AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander"
binnenland, i
23e Jaargang
No. 17
19 Juli 1924
DEINDE BLAD.
Eerste Kamer.
Vergadering van Vrijdag 18 Juli.
Voorzitter: J. J. G. Baron van Voorst tot
Voorst.
Geopend te 11.15 uur.
Schoenen wetje.
Aan de orde is het ontwerp: nadere wijziging
der wét van 5 Mei 1923 tot tijdelijke beperking
van den invoer van schoenwerk, gewijzigd bij
de wet van 29 Dcc. 192**
De heer W i b a u t (S. D.) zegt, dat er een
nieuw beginsel in de Nederlandschc handels
politiek wordt ingevoerd If di' ontwerp wordt
aangenomen. Het is het beginsel van bescher
ming der binnenlandsche nijverheid. De twee
criteria voor ingrijpen van den minister zouden
zijn te groote invoer en te lage kostprijs van
het ingevoerde product. De exportprijs is bijna
steeds gedifferentieerd al naar gelang de markt-
gelegenheid van het betreffende land. Bij de
depreciatie van de Mark werd de bescherming
der schoennijverheid geïntroduceerd uit hoofde
van valuta-concurrentie. De werking der abnor
male wet werd vervolgens verlengd en voort
gezet ook toen de valuta-concurrentie reeds veel
verminderd was. Op dit oogenblik bestaat de
Duitsche valuta-concurrentie in 't geheel niet
meer en dat die zal terugkeeren in dezelfde mate
is onwaarschijnlijk. In onze wetgeving behoeft
dus geen gelegenheid open te blijven om aan
die concurrentie het hoofd te kunnen bieden..
Het hoofdargument van den Minister is dan
ook de prijspolitiek van liet buitenland. Deze
politiek is echter volgens spreekr normaal. De
minister wil dus het normale weren, niet het ab
normale. Waarom vraagt de minister niet de
machtiging om in te grijpen voor andere nijver
heidsproducten? Dit zou de consequentie zijn
van dit ontwerp. Wanneer men liet karakter
v*n de „dumping" onderzoekt, vindt men, dat
deze niet anders is dan de normale invoer.
Wanneer men in ons economisch beleid wij
ziging wil brengen gaat het niet aan en dit
is spreker's grootste bezwaar, dit incidenteel te
doen De principiëele kwestie dient te worden
gesteld en daarover een oordeel van dc volks
vertegenwoordiging gevraagd.
De heer van Lanschot (R.K.) constateert
dat dc vrees aan den critici parten heeft ge
speeld en dat hier bewaarheid wordt dat de
vrees een slechte raadgeefster is.
Spreker gaat de verschillende bezwaren na,
tegen dit ontwerp aangevoerd. Door do prak
tijk zijn de vreesachtigen in hot ongelijk ge
steld. Hij beroept zich op den heer De Greve,
voorzitter der commissie van advies, inzake
do uitvoering dezer wet, in „Economisch-
Statistische berichten".
Als de heer Wibaut in zijn kring con on
derzoek instelde en de vraag opwierp of do
werkloosheid door 'deze wet niet belangrijk
is afgenomen, zou hij zeer zeker een bevesti
gend antwoord hebben gekregen. Spr. be
roept zich voorts op een rapport ten deze van
den Nijverheidsraad, en op een verslag vau
de Kamer van Koophandel voor de Lang
straat en op de meening van dr. v. Aalst, die
ook do nuttige werking van het schoenen-
wetje erkende.
Door de maatregelen van den minister is
een oude industrie voor ons land bewaard
gebleven. Hiermede zijn de consumenten be
voordeeld. Wij verkceren nog in een buiten
gewonen, exceptioneelen toestand, en daar
om vinden de door een minister voorgestel
de maatregelen ten volle rechtvaardiging.
Onmiddellijk ingrijpen kan ieder oogenblik
dringend noodig zijn. Het verleden heeft ech
ter bewezen, dat deze minister van dergelij-
ke bevoegdheden een discreet gebruik maakt.
De heer v. d. Bcrgh (V.B.) kan na de
rede van den heer Wibaut do zijne aanmer
kelijk bekorten.
Duitschland concurreert niet meer met
ons, is integendeel één onzer beste afne
mers. Het kocht in de eerste 0 maanden
van dit jaar voor 850.000 gulden aan schoe
nen, d.i. 3/4 van den totaal-uitvoer.
De minister trekkc uit den toestand van
het credict in Duitschland niet te verstrek
kende conclusies en hij zij voorzichtig niet
de raadgevingen, die hem van belangheb
bende zijde worden ingefluisterd.
Hoewel de mogelijkheid niet is uitgeslo
ten, dat de schoenindustrie binnen niet lan
gen tijd een moeilijken tijd zal doormaken,
wil spr. zich toch met klem tegen een in
voerverbod verzetten. Duitschland kocht in
Nederland in de laatste 6 maanden o.a. voor
60 millioen aan tuinbouwproducten. Duitsch
land is op veler gebied onze grootste export
mogelijkheid. Nu gaat het niet aan om voor
dit land plotseling de grenzen te sluiten.
De economische constructie van ons land
laat dit niet toe. Het invoerverbod moet in
het nadeel zijn van onzen land- en tuin
bouw.
De heer v. d. Lande (R.K.) vraagt den
minister of andere bedrijven ook voordeelen
hebben gehad van het invoerverbod van
schoenwerk. Indien de minister dit niet kan
aantoonen, zal spr. tegenstemmen.
De heer Wester dijk (V.D.) beziel het
ontwerp van het standpunt van den land
en tuinbouw. Deze moet van den export be
staan. Het is onmogelijk één groep der be
volking te bevoordeelen zonder dat een an
dere daarvan nadeel ondervindt. Tal van
bedrijven lijden in ons land onder de abnor
male omstandigheden. Vele bollenkweekers
zijn b.v. aan den grond geraakt. Waarom
moet nu de schoenfabrikant alleen geholpen
worden? Spr. sluit zich geheel aan bij wat
de heer Wibaut betoogde ten aanzien van
dezo „dumping".
De heer Arntz (R.K.) herinnert eraan,
dat hij indertijd tegen het schoenenontwerp
stemde. Nu zal hij weer tegenstemmen.
Steun mag de Staat slechts in zeer enkele
uitzonderingen verleenen. Invoerbelemme-
ring vindt spr. den meest funesten vorm
van steunverleening. Hij zou dit liever indi
vidueel willen zien. De werking der wet is^
nu reeds tweemaal verlengd. Spr. vreest,
dat de door belanghebbenden gewenschte
toestand zal worden bestendigd als dit ont
werp word1? aangenomen.
De heer B 1 o ra j o u s (R. K.) meent, dot onze
export naar Duitschland geen gevaar loopt.
Sinds 1870 heeft Duitschland nooit maatrege
len genomen tegen den import van landbouw
producten. Zijn bevolking heeft belong bij dien
invoer.
Hierna wordt gepauzeerd.
Dc Minister van Arbeid (de heer Aol-
berse) zegt, dat de rede van den heer Wibaut
anderhalf jaar te laat is gekomen. Het beginsel
van deze wet heeft reeds anderhalf jaar gegol
den. Het is dus niet nieuw in ons economisch
beleid. Van alle voorspellingen der tegenstan
ders is niets uitgekomen. Wel is dit het geval
met de verwachtingen, die de regeering had. Van
represaillemaatregelen is geen schijn of scha
duw te bemerken geweest. Men stelt het als
axioma, dat invoerverbod moet leiden tot prijs-
verhooging. Dit is geen axioma, doch een ten-
denz. Doordot deze industrie zoo in verval was
gekomen, werd de productie geringer en dus
duurder. Nu die industrie weder in stoot werd
gesteld weder met volle kracht te werken, is de
productiekosten van den schoen weer normaal.
Een kleine stijging heeft plaats gehad van den
schoenprijs, doch deze vond hoor oorzaak in
prijsstijging van het leder op de internationale
markt. Men voorspelde een uitbreiding der werk
loosheid, doch het omgekeerdo is het gevol ge
weest Consentenhondel heeft niet plaats gehad.
Er is niemand, die ook moor één geval kan
noemen.
De Minister vindt het kinderachtig dat de
tegenstanders niet willen erkennen, dot deze
wet gunstig heeft gewerkt, al zijn er ook an
dere factoren in 't spel geweest. Waar wij nu
te doen hebben met een industri#, die een lange
ziekteperiode achter den rug heeft en nog geen
stootje verdragen kan, wcnscht dc minister
de bevoegdheid om, zoodra dit noodig is, te
kunnen ingrijpen. Deze bevoegdheid zal waar
schijnlijk re^&ds voldoende zijn en de maatregel
is tijdelijk om de schoenindustrie weder in nor
male banen te leiden, om haar dus op eigen
beenen verder te doen gaan. Het ontwerp be-
tcckcnt een afbraak van de bestaande bescher
ming, een afbraak die geleidelijk en behoed
zaam moet plaats hebben. Daarom kunnen uit
die overwegingen ook principicele tegenstan
ders van protectie hun stem aan dit ontwerp
geven. Onze land- en tuinbouw ondervindt
geen nadeel van deze wet Niettegenstaande
het bestaande invoerverbod van schoenwerk is
Duitschland den laatsten tijd een grootere af
nemer geweest van onze producten dan ooit
te voren. Den heer v. d. Lande antwoordt spre
ker, dat de ervaring hem geleerd heeft, dot
het feit, dot wij bij den schoeneninvoer rege
lend kunnen optreden, bevorderlijk is geweest
aan het bedingen van voordeden voor andere
bedrijfstakken bij onderhandelingen met het
buitenland. Spr. zou het zoo kwaad niet vin
den ook een dergelijke bevoegdheid te krijgen
voor olie takken van industrie, doch deze krijgt
hij toch niet. De minister zegt nog, dat hij iets
minder optimistisch staat tegenover deze mo
gelijkheid van de noodzaak om gebruik te ma
ken vnn zijn bevoegdheid dan eenige leden.
Thans denkt hij er echter nog niet ao.n
Het ontwerp wordt hierna aangenomen
met 22 tegen 12 stemmen tegen stemden de
linkerzijde en de heer Arntz (R.-K.).
Stoomvaartverbinding NederlandZuid-Afrika.
Zonder beraadslaging of stemming wordt
hierna aangenomen het wetsontwerp tot toe
kenning van een voorschot ten behoeve van
een stoomvaartverbinding tusschen Nederland
en Zuid-Afrika.
De Kamer ging op zomerreces.
Berichten.
De Staatscourant van gister bevat nog de
volgende Kon. besluiten
benoemd tot lid van den raad van Neder-
landsch-Indië L. C. Westenente gouverneur
Oostkust Sumatrabenoemd tot ridder in de
Oranje Nassau Orde dr. J. F. D. Blüte leeraor
R. H. B. S. te Tilburgtoegekend de zilveren
eere medaille Oranje Nassau Orde aan J. No
bel, werkmeester bij de machinefabriek „Bre
da" te Bredado bronzen idem aan mej. A.
Vlaming, dienstbode bij de familie Keyser den
Burg op Texel
op verzoek eervol ontslagen met dank wegens
reorganisatie van het dienstvak N. Mulder als
hoofdinspecteur der posterijen en telegrafie in
olgemeenen dienstop verzoek eervol ontsla
gen J. P. Lambert als directeur van het telegraaf
kantoor te Leiden en D. v. d. Berg als hoofd
commies der telegrafie bevorderd bij het
hoofdbestuur der posterije en telegrafie tol
commies J. A. L. Lintei thans adjunct-commies;
op' verzoek eervol ontslagen met dank Ir. J.
S. vnn Veen als directeur van do scheepsbouw,
Ir. J. 't Hoofd als hoofdingenieur der marine,
bevorderd tot directeur van de scheepsbouw de
hoofdingenieur der marine Ir. Jhr. M. Rappard
bevorderd tot hoofdingenieur der marine de in
genieur der marine S. F. Monhemius.
HET PROCES TEGEN DEN STAAT.
Wegens te weinig genoten salaris.
Op de rol van de Vacontiekamer der recht
bank kwam vanmorgen voor de zaak van den
Amsterdamschen brieven- en telegrambesteller
A. J. M. vnn der Wielen tegen den Staat der
Nederlanden voor een vordering wegens te
weinig genoten salaris over de maand Mei
1924, in verbond met dc toegepaste salariskor
ting.
Voor den. Staat stelde zich inr. Teldcrs.
Namens mr. Merchant werd geconcludeerd
voor eisch, waarna de zaak verder werd aan
gehouden tot 2 Sept. e.k.
DE TARIEFWET.
Medpdeelingcn van den
Vrijheidsbond.
Ten bewijze hoe ingrijpend inderdaad het
wetsontwerp tot verhooging van het tarief deT
invoerrechten voor ons geheele economische
leven is, en hoe groot dientengevolge de be
langstelling uit kringen van handel en indus
trie, deelt het hoofdbestuur van den Vrijheids
bond ons mede, dat na zijn betreffende publi
catie reeds honderden aanvragen om toezen
ding van den vergelijkenden staat van het Ta
rief-ontwerp bij het Bureau Tarief wet zijn bin
nen gekomen.
Hieruit volgt tevens, hoezeer voldoende tijd
noodig is, teneinde op de hoogte van opmer
kingen en bezwaren van industrie en handel te
kunnen geraken.
Het hoofdbestuur van den Vrijheidsbond
vestigt er de aandacht van belanghebbenden
op, dat bezwaren van allerlei aard technische
en commercieele tot het Tariefwetbureau
(liefst in duidelijken beknopten vorm, met aan
holing van het volgnummer uit den toegezon
den staat) kunnen worden gerichtdat dit To-
riefwetbureau gaarne afschrift van adressen
aan de Tweede Kamer zal ontvangen en mon
delinge uiteenzottingen van belanghebbenden
wcnscht aan te hooren.
MINISTER COLIJN OVER GENERAAL VAN
HEUTSZ.
Een bclongwekkcnd artikel van
minister Colijn in Eigen Haard.
In „Eigen Haard" schrijft dc heer H. Colijn,
die van 1898 tot 1909 onder de bevelen heeft
gediend van nu wijlen den generaal Van Heutsz,
bij een portret van den overledene, een bij
schrift.
De tegenwoordige minister van Financiën zegt
dat in dc periode, waaraan de naam Van Heutsz
is verbonden, de grondslag gelegd is, waarop
Indië op den duur tot een staatkundige eenheid
zal kunnen uitgroeien. In zooverre dan vormt
zijn tijd de inleiding op wat de twintigste eeuw
ons brengen kan.
Do schrijver wijst op de principieele wijzi
ging, die in 1898 isingetreden in ons kolo
niaal beheer. Wel hebben de toenmalige be
stuurders, met name minister Cremer, de poli
tieke verantwoordelijkheid aanvaard, maar vast
staat, dat zij dit alleen konden doen omdat ach
ter hen dc kolonel Van Heutsz stond, die dc
militaire verantwoordelijkheid voor de koersver
andering aanvaardde.
De schrijver goot dan verder
Het jaar 1808 was een jaar waarin tot
een daad werd overgegaan monr tot een
daad waaruit zich straks een politiek sys
teem ontwikkelen zou. Een politiek systeem,
dat in 1904 toen Van Heutsz door Idcn-
burg als Gouverneur-Generaal naar Indië
gezonden werd in die beide nomen, doch
in Van Heutsz allereerst, hare zuiverste uit
drukking vinden zou.
En in het belong der Inlnndsche bevol
king, èn om de waardigheid van ons gezag,
èn met het oog op de eischen der schat
kist, zou voortaan het eenmaal onder ons
gezag gebrachte gebied niet weder verinten
worden, maar blijvend onzen invloed on
dergaan.
De jaren 1898—1910, begin en einde aan
gevend van het tijdvak waarin do nieuwe
gedachte rijpte cn tot uitvoering gebracht
werd, zijn daarop jaren van scheppend werk
in Indië geweesten aan dat werk is de
naam van Van Heutsz zóó nauw verbonden,
dat het geoorloofd is dit tijdperk nonr hem
te noemen.
Ook om de grondleggendc betcekenis er
van.
Indië is geen innerlijke eenheid.
Het is een conglomeraat van volken.
Daaruit kan ccn waarlijk staatkundige
eenheid alleen groeien door dc* gestadige
inwerking van het Nederlnndsch gezag op
alle gebiedsdeelon en op alle rassen.
Maar daarvoor was dan als eerste voor
waarde noodig dot heel Indië onder ons ge
zag werd gebracht.
Dat is onder Van Heutsz als Gouverneur-
Generaal geschied.
Daarom is hij een der voornaamste bouw
meesters van oen toekomstig Indisch Rijk.
Een der allervoornaamste, wijl bij de fun
damenten von het gebouw heeft gelegd.
Dc heer Colijn geeft dan een paar persoon
lijke herinneringen.
Na een vergelijking met dr. Kuyper „door
velen gehaat en verafschuwd, door anderen met
groote aanhankelijkheid vereerd" schrijfJ hij
Ruim 10 jaren genoot ik het voorrecht
zijn medewerker te zijn en het grootste
deel daarvan verkeerde ik met hem op het
nauwst. Zijn zwakheden bleven mij niet ver
borgen zijn sprekende karaktertrekken
wekten een enkele maal neiging tot verzet,
maar in den regel ging er bekoring van
uit. Zijn onmiskenbare grootheid cn in den
diepsten grond altijd nobele geaardheid
drong tot bewondering.
Dc eerste kennismaking van den toenma-
ligen jongen Luitenant met den reeds met
roem omstraalden Luitenant-Kolonel Van
Heutsz was voor den eerste niet bemoe
digend. In aanmerking gebracht voor een
betrekking, waarbij Van Heutsz een beslis
send woord te spreken had, werd aanvan
kelijk een ander aangewezen. „Ik weet al
leen van hem dat hij bidt", zoo luidde het
oordeel, „maar niet dat hij ook vechten
kan. En de laatsten heb ik noodig." Toen
hij er echter op gewezen werd, dat de jonge
officier reeds op Lombok zijn sporen ver
diend had en toen ik enkele dagen later
onder het persoonlijk bevel van Van Heutsz
aan een actie tegen den vijand deelnom,
werd met gelijke duidelijkheid van het ver
anderd inzicht blijk gegeven. „Nu ik zie
dat ge het werken met het bidden vcreenigt
kon ik u gebruiken."
Vanaf dat oogenblik tot aan mijn ver
trek uit Indië in 1909 kort voor zijn af
treden als Gouverneur-Generaal heb ik
hem, in ongestoord vertrouwen, van nabij
gediend.
Voor wie hem met toewijding ter zijde
stonden was hij een even toegewijd chef.
Somtijds buitengewoon veeleischend, geen
zwarigheden duldend, niets onmogelijk ach
tend, maar tegelijk gul met zijn lof wanneer
een moeilijke taak tot een goed einde was
gebracht
Ook had hij een ruimheid van opvatting
als in de militaire wereld niet altijd wordt
aangetroffen.
Toen hij mij in 1900 aanzocht om, onder
gelijktijdige bevordering bij keuze tot ka
pitein, als zijn adjudant op te treden, op
perde ik daartegen aanvankelijk bezwaren,
Ik achtte mij om sociale redenen voor dien
post niet zeer geschikt. Dansen en kaarten
deed ik niet en de generaal zocht op zijn
tochten wel eens verstrooiing in het kaart
spel terwijl, naar Indischen trant, bij par
tijen ten Gouvernementshuize vaoik gedanst
werd.
Het antwoord kwam per keerende post
en het was in den gewonen trant. „Niet ter
„zake dienendhet lag niet in mijn voor
nemen U voor bevordering bij keuze voor
„te dragen wegens bedrevenheid in dans of
„kaartspel".
Nooit heeft hij mij in al die jaren iets ge-
vraagd te doen wat tegen mijne overtuiging
zou hebben ingedruisdxt. Zelf op religieus
terrein volstrekt onverschillig, was hij wars
van allo vijandschap. Ook hierin was hij
breed van opvatting.
Het laatst heb ik hem ontmoet in Januari
van dit jaar in Zuid-Tirol.
Naar het lichaam een wrak.
Met ccn helderen geest.
Gaarne vertoevend in het Verleden, toch
voor het Heden allerminst onverschillig.
Toen ik als Minister van Financiën op
trad hod hij mij geschreven Uw aanvaar
den von die portefeuille beteekent slagen I
Ik veroorloofde mij in Januari mijn twijfel
dienaangaande kenbaar to maken, omdat wij
het ditmaal niet saam zouden kunnen af
doen. Maar hij wide van dien twijfel niet
hooren. „De tegenstand dien ge ondervindt
„beteekent alleen dot het minder vlug zal
„gaar*, maar geenszins dat het niet zal
„gaan."
Zijn vertrouwen was grootcr dan het
mijne. Ik heb hem in stilte daarvoor gedankt.
Omdat er uit bleek, dat het vertrouwen von
mijn ouden chef, dien ik jaren lang met
rood en dnnd ter zijde mocht staan, nog
ongebroken was.
En allen wijzen heen nonr een rechtschapen
karakter, naar een man met sterk rechtsgevoel,
naar een man die zeker ook gebreken had, geen
grange zelfs, maar uien als eindoordeel gelden
mag dnt hij tot de allergrootsten vnn ons ge
slacht behoort.
INTERN. TENTOONSTELLING
TE TILBURG.
Gister door den minister van bin
nenlandsche Zaken geopend.
Gister is te Tilburg een internationale ten
toonstelling voor handel en industrie begonnen.
De opening geschiedde door jhr. mr. Ruys de
Beerenbrouck, minister van Binnenlandsche Za
ken, die daarbij de volgende rede uitsprak:
Een lichte ongesteldheid verhindert den Mi
nister van Arbeid, Handel en Nijverheid non
deze plechtigheid deel te nemen. Mij valt nu hot
voorrecht te beurt in dezen kring een enkel
woord to spreken.
Dat woord is een van hoogo woardeering voor
degenen die hunne schouders gezet hebben on
der deze breed opgezette onderneming.
Van oudsher was Tilburg middelpunt van in
dustrie. Ieder schoolkind weet U dnt te vertel
len. Maar in de moeilijke tijden, welke wij thans
beleven, is het niet voldoende voort te bouwen
op de fundamenten, die onze voderen hebben
gelegd.
De strijd des levens is geworden een von man
tegen man. Simpel verweer is niet meer vol
doende. Aanval, stormachtige aanval is noodig
om niet onder den voet te geraken. Onder de,ze
omstandigheden is het oen daad van moed om,
gelijk het Comité zoo kernachtig zich uitdrukt,
„de boodschap te brengen voor de eindelijkc
ontwaking vnn den sluimerenden ondernemings
geest."
En ook hier zal de fortuin de stoutmocdigen
helpen. Het aantal bedrijfsgroepen,- aanvankelijk
zeventig, is zelfs gestegen tot honderd zeven.
Niet minder dan driehonderd firma's zullen weer
beproeven hare reputatie te vestigen of te hand
haven. Een blik op de lijst toont een verschei
denheid, veel grooter dan menigeen, die buiten
het industrieele leven staat zou vermoeden dat
bestond. Von alle zijden vloeiden de inschrij
vingen naar onze industrie-stad en ook het bui
tenland toont, dat het de betcekenis dezer ten
toonstelling weet te waardeeren. Uit niet minder
don vijf landen wordt von daadwerkelijke inter
nationale belangstelling getuigenis afgelegd.
Onder dergelijke uitnemende voortcekenen be
gonnen, belooft deze tentoonstelling de energie
en het doorzettingsvermogen van de mannen, die
zich aon de spits gesteld hebben, ruimschoots te
bcloonen. Geen grooter voldoening voor hen
don dat, zoo binnen als buiten onze grenzen dc
lof bezongen wordt van deze oude stad, die een
zoo grootsche onderneming binnen hare muren
zog verrijzen.
Met dc bode, dat God deze kloeke daad moge
zegenen, verklaar ik de Internationale tentoon
stelling voor handel en industrie 1924 geopend.
Reeds gisterenavond heerschte er een onge
kende drukte in de stad. Van de hotels wappe
ren de vlaggen der vreemde mogendheden, wier
vertegenwoordigers er hun intrek hebben geno
men.
De minister-president mr. Ch. Ruys de Bee
renbrouck, kwam hedenmorgen met den trein
van 9.32 uur hier aan. Aan het station werd hij
verwelkomd door het uitvoerend comité der ten
toonstelling. De Vereeniging „Tilburg Vooruit"
had zich belast met ontvangst van de andere
officieele gasten. Aanstonds werd naar het ten
toonstellingsterrein gereden, waar in de Groote
Congreszaal de burgemeester van Tilburg de
gasten ontving.
Een illustre gezelschap was daar bijeen, zooals
zeker nog nooit bij de opening van een tentoon
stelling in een provincieplaats is gezien.
Wij zagen er de heer Benoist, gezant van
Frankrijk, Markies Molinari, de gezant van Ita
lië, de gezanten van Zweden, van Hongarije en
van Polen, vergezeld van hun secretarissen, de
Servische minister dr. Jankovitz. Dc consuls van
Duitschland, Noorwegén, Brazilië, de hondels-
nltraché van het Ghineesche gezantschap, de
kanselier van het Oostenrijksche consulaat.
Vorder waren er de eerste Kamerleden W.
van Lanschot en Jhr. de Jonge, een aantal Twee
de Kamer-ledeD, o. m. mr. van Sasse von /sselt,
Wintermans, Fleskens en van Rijsewijk, de bur
gemeesters van den Bosch, Eindhoven, Breda,
Roosendaal en Waalwijk, burgemeester en wet
houders van Tilburg met den bijna voltalligen
gemeenteraad, de voorzitters van de Kamer van
Koophandel, Fr. van Spaendonck, F. Mutsaers
Jr. en J. Briels e. a.
De voorzitter van het Uitvoerend comité, de
heer Frits Mutsaers, sprak een welkomst-woord,
waarbij hij zich in de Fransche taal richtte tot
de vertegenwoordigers der vreemde mogendhe
den. Hij wees op het groote belang van deze
tentoonstelling voor den heropbloei van de door
den oorlog en de na-oorlogsche crisis geteis
terde industrie en handel.
De tentoonstelling, die een groot financ'eel
risico met zich brengt, doch dit wordt geheel
gedragen door het particulier initiatief. Het co
mité heeft geen beroep gedaan op de openbare
kas. Spr. meende, dat hier te moeten memoree-
ren. Hij dankte allen, die hadden bijgedragen
tot het slagen van deze tentoonstelling en ver
zoekt den Minister de tentoonstelling te willen
openen.
Minister Ruys opende daarop do tentoonstel
ling.
Nadat de eerewijn was rondgediend en de
burgemeester van Tilburg nog het woord had
gevoerd, werd een rondwandeling gemaakt over
de tentoonstelling. Dc stands zijn onderge
bracht in drio grooto hallen, terwijl een afzon
derlijk gebouw het textielmuseum herbergt. Er
is veel belangrijks bijeengebracht.
De textielindustrie neemt een voorname
plaats in, doch ook de andere industrieën zijn
goed vertegenwoordigd. Het aantal buitenland-
schc stands is zeer groot. Hongarije cn
Tsjcchp-Slowakije zijn vertegenwoordigd. Ser
vië cX^cseert officieel.
Om twaalf uur vertrok Minister Ruys naar
Zeeland. Do gonoodigden vcrecnigdcn zich aan
den lunch.
Te één uur is do tentoonstelling voor het pu
blick opengesteld.
NEDEkLAND IN DEN VREEMDE.
Hoo denkt en oordeelt men over
Nederland in den vreemde?
De secretaris van Nederland in den Vreemde,
dr. M. de Hortogh, deelde ons een en ander
mede van ccn nieuw work van Nederland in
den Vreemde. Dezo vereeniging heeft in talrijke
landen in en buiten Europa een onderzoek inge
steld naar do wijze, waarop geschiedenis cn
aardrijkskunde van Nederland op do scholen
gedoceerd wordt.
Het resultaat van dit onderzoek vertelde dr.
Dc Hortogh. Het bleek, dnt in de meeste landen
d?> bewoners zeer onvoldoende worden inge
licht over ons land cn hot doel der vereeniging
is hierin verandering te brengen.
Er heerschte groote verscheidenheid in do
wijze, wuorop de verschillende berichtgevers de
gevraagde medcdeelingen verschaften. Menig
antwoord had men uitvoeriger gewenscht, on-
dcro inlichtingen minder algemeen gehouden,
definitiever, duidelijker of beslister. Er was bo
vendien groot verschil in documentatie, Italië,
Roemenië, Tsjecho-Slowakijc cn de Vercenigde
Staten stuurden b.v. een keur van boekwerken.
Andere landen, als b.v. Denemarken, gaven uit
voerige vertalingen en uittreksels van die ge
deelten van leerboeken, die voor ons onderzoek
vnn belang waren.
Al deze belangstellende ijver stak meer dan
gunstig af tegen de vauk lakonioke kortheid
van andere berichtgevers. Het verschil in be
antwoording noopte al dodelijk aan het rapport
een zuiver opsommend karakter te geven. „Ik
moest aldus de heer de Hortogh aan dc
hand van antwoorden, bijlogen cn ingekomen
boeken dc verschillende lunden stuk voor stuk
en dus niet onderling vergelijken en behande
len. Het verschil in beantwoording bracht bo
vendien met zich mede, dat niet alleen de on
derlinge vergelijking, doch ook de vergelijken
de woordeering bemoeilijkt werd.
Bereikte mij uit een land een uitvoeriger be
richt, zoo gaf dat juist door de verstrekte de
tails (gunstige mnar ook ongunstige) eer een
minder gunstigen indruk don oen bericht, waar
in alle détails ontbraken cn dat dus geen ge
legenheid gaf verkeerde détails op den voor
grond te brengen. Over het algemeen mag het
oordeel over wat in het buitenland omtrent Nc-
dcrlond's geschiedenis en aardrijkskunde ge
doceerd wordt, gunstig hceten. De onjuistheden
zijn over het algemeen meer tekortkomingen
dan zonden cn bovendien dikwijls meer onvol
ledig dan verkeerdheden. Door stoot tegenover,
dnt men vele malen hartelijk verrast is wan
neer men in school- cn leerboek passages ont
moet, die getuigen von oprechte bewondering
voor wat Nederland in verleden en heden tot
stand bracht.
Over het algemeen wordt natuurlijk bij het
aardrijkskundig onderwijs, dat ons in hoofd
zaak bezighield, op datgene, woorin Nederland
zich van andere landen onderscheidt en wat den
vreemdeling dus het meest in ons land aantreft,
de nadruk gelegd. Men tracht b.v. den kinderen
een beeld te geven van ons polderstelscl en
blijkt door meestal in te slagen. Slechts in Turk-
sche en Tsjechische boekjes vonden wij dien
aangaande beschouwingen, die dringend aan
vulling en correctie behoeven.
Het ligt voor de hand, dat den buitenlander
vreemd lijkt wat ons gewoon voorkomt cn dat
voor hem vaak hoofdzook is wat voor ons
slechts bijzaak is. Men late hem dus gaarne
zijn bewondering voor Marken, Volendam,
grachten en kleederdrachten, en trochte uit sterk
geaccentueerde belangstelling te verklaren, dat
hij andere zaken maar al te vaak over het
hoofd ziet
Over het algemeen heerscht de verkeerde
meening, dat ons land arm aan industrie is.
Een beschouwing van wat onze nijverheid voor
al in de laatste decenniën is gaan prestoeren,
ontbreekt maar al te dikwijls. Dat b.v. Twente
en Tilburg geduchte concurrenten van Lancas
hire geworden zijn, men vindt het bijna ner
gens neergeschreven. Onze koeien worden ver
meld, maar onze moderne zuivelfabrieken vindt
men weinig. Onze stevige metaal-industrie, de
voorbeeldige Philipsfabrieken zijn toch ook wel
waard naast onze polders en duinen genoemd
te worden. In dit opzicht kon men den beschrij
ver op vele tekortkomingen wijzen, die nog
dringend correctie behoeven.
Hoe moet de zaak nu aangepakt worden?
Allereerstgeen te groote centralisatie. Het
werk, dat hier te doen is, moet voornamelijk
in honden der vertegenwoordigers der vereeni
ging worden gelegd. Zij kunnen daarbij na
tuurlijk steunen op moteriaal, hun door de ver
eeniging van uit Nederland te verstrekken,
maar blijven toch de aangewezen personen, om
deze zaak zoo zelfstandig mogelijk te regelen.
Donrmee zal meer te bereiken zijn. Zij kunnen
beteT nagaan welk effect hun bemoeiingen heb
ben. Zij kunnen zich beter en directer met de
betrokken schrijvers en uitgevers in verbinding
stellen. Zij kunnen ook beter beoordeelcn hoe
elke schrijver en uitgever individueel aangepakt
moet worden. Zij kunnen zich geregelder van
het verschijnen van nieuwe schoolboeken of
nieuwe drukken van schoolboeken op de hoogte
stellen.
De wijze, waarop de vertegenwoordigers vnn
uit ons land van het bovenbedoelde materiaal
kunnen worden voorzien, zal nader geregeld
moeten worden. Aanbeveling zou het v.erdienen,
hen in de allereerste plaats voor toezending
van een kort maandelijksch bfcricht met feite
lijke gegevens in aanmerking te doen komen.
Van groot belang lijkt het mij, dat de ver
eeniging (c.q. haar vertegenwoordigers) den uit
gevers haar diensten aanbiedt tot het verstrek
ken van betere foto's (c.q. clichés) dan men
thans in de meeste boeken^ pleegt aon te treffen.