23ewo3??*"8 AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlanper"^.-^.^ STADSNIEUWS. TWEEDE BLAD. Het Maas- Waalkanaal. RAADSVERSLAG. Openbare vergadering van den RaacI der gemeente Amersfoort op Vrijdag 22 Aug. des nam. half vier. Voorzitter: de Burgemeester. Afwezig de heeren Jorissen, Ruitenberg, v. d. Heide en Nieuwêirbüysen. Na opening der vergadering worden de no tulen der vorige vergadering aangehouden. 1. Ingekomen stukken en medcdcclingen. Schrijven dd. IS Augustus 192-4 van het Bestuur van Amersfoort's Mannenkoor, hou dende mcdcdcchng, dat de financicelc uil- komsten van het zangtournooi voor Gooi- en Eemland op 29 Mei j.I. van dien aard geweest zijn, dat het gevormde garantiefonds niet behoeft te worden aangesproken. Kennisgeving. Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht dd. 12 Augustus 1924, 3de Afd. no. 2002/1463, houdende wijziging en aanvulling van de begrootings- en rekeningsvoorschrif ten 1024. Kennisgeving. Schrijven dd. 13 Augustus 192i van bet Bc stuur der Anicrsfoortsche Schoolvcrecniging, houdende verzoek de voor de verbouwing van het schoolgebouw aan de Oldenbarne- vcltlaan benoodigde gelden uit de gemeente kas te mogen ontvangen. Advies Burgemeester en Wethouders. 2. Voorstel van Burgemeester en Wethou ders om in beroep te gaan tegen de beslui ten van Gedeputeerde Staten tot onthouding dei goedkeuring aan de gcmcentebögrooling 1924 en aan de wijziging dier bcgrooting. In de raadsvergadering van Dinsdag 19 Aug. is reeds meegedeeld, dat Ged. Staten hun goedkeuring hebben onthouden aan de begrooting 1921 en aan het besluit van 10 Ju ni '21 tot wijziging van die begrooting. Bij schrijven van II Juni '21 deelden Ged. Staten mede, dat lmn was gebleken, dat bij de samenstelling dezer begrooting geen re kening was gehouden met den inhoud van Provinciaal blad no. 42 van 1923. B. en W. hebben daarop geantwoord, dat zij bij hun meening te dien opzichte bleven volharden. Uit verschillende vakbladen is hun gebleken, dat bun standpunt te dezer zake wordt gedeeld en het behoeft huns in ziens weinig betoog, dat indien een gemeen te dbor het regelmatig uitvoeren van buiten gewone werken ten behoeve daarvan vast personeel in zijn dienst noodig heeft, de bil lijkheid eischt, dat de bezoldiging van dit per soncel ten laste van den Kapitaaldicnst wordt gebracht. Te meer klemt dit. indien het streven er op is gericht de aflossing van geldleeningcn voor dergelijke kapitaalsuitga ven binnen een zeer behoorlijken termijn te doen plaats hebben. Door Ged. Staten werd daarna het besluit van 29 Juli genomen hunne goedkeuring aan de begrooting voor het dienstjaar 1921 te onthouden. B. en Whebben overwogen den Raad oor te stellen, zich bij deze beslissing neer tc leggen, ware het niet, dat het hun onwaar schijnlijk lijkt, dat een beroep dezerzijds te gen een niet-goedkcuringsbesluit van een wijziging eener niet-gocdg'ckcurde gémecn- lebcgrooting ontvankelijk zal worden ver klaard, zoodat, wil de Raad het besluit van c#J- Staten tot onthouding der goedkeuring aan het raadsbesluit betwisten, vanzelfspre kend vooraf ook hot eerstgenoemde besluit moot bestreden worden. Ten opzichte der niet- goedgekeurde bc- grootingswijziging inhoudende een verlaging van volgiio. 96 „Belasting naar liet inkomen" met 52000.en een verhooging der volg- riós. 103 en 105: vvinstuitkeering Electrici- leitsbedrijf 30.000 en Gasfabriek 22.000, zulks in verband met het voorstel tot vast stelling van den vermenigvuldigingsfactor der Inkomstenbelasting 1924/1925 hebben Ged. Staten bij schrijven dd. 17 Juni 1921, dit besluit teruggezonden, teneinde bet in nade re overweging te nomen in verband met hun schrijven van II Juni 1924. Laatstgenoemd schrijven behelsde hierom trent het volgende: Ook heeft ons bevreemd Uwe mededeeling op bladzijde G van de nota van aanbieding der bcgrooting, dat. om den factor der in komstenbelasting dienst 1924/1925, niet lioo- gcr te behoeven te stellen, dan die voor den dienst 1923/1924, overwogen zal worden, ©m zoo noodig tc beschikken over een gedoflte van de winsten van het Gas- en Elcctricitcits- bcdrijf over 1923, vooral nu toch èn door het raadsbesluit, dd. 3 September 1923, tot wijzi ging der verordening op het Technisch be heer der Gemeentebedrijven, èn door de briefwisseling betreffende de gemccntcbc- grooting voor het dienstjaar 1923 (o.m. door Uw brief dd. 8 Augustus 1923 Afdceling III No. 3136), is komen vast te staan, dat voort aan (na dc begrooting voor 1923) eerst over bedrijfswinsten in de gemcentebegrooting zou worden beschikt in het jaar, volgende op dat, waarin dc rekening der betrokken bc- drijv.en door den Raad zal zijn vastgesteld, zoodat dc bedrijfswinsten van ,1923 of een deel daarvan eerst in dc begrooting voor 1925 tot dekking van uitgaven zullen kunnen worden geraamd. Met verwondering hebben wij voorts ken nis genomen van den inhoud van Uw voor dracht aan den Raad, dd. 11 Januari 1924 af- clecling III no. 161, betreffende verlaging der tarieven van gas- en clcctricitcit en van het terzake door den Raad genomen besluit tot wijziging der bcgrooting voor het dienstjaar 192-4, ons toegezonden bij Uw schrijven dd. 21 Februari 1924, afdeeling III no. 651. Wij achten het een onjuiste bédrijfspolitick cn in strijd met het geldelijk belang Uwer gemeente, om den gasprijs tot een zoodanig peil te verlagen dat daardoor het bedrijf ver lies zal lijden; een verlies dat bij de vaststel ling van den gasprijs voor 1924 is geraamd op niet tuinder dan 36.750.— Ook dc wijze van,dekking van dat verlies wordt door een behoorlijk beheer van de bedrijven en van de geldmiddelen der gemeente veroordeeld, ver mits een bedrijfsreserve toch tic bestemming heeft om onverwachte, dus niet opzet telijk uitgelokte tegenvallers tc dekken en omdat het aan ernstigen twijfel onderhevig is of in de toekomst wel voldoende midde len voorhanden zullen zijn, om een als ge volg van dc lage gasprijzen steeds tcrugkce- rend verlies van dc Gasfabriek te dekken. Deze opmerkingen zijn door B. en \Y. be antwoord bij het hiernavolgend schrijven: Naar aanleiding van Uw terzijde aange haald schrijven en onder weder bijvoeging van een exemplaar der w ijziging dd. 10 Juni j.I. no. 279 der gemeen tcb'egrooting voor 1921 ons teruggezonden, teneinde haar in nadere overweging te nemen in verband met Lw schrijven van 11 Juni j.I., 3c afdeeling óo. 1201/1033, bobben wij dc eer dat deel van Uw laatstgemclden brief, waarin Uw College zijn bevreemding uitspreekt over onze mede- dceling op bladzijde 6 van dc nota van aan bieding der bcgrooting „dat, om den factor der inkomstenbelasting, dienst 1924/25,. niet lioQgcr te behoeven stellen, clan die voor don dienst 1923/24, overwogen zal worden, om zoo noodig te beschikken over een gedeelte van dc winsten van hot Gas- cn van het Èlectrici- tcitsbcdujf over 1923" bij dezen te beantwoor den, omdat hetgeen slechts als een medcdec- ling in onze voormelde nota vvcrd gesteld, bij ons voorstel tot vaststelling van den verme nigvuldigingsfactor in meer concrete» vorm is voorgedragen cn door den Raad is aange nomen. Aan onze aandacht is bet trouwens niet ontgaan cn het verheugt ons dit tc mogen constateeren daj aan liet slot van Uw bi iel betreffende den factor slechts een bereke ning is gemaakt van dc hoegrootheid van den factor na, cle door U gemaakte rectifica tie van onze berekening cn niet na in aan merking tc hebben genomen, dat geen winst uit dc bedrijven over 1923 zou worden opge nomen. Wij verheugen ons daarover, omdat wij daaruit mcenen te mogen opmaken, dat do toegezonden stukken U reeds eenigermatc de overtuiging hebben geschonken dat aangezien liet hier slechts betreft een ov er gangsmaatregel om te komen tot dc door U cn ook door ons gevvcnschtc toestand om eerst over bedrijfswinsten in dc gemcentebe grooting tc beschikken in het jaar, volgende op dat, waarin cle rekening der betrokken bedrijven door den Raad zal zijn vastgesteld en dc mogelijkheid biertoe thans bestaat, om dat nog een winst van 43.000 overblijft een afwijking voor bet jaar 1924 in dit op zicht toelaatbaar is te achten en derhalve Uwe. bezwaren daartegen, vermeld in Uw reeds genoemden brief van 11 'Juni 1924-reeds grootendcels zijn opgelost Wel is waar schreven wij in onzen, door U aangehaaldcn brief van 8 Augustus 1923, afd. Ill no. 3136, dat wij door invoering van den door U voorgesteld en maatregel dien wij gaarne, indien mogelijk zullen toepassen, om dot zij ons juist voorkomt voor 1924 in geen geval iets uit de winst van de bedrij ven zouden kunnen .verkrijgen, doch lie ten wij in onzen gcmeldon brief er op volgen „Of voor volgende jaren uit. eventueel te maken vvinstbedragen aan dc gewone mid delen der gemeente zullen moeten worden toegevoegd, laten wij nog in 't midden; moet dit echter geschieden, dan zullen wij den maatregel toepassen, dat niet eerder over winst wordt beschikt, vóór ze werke lijk gemaakt is." Ook in Uw schrijven van 28 Augustus 1923, 3e afd. no. 2355/1758 wordt gezegd: „Voor 1924 cn volgende jaren zal dan een regeling moeten getroffen worden, krachtens welke vvinstuitkèeringen alleen clan op de gemcen tebegrooting mogen worden geraamd, indien en voorzoover die winst aanwezig is." En nu is wel bij Raadsbesluit van 3 Sep tember 1923 no. 556 II besloten: „Van cle zui vere winst, welke door dc gasfabriek en het clectriciteitsbcdrijf wordt gemaakt, kan een gedeelte worden opgenomen in dc gemcente begrooting van het dienstjaar, volgende op dat, waarin de rekening dier bedrijven door den Raad is vastgesteld," maar wij achten, dat indien aan het beginsel, dat slechts over winst mag worden beschikt, indien en voorzoover zij aanwezig is, de' band wordt gehouden, de Raad zonder bezwaar in af wijking van zijn verordening kan besluiten een deel te bestemmen voor het dienstjaar 1924. Vooral nu wij in de gelukkige omstan digheid vcrkcercn, dat de g e m a a k t e w inst een bedrag van rond 95.000 bedraagt en daarvan slechts een gcclccltc voor 1924 be stemd behoeft tc worden cn dus een voldoend beclrag voorhanden blijft, om eventueel op de wijze, zooals de aangehaalde verordening bepaalt, ten bate van 1925 te brengen. Wij vertrouwen daarom, dat Uw College geen v erder bezwaar tegen de bijgaande bc- grootingswij/.iging zal maken, enz. Hierop ontvingen B. cn \V. van Gedepu teerde Staten den volgenden brief: Het besluit cl cl. 10 Juni 1921, nr. 279, van den raad Uwer gemeente tot wijziging van dc gemcentebegrooting voor 1924 achten wij in strijd niet alleen met artikel 6a der ver ordening op het technisch beheer der gemeen tebcdrijvcn, maar bovenal met een góed gel delijk beheer en alzoo met het geldelijk be lang Uwer gemeente. Na onze beslissing omtrent dc gemcentebe grooting zelve, zullen wij dus aan bovenge noemd besluit onze goedkeuring onthouden, tenzij dit bereids clöor den gemeenteraad mocht zijn ingetrokken enz. waarop zij als volgt antwoorden: Met groote teleurstelling ontvingen wij Uvy terzijde aangehaald schrijven, waarin U me dedeelt. dat Uw College hel Raadsbesluit van 10 Juni j.I. no. 279 niet alleen in strijd acht niet artikel 6a der Verordening op liet technisch beheer der gemeentebedrijven, maar bovenal met een goed geldelijk beheer cn alzoo met het geldelijk belang der ge meente en v oorts, dat geen afwijking kunt toestaan van het voorschrift, vervat in aiti- kel 9 onder a der Rekeningsvoorschriften 192 i. Dc groote moeilijkheden, welke door Uw besluit voor de financiering dezer gemeente zullen ontstaan, nopen ons ons hieromtrent nogmaals tot Uw College te richten. De strijd met artikel 6a der genoemde Ver ordening wordt in Uw aangchaalden brief niet als hoofdbezwaar geacht, zoodat wij daarover weinig meer behoeven te zeggen, dan reeds in onzen brief van 5—9 Juli 1921 Afd. Ill no. 2570 is gedaan. Wij wijzen hier voor nog slechts op dc uitgesproken bedoe ling dat dc afwijking van genoemd artikel slechts, gedaan wordt als overgangsmaatre gel, waardoor (juist omdat van dc winst 1923 nog 43.000 beschikbaar blijft) een vol ledige toepassing van het artikel in volgen de jaren mogelijk wordt. Daarentegen heeft Uw hoofdbezwaar: „strijd met een goed geldelijk beheer cn al zoo met hot geldelijk belang dor gemeente" een zeer ernstige strekking. Wij hebben ons daarom ufgevraagd, welke gevolgen Uw standpunt ten opzichte der ge- mecntcfinancion, in verband niet dc te hef fen Inkomstenbelasting cn mede in verband met liet voorschrift, vervat in artikel 9a der Rekeningsvoorschriften 1924 zal hebben en komen dan tot de volgende berekeningen: Kohier 1924—1925. Zonder vvinstuitkeering in 1924 zal uit kohier 1924'25 I. B. moeten gevonden wor den ten bate v an 1924 078.342.38. Aangezien ten hoogste der geraamde op- brengsf mag komen ten bate van 1924, moet het kohier nóg hoogcr zijn d.i. 339.171.19. De opbrengst uit het kohier 1924'25 zal dan in totaal moeten bedragen 1017.513.57. Bij opbrengst per eenheid, geschat op 60.000, zal dan dc factor moeten zijn rond 1.7. Kohier 1925-1926. De mindere lasten van het begrootingsjaar 1925 zijn geraamd op 100.000 zoodat voor dat jaar gedokt moet worden door Inkom stenbelasting en vvinstbedrijvcn (zie ons raadsvoorstel dd. 31 Mei 1924) 907.500. De winst der bedrijven over 1923, bedragende rond 95.000, kan overeenkomstig art. 6a dor Verordening op het technisch beheer tot maximaal 10% dor Inkomstenbelasting, op genomen worden onder de baten der gemcen tebegrooting 1925. Het voor dc begrooting 1925 benoodigde bedrag kan dan gevonden worden door: Inkomstenbelasting 825.000. Winst bedrijven 1923 82.500 Totaal f 907.500 Aangezien van het voor 1925 benoodigd be drag aan Inkomstenbelasting uit bet kohier 192425 reeds gevonden wordt ƒ339.171.19, zal het overblijvende moeten gevonden wor den uit het kohier 1925'26 derhalve ƒ825.000 339.171.19 485.828.81. Aannemende, dat in liet begrootingsjaar 1926 hetzelfde bedrag als in 1925 gedekt moet worden door Inkomstenbelasting en winst bedrijven en dat dc winst over 1924 (zie begrooting lïlcctr. Bedrijf) 66.000 be draagt. dan is in 1926 noodig 907.500 66.000 841.500, waaVvan uit kohier 1925 '26 moet gevonden worden 280.500. Het kohier 1925'26 zal dan moeten op brengen 185.828.81 280.500 ƒ766.328.81 Voorzichtigheidshalve de opbrengst per eenheid b.v.: stellende op 55.000 dan zal voor het kohier 1925'26 volstaan kunnen worden met een factor van 1.4. Kohier 1926—'27. De factor voor het kohier 1926—'27 is niet te berekenen. Er komep zooveel waarschijn lijkhedori naar voren, dat aan cijfers te de zen opzichte geen waarde meer kan worden gehecht, doch in ieder geval zal om het be noodigde voor liet begrootingsjaar 1926 tc kunnen Verkrijgen, de opbrengst van dit ko hier op tenminste 841.500 moeten worden gesteld, dus rond 75.000 hooger dan bet voorgaande kohier. Bclastingvcrhdoging zal dan niet kunnen uitblijven. MeLvorenitaahde berekeningen hebben wij o.i. voldoende geïllustreerd ons groote be zwaar tegen Uw standpunt, waardoor een voortdurende schommeling in den vermenig vuldigingsfactor der Inkomstenbelasting het gevolg zal zijn.: 1923—'24: 1.55. 1924—25: 1.7. 1025—'26: 1.4. 1926'27: 1.55 terwijl daarentegen bij goedkeuring van 's Raads besluit meerdere regelmaat in dien factor bet gevolg zal zijn: 1923—'24: 1.55. 1924—'25: 1.55. 1925—26: 1.53. 1926—'27: 1.53 Het behoeft o.i. weinig betoog, dat een voortdurende schommeling in den Vermenig vuldigingsfactor en vooral cle sterke, stijging daarvan voor een Piikel jaar schadelijk moet werken op dc vooruitgang der gemeente, te meer waar zulks niet noodig is door toepas sing van de overgangsmaatregel, zooals in 's Raads besluit is opgenomen. Wij mcenen goed te doen, hieraan nog toe to voegen, dat de begrooting 1924 met dc meest mogelijke nauwkeurigheid is samenge steld, waardoor liet ons niet mogelijk is, thans door besnoeiing op uitgaven op ande re wijze dan door bclastingvcrhooging in het gewraakte bedrag van 52.000 te voorzcin. Hierbij komt nog, dat zelfs belastingverhoo* ging niet meer mogelijk moet worden geacht omdat juist heden ons bekéhd is geworden, dat reeds meer dan 1400 aanslagen zijn ten kohicrc gebracht. Ten slotte hebben wij de eer U nog te ver wijzen naar ons antwoord dd. 1619 Juli 1924 afd. Ill no. 2694 op Uwe opmerkingen ten aanzien der begrooting 1924, waaruit U zult zijn gebleken, dat de bcgrooting der Gas fabriek 1924, waarop eerst een verlies werd geraamd, thahs door lagere kolenprijzen enz. zonder verlies kan worden vastgesteld. Mocht het zijn, dat die begrooting en het daarop geraamde verlies mede aanleiding is geweest tot Uwe bij deze besproken beslis sing, dan vertrouwen wij, dat ons zoo juist aangehaald antwoord U mede aanleiding mo ge geven, om die, beslissing te herzien. Het in bovenstaanden brief bedoelde ge deelte van den brief van 1610*Jiili 1924 afd. Ill no. 2694 volgt hieronder: Het moge waar zijn, dat Uw College met verwondering heeft kennis genomen van den inhoud van onze voordracht aan don Raad dd. 11 Januari 1924, afd. HI no. 161, betref fende verlaging der tarieven van gas en elec- tricitcit en van bet terzake door den Raad genomen besluit tot wijziging der bcgrooting 1924, toch kunnen wij niet aanvaarden Uw meening, dat het een onjuiste bédrijfspolitick cn in strijd met het geldelijk belang der ge meente is, om den gasprijs tot een zoodanig peil te verlagen dat daardoor bet bedrijf ver lies zal lijden. Integendeel achten wij dc gevoerde bedrijfs politiek volkomen verdedigbaar, teneinde daardoor le ontkomen aan bet niet denkbeel dige gevaar, dat door een te hoogen gasprijs bet debiet der gasfabriek meer cn meer gaat dalen en condocls verdrongen wordt door de in verhouding dan goedkoopere petroleum, anderdeels door dc clectriciteit. In verband met dit laatste achten wij het voorts verde digbaar, dc feeds gesloten band tusschen bet gas- en electïicitoitsbodrijf gauwer aan te balen, door tegenover liet geraamde verlies der gasfabriek, de zooveel grooterc winst van het clectricitcitsbedrijf te stellen. Het putten uit de reserves is dus slechts een administra tieve tusscbenschakel, aangezien dc winst uit het elcctricileitsbedrijf de reserves onmiddel lijk weer zal kunnen aanvullen. Jntusschon zijn de omstandigheden in die mate gunstig gebleken, dat het niet noodig is, deze kwestie met meor nadruk tc verde digen aangezien een hoogere raming van de cokes- en teerprijzen en de zooveel lagere kolenprijs, tot welke verlaagde prijs de fa briek zich reeds voor bet geheel jaar 1924 ge dekt heeft, ons in staat stellen een bcgroo ting voor het gasbedrijf samen te stellen, waardoor het gchcole verlies komt tc verval len. Niettegenstaande deze vcitoogcn werd door Ged. Staten het besluit tot. onthouding der goedkeuring aan de begroot in gswijzigilig genomen. Naar aanleiding van dit besluit hadden de Burgemeester en de waarnemende ge meentesecretaris op 13 Aug. een onderhoud met een Commissie uit Ged. Staten. Ten vervolge op dat onderhoud waarbij nog cenige nadere gegevens door Ged. Staten werden verzocht werd bet volgende schrij ven verzonden: Als vervolg op het onderhoud, dat dp Bur gemeester en de waarnemend Secretaris de zer gemeente gisteren met een deputatie van Uw College mocht hebben, teneinde te po gen alsnog ccne wijziging te brengen in Uw inzicht, als" zoude het raadsbesluit van 10 Juni 1924 no. 279 (hetwelk weder hierbij gaat) niet alleen in strijd zijn met artikel 6a der Verordening op het tèchtniscli beheer der gemeentebedrijven, maar bovenal met een goed geldelijk beheer cn alzoo met bet gelde lijk belang der gemeente, hebben wij de eer alsnog liet volgende tc berichten. W ij zijn voornemens den Raad een voorstel le doen, bet betrokken artikel 6a te wijzigen in dier voege, dat voor liet jaar 1921, in af wijking van het daarin bepaalde, als over gangsmaatregel tot ten hoogste 52.000 van de winst over 1923 ten bate der gemcentebe grooting 1924 kan worden gebracht. Na goed keuring Uwerzijds van deze wijziging, zal dan bet formeel bezwaar van strijd met ar tikel 6a der Verordening op liet technisch beheer der gemeentebedrijven zijn opgeheven Ten opzichte van het tweede, meer belang- Ons land heeft 27 bevaarbare rivieren tot een gezamenlijke lengte van ongeveer IOO K. M. en 270 kanalen cn aai ten, voor scheep vaart geschikt, waarvan de gezamenlijke lengte 3650 K. M. bedraagt. Naar verhouding heeft Nederland tweemaal zooveel waterwegen als België en zesmaal zooveel als Duitschland, onze naaste buren aan twee kanten. Ondanks deze groote getallen en ondanks dezen voor sprong, wordt ten spijt van den druk der tij den nog rusteloos gearbeid aan vermeerdering onzer scheepvaartwegen, terwijl nog verschil lende plannen voor de toekomst gereed liggen of worden uitgewerkt. Een kort overzicht is hier op zijn plaats. Het Wilhelminakanaal doorsnijdt Brabant in een richting Oost-West cn stelt schepen van 600 ton (ongeveer 60 M. lang, bij 8 M. breed met een diepgang van 2.40 M) in staat o.a. naar Tilburg (tot voor niet langen tijd een echte landstad) tc komen. Aan de Maas-kanalisatie wordt gewerkt, d. w. z. de Maas woidt o.a. met behulp van 5 stuwen cn daarnaast gelegen sluizen tusschen Grave cn Maastricht bevaarbaar gemaakt voor schepen van 2000 ton (100 X 12 X 2.80 M.) die daardoor in de nabijheid van onze kolen mijnen komen alsmede van het industrie-cen trum van Zuid-Limburg, waarvan de belangrijk heid in de toekomst voortdurend zal stijgen. De Maas-kanalisatie heeft echter geen zin als men niet zorgdraagt, dat men vanaf de gekina- liseeide Maas naar andere belangrijke punten van ons land kan komen. Een kanaal Wessem-Nedcrweert verbindt do gekanaliseerde Maas met het Wilhelminaka naal, zoodat Brabant in verbinding komt met Zuid-Limburg, maar het spreekt vanzelf, dat een hoofdverbinding met het hart van ons land, moet aanvangen nabij het eindpunt, dus in de burnt van Grave. Deze hoofdverbinding zal nu worden gevormd door het M a a s-W a a 1-k a- naai; daardoor wordt dus de gekanaliseerde, voor groote schepen van 2000 ton bevaarbare Maas, in verbinding gebracht met de Waal, cn vanaf dc Waal kan men met het tegenwoordige stelsel waterwegen verder komen. Toch is het nutig effect van de gekanali seerde Maas cn van het Maas-Waal-kanaal niet op zijn grootst, als men niet zorgt dat men met scheepvaartwegen van groot kaliber dooi- diingl tot allerlei belangrijke doelen van ons land, want de Waal voert het verkeer alleen maar behoorlijk in de richting van Rotterdam. Boven werd reeds medegedeeld hoc door het kanaal Wcssem-Nederwecrt en door het Wil helminakanaal het Brabantsch industriegebied met de gekanaliseerde Maas cn dus met Zuid- Limburg in verbinding wordt gebracht; het spreekt vanzelf dat men hetzelfde moet trach ten te bereiken met het Twentsche industrie gebied. Tot dat doel is ontworpen het Rijn- Twenthe-kanaalplan, voorloopig bedoeld voor vaartuigen van 600 ton, maar waarbij van don aanvang af wordt gerekend op een vergroo ting in dc toekomst, zoodat deze scheep vaartwegen toegankelijk worden voor schepen van 2000 ton. Het hoofdkanaal Rijn-Twenthe begint aan den Rijn (dit beginpunt is dus door Waal en Rijn gemakkelijk bereikbaar vanaf het Maas-Waal kanaal) en gaat door den Achterhoek naar Twenthe; zijtakken zijn geprojecteerd van Zut- phen en Deventer. Verder spreekt het vanzelf dat het Maas- Waal-kanaal op de een of andere wijze moet worden verbonden met Amsterdam en met het Noorden van het land, en omdat van de Gel- dersche IJsel, hoewel een onzer groote rivie ren, kwalijk een scheepvaartweg kan worden gemaakt voor vaartuigen van groot laadver mogen, is men genoodzaakt te trachten Fries land en Groningen te bereiken door de Zui derzee. Vooral na de drooglegging, waarbij toch een groot oppervlak als het IJscl-meer (cn wellicht ook een IJ-mecr) cn forsche ring vaarten als water blijven bestaan, ligt het voor de hand de verbinding tusschen het Maas-Waal-kanodl (en dus Zuid-Limburg) ccncrzijds en dc noordelijke provincies ander zijds door dc drooggelegde Zuiderzee tot stand tc brengen. De tegenwoordige verbinding tusschen Waal cn Amslcrdem, door het Zcdcrik-kanaal (Gorin- chemVianen) cn het Merwede-kanaal (Vrees wijk—Utrecht—Amsterdam) is in allerlei op zichten geheel onvoldoende geworden, zoo dat allereerst moet worden beslist op welke wijze daarin afdoende verbetering kan worden ge bracht. Verschillende plannen zijn daarvoor ontworpen, terwijl bovendien nog eenige denk beelden bestaan, welke wel* niet zijn uitgewerkt, maar toch de keuze niet vergemakkelijken. Een Staatscommisie is dan ook aan den ar beid. In hoofdzaak komen waarschijnlijk een drie tal oplossirïgcn in aanmerking, n.l. L vergrooting van het dwarsprofil van het bestaande Mcrwedekanaal, tusschen Amster dam en Utrecht, met een nieuw kanaal van Utrecht naar Vreeswijk op gelijk peil (dus één doorgaand kanaal van Amsterdam naar Vreeswijk zonder sluis te Utrecht) 2o. Een kanaal van Amsterdam over Utrecht naar Wijk bij Duurstede (dit is meer gericht naar het Maas-Waal-kanaal dan het eerstge noemde). 5o. Een kanaal door de Geldevsche vallei, dus langs Amersfoortdit komt practisch ge sproken tegenover het Maas-Waal-kanaal uit en vormt zeer zeker de kortste verbinding met Amsterdam en met het Noorden. Het rapport der Staatscommissie bovenge noemd mag binnen niet langen tijd worden te gemoet gezien, daarna zo! cL hekliscinrr moe ten worden genomen. De beslissing zal waarschijnlijk niet zonder strijd vallen cn Amersfoort zal zich daartoe moeten uitrusten en vooral naar bondgenooten moeten omzien. Eindelijk zal in het Noorden nog de scheep vaartweg Delfzijl—Groningen—Lemmer moeten worden verbeterd, indien men vol profijt wil hebben \an de bovengenoemde moderne water wegen. Uit een en ander is wel duidelijk, welk een machtige schakel het Maas-Waal-kanaal vormt in ons stelsel van waterwegen; zooals dat in een niet verre toekomst zal zijn aangevuld. Een olgemccnc beschrijving van dit belang wekkend konaal moge hier volgen. Het kanaal is op korten afstand westwaarts van Nijmegen geprojecteerd zoodat de hooge gronden van Nijmegen worden gemedenmen heeft daardoor uit den aard dér zaak het grond verzet beperkt. Aan beide zijden, n.l. in de buurt van .Heurnen aan de Maas en in die van Wcurth aan de Waal zijn sluizen ontworpen, omdat een open verbinding tusschen de beide rivieren wegens het verschil in waterstand niet mogelijk is. Deze sluizen zijn waarschijnlijk dc grootste sluizen voor binnenscheepvaart in Europa, en in verschillende opzichten van een goed doordachte samenstelling. De sluis bij Heumén is gereed, terwijl die bij Wcurth in uitvoering is, zoodat men een uitstekende in druk kan krijgen van den reusachtigen om vang van een werk in uitvoering, als het een sluis geldt van een capaciteit als deze, bene vens van de hulpwerken en hulpwerktuigen, die daarbij noodig zijn. Het spreekt van zelf dat een kanaal als dit, hetwelk door een streek wordt gegraven, die verre van verlaten is cn in de onmiddellijke na bijheid van een oud© stad van beteekenis is ge legen, een groot aantal bestaande wegen kruist, waaronder ook een spoorweg (Nijmegen 's-Hertogenbosch). De door het kanaal verbro ken verbindingen moeten natuurlijk worden,. hersteld; daarvoor zijn verscheidene bruggen over het kanaal gebouwd, uit den aard dei zaak groote bouwwerken, omdat een modern scheepvaertkannol een groote breedte krijgt, d:e door de bruggen moet worden overspan nen. De ontwerper Dr. Wcntholt, is er niet alleen in geslaagd van deze bruggen voor den ingé nieur bclangwekendc bouwwerken te maken, maar niet minder voor den leek, omdat men niet alleen wordt getroffen door de afmetin gen, maar ook door de aesthctische verzor- gw- Een tocht langs het Maas-Waal-kanaal geeft een ^igcnaaidige sensatie. Déze sensatie wordt niet in de eerste plaats veroorzaakt door de groote bouwwerken, maar vooral ook door het aanschouwen van een forschcn, echt moder nen verkeersweg, tusschen twee zeer oude, maar geheel gemoderniseerde verkeerswegen (Maas cn Waal). Heel dit stelsel is op een schaal, waaraan men even moet wennen als men nog min of meer leeft in de begrippen gracht, poldervaart, be scheiden ouderwetsche scheepvaartkannal, enz. Heeft men zich evenwel eenmaal in dc schaal ingeleefd, dan komt men noodwendig onder de bekoring van dit echt moderne ingenieurswerk met zijn twee geweldige toegangen, de slui zen van Heumcn en Wcurth, en van welk in genieurswerk men de noodzakelijkheid voelt, als men kijkt naar Mans of Waal, welke laatste toch zeer zeker van Europeesche beteekenis mag worden genoemd. En het stemt ongetwij feld hoopvol, dat een dergelijk belangrijk werk slechts een onderdeel vormt van een grootsch stelsel van werken (Maas-kanalisatie, verbinding van de Waal met Amsterdam en Twenthe, drooglegging van de Zuiderzee) dat ondanks de benarde tijdsomstandigheden werd geprojec teerd cn voor een groot deel in uitvoering is. 'i IR. A. W: C DXVARS.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1924 | | pagina 5