AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander" binnenland, i 23e Jaargang No. 17 19 Juli 1924 DEINDE BLAD. Eerste Kamer. Vergadering van Vrijdag 18 Juli. Voorzitter: J. J. G. Baron van Voorst tot Voorst. Geopend te 11.15 uur. Schoenen wetje. Aan de orde is het ontwerp: nadere wijziging der wét van 5 Mei 1923 tot tijdelijke beperking van den invoer van schoenwerk, gewijzigd bij de wet van 29 Dcc. 192** De heer W i b a u t (S. D.) zegt, dat er een nieuw beginsel in de Nederlandschc handels politiek wordt ingevoerd If di' ontwerp wordt aangenomen. Het is het beginsel van bescher ming der binnenlandsche nijverheid. De twee criteria voor ingrijpen van den minister zouden zijn te groote invoer en te lage kostprijs van het ingevoerde product. De exportprijs is bijna steeds gedifferentieerd al naar gelang de markt- gelegenheid van het betreffende land. Bij de depreciatie van de Mark werd de bescherming der schoennijverheid geïntroduceerd uit hoofde van valuta-concurrentie. De werking der abnor male wet werd vervolgens verlengd en voort gezet ook toen de valuta-concurrentie reeds veel verminderd was. Op dit oogenblik bestaat de Duitsche valuta-concurrentie in 't geheel niet meer en dat die zal terugkeeren in dezelfde mate is onwaarschijnlijk. In onze wetgeving behoeft dus geen gelegenheid open te blijven om aan die concurrentie het hoofd te kunnen bieden.. Het hoofdargument van den Minister is dan ook de prijspolitiek van liet buitenland. Deze politiek is echter volgens spreekr normaal. De minister wil dus het normale weren, niet het ab normale. Waarom vraagt de minister niet de machtiging om in te grijpen voor andere nijver heidsproducten? Dit zou de consequentie zijn van dit ontwerp. Wanneer men liet karakter v*n de „dumping" onderzoekt, vindt men, dat deze niet anders is dan de normale invoer. Wanneer men in ons economisch beleid wij ziging wil brengen gaat het niet aan en dit is spreker's grootste bezwaar, dit incidenteel te doen De principiëele kwestie dient te worden gesteld en daarover een oordeel van dc volks vertegenwoordiging gevraagd. De heer van Lanschot (R.K.) constateert dat dc vrees aan den critici parten heeft ge speeld en dat hier bewaarheid wordt dat de vrees een slechte raadgeefster is. Spreker gaat de verschillende bezwaren na, tegen dit ontwerp aangevoerd. Door do prak tijk zijn de vreesachtigen in hot ongelijk ge steld. Hij beroept zich op den heer De Greve, voorzitter der commissie van advies, inzake do uitvoering dezer wet, in „Economisch- Statistische berichten". Als de heer Wibaut in zijn kring con on derzoek instelde en de vraag opwierp of do werkloosheid door 'deze wet niet belangrijk is afgenomen, zou hij zeer zeker een bevesti gend antwoord hebben gekregen. Spr. be roept zich voorts op een rapport ten deze van den Nijverheidsraad, en op een verslag vau de Kamer van Koophandel voor de Lang straat en op de meening van dr. v. Aalst, die ook do nuttige werking van het schoenen- wetje erkende. Door de maatregelen van den minister is een oude industrie voor ons land bewaard gebleven. Hiermede zijn de consumenten be voordeeld. Wij verkceren nog in een buiten gewonen, exceptioneelen toestand, en daar om vinden de door een minister voorgestel de maatregelen ten volle rechtvaardiging. Onmiddellijk ingrijpen kan ieder oogenblik dringend noodig zijn. Het verleden heeft ech ter bewezen, dat deze minister van dergelij- ke bevoegdheden een discreet gebruik maakt. De heer v. d. Bcrgh (V.B.) kan na de rede van den heer Wibaut do zijne aanmer kelijk bekorten. Duitschland concurreert niet meer met ons, is integendeel één onzer beste afne mers. Het kocht in de eerste 0 maanden van dit jaar voor 850.000 gulden aan schoe nen, d.i. 3/4 van den totaal-uitvoer. De minister trekkc uit den toestand van het credict in Duitschland niet te verstrek kende conclusies en hij zij voorzichtig niet de raadgevingen, die hem van belangheb bende zijde worden ingefluisterd. Hoewel de mogelijkheid niet is uitgeslo ten, dat de schoenindustrie binnen niet lan gen tijd een moeilijken tijd zal doormaken, wil spr. zich toch met klem tegen een in voerverbod verzetten. Duitschland kocht in Nederland in de laatste 6 maanden o.a. voor 60 millioen aan tuinbouwproducten. Duitsch land is op veler gebied onze grootste export mogelijkheid. Nu gaat het niet aan om voor dit land plotseling de grenzen te sluiten. De economische constructie van ons land laat dit niet toe. Het invoerverbod moet in het nadeel zijn van onzen land- en tuin bouw. De heer v. d. Lande (R.K.) vraagt den minister of andere bedrijven ook voordeelen hebben gehad van het invoerverbod van schoenwerk. Indien de minister dit niet kan aantoonen, zal spr. tegenstemmen. De heer Wester dijk (V.D.) beziel het ontwerp van het standpunt van den land en tuinbouw. Deze moet van den export be staan. Het is onmogelijk één groep der be volking te bevoordeelen zonder dat een an dere daarvan nadeel ondervindt. Tal van bedrijven lijden in ons land onder de abnor male omstandigheden. Vele bollenkweekers zijn b.v. aan den grond geraakt. Waarom moet nu de schoenfabrikant alleen geholpen worden? Spr. sluit zich geheel aan bij wat de heer Wibaut betoogde ten aanzien van dezo „dumping". De heer Arntz (R.K.) herinnert eraan, dat hij indertijd tegen het schoenenontwerp stemde. Nu zal hij weer tegenstemmen. Steun mag de Staat slechts in zeer enkele uitzonderingen verleenen. Invoerbelemme- ring vindt spr. den meest funesten vorm van steunverleening. Hij zou dit liever indi vidueel willen zien. De werking der wet is^ nu reeds tweemaal verlengd. Spr. vreest, dat de door belanghebbenden gewenschte toestand zal worden bestendigd als dit ont werp word1? aangenomen. De heer B 1 o ra j o u s (R. K.) meent, dot onze export naar Duitschland geen gevaar loopt. Sinds 1870 heeft Duitschland nooit maatrege len genomen tegen den import van landbouw producten. Zijn bevolking heeft belong bij dien invoer. Hierna wordt gepauzeerd. Dc Minister van Arbeid (de heer Aol- berse) zegt, dat de rede van den heer Wibaut anderhalf jaar te laat is gekomen. Het beginsel van deze wet heeft reeds anderhalf jaar gegol den. Het is dus niet nieuw in ons economisch beleid. Van alle voorspellingen der tegenstan ders is niets uitgekomen. Wel is dit het geval met de verwachtingen, die de regeering had. Van represaillemaatregelen is geen schijn of scha duw te bemerken geweest. Men stelt het als axioma, dat invoerverbod moet leiden tot prijs- verhooging. Dit is geen axioma, doch een ten- denz. Doordot deze industrie zoo in verval was gekomen, werd de productie geringer en dus duurder. Nu die industrie weder in stoot werd gesteld weder met volle kracht te werken, is de productiekosten van den schoen weer normaal. Een kleine stijging heeft plaats gehad van den schoenprijs, doch deze vond hoor oorzaak in prijsstijging van het leder op de internationale markt. Men voorspelde een uitbreiding der werk loosheid, doch het omgekeerdo is het gevol ge weest Consentenhondel heeft niet plaats gehad. Er is niemand, die ook moor één geval kan noemen. De Minister vindt het kinderachtig dat de tegenstanders niet willen erkennen, dot deze wet gunstig heeft gewerkt, al zijn er ook an dere factoren in 't spel geweest. Waar wij nu te doen hebben met een industri#, die een lange ziekteperiode achter den rug heeft en nog geen stootje verdragen kan, wcnscht dc minister de bevoegdheid om, zoodra dit noodig is, te kunnen ingrijpen. Deze bevoegdheid zal waar schijnlijk re^&ds voldoende zijn en de maatregel is tijdelijk om de schoenindustrie weder in nor male banen te leiden, om haar dus op eigen beenen verder te doen gaan. Het ontwerp be- tcckcnt een afbraak van de bestaande bescher ming, een afbraak die geleidelijk en behoed zaam moet plaats hebben. Daarom kunnen uit die overwegingen ook principicele tegenstan ders van protectie hun stem aan dit ontwerp geven. Onze land- en tuinbouw ondervindt geen nadeel van deze wet Niettegenstaande het bestaande invoerverbod van schoenwerk is Duitschland den laatsten tijd een grootere af nemer geweest van onze producten dan ooit te voren. Den heer v. d. Lande antwoordt spre ker, dat de ervaring hem geleerd heeft, dot het feit, dot wij bij den schoeneninvoer rege lend kunnen optreden, bevorderlijk is geweest aan het bedingen van voordeden voor andere bedrijfstakken bij onderhandelingen met het buitenland. Spr. zou het zoo kwaad niet vin den ook een dergelijke bevoegdheid te krijgen voor olie takken van industrie, doch deze krijgt hij toch niet. De minister zegt nog, dat hij iets minder optimistisch staat tegenover deze mo gelijkheid van de noodzaak om gebruik te ma ken vnn zijn bevoegdheid dan eenige leden. Thans denkt hij er echter nog niet ao.n Het ontwerp wordt hierna aangenomen met 22 tegen 12 stemmen tegen stemden de linkerzijde en de heer Arntz (R.-K.). Stoomvaartverbinding NederlandZuid-Afrika. Zonder beraadslaging of stemming wordt hierna aangenomen het wetsontwerp tot toe kenning van een voorschot ten behoeve van een stoomvaartverbinding tusschen Nederland en Zuid-Afrika. De Kamer ging op zomerreces. Berichten. De Staatscourant van gister bevat nog de volgende Kon. besluiten benoemd tot lid van den raad van Neder- landsch-Indië L. C. Westenente gouverneur Oostkust Sumatrabenoemd tot ridder in de Oranje Nassau Orde dr. J. F. D. Blüte leeraor R. H. B. S. te Tilburgtoegekend de zilveren eere medaille Oranje Nassau Orde aan J. No bel, werkmeester bij de machinefabriek „Bre da" te Bredado bronzen idem aan mej. A. Vlaming, dienstbode bij de familie Keyser den Burg op Texel op verzoek eervol ontslagen met dank wegens reorganisatie van het dienstvak N. Mulder als hoofdinspecteur der posterijen en telegrafie in olgemeenen dienstop verzoek eervol ontsla gen J. P. Lambert als directeur van het telegraaf kantoor te Leiden en D. v. d. Berg als hoofd commies der telegrafie bevorderd bij het hoofdbestuur der posterije en telegrafie tol commies J. A. L. Lintei thans adjunct-commies; op' verzoek eervol ontslagen met dank Ir. J. S. vnn Veen als directeur van do scheepsbouw, Ir. J. 't Hoofd als hoofdingenieur der marine, bevorderd tot directeur van de scheepsbouw de hoofdingenieur der marine Ir. Jhr. M. Rappard bevorderd tot hoofdingenieur der marine de in genieur der marine S. F. Monhemius. HET PROCES TEGEN DEN STAAT. Wegens te weinig genoten salaris. Op de rol van de Vacontiekamer der recht bank kwam vanmorgen voor de zaak van den Amsterdamschen brieven- en telegrambesteller A. J. M. vnn der Wielen tegen den Staat der Nederlanden voor een vordering wegens te weinig genoten salaris over de maand Mei 1924, in verbond met dc toegepaste salariskor ting. Voor den. Staat stelde zich inr. Teldcrs. Namens mr. Merchant werd geconcludeerd voor eisch, waarna de zaak verder werd aan gehouden tot 2 Sept. e.k. DE TARIEFWET. Medpdeelingcn van den Vrijheidsbond. Ten bewijze hoe ingrijpend inderdaad het wetsontwerp tot verhooging van het tarief deT invoerrechten voor ons geheele economische leven is, en hoe groot dientengevolge de be langstelling uit kringen van handel en indus trie, deelt het hoofdbestuur van den Vrijheids bond ons mede, dat na zijn betreffende publi catie reeds honderden aanvragen om toezen ding van den vergelijkenden staat van het Ta rief-ontwerp bij het Bureau Tarief wet zijn bin nen gekomen. Hieruit volgt tevens, hoezeer voldoende tijd noodig is, teneinde op de hoogte van opmer kingen en bezwaren van industrie en handel te kunnen geraken. Het hoofdbestuur van den Vrijheidsbond vestigt er de aandacht van belanghebbenden op, dat bezwaren van allerlei aard technische en commercieele tot het Tariefwetbureau (liefst in duidelijken beknopten vorm, met aan holing van het volgnummer uit den toegezon den staat) kunnen worden gerichtdat dit To- riefwetbureau gaarne afschrift van adressen aan de Tweede Kamer zal ontvangen en mon delinge uiteenzottingen van belanghebbenden wcnscht aan te hooren. MINISTER COLIJN OVER GENERAAL VAN HEUTSZ. Een bclongwekkcnd artikel van minister Colijn in Eigen Haard. In „Eigen Haard" schrijft dc heer H. Colijn, die van 1898 tot 1909 onder de bevelen heeft gediend van nu wijlen den generaal Van Heutsz, bij een portret van den overledene, een bij schrift. De tegenwoordige minister van Financiën zegt dat in dc periode, waaraan de naam Van Heutsz is verbonden, de grondslag gelegd is, waarop Indië op den duur tot een staatkundige eenheid zal kunnen uitgroeien. In zooverre dan vormt zijn tijd de inleiding op wat de twintigste eeuw ons brengen kan. Do schrijver wijst op de principieele wijzi ging, die in 1898 isingetreden in ons kolo niaal beheer. Wel hebben de toenmalige be stuurders, met name minister Cremer, de poli tieke verantwoordelijkheid aanvaard, maar vast staat, dat zij dit alleen konden doen omdat ach ter hen dc kolonel Van Heutsz stond, die dc militaire verantwoordelijkheid voor de koersver andering aanvaardde. De schrijver goot dan verder Het jaar 1808 was een jaar waarin tot een daad werd overgegaan monr tot een daad waaruit zich straks een politiek sys teem ontwikkelen zou. Een politiek systeem, dat in 1904 toen Van Heutsz door Idcn- burg als Gouverneur-Generaal naar Indië gezonden werd in die beide nomen, doch in Van Heutsz allereerst, hare zuiverste uit drukking vinden zou. En in het belong der Inlnndsche bevol king, èn om de waardigheid van ons gezag, èn met het oog op de eischen der schat kist, zou voortaan het eenmaal onder ons gezag gebrachte gebied niet weder verinten worden, maar blijvend onzen invloed on dergaan. De jaren 1898—1910, begin en einde aan gevend van het tijdvak waarin do nieuwe gedachte rijpte cn tot uitvoering gebracht werd, zijn daarop jaren van scheppend werk in Indië geweesten aan dat werk is de naam van Van Heutsz zóó nauw verbonden, dat het geoorloofd is dit tijdperk nonr hem te noemen. Ook om de grondleggendc betcekenis er van. Indië is geen innerlijke eenheid. Het is een conglomeraat van volken. Daaruit kan ccn waarlijk staatkundige eenheid alleen groeien door dc* gestadige inwerking van het Nederlnndsch gezag op alle gebiedsdeelon en op alle rassen. Maar daarvoor was dan als eerste voor waarde noodig dot heel Indië onder ons ge zag werd gebracht. Dat is onder Van Heutsz als Gouverneur- Generaal geschied. Daarom is hij een der voornaamste bouw meesters van oen toekomstig Indisch Rijk. Een der allervoornaamste, wijl bij de fun damenten von het gebouw heeft gelegd. Dc heer Colijn geeft dan een paar persoon lijke herinneringen. Na een vergelijking met dr. Kuyper „door velen gehaat en verafschuwd, door anderen met groote aanhankelijkheid vereerd" schrijfJ hij Ruim 10 jaren genoot ik het voorrecht zijn medewerker te zijn en het grootste deel daarvan verkeerde ik met hem op het nauwst. Zijn zwakheden bleven mij niet ver borgen zijn sprekende karaktertrekken wekten een enkele maal neiging tot verzet, maar in den regel ging er bekoring van uit. Zijn onmiskenbare grootheid cn in den diepsten grond altijd nobele geaardheid drong tot bewondering. Dc eerste kennismaking van den toenma- ligen jongen Luitenant met den reeds met roem omstraalden Luitenant-Kolonel Van Heutsz was voor den eerste niet bemoe digend. In aanmerking gebracht voor een betrekking, waarbij Van Heutsz een beslis send woord te spreken had, werd aanvan kelijk een ander aangewezen. „Ik weet al leen van hem dat hij bidt", zoo luidde het oordeel, „maar niet dat hij ook vechten kan. En de laatsten heb ik noodig." Toen hij er echter op gewezen werd, dat de jonge officier reeds op Lombok zijn sporen ver diend had en toen ik enkele dagen later onder het persoonlijk bevel van Van Heutsz aan een actie tegen den vijand deelnom, werd met gelijke duidelijkheid van het ver anderd inzicht blijk gegeven. „Nu ik zie dat ge het werken met het bidden vcreenigt kon ik u gebruiken." Vanaf dat oogenblik tot aan mijn ver trek uit Indië in 1909 kort voor zijn af treden als Gouverneur-Generaal heb ik hem, in ongestoord vertrouwen, van nabij gediend. Voor wie hem met toewijding ter zijde stonden was hij een even toegewijd chef. Somtijds buitengewoon veeleischend, geen zwarigheden duldend, niets onmogelijk ach tend, maar tegelijk gul met zijn lof wanneer een moeilijke taak tot een goed einde was gebracht Ook had hij een ruimheid van opvatting als in de militaire wereld niet altijd wordt aangetroffen. Toen hij mij in 1900 aanzocht om, onder gelijktijdige bevordering bij keuze tot ka pitein, als zijn adjudant op te treden, op perde ik daartegen aanvankelijk bezwaren, Ik achtte mij om sociale redenen voor dien post niet zeer geschikt. Dansen en kaarten deed ik niet en de generaal zocht op zijn tochten wel eens verstrooiing in het kaart spel terwijl, naar Indischen trant, bij par tijen ten Gouvernementshuize vaoik gedanst werd. Het antwoord kwam per keerende post en het was in den gewonen trant. „Niet ter „zake dienendhet lag niet in mijn voor nemen U voor bevordering bij keuze voor „te dragen wegens bedrevenheid in dans of „kaartspel". Nooit heeft hij mij in al die jaren iets ge- vraagd te doen wat tegen mijne overtuiging zou hebben ingedruisdxt. Zelf op religieus terrein volstrekt onverschillig, was hij wars van allo vijandschap. Ook hierin was hij breed van opvatting. Het laatst heb ik hem ontmoet in Januari van dit jaar in Zuid-Tirol. Naar het lichaam een wrak. Met ccn helderen geest. Gaarne vertoevend in het Verleden, toch voor het Heden allerminst onverschillig. Toen ik als Minister van Financiën op trad hod hij mij geschreven Uw aanvaar den von die portefeuille beteekent slagen I Ik veroorloofde mij in Januari mijn twijfel dienaangaande kenbaar to maken, omdat wij het ditmaal niet saam zouden kunnen af doen. Maar hij wide van dien twijfel niet hooren. „De tegenstand dien ge ondervindt „beteekent alleen dot het minder vlug zal „gaar*, maar geenszins dat het niet zal „gaan." Zijn vertrouwen was grootcr dan het mijne. Ik heb hem in stilte daarvoor gedankt. Omdat er uit bleek, dat het vertrouwen von mijn ouden chef, dien ik jaren lang met rood en dnnd ter zijde mocht staan, nog ongebroken was. En allen wijzen heen nonr een rechtschapen karakter, naar een man met sterk rechtsgevoel, naar een man die zeker ook gebreken had, geen grange zelfs, maar uien als eindoordeel gelden mag dnt hij tot de allergrootsten vnn ons ge slacht behoort. INTERN. TENTOONSTELLING TE TILBURG. Gister door den minister van bin nenlandsche Zaken geopend. Gister is te Tilburg een internationale ten toonstelling voor handel en industrie begonnen. De opening geschiedde door jhr. mr. Ruys de Beerenbrouck, minister van Binnenlandsche Za ken, die daarbij de volgende rede uitsprak: Een lichte ongesteldheid verhindert den Mi nister van Arbeid, Handel en Nijverheid non deze plechtigheid deel te nemen. Mij valt nu hot voorrecht te beurt in dezen kring een enkel woord to spreken. Dat woord is een van hoogo woardeering voor degenen die hunne schouders gezet hebben on der deze breed opgezette onderneming. Van oudsher was Tilburg middelpunt van in dustrie. Ieder schoolkind weet U dnt te vertel len. Maar in de moeilijke tijden, welke wij thans beleven, is het niet voldoende voort te bouwen op de fundamenten, die onze voderen hebben gelegd. De strijd des levens is geworden een von man tegen man. Simpel verweer is niet meer vol doende. Aanval, stormachtige aanval is noodig om niet onder den voet te geraken. Onder de,ze omstandigheden is het oen daad van moed om, gelijk het Comité zoo kernachtig zich uitdrukt, „de boodschap te brengen voor de eindelijkc ontwaking vnn den sluimerenden ondernemings geest." En ook hier zal de fortuin de stoutmocdigen helpen. Het aantal bedrijfsgroepen,- aanvankelijk zeventig, is zelfs gestegen tot honderd zeven. Niet minder dan driehonderd firma's zullen weer beproeven hare reputatie te vestigen of te hand haven. Een blik op de lijst toont een verschei denheid, veel grooter dan menigeen, die buiten het industrieele leven staat zou vermoeden dat bestond. Von alle zijden vloeiden de inschrij vingen naar onze industrie-stad en ook het bui tenland toont, dat het de betcekenis dezer ten toonstelling weet te waardeeren. Uit niet minder don vijf landen wordt von daadwerkelijke inter nationale belangstelling getuigenis afgelegd. Onder dergelijke uitnemende voortcekenen be gonnen, belooft deze tentoonstelling de energie en het doorzettingsvermogen van de mannen, die zich aon de spits gesteld hebben, ruimschoots te bcloonen. Geen grooter voldoening voor hen don dat, zoo binnen als buiten onze grenzen dc lof bezongen wordt van deze oude stad, die een zoo grootsche onderneming binnen hare muren zog verrijzen. Met dc bode, dat God deze kloeke daad moge zegenen, verklaar ik de Internationale tentoon stelling voor handel en industrie 1924 geopend. Reeds gisterenavond heerschte er een onge kende drukte in de stad. Van de hotels wappe ren de vlaggen der vreemde mogendheden, wier vertegenwoordigers er hun intrek hebben geno men. De minister-president mr. Ch. Ruys de Bee renbrouck, kwam hedenmorgen met den trein van 9.32 uur hier aan. Aan het station werd hij verwelkomd door het uitvoerend comité der ten toonstelling. De Vereeniging „Tilburg Vooruit" had zich belast met ontvangst van de andere officieele gasten. Aanstonds werd naar het ten toonstellingsterrein gereden, waar in de Groote Congreszaal de burgemeester van Tilburg de gasten ontving. Een illustre gezelschap was daar bijeen, zooals zeker nog nooit bij de opening van een tentoon stelling in een provincieplaats is gezien. Wij zagen er de heer Benoist, gezant van Frankrijk, Markies Molinari, de gezant van Ita lië, de gezanten van Zweden, van Hongarije en van Polen, vergezeld van hun secretarissen, de Servische minister dr. Jankovitz. Dc consuls van Duitschland, Noorwegén, Brazilië, de hondels- nltraché van het Ghineesche gezantschap, de kanselier van het Oostenrijksche consulaat. Vorder waren er de eerste Kamerleden W. van Lanschot en Jhr. de Jonge, een aantal Twee de Kamer-ledeD, o. m. mr. van Sasse von /sselt, Wintermans, Fleskens en van Rijsewijk, de bur gemeesters van den Bosch, Eindhoven, Breda, Roosendaal en Waalwijk, burgemeester en wet houders van Tilburg met den bijna voltalligen gemeenteraad, de voorzitters van de Kamer van Koophandel, Fr. van Spaendonck, F. Mutsaers Jr. en J. Briels e. a. De voorzitter van het Uitvoerend comité, de heer Frits Mutsaers, sprak een welkomst-woord, waarbij hij zich in de Fransche taal richtte tot de vertegenwoordigers der vreemde mogendhe den. Hij wees op het groote belang van deze tentoonstelling voor den heropbloei van de door den oorlog en de na-oorlogsche crisis geteis terde industrie en handel. De tentoonstelling, die een groot financ'eel risico met zich brengt, doch dit wordt geheel gedragen door het particulier initiatief. Het co mité heeft geen beroep gedaan op de openbare kas. Spr. meende, dat hier te moeten memoree- ren. Hij dankte allen, die hadden bijgedragen tot het slagen van deze tentoonstelling en ver zoekt den Minister de tentoonstelling te willen openen. Minister Ruys opende daarop do tentoonstel ling. Nadat de eerewijn was rondgediend en de burgemeester van Tilburg nog het woord had gevoerd, werd een rondwandeling gemaakt over de tentoonstelling. Dc stands zijn onderge bracht in drio grooto hallen, terwijl een afzon derlijk gebouw het textielmuseum herbergt. Er is veel belangrijks bijeengebracht. De textielindustrie neemt een voorname plaats in, doch ook de andere industrieën zijn goed vertegenwoordigd. Het aantal buitenland- schc stands is zeer groot. Hongarije cn Tsjcchp-Slowakije zijn vertegenwoordigd. Ser vië cX^cseert officieel. Om twaalf uur vertrok Minister Ruys naar Zeeland. Do gonoodigden vcrecnigdcn zich aan den lunch. Te één uur is do tentoonstelling voor het pu blick opengesteld. NEDEkLAND IN DEN VREEMDE. Hoo denkt en oordeelt men over Nederland in den vreemde? De secretaris van Nederland in den Vreemde, dr. M. de Hortogh, deelde ons een en ander mede van ccn nieuw work van Nederland in den Vreemde. Dezo vereeniging heeft in talrijke landen in en buiten Europa een onderzoek inge steld naar do wijze, waarop geschiedenis cn aardrijkskunde van Nederland op do scholen gedoceerd wordt. Het resultaat van dit onderzoek vertelde dr. Dc Hortogh. Het bleek, dnt in de meeste landen d?> bewoners zeer onvoldoende worden inge licht over ons land cn hot doel der vereeniging is hierin verandering te brengen. Er heerschte groote verscheidenheid in do wijze, wuorop de verschillende berichtgevers de gevraagde medcdeelingen verschaften. Menig antwoord had men uitvoeriger gewenscht, on- dcro inlichtingen minder algemeen gehouden, definitiever, duidelijker of beslister. Er was bo vendien groot verschil in documentatie, Italië, Roemenië, Tsjecho-Slowakijc cn de Vercenigde Staten stuurden b.v. een keur van boekwerken. Andere landen, als b.v. Denemarken, gaven uit voerige vertalingen en uittreksels van die ge deelten van leerboeken, die voor ons onderzoek vnn belang waren. Al deze belangstellende ijver stak meer dan gunstig af tegen de vauk lakonioke kortheid van andere berichtgevers. Het verschil in be antwoording noopte al dodelijk aan het rapport een zuiver opsommend karakter te geven. „Ik moest aldus de heer de Hortogh aan dc hand van antwoorden, bijlogen cn ingekomen boeken dc verschillende lunden stuk voor stuk en dus niet onderling vergelijken en behande len. Het verschil in beantwoording bracht bo vendien met zich mede, dat niet alleen de on derlinge vergelijking, doch ook de vergelijken de woordeering bemoeilijkt werd. Bereikte mij uit een land een uitvoeriger be richt, zoo gaf dat juist door de verstrekte de tails (gunstige mnar ook ongunstige) eer een minder gunstigen indruk don oen bericht, waar in alle détails ontbraken cn dat dus geen ge legenheid gaf verkeerde détails op den voor grond te brengen. Over het algemeen mag het oordeel over wat in het buitenland omtrent Nc- dcrlond's geschiedenis en aardrijkskunde ge doceerd wordt, gunstig hceten. De onjuistheden zijn over het algemeen meer tekortkomingen dan zonden cn bovendien dikwijls meer onvol ledig dan verkeerdheden. Door stoot tegenover, dnt men vele malen hartelijk verrast is wan neer men in school- cn leerboek passages ont moet, die getuigen von oprechte bewondering voor wat Nederland in verleden en heden tot stand bracht. Over het algemeen wordt natuurlijk bij het aardrijkskundig onderwijs, dat ons in hoofd zaak bezighield, op datgene, woorin Nederland zich van andere landen onderscheidt en wat den vreemdeling dus het meest in ons land aantreft, de nadruk gelegd. Men tracht b.v. den kinderen een beeld te geven van ons polderstelscl en blijkt door meestal in te slagen. Slechts in Turk- sche en Tsjechische boekjes vonden wij dien aangaande beschouwingen, die dringend aan vulling en correctie behoeven. Het ligt voor de hand, dat den buitenlander vreemd lijkt wat ons gewoon voorkomt cn dat voor hem vaak hoofdzook is wat voor ons slechts bijzaak is. Men late hem dus gaarne zijn bewondering voor Marken, Volendam, grachten en kleederdrachten, en trochte uit sterk geaccentueerde belangstelling te verklaren, dat hij andere zaken maar al te vaak over het hoofd ziet Over het algemeen heerscht de verkeerde meening, dat ons land arm aan industrie is. Een beschouwing van wat onze nijverheid voor al in de laatste decenniën is gaan prestoeren, ontbreekt maar al te dikwijls. Dat b.v. Twente en Tilburg geduchte concurrenten van Lancas hire geworden zijn, men vindt het bijna ner gens neergeschreven. Onze koeien worden ver meld, maar onze moderne zuivelfabrieken vindt men weinig. Onze stevige metaal-industrie, de voorbeeldige Philipsfabrieken zijn toch ook wel waard naast onze polders en duinen genoemd te worden. In dit opzicht kon men den beschrij ver op vele tekortkomingen wijzen, die nog dringend correctie behoeven. Hoe moet de zaak nu aangepakt worden? Allereerstgeen te groote centralisatie. Het werk, dat hier te doen is, moet voornamelijk in honden der vertegenwoordigers der vereeni ging worden gelegd. Zij kunnen daarbij na tuurlijk steunen op moteriaal, hun door de ver eeniging van uit Nederland te verstrekken, maar blijven toch de aangewezen personen, om deze zaak zoo zelfstandig mogelijk te regelen. Donrmee zal meer te bereiken zijn. Zij kunnen beteT nagaan welk effect hun bemoeiingen heb ben. Zij kunnen zich beter en directer met de betrokken schrijvers en uitgevers in verbinding stellen. Zij kunnen ook beter beoordeelcn hoe elke schrijver en uitgever individueel aangepakt moet worden. Zij kunnen zich geregelder van het verschijnen van nieuwe schoolboeken of nieuwe drukken van schoolboeken op de hoogte stellen. De wijze, waarop de vertegenwoordigers vnn uit ons land van het bovenbedoelde materiaal kunnen worden voorzien, zal nader geregeld moeten worden. Aanbeveling zou het v.erdienen, hen in de allereerste plaats voor toezending van een kort maandelijksch bfcricht met feite lijke gegevens in aanmerking te doen komen. Van groot belang lijkt het mij, dat de ver eeniging (c.q. haar vertegenwoordigers) den uit gevers haar diensten aanbiedt tot het verstrek ken van betere foto's (c.q. clichés) dan men thans in de meeste boeken^ pleegt aon te treffen.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1924 | | pagina 9