23eW AMERSFOORTSCH DAGBLAD DE EEMlander1'v ,"a 19,4
TWftEDE BL#.D.
BINNENLAND.
De Staatscourant van 14 Augustus
bevat o. u. de volgende Kon. besluiten
benoemd tot onbezoldigd rijkszuivelvisiteur,
directeur-scheikundige van het botercontróle-
station in Noord-Holland te Alkmaar, D. C. dc
Waal en tot controleur bij gemeld station C.
de Boer en K. Gootjes P-.zn
WIJZIGING GEMEENTEWET MET BETREK
KING TOT DE PLAATSELIJKE
BELASTINGEN.
De Forensen-belasting als nf-
zonderlijke heffing, los van de
gemeentelijke inkomstenbelas
ting.
Ingediend is een wetsontwerp tot wijziging
van de Gemeentewet met betrekking tot de
plaatselijke belastingen.
In de Memorie van Toelichting merkt' de
regiering op, dat de betrekkelijk weinige
jaren, welke zijn verloopen sedert de tot sland-
koming van de wet van 50 Dec. 1020, be
kend als dc wet tot verruiming van het plaat
selijk belastinggebied, duidelijk aan het licht
hebben gebracht, dot de bepalingen der Ge
meentewet ir.zalre dc plaatselijke belastingen
op enkele voorname en een aantal bijkomsti
ge punten, dringend herziening behoeven.
Het voornaamste van deze punten is de zgn.
forensen regeling.
Dusver bleef de forensehbelasling onderdeel
van de naar het volle inkomen gv heven plaat
selijke inkomstenbelasting.
De laatste jaren hebben duidelijk oan het
licht gebracht, dat aan het geldende systeem
bezwaren kleven van dien nard, dot een prin-
cipieele wijziging" der desbetreffende bepalin
gen niet langer achterwege kan blijven.
Zoowel wet dc woonforensen als wat de be-
drijfsforenseln betreft, voert de belasting naar
het volle inkomen tot groote onbillijkheden,
waarvan de nadcelige gevolgen ten slotte niet
het minst door de betrokken gemeenten wor
den gevoeld.
De oplossing van de vele moeilijkheden kan
alleen zijn gelegen in een breken met het sys
teem van belasting van don forens noot zijn
volle inkomen. Intusschcn is dit systeem een
uitvloeisel van do omstandigheid, dat de wet
de belasting- der forensen als een onderdeel
van de gemeentelijke inkomstenbelasting be
schouwt.
De gemeentelijke inkomstenbelasting, /oo
wordt gezegd, is ten onzent bij uitstek de hef
fing", welke stiekt orn de leden der plaatselijke
gemeenschap in de lasten dier gemeenschap
te deen bijdragen. Zij is een zuivere belasting
naar draagvermogen, welk draagvermogen in
casu gemeten wordt naar het volle inkomen
onverschillig wanr ter plaatse het wordt ver
diend. Vandaar dat zij tegelijk met en vol
gens dezelfde grondslagen als de Rirksinkom-
stenbelasting kan worden geheven.
Tusschen den forens, en de foreiisaolgrmcen-
ic nu bestaat vena Is tusschen ingezetenen
en gemeenten, een zeker persoonlijk contact
van dien aard, dat het treffen van een bijdrage
in de lasten der gemeente gerechtvaardigd
is, doch aan den band tusschen forens en fo-
rensaalgemecnte ontbreekt juist dat element,
dat een heffing naar het volle inkomen moti
veert. De forens verschilt immers daarin van
den ingezetene, dat hij niet tot de gemeente
behoort.
De regeering is van meening, dat een bevre
digende regeling van het forensen vraagstuk
alleen mogelijk is. indien men de forensenbe-
lasting beschouwt als oen afzonderlijke hef
fing, los van de gemeentelijke inkomstenbe
lasting.
Deze afzonderlijke heffing behoort rekening
te houden met het feit, dat men eerst dan fo
rens is; wanneer men tot een gemeente in een
regelmatig persoonlijk contact treedt.
Deze heffing behoort dus van een anderen
grondslag dan het volle inkomen uit te gaan.
Wat de bedrijfsforenscn betreft, kan uitslui
tend in het ter plaatse getrokken inkomen
een logische basis voor de heffing worden ge
vonden. De belasting der bedrijfsforenscn moet
dus geregeld worden als een opbrengstbelas
ting. In zooverre heeft zij, voor zoover de re
geling van den objectieven belastingplicht
betreft, een min of meer zakelijk karakter, dat
bij haar uitwerking niet uit het oog mag wor
den verloven.
Maakt mer. de forensenbelasting les van de
plaatselijke inkomstenbelasting, dan kan men
haar heffing aan de gemeente overlaten. Alen
kan de gemeente laten beoordeelen of zij
forensehbelasling meent te moeten heffen.
Voor de rijksadministratie beteekeht dat al
les een zeer groote verbetering, aangezien zij
wordt ontheven van een taak, waarvan de uit
voering in hoogc male belemmerend werkte
op een goede en snelle invordering van rijks-
en gemeentelijke inkomstenbelasting.
Bepalingen betreffende de plaatse
lijke inkomstenbelasting. De of-
trek voor levensonderhoud.
Verder bevat het .wetsvoorstel een herzie
ning van de bepalingen betreffende de plaat
selijke inkomstenbelasting. Afgescheiden van
de moeilijkheden, die de bestaande regeling van
de forensenbelasting medebrengt, levert de
administratie der directe belastingen c-rnstige
bezwaren op. Die bezwaren spruiten in hoofd
zaak voort uit de vrijheid, die de wet aun de
gemeentebesturen laai, in zake den al trek voor
noodzakelijk levensonderhoud.
Zoo komt het voor, dat deze aftrek voor
noodzakelijk levensonderhoud gedeeld moet
worden door het aantal leden van het gezin,
waartoe de belastingplichtige behoort, waarbij
het kan voorkomen, dat van een g--zu\ van 5
personen ieder lid slechts een aftrek v3n b.v.
3d van 600 120 geniet, zoodat van een
zuiveT inkomen van enkele honderden guldens
al belasting moet worden geheven. Ook moet
soms bij het vaststellen van den kinderaftrek
rekening worden gehouden met hun gezond
heidstoestand, b.v, als kinderaftrek wórdt toe
gestaan voor alle kinderen beneden 0 jaur en
bovendien voor kinderen van 1621 jaar, die
door ziekte of gebreken niet in hun onderhoud
kunnen voorzien.
Dc eenvoudigste oplossing ware ongetwijfeld
dat de gemeentelijke inkomstenbelasting werd
berekend over de belastbare som, waarop het
tarief der rijksbelasting wordt toegepast, d. i.
het zuiver inkomen na aftrek volgens art. 38
der wet. De gemeente zou dan alleen het tarief
der belasting hebben vast t.- stellen. Men zou
dnn echter de gemeentebesturen dwingen lot
den zelfden kinderaftrek als voor de Rijksin-
komstenbelosting wordt toegestaan. Hier te
gen bestaat bezwaar. Doch er kan wel voor
worden gezorgd, dot met de gegevens, die het
aangiftebiljet der rijksinkomstcnbelasting kan
verschaffen, ooi: de aanslag in de gemeentelijke
inkomstenbelasting kan worden vastgesteld.
De voorgedragen regeling komt in hoofdzaak
neer op een systematische rangschikking van
bepalingen, die thans verspreid in de wet voor
komen, terwijl verder ook wat de terminologie
betreft, zooveel mogelijk naar aansluiting bij
het systeem der wet op de Rijksinkomstcnbe
lasting is gestreefd.
Art 242E zondert van de zakelijke belasting
op het bedrijf uitdrukkelijk uit, het bedrijf uit
geoefend in stations. Die uitzondering berust
op de overweging, dat van de vestiging van
een station voor de gemeente niet een nadeel
doch een voordeel is, zoodnt oan de aanwezig
heid van een station geen motief valt te ontlce-
nen voor de bedrijfsbelasting. Gelijke overwe
ging geldt, naar het oordeel van de Regeering
voor het 'in de gemeente gevestigde post-, tele
graaf- of telefoonkantoor, zoodot ook het be
drijf in deze kantoren uitgeoefend, onder de
uitzonderingsbepaling ware te brengen.
De voorgestelde bepalingen om
trent dc forervscnbclasting.
De voorgestelde bepalingen betreffende de
torcnsenbelasting luiden als volgt
Art. 244a! Van natuurlijke personen, die
zonder in een gemeente in 'het belastingjaar
bedoeld in art. 245b, hoofdverblijf te hebben,
a. ei op meer dan 00 dogen van dat jaar
over een vaste inrichting zoonis een kantoor,
win1 el of werkplaats bestemd cn ingericht tot
persoonlijke uitoefening vat\ hun betrekking,
beroep of bedrijf, de beschikking hebben of er
op meer dan 90 dagen van dat jaar aanwezig
zijn tot uitoefening van htm betrekking, beroep
of bedrijf in zoodanige inrichting;
b. er op 00 dagen of minder van dat jaar
tot persoonlijke uitoefening van een beroep of
bedrijf de beschikking hebben over een vaste
inrichting, waarin aan het publiek gelegenheid
wordt gegeven tot het koopen van handelswa
ren,
kan een belasting worden geheven naar de
grondslagen in dc artikelen aangegeven.
Voor de toepassing van dit artikel blijft bui
ten aanmerking dc tijdelijke uitoefening in een
gemeente van een openbare betrekking, zoo
mede de waarneming van het lidmaatschap van
een vertegenwoordigend of besturend openbaar
lichaam en wordt voorts een openbare betrek
king, die in meer dan een gemeente wordt uit
geoefend, geacht uitsluitend ter standplaats van
hem, die dc betrekking bekleedt, of bij gebreke
van zoodanige standplaats, ter plaatse van den
hoofdzetel der betrekking te worden vervuld.
De inj het vórig artikel bedcckfe belasting
wordt r.ief geheven
lo. indien de vaste inrichting, in dat artikel
bedoeld, deel uitmaakt van een gebouwencom
plex, dat' gelegen is op het gebied van twee
ol nteer aangrenzende gemeenten, van hem
wiens hoofdverblijf in een dier gemeenten ge
vestigd is;
2o. van hem, die een openbare betrekking
bekleedt en wegens een hem door het openbaar
gezag aangewezen dienstwoning, hoofdverblijf
heeft buiten de gemeente, waar hij de betrek
king uitoefent.
De belasting wordt geheven
a. van de natuurlijke personen, naar de
opbrengst van de betrekking, het beroep of
bedrijf voor zoover die geacht kan worden
in de gemeenten te zijn verkregen;
b. van de natuuriijke personen, bedoeld
in art. 244a, onder b, naar het bedrag van
dén omzet.
Van de niet onder art. 244a vallende natuur
lijke personen, die zonder in een gemeente, in
het belastingjaar, bedoeld in urt. 245b, hopfd-
verblijf te hebben, en in dat jaar meer dan 90
molen nachtverblijf houden anders dan in een
krankzinnigengesticht of in een ziekenhuis, of
gedurende meer den 90 degen voor zich of hun
gezin een gemeubileerde woning beschikbaar
houden, kan naar den duur van .hun verblijf,
naar de huurwaarde der gemeubileerde woning,
of naar andere bij de verordening vast te stel
len grondslagen, een belasting worden geheven.
Wie ter tijdelijke waarneming van een open
bare betrekking of ter bijwoning van de ver
gaderingen van een vertegenwoordigend of be
sturend openbaar lichaam, waarvan hij het lid
maatschap bekleedt, genoodzaakt is in een an
dere gemeente dan die van zijn hoofdverblijf
m'eer dan 90 malen nachtverblijf te houden,
is deswege in die gemeente niet belastingplich
tig.
De regecring r. van oordeel, dat het motief
voor forensenbelasling in voldoende mate aan
wezig is in de gevallen, waarin voor een ter
mijn van 90 dagen of korter, de forens tot per
soonlijke uitoefening van zijn beroep of bedrijf
in de forensaalgeineente de beschikking heeft
over een vaste inrichting tot het geven van ge
legenheid aan het publiek om handelswaren
te koppen. In deze gevallen kan de korte ter
mijn uit een oogpunt van handelsbelang en re
clame, geacht worden boven den termijn van
meer dan 90 dagen waarde te hebben en mits
dien in afwijking van de algemeene voorwaarde
voor forensenbelasting, een aannemelijken
grondslag voor zoodanige belasting te leveren.
Intusschen vormt, naar de meening van de re
geering, de opbrengst van het bedrijf, voor 'zoo
ver die geacht kan worden in de gemeente, te
zijn verkregen, ten aanzien van deze forensen
wegens het tijdelijk karakter van dat bedrijf,
geen bruikbare maatstaf op den voet van art.
55 der Registratiewet ware hier n!s maatstaf
te stellen de omzet.
Art. 244b der wet strekt om aanslagen als
lerens te voorkomen, welke uit de bestaande
regeling «ouden voortvloeien, doch die door
bizondere feitelijke omstandigheden met de re
delijkheid ten eenen male in strijd zouden zijn.
in het thans gevolgde systeem van forensen-
belasting is voor aftrek wegens noodzakelijk
levensonderhoud geen plaats. Intusschen is er
om proctische redenen aanleiding om voor de
belastingplichtigen, bedoeld in art. 244a, on
der o, geen aanslag toe te laten indien het be
drag van de belastbare opbrengst blijft bene
den een zekere som.
Dc belasting worde gesteld op een percen
tage van do belastbare opbrengst. Daarbij kan
progressie worden toegelaten.
Het tijdstip van inwerkingtreding der wet is
gesteld op 1 Mei 1925, opdat de tijd voor vast
stelling en goedkeuring van de vercischtc ver
ordeningen niet ontbreke. (Corr. Bur.)
DE TARIEF WET.
De Nijvcrheidsraud is tegen dc
voorgestelde principiecle wijzigin
gen.
Thans is verschenen het advies van een com
missie uit den Nijverheidsrand oan den minis
ter van Financiën, in zake het ontwerp voor
dc nieuwe Tarief wet.
De Road betwijfelt 't of het wel noodig en
gewcnscht is, de beginselen, waarop de gel
dende tariefwet is gebaseerd, nl. grondstoffen
vrij, half fabrikaat matig en afgewerkte fabri
katen ten volle belast, te vervangen door pen
nieuw systpem van geheel andoie strekking,
waarbij alleen „toonbankurtikelcn", te weten de
artikelen, die rechtstreeks aan het publiek kun
nen woiden verkocht, worden belast, cn alle
andere artikelen, waaronder er ook zijn, *oor
welke thans invoerrechten worden bctnnld. vrij
mogen worden ingevoerd. Tegen deze ingrij
pende principicele wijziging bestaan hij den
Rnad onoverkomelijke bezwaren, omdat hij
vreest, dat daardoor de belangen der Neder-
landsche industrie ten -zeerste zullen worden
geschaad. Hoogst gevaarlijk acht de Raad het,
dat aan bepaalde industrieën ren steun, dien zij
in den vorm van invoerrechten sinds jaren heb
ben genoten, plotseling zul worden ontnomen.
In dit verband wijst do Raad er op. dat er
bij verschillende industricr en een neiging valt
waar te nemen, om hun bedrijf geheel of ge
deeltelijk naar landen over te brengen, waar
door invloeden van economischcn, socialen,
fiscalen en geographischen anrd een vooidec-
liger wijze van producenten dan in Nederland
mogelijk is.
In enkele gevallen is oan dat voornemen
reeds uitvoering gegeven.
Stellig meent de Rond don ook, dat het in
het belang van de industrie ongewenscht is,
dnt artikelen, die onder het Huidige tarief be
last zijn, in den vervolge zullen worden vrij
gegeven of verlaagd. Aangezien echter de aan
vaarding van den nieuwen gfjmdslng voor hot
tarief, nl. zoogenaamde toonbankartikelcn be
last cn nndcre artikelen vrij,'met zich nicdc-
bicngt, dat verschillende thnfis belaste artike
len vrij zullen mogen worden ingevoerd, kun
de Raad zich reeds op dozijn grond met de
voorgestelde principiecle wijziging niet ver
een igen.
Het wil den Rnad voorkorten, dat een tech
nische herziening een vruchtbaarder resultaat
zou hebben opgeleverd, omftnt dan had kun
nen worden voortgebouwd jop een grondslag
voor het tarief, welke daarvoor reeds meer dan
zestig jaren heeft gediend.'
De Raad verklaart voods dat het voorge
stelde systeem ten aanzien van de in de Mem.
v. Toelichting genoemde inconsequenties en
willekeurigheid van het ijestaande, dot. dan
zoogenaamd averechtsere bescherming zou
verleenen, In dc practijl. zeker niet tot minder
moeilijkheden aanleiding zal geven.
Naar de meening van den Raad zullen door
invoering van het nieuwe systeem ook geen
belangrijke wijzigingen worden gebracht in don
anrd en het aantal dér uit de Tariefwet voort
vloeiende geschillen.
Evenmin ziet de Raad in, waarom op het
beginsel van het huidige tarief niet een meer
uniforme tarifeering zou zijn te grondvesten,
die toch het karakter en de grondslagen der
bestaande wet onaangetast zou laten. Uit de
tariefposten zelf is den Raad reeds gebleken,
dat het nieuwe stelsel op dit karakter en deze
grondslagen in vele gevallen inbreuk maakt
b.v. door in strijd met het vooropgesteld prin
cipe allerlei hulpmiddelen voor de industrie te
belasten, 't Doet den Raad eigenaardig oan,
meermalen in dc Memorie van Toelichting te
lezen, dat een en ander geschiedt ter wille van
dc industrie. Indien de ontwerpers zoo niet dc
belangen .van de Neacrlandsche nijverheid wa
ren begaan, verwondert het hem te meer, dat
zij met die nijverheid zelf den niet overleg
hebben gepleegd,-ten einde zorg te dragen, dat
haar belangen afdoende werden beschermd.
Het is den Raad opgevallen, dat hot begrip
„toonbankartikelen" voor vele producten afhan
kelijk v.ordt gesteld van de voorwaarde, dat
het artikel „verpakt" is' cn dc verpakte hoeveel
heid niet zwaarder is dan 1200 gram in het
algemeen cn 200 gram voor artikelen in tablet-
vorm. Behulve dut de Rond de in deze aange
nomen maxima-grenzen in het. algemeen veel
te lang acht, zal deze bepaling naar zijne ver
onderstelling tot gevolg kunnen hebben, dat de
betreffende artikelen om 1 zoo te zeggen niet
meer worden ingevoerd in een verpakking of
labletvorm, waardoor zij belastbaar zijn. In
groote hoeveelheden zullen deze goederen wor
den aangebracht, om hier te lande tc worden
verpakt. Dé verpakVingsindustric indien men
dit bedrijf een industrie mug noemen zal
zich misschien uitbreiden en wellicht een uantal
personen, waaronder veel vrouwelijke krachten
zullen zijn, werk verschaffen, doch zulks zal ge
schieden ten koste van de Ncderlandsche schat
kist en tot schade der Nederlandsche industrie.
De Raad kan zich niet vereenigen met de
willekeurige wijze, waarop uitsluitend, om de
baten van de schatkist te versterken, bij het
nieuwe tarief enkele artikelen zwaarder zullen
worden belast dan het algemeen voor toon-
bankarlikelen aangenomen recht van 8
Tegen een extra-belastiiig van luxe-voorwer
pen ware misschien geen bezwaar geweest, mits
zij overeenkomstig een vooropgesteld begrip,
aJie artikelen, die onder dnt begrip zijn te reke
nen, zou omvatten. Het is, nuar de Raad meent,
toch onlogisch, dat b.v. voor vrachtoutomobie-
len wel een hooger recht wordt geëischt en
voor zulke typeerende luxe-artikelen als byoutc-
rieën niet.
Wat de Tariefcommissie betreft, meent de
Raad dat 't ook de meest practische oplossing
is, dat de Kroon niet alleen den voorzitter,
maar ook de andere leden d„r Tariefcommissie
aanwijst cn dat de benoeming der leden dier
commissie niet in de wet zelve, doch bij alge-
mecncn maatregel vnn bestuur wordt geregeld.
De Nijverhcidroüd, die door zijne wijze van sa
menstelling de gehcele Nederlandsche industrie
vertegenwoordigt, meent het aangewezen
lichaam te zijn, om de vertegenwoordigers der
industrie in de Tariefcommissie voor te dragen,
terwijl z. i. de vertegenwoordigers van den han
del moeten worden voorgedragen gedeeltelijk
door den Middenstandsraad en, aangezien dc
groothandel niet centraal georganiseerd is, ge
deeltelijk door de Kamers van Koophandel en
Fabrieken, maar niet, zoonis in het ontwerp
wordt voorgesteld,door enkele met name ge
noemde kamers, doch door alle kamers.
Uitvoerig gaat dc raad de verschillende
posten van het nieuwe tarief no. Hij sicit
voorop, dot aan een bepaalden hier tc lande
gevestigden tak van industrie verleenden steun
in den vorm van invoerrecht behouden moet
blijven. Daarnaast heeft du Raad als tweede
criterium aangenomen, dot grondstoffen, half
fabrikaten, machines en andere hulpmiddelen
der industrie niet, resp. slechts matig belast
dienen te worden. In geval acn artikel onder
deze beide regalen valt, nieent de Raad, dat
het bestaande invoerrecht dient te worden ge
handhaafd, doch niet moet worden verhoogd.
Naar aanleiding van de in de Mem. van
Toelichting gedane mededcolingcn, dat tus
schen artikelen, gebruikt in huishouden en
keuken en die, gebruikt in kantoren cn win
kels geen onderscheid is gemaakt, wcnscht de
Raad op te merken, dnt, al kan cenerzijds
voor vele artikelen geen verschil aangegeven
worden, of zij voor huishoudelijk gebruik of
voor gebruik in bedrijven bestemd zijn, er
underzijds toch verschillende voorwerpen zijn,
waarvan zulk een overwegend gedeelte in kan
toren cn winkels wordt gebruikt, dat zij ge
heel ajs hulpmiddelen van industrie cn han
del zijn te beschouwen.
Wat speciaal papier betreft merkt dc raad
nog op, dnt, aangezien popier een grondstof
is vOor vele andere industrieën #o.o. drukke
rijen, pnpier-zakkenindustrie, enz. hij van
oordeel is, dat niet alleen voor rotattepapier,
maar voor alle papiersoorten het recht niet
hooger mag' worden don het bestaande r^cht
van 5
't Is, zegt de rood verder, gebleken, dal aan
belangrijke takken van industrie een steun,
welken zij in den vorm van 5 invoerrecht
op hunne artikelen jarenlang hebben genoten,
zal worden ontnomen. Om enkele voorbeelden
te noemen wijst de Raad er op, dnt daardoor
de aardewerk- en porceleinindustrie, bijna de
gehééle metaalnijverheid, de fabrieken van
instrumenten, de chemische industrie, de hout
bewerkers-industrie, de wagenmokerijen, enz.
zullen worden getroffen.
Een onnfwijsbaren eisch voor dc Neder
landsche industrie wordt 't geacht, dot dc be
staande invoerrechten voor artikelen, die deze
industrie vervaardigt, worden behouden.
Waar het gaat om essentieele industrieelc
belangen, zegt de Raad ten slotte te vertrou
wen, dat dv door hem aangegeven aanwijzin
gen niet zullen worden voorbijgegaan uit over
weging, dat de tijd ontbreekt, om de doorvoor
nooaige veranderingen alsnog in het tarief
aan te brengen. Dc Ruod verklaart zich, mede
uit naam der verecnigingen, waaruit hij is so-
mengesteld, gaarne bereid, den meest mogelij-
ken steun tc verleenen.
HET ZEVENDE LEERJAAR.
Het wijziging.sontwerp inge
trokken.
De minister Van Onderwijs, Kunsten cn
Wetenschappen heeft den voorzitter der Twee
de Kamer medegedeeld, dat hij, daartoe door
de Koningin gemachtigd, het ontwerp van wet
tot wijziging van de Leerplichtwet intrekt.
Gelijk men weet, had deze veelbesproken
wijziging ten doel, dat gedurende het tijdvak
van 1 Januari 1925 tot en met 31 Dec. 1924
de leerverplichting voor het zevende leerjaar
van lagere scholen, geen toepassing zou vin
den.
TOEZICHT OP ARRESTANTEN- OF
NACHTVERBLIJFLOKALEN.
N.a.v. het geval te Boarn.
De minister van binnenlandsche zaken en
landbouw heeft ten vervolge op de beantwoor
ding van vragen van het lid van do Tweede
Kamer, den heer Ter ITall, betreffende den
toestand van en het toezicht op dé arrestanten-
of nachtverblijf lokalen in de gemeenten meege
deeld
Reeds in 1900 heeft de toenmalige minister
van Binnenlandsche zaken de inrichting van de
gemeentelijke orreslantenlokalen, tevens die
nende tot verschaffing van nachtverblijf, en do
verstrekking van voedsel aan de personen in
die lokalen vertoevende, bij algemeene aan
schrijving aan de Gedeputeerde Staten, tot een
punt van onderzoek en toezicht gemaakt. In
1920 is een onderzoek aangevangen en sedert
voortgezet, in hoever de gemeentebesturen in
hun desbtreffende regelingen blijvend voldaan
hebben aan de ter zake gegeven wenken. Waar
gebreken zijn te constateeren, wordt de ver-
eischte verbetering bevorderd. De bekendo
noodlottige gebeurtenis in het arrestantenlokaal
te Baarn is een op rich zelf staand geval, dat
verbond houdt met de wijze van uitvoering in
die gemeente van evenbcdoelde regelingen.
Aanleiding tot een nieuw aanschrijving levert
dit geval te minder op, omdat moeilijk scher
per de aandacht op mogelijke tekortkomingen
kan worden gevestigd dan door hetgeen te
Baarii is voorgevallen.
Uit het voicnstaonde moge blijken, dat onder-
geteekende bereids werkzaam is in den gedach-
tengang. welke ten grondslag ligt aan de derde
vraag. Een commi als daar bedoeld, schijnt
onnoodig en niet aanbevelenswaard.
MARINE MUTATIES
Bij beschikking van' den Minister van Ma
rine zijn da officier van administratie dar le
klasse A. van Houte, dienende aan boord van
Hr. Ms. .Heemskerk en de officieren van admi
nistratie der 3e klasse J. Bouma, G. J. van
Houten en F. C. H. Schlahmilch dienende aan
boord van resp. Hr. Ms. Tromp, Hr. Ms.
Heemskerk cn Hr. Ms. Wachtschip te Vlissin-
gen. ter beschikking gesteld, eerstgenoemde op
4 September a,s. de drie overigen op 2 Sep
tember en zijn da officier van de administratie
der 2e klasse J. Nottrot, B. Krijger en F. T.
Merijn met laatstgenoemden datum geplaatst
resp. oan boord van Hr. Ms. Heemskerk, «on
boord van Hr. Ms. Wachtschip te Vlissingen
cn ten bureele van den intendant der zeemacht
te Willemsoord
GRENSKOMMIEZEN.
Hun onderscheidingsteoken.
Een waarschuwing oan be
langhebbenden.
De minister van financiën brengt nogmaals
ter kennis van belanghebbenden, dnt dw amb
tenaren der invoerrechten, die in dc grensstre
ken belast zijn met toezicht op het internatio
naal verkeer met automobielen, motorrijwie
len en andere rij- cn voertuigen, voorzien zijn
van een onderschcidingsteeken, be^ttinndc uit
een ving niet de nntionale kleuren, in dc ^vit
te haan waarvan gedrukt is liet woord „doua
ne". De bestuurders van alle rij- en voertui
gen zijn verplicht op vertoon van dat toeken
het rij- of voertuig te doen stil houden, ten
einde de gelegenheid tot visitatie te geven. Het
niet dodelijk stoppen stelt den bestuurder
bloot non een bekeuring wegens verhindering
van visitatie en brengt gevaren voor hcni me
de, daar de ambtennrbn krachtens artikel .195,
2e lid, der algemeene wet van 26 Augustus
1922 (Stootsblad no. 38) bevoegd zijn door
middel van hun vuurwapens tot stoppen te
dwingen.
CREMATIE Dr. G. PEKELHARING.
In leven bekend finnnticr.
In het crematorium op dc begraafplaats
Westerveld heeft de verbranding plaats gehad
van het stoffelijk overschot von dr. G. Pekel
haring, in vroeger joren leider van de rubriek
oeconomisclte en financieelo niedcdeelingen
vnn de N.R.Ct., later directeur van de Bijbank
der Nederlandsche Bank te Rotterdam. Onder
dc talrijke aanwezigen waren mr. W. R. J. van
Lutterveld, die zijn onmiddellijke opvolgei
oan de redactie van dw Nieuwe Rotterdamscho
Courant is geweest, dc he eren dr. C. Easton
cn T. Sibmocher Zijnen, die tegelijk met hem
vnn de redactie deel hebben uitgemaakt, voorts
nir. G. II. M. Delprat, secretaris van de direc
tie der Nederlandsche Bonk, cn mrs. M. Bur
gerhout en J. R. Goddard, van de bijbank te
Rotterdam. Verder nog nir. AL Mees, van da
firma R. Mees Zoonen te Rotterdam en mr.
Maas, oud-directeur van dc Geldcrschu Cre»
diit-verecniging.
Dc plechtigheid kenmerkte zich, blijkens
het verslag in de N. R. Ct.f door grootcn een
voud. Slechts een enkel bloemstuk, van de
naaste familieleden van den doodc, dekte de
baar. Ingevolge den wenscli van den overle
dene werd er ook niet gesproken.
Toen onder orgelspel dc kist langzaam in
dc crypte was neergedaald, heeft mr. A. C.
Pekelharing, zoon van der. overledene, mede
namens zijn moeder, zuster cn zwager, een
kort woord van dank gesproken voor de vela
bewijzen van deelneming en de blijken van
groote waardeering voor den persoon zijns
vaders
MR. J. DOMELA NIEUWENHUIS -J*
Oud-hoüglceraar tc Groningen.
Te den Haag is in den ouderdom van 88 ja
ren overleden Mr. Jacob Domein Nieuwcnhuis,
oud-hoogleernar in de faculteit der Rechts
geleerdheid aan de Rijks-Universiteit te Gro
ningen.
DF. NIEUWE VERKEERSWEG TE
s-GRAVENHAGE.
Nog dit joor gereed,
B cn W. van den Hang hebben op de vra
gen van het raadslid C. L. van der Bilt, waar
om niet tot den aanleg van den nieuwen ver
keersweg longs dc Gevangenpoort is overge
gaan, geantwoord, dot in overleg met dr. Bcr-
lege, het bestek zoo spoedig mogelijk gereed
is gemaakt, waarna de aanwijzing cn de aon-
bcsteding gevolgd zijn. Dezer dagen is het
werk gegund, zoodot met de uitvoering eerst
daags zal worden begonnen. Het werk moei
binnen 110 werkdagen gereed zijn, zoodnt het,
onvoorziene omstandigheden voorbehouden,
aon het einde van dit jaar klaar zal zijn. Reeds
ccnige maanden daarvoor zal het tramverkeei
cn waarschijnlijk ook reeds gedeeltelijk het
gewone verkeer over den nieuwen verkeers
weg kunnen worden geleid.
EEN VAN HEÜTSZ-STICHTING
Oen stem er tegen,
Dc heer J. Sibinga Mulder schrijft in enkele
bladen
Toen in Hollend het bericht kwam, dat het
stoffelijk overschot van generaal Van Hcutsz
tc Clorcns aan den schoot der aarde zoude
worden toevertrouwd, heeft dat in breede krin
gen vnn ons volk een gevoel vun onvoldaan
heid, van onbevredigdheid gewekt.
Die velen in grootcr Nederland, die den
generaal bewonderen als één der grootste fi
guren, wellicht de grootste, die Nederland de
laatste eeuw heeft- voortgebracht, verwacht
ten dat zijn stoffelijk overschot naar Amster
dam zoude werden overgebracht om daar, in
de hoofdstad van het Rijk. waaraan hij zulke
groote buitengewone diensten bewees, te
weden bijgezet in NmIui I andschcn hedem.
Het gebeurde niet. Hot heette dat de wcnsch
van den overledene om te C'arens te worden
begraven, moest geëerbiedigd worden.
Ik yoor mij meen, dat die wensch, geuit in
den Inatsten tijd, dm niet vrij was van verbit-'
tering, geen beletsel behoeft te zijn hem in
voderlondschen bc-dem te doen rusten. Zijn
naaste fomilieleden kunnen zich hierover uit
smelten. Op den Staat als zoodanig rust ni. 1
de plicht om daervoor te zorgen, om dezen
grootcn zoon van Nederland een hem en het
vaderland waardige rustplaats te bereiden.
Daar mag geen gulden worden gevraagd voor
giften en bijdragen. Als een dr«ad van dien-
gevodcle dankbaarheid en piëteit dient de
regecring deze taak, neen dezen "plicht den
dood- en het hand tc vervullen
Maar het Nederlandsche volk he-?ft buiten
de regeering om behoefte om van zijn groote
waordeering en dankbaarheid te doen blijken
en de figuur en daden van generaal Van Heutsz
ten voorbeeld tc stellen aan jonger Nederland,
oan rijen vnn komend? geslachten, cve zij wij
zen wil op wat „goede courage" vermag. Hoe
klaarheid van en vastheid van wil ber
gen verzetten tot heil ven onnoemlijk velen I
En nu loopen er geruchten dat men dat wil