waren er ook vroeger al besprekin gen tusschen Amsterdam en cle Regeering over een soort van wcderzijdsche ..beperking der be wapening geweest", maar niemand had daar over liet rechte gehoord, cn een resulta.-.t was er in elk geval niet. Eveneens weliswaar had deze Commissie eigenlijk van-huis-uit gedeelte lijk een ander doel: de verhouding tusschen openbaar en bijzonder universitair en acade misch onderwijs te bekijken. Doch bezuiniging op het openbare was toch ook een van haar programpunten, en zoo wachtten we met de grootst mogelijke belangstelling af wat er van komen zou, ook voor Amsterdam. Elke fatsoenlijke Staatscommissie brengt min stens ccn boekdeel ter wereld Deze commissie heeft zich aan dien regel gehouden. Helaas: het resultaat is mager, zéér mager. Voor Am- Sterdam bepaald een strop. Wij hebben hier toch zoo'n sympathieken wethouder van finan ciën, cn deze heeft (naar verteld wordt) de Universiteit vriendelijk doch dringend verzocht, het budget voor 1924 met anderhalve ton te verlagen. Dat had nu zoo mooi gekund, wan neer het Rijk nu eens 'n paar halve of heele (bijv. de theologische) faculteit van ons had willen overnemen, en ons weer voor andere dingen had laten zorgen. Maar de Staatscom missie maakt cr niets van, zegt alleen in het algemeen dat een dergelijke .samenwerking („rolverdeling" noemt ze het, alsof het Hooger Onderwijs een drama of klucht was geworden) op den duur wel aanzienlijke kosten-besparing zou geven. Verrassende mededeeling! De be roemde bezuiniging „in perspectief" is er nog niet bij! Het Rijk komt er in het rapport iets (maar niet veel) voordeeliger af. De Commissie heeft Vadertje Staat toebedacht: vereeniging van de Veeartsenijkundige Hoogeschool met de Univer siteit te Utrecht. Hoeveel er uit te halen is, ver telt zij ook bij benadering niet. Verder schijnt alles maar te moeten blijven zooals het is. En we hebben in ons akelig-intellectueel landje tegenwoordig tien instellingen van uni versitair of academisch ondewijs, te weten: de Rijksuniversiteiten te Utrecht, Leiden en Groningen (3); de Universiteit van Amsterdam, de Gereformeerde en de Roomsche (fi); de Technische, dc Veeartsenijkundige, de Land bouw- en de (particuliere) Handelshoogeschool. Dat zijn er dus tien. 's het wonder, dat wij Hollanders met zulk een buitengewone geleerd heid zoo gewichtig en onpractisch worden? Leiden bezit een koloniale afdeeling aan zijn universiteit: de officïcclc opleiding voor Indische ambtenaren, en verder ccn prof in de tropische geneeskunde (vanwege het Lcidsch Universi teitsfonds dan). Amsterdam zorgt uit eigen mid delen voor de tropische geneeskunde, heeft eventjes vier hoogleeraren op kosten van het Koloniaal Instituut dat zijn middelen deels weer van de St en van den Staat heeft! en bovendien dc geweldige schatten van de ethnologische en apderc verzamelingen van het Instituut, die gedeeltelijk voor ondcrwijs-docl- eir.dsn dienen. Nu komt Utrecht, dat pas met twee bijzondere theologische proffen verrijkt is, er eerstdaags nog bij met een heele facul teit voor aanstaande Indische ambtenaren, van wege den Ondernemersraad voor Ned. Indië. Ik weet heel goed, dat deze nieuwe instelling dus ook niet door het Rijk zal worden betaald; eveneens, dat er hier weer een bijzonder motief achterzit, namelijk geen zucht, om de universi teit van Utrecht „vollediger" te maken, maar c'e wcnsch van den stichter, om ambtenaren te krijgen, die in een andere „sfeer" opgekweekt zijn dan dc z.g. ethische (lees: rood-achtige), waarin dc Leidsche hooglcerarcn hun onderwijs plegen te geven. Maar het resultaat zal toch zijn, dat er een derde universiteit zal komen, waar Indië een voorname plaats bekleedt, on geacht de Landbouwhoogcschool, die zijn eigen doeleinden heeft, al had zo van oorsprong (zoo als nu dan misschien met de Veterinaire zal gebeuren) misschien best. bij ccn der universi teiten ondergebracht kunnen worden. Dc diverse splijtzwammen, die in ons vader land een gunstigen voedingsbodem vinden, zul len nog wel meer overwinningen behalen. En onze brave wethouder van financiën peinst over zijn anderhalve ton... PLANNEN VOOR EEN ONDERGRONDSCHE TRAMBAAN TE AMSTERDAM. Een uitgewerkt ontwerp voor tram lijnen onder den grond. Wij lezen in Het Volk: „Naar wij vernemen, is dezer dagen bij pu blieke werken ten stadhuize van Amsterdam een lijvig rapport gereed gekomen, waarin een grootsch cn ingenieus plan tot het aanleggen van een ondergrondsche trambaan in onze stad tot in détails is uitgewerkt. Wij herinneren er aan, dat toen men twee jaar geleden tijdens de bcgrootingsdebatten in den Raad ook het verkcersvraagstuk werd bespro ken, het raadslid Gulden eenige opmerkingen heeft gemaakt, die destijds zeer de aandacht trokken. Hij bracht toen o. a. het feit ter sprake, dat, als gevolg van de toenemende verkeers drukte, de tram, vooral in de binnenstad, steeds meer ongeschikt wordt om voor een snel cn .regelmatig vervoer van passagiers zorg te dra gen. Met name wees hij toen op den ontzagge lijken tijd dien men noodig heeft, als men zich per tram wil begeven b.v. van het Centraal Station, of van het hoofdpostkantoor naar het einde van den Koninginneweg, of wel van het eene uiterste deel van de stad naar het andere. Het was bij deze gelegenheid, dat onze partij genoot cr bij B. en W. op aandrong een onder zoek te doen instellen naar de mogelijkheid om de hoofdstad ten dienste van het snelverkeer van een ondergrondsche trambaan te voorzien, zooals men die in tal van steden in het buiten land, met groot succes ziet toegepast. Aon de toezegging toen gedaan, om dit vraag stuk in studie te nemen, blijkt gevolg te zijn ge geven. Dc directeur van den dienst der publieke wer ken, de heer A. W. Bos, heeft in verband met de aanhangige pionnen inzake Groot Amster dam het verkeersvroagstuk in zijn vollen om vang bestudeerd, met als resultaat het hierboven vermelde rapport. Omtrent het door den heer Bos ontworpen tramplan kunnen wij de volgende bijzonderhe den meedeelèn. Directeur Bos stelt zich voor, dat de onder grondsche trambaan zal aansluiten aan den eveneens door hem ontworpen tunnel, waarmede hij zich de verbinding der IJ-oevers heeft go- dacht. Het verzamelpunt dor ondergrondtrams zal nabij het Centraal-Station gelegen zijn. Het ligt dan in de bedoeling van daaruit een aantal richtlijnen te laten loopen, b.v. één door het westelijk havenfront en via het Singel, door de Brouwersgracht naar het Haarlemmer plein. Voorts denkt men zich een richtlijn van het Stationsplein door het Oostelijk Havenfront, de WaaJeilandgracht, de Rapenburgwal en door de Nieuwe Heerengracht onder het Parkschouw burgterrein, «via de Plantage Middenlaan tot ach ter de Muiderpoort. Een derde richtlijn is geprojecteerd van het einde van den Overtoom af, door dc Singel- en Leidschegracht naar de Keizersgracht. Deze zij tak zou dan aansluiting vinden op de ontwor pen ringbaan van cn naar het Centraal-Station en welke als route zou krijgen: door het Ooster dok cn de Nieuwe Heerengracht, onder de Pork- lnan door naar de Nieuwe Keizcrsgrocht, dwars door den Amstcl naar dc Keizersgracht en via de Brouwersgrocht naar het Stationsciland. Dit plan is zoools van zelf spreekt in het door ons bedoelde rapport van een uitvoerige toe lichting voorzien. Wanneer nu bij de stellig nog aan tc brengen wijzigingen ook een of meer ondergrondsche verbindingen zouden kunnen worden ontworpen van het Centraal-Station naar plan Zuid, dan zouden daardoor de trams in de binnenstad grootendccls kunnen verdwijnen en het ruet-snelverkccr met enkele motorbussen on derhouden kunnen worden. Zooals van zelf spreekt zijn met do uitvoe ring van dit plan groote kapitalen gemoeid (de aanlegkostcn van de ondergrondsche baan zul len, naar ons verzekerd werd, tusschen de 3000 h 4000 per meter bedrogen), maar daar staat tegenover dat het doorbreken van dc oude stad om tot brcedere verkeerswegen te komen, dan ook grootendccls overbodig is ge worden. Daarbij komt dan nog het feit, dot da exploitatie van een ondergrondsch tramnet be duidend goedkooper schijnt tc zijn, don een bovengrondsch. Doordot minder personeel noo dig is, dolen reeds zeer sterk de kosten der ar- bcidsloonen, terwijl cr ook belangrijke bespa ring aan bestrotingskosten etc. non vast zit. Een zeer gunstige omstandigheid bij dit plan is stellig het feit, dut de ondergrondsche tram baan grootendccls onder de grnchton kon wor den oangelegd. Er zullen nog wel ettelijke jaren voorbijgaan, nicer dit grootschc pion tot verwezenlijking zal zijn gekomen. Het moet nog tnl van instanties doormaken en allereerst worden onderworpen aan het oordeel der commissie van bijstand voor de publieke werken. OPRUIING. Communisten uit Amsterdam voor dc Almcloschc rechtbank. Vcor de AJmcIosche rechtbank zullen op 5 Aug. terechtstaan dc communisten J. Brom- mert en G. J. van het Revc, beiden te Amster dam, die te Enschede gearresteerd werden, verdocht van opruiing en Maandag j.l. uit de voorloopige hechtenis, welke zij in het Huis van Bewaring te Almelo ondergingen, ontslagen werden. De bekl. zullen verdedigd worden door mrs. de Jong en de Leeuw te Amsterdam. Aan den eersten bekl., Johannes Brommort, is ten loste gelegd, dat hij te Enschede in den namiddag van 19 Juni 1924 opzettelijk in een openbare vergadering der afdeeling Enschede der Communistische Partij, welke gehouden werd in den tuin van het café Roskamp cn voor ieder toegankelijk was, en waarin hij, bekl., als spreker optrad met het onderwerp„Is over winning mogelijk"., te weten het doen zegevie ren van dc elschcn der werknemers in het nog bestaande conflict in dc Twcntscho Textielin dustrie, tot de talrijke aanwezigen, van wie het mecrendeel behoorde tot de textielarbeiders, die na de opgeheven uitsluiting in de textielindus trie den arbeid op dc textielfariekcn niet zoo nis vele onderen hadden hervat, op opruien- den toon o. m. do navolgende woorden heeft gericht en gesproken „Dc rustige rust, welke thans te Enschede hcerscht, moet afgclobpen zijn. Het moet den werkwilligen (daarmee doe lende op de textielarbeiders, die na hot opheffen der uitsluiting het werk hadden hervat) onmo gelijk gemaakt worden aan den arbeid te blij ven. Zoo gauw een politieagent niet in de buurt van zoo'n Judas (daarmee hen, die het werk hervat hebben bedoelend) moet je hem laten voelen, dat hij een Judas isde wijze waarop jelui dat wilt doen, Iaat ik aan jelui over al thans woorden van gelijke strekking. En vervolgens, sprekende over de huurlingen met witte kwasten cn glimmende knoopen, die aan de bourgeoisie handlangersdiensten verlcc- nen, daarmede doelende op de te Enschede aan wezige en dienstdoend politiemacht. Verzet je tegen de politie on daarbij is het de kunst om dat zoo te doen, dot ze geen vat op je krijgen, maar die kunst leer je door en in den strijd olthons woorden van dezelfde strekking". Aan den tweeden bekl., Gcrardus Johannes van het Revc, journalist te Amsterdam, is ten laste gelegd, dot hij bij dezelfde gelegenheid gezegd hoeft„De strijd, door de arbeiders met zooveel geestdrift begonnen, behoeft niet ver loren te worden, wonneer de arbeiders hun lak- sche houding van tot dusver loten voren. Zij moeten zich alleen bepalen tot het posten bij do fabrieken en tot het volgen van de onder- Wat diepe wortels schiet, volt moeilijk uit te rukken. Vondel. Naar het Engelsch van RUB7 M. AYRES door W. J. A. ROLDANUS JR. i „Ik rao£ je graag, Buchanan I Ik heb je altijd graag gemoogd je bent een flinke kerel dat heb ik den eersten keer, dat ik je ontmoette, dadelijk gezienGoed, daar zullen we niet verder over praten I" toen ik een ongedul dig gebaar maakte. „Maar als ik je niet zoo graag mocht, zou ik do moeite niet nemen je lastig te vallen, maar ik weet wat je voor den jongen Don gedaan hebt, en ik weet hoeveel je van hem houdt, en daarom zou het me zoowel voor jou als voor hem spijten, als ik den jongen verkeerde dingen zag doen cn dat zal gebeu ren, als hij zoo voortgaat." „Je bedoelt het meisje naast ons zeide ik. De oude Jardine keek me aan. „Dat bedoel ik heelemoal niet. He wist niet eens, dat er een meisje dicht in de buurt woon de. Dc stel geen belang :n mijn buren en zij niet in mij, geloof ik. Ik woon hier, omdat ik van het buitenleven houd en Londen me de keel uithangt, omdat ik naar rust verlang... goed, daar zullen we niet op ingaan 1 Hij dronk zijn glas leeg en zette het neer met een smak, die hem Castle's woede op den hals gehaald zou heb ben, als zij erbij geveest was. „Neen, sir," ging hij voort op zijn declama torische manier, die altijd klonk, alsof hij een vergadering toesprak. „Ik heb het over een jonge vrouw, met wie hij voortdurend tc Hes ton gezien wordt." „Wat? Toch geen tweede?" bromde ik. „Ik kan van Don een heeleboel door de vin gers zien," ging hij voort. „Jongens zijn jon gens en ik ben zelf ook jong geweest. Ik zie nog graag een knap snoetje op mijn ouden dag maar dat meisje deugt niet. Zij komt uit een zootje cn is een avonturierster. Knap, onmiddel lijk toegegeven, maar ongetwijfeld een avon turierster, die jouw financieele positie en die van Don kent, daar verwed ik mijn hoofd on der. Ik heb een deugdelijk onderzoek ingesteld en „Hoe weet je dat allemaal I Wie heeft het je verleid viel ik hen in de rede. .,Wie leer. je tc Heston De oude Jardine blies zich op met een soort zelfbewuste waardigheid. „Wie ik te Heston ken Lieve heme!, ik ken bijna iedereen in de vliegschool daar en zij kennen mij allemaal I En zij praten I Iedereen praat! Wat is trouwens anders te doen?, Zij kennen allemaal dat meisje, maar het schijnt, dat Don de eerste favoriet is. Hij gaat iederen avond, wanneer hij geen dienst heeft, met haar uit „Wil je daarmede zeggcn,'dat zij te Heston woont?" vroeg ik. ,.Bc weet niet waar zij woont," zeide de oude Jardine geprikkeld. „Maar ik heb terw'ille van jou zoowel als van hem eens goed geïnfor meerd. Maar moeder was een door en door slechte vrouw en haar vader Hij haalde zijn schouders op. „Hij hield oen speelhuis voor jonge gekken totdat het ontdekt en er een schotje voor geschoten werd, maar nuDe hemel mag weten wat hij is of vat hij doet om aan de kost te komen. Maar je kan er donder op zeggen, dat hij Don als zijn toekomsligen schoonzoon beschouwt, en voor zoover ik Don ken cn ik zeg het niet omdat ik <Wi jongen niet iiiag, dat weet je net zoo goed ais ik is hij zoo week als was, als er een knap ge zichtje in het spel is." Ik dacht aan Don's vader cn toen dacht ik aan het meisje naast ons een uur geleden had het mij gehinderd, dat zij Don kende en had ik besloten alles te doen om er een eind aan te maken maar het zou beter zijn dan dit alles zou beter zijn den wat de oude Jardine mij juist verteld bad. Dc zat te staren naar het uitgaande vuurdc kolen gloeiden niet meer en ik kon niet langer daarin de silhouette van het kortgeknipte kopje zien. De oude Jardine legde zijn zware hand op mijn schouder. „Je neemt het me toch niet kwalijk vroeg hij eenigszins angstig. „Ik vond, dat je het moest weten jij merkt zelf zoo weinig op, Bu chanan Soms ja waarachtig, soms vraag ik me of waar je eigenlijk je heele leven geleefd hebt." Ik lachte, hoewel ik me allesbehalve viool ijk gestemd voelde. „Ik neem het je absoluut niet kwalijk," zeide ik. „Integendeel, ik ben je zeer verplicht ik moet eens bedenken wat ik het beste doen kan." Ik keek hem hulpeloos aan. „Wat zou jij me aanraden vroeg ik. De oude Jardine schudde zijn grijs hoofd. „Daar is takt, veel lakt voor noodig. Als het onhandig gedaan wordt, loopt hij weg en trouwt op stoanden voet met haar. Als mijn beste vrouw hier was hij zuchtte diep. „Zij was de eenige die zoo'n liefdeszaakje in orde kon brengen." Hij zette van trots zijn borst uit. „Maar we hebben het nu niet over haar." Hij keek naar zijn hoed, dien hij altijd mee naar dek kamer bracht en op een stoel legde. „Ik ga nou tot morgen en als ik Don niet meer zie, wensen den bengel don, als hij weggoat, alle geluk von me I" „Maar je zult hem zeker zien," zeide ik. „Hij heeft acht dagen verlof." 'k liet hem uit. Dc ouder Jardine stapte in den tuin en snoof dc koele lucht in, die zwan ger was von den geur van muurbloemen van een bed beneden het raam van mijn studeerka mer. „Prachtige avondzeide hij. „Het doet mij denken, maar daar hebben we het r.u niet over.... Goedenavond, jongen I" Pc geloof, dat hij me oen jongen vond. Ik volgde hem den tuin in. „Je wilt het hek wel sluiten," begon ik. Dan hield ik op, want hij had zich omgekeerd en kwam geheimzinnig op zijn teenen naar mij toe. „Wat is er?" vroeg ik venvondord. De oude Jardine greep met zijn zware hand mijn arm en wees naar het huis naast ons. De voordeur stond open cn in het licht van den hall konden we heel duidelijk zien hoe Don zijn hoofd wat vooroverboog, terwijl hij in de oogen keek van een meisje, dat naast hem stond en welks hand hij vasthield. Zij droeg een wat japonnetje en het licht van den hall viel vol op het vreemde vlamkleurige haar en teekende cle omtrekken van haar pro fiel of. Ik lachte vrij bitter. „Dat is het meisje, waar ik het daarnet over had," zeido ik. „Blijkbaar weer een van Don's affaires de coeur „De oude Jardine slikte bijna In zijn op winding zijn vingers klemden zich om mijn orm tot ik bijna schreeuwde om genode. „Een andere I" zcide hij héesch. „Een an dere I Met is dezelfde. Het is het meisje, waar ik het daarnet over had." HOOFDSTUK II. Dus waren het meisje naast ons cn het meisje uit Heston een en dezelfde. En de oude,schelm met ziin gladde tong, die cr dien nacht met mijn flesch whisky van door gegaan was, was de men, van wien de oude Jardine me verteld had, dc man, die „eerj speelhuis voor jonge geitken gchod had, tot het ontdekt cn er een schotje voor geschoten werd"; enhet meisje I En toen ik door de donkerte van onze tuinen naar haar keek, twijfelde ik cr geen oogenblik oan, of mijn eerste instinctieve antipathie tegen haar was ten volle gercchtvaaidigd. De vraag was nu maar in hoeverre Donald zich reeds gecompromitteerd had en of hij wer kelijk erg oan haar gehecht was. De oude Jardine drukte me vriendschappelijk de hand. „Jongens zijn jongens," zeide hij met een j>o- ging om de zaak te verzachten. „En in ieder geval ka er, wanneer hij over acht dagen naar Frankrijk gaat, niet veel kwaad meer gebeu ren." „In acht dagen kan juist heel veel gebeuren," zeide ik kortaf. Wat mij het meest hinderde was het feit, dat, ondanks al den zorg, dien ik eraan besteed had om den jongen goed en versiandig op te voe den, hij nu reeds zoo gauw bedreigd werd door

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1924 | | pagina 5