AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander"*»..*,,i»»«
Het Meisje van hiernaast.
DERDE BLAD.
Het Pacbtrraagstuk.
FEUILLETON.
23e Jaargang
No. 47
Hoeveel het pachtvraagstuk uit den aard
der zaak slechts een deel van het volk
de pachters en verpachters meer in 't
bijzonder raakt, is toch ook het algemeen
belang daarbij zoozeer betrokken, dat het
alleszins gewenscht is, de openbare aan
dacht op dit vraagstuk gevestigd te houden.
Het onlangs verschenen rapport der Staats
commissie voor het pachtvraagstuk, geeft
daarvoor thans nog te meer aanleiding.
Vooral dient de vraag onder de oogen te
worden gezien, waarom \oor de regeling
der pacht wettelijke voorziening noodig
wordt geoordeeld en hier niet, zooals op
menig ander gebied, de bepaling van den
prijs en andere voorwaarden aan de vrije
concurrentie, aan de werking van vraag en
aanbod, kan worden overgelaten. Het ant
woord op deze vraag moet in hoofdzaak
gezocht worden in de omstandigheid, dat
de grondeigendom een min of meer mono
polistisch karakter draagt, wijl de grond
slechts in beperkte mate aanwezig is. Hi.er-
uit Valt af te leiden, dat het aanbod van te
verpachten landerijen min of meer constant
is. Was dit met de vraag naar deze lande-
rijWr ook het geval, dan ware het wellicht
mtgelijk hoewel 7Atlks geenszins als
vaststaand is aan te nemen, daar de pachter
maatschappelijk zwakkere altijd in on
gunstiger conditie is geplaatst als de ver-
pïchter zonder een ingrijpen van over
heidswege een zoodanig evenwicht in de
tplangen van pachter en verpachter le ver-1
ljrijgen, dat beide partijen bevredigd kon-
fen zijn. De vraag naar pachtgronden is in I
kerkelijkheid echter in ons land verre van
constant en, wat in dezen vooral van be-
la-Cg is, bovendien sterk toenemend. Onze,
otk ten plattelande, snel aangroeiende be-
vdking maakt, dat het aantal gegadigden
bi landverhuringen dikwijls groot, men kan
gtrust zeggen, te groot is-
Een gevolg van deze toenemende vraag
i? immers, dat men bij het aangaan van
pachtvoorwaarden niet genoeg rekening
neer houdt met de gebruikswaarde van het
laogeboden land, maar, gedreven door de
noodzakelijkheid om aan den kost te komen,
'likwijls veel te bezwarende voorwaarden
recepteert.
Hiertegenover zou kunnen worden opge
merkt, dat het voor de gegadigden dan
toch beter zou zijn, in een ander beroep of
elders hun geluk te beproeven in plaats van
zich bij voorbaat zulke zware lasten op te
leggen. Men bedenke evenwel, dat het voor
hen, die in het landbouwbedrijf zijn opge
leid, uiterst moeilijk is op late ren leeftijd
zich in een ander vak nog zoodanig te be
kwamen, dat zij daarin een behoorlijk be
staan kunnen vinden, terwijl de gelegenheid
voor emigratie op zichzelf bovendien
voor velen een bezwarende stap waartoe
alleen in de uiterste noodzakelijkheid wordt
overgegaan tegenwoordig zeer beperkt is.
Waar aldus de werking van vraag en aan
bod ten onzent verstoord is en geen waar
borg meer biedt voor het verkrijgen van
goede paohtvoorwaarden, mag een wette
lijke regeling niet langer achterwege blij
ven. En zulks volstrekt niet alleen in 't be
lang van den pachter zelf, al lijdt hij uit
den aard der zaak tengevolge van de ge
schetste misstanden de grootste schade. De
verpachter zal eveneens dp ns-deelige ge
volgen ondervinden, waanneer hij zij-n lande
rijen op voor den pachter te bezwarende
voorwaarden verhuurt. D/ laatste zal min
of meer worden gedreven tot het plegen
van z.g. roofbouw en in/elk geval niet die
zorg aan het gepachte bfsteden, welke voor
een behoorlijke instandhouding noodig is.
Ook op het loonpeö moeten dergelijke
pachtvoorwaarden ongunstig werken. De
pachter, dié op te zware lasten zit, zal na
tuurlijk eer. sterke neiging hebben de loo-
nen zooveel mogelijy te drukker.; de po
siti-e van den landarbeider wordt dientenge
volge nauw bij het vraagstuk betrokken.
Het is verder duidelijk, dat van de on
gunstige positie, waarin zoowel de pachter
als de landarbeider dooT ondeugdelijke
pachtvoorwaarden worden gebracht, andere
bevolkingsgroepen den terugslag moeten
ondervinden, zoodat wel vast staat, dat ook
het algemeen belang in hooge mate bij deze
aangelegenheid is betrokken.
Alleszins verklaarbaar is het derhalve, dat
ook buiten de kringen der direct belang
hebbenden belangstelling voor het vraag
stuk is ontstaan en dat verschillende poli
tieke partijen (de Vrijzinnig-Democratische
Bond reeds in zijn in 1004 vastgestelde
landbouwparagroaf) daaraan aandacht heb
ben geschonken. Het gevolg van een en
ander is geweest, dat in 1910 de bovenge
noemde Staatscommissie is ingesteld met
het doel te onderzoeken of een wettelijke
regeling van de pachtovereenkomst wen-
schelijk moet worden geacht. In geval deze
vraag door haar in bevestigenden zin zou
worden beantwoord, kreeg de commissie te
vens tot opdracht, de noodige voorstellen
daarvoor te onderwerpen, welke dan zouden
bestaan in wijzigingen van den zevenden
titel van het derde boek van het Burgerlijk
Wetboek, waarin eenige algemeene regelen
inzake de pacht worden aangetroffen.
Bij de beoordeeling van de vraag, wat te
dezer zake gedaan moet worden, dient na
drukkelijk vooropgesteld, dat bij een pacht
overeenkomst niet alleen het bepalen van
den prijs van belang is: de voorwaarden,
waaronder het gepachte aan den pachter in
gebruik wordt gegeven, spelen eveneens
een belangrijke rol. Het doel van een wette
lijke voorziening moet verder zijn een zoo
danige regeling van het pachtvraagstuk te
verkrijgen, waarbij het algemeen belang het
meest gebaat is. Dit brengt mede den
pachter een positie te verschaffen, die hem
een behoorlijk bestaan waarborgt en in staat
stelt het gepachte op rationeele wijze te
exploiteeren en in stand te houden en een
redelijk loon aan zijne arbeiders uit te kee-
ren.
Uitgaande van dit standpunt, moeten de
wettelijke voorschriften de mogelijkheid
openen:
dat de pachter een zoo volledig mogelijk
gebruiksrecht over het gepachte verkrijgt;
dat hij, wanneer de gebruikswaarde der
gepachte gronden blijvend wordt verhoogd,
voor door ham aangebrachte verbeteringen
vergoeding van den verpachter knn erlan
gen;
dat hij, wanneer door buitengewone om
standigheden de opbrengst van het bedrijf
belangrijk lager is dan waarop bij het non-
goan van de pacht redelijkerwijs Icon worden
gerekend, aanspraak verkrijgt op verminde
ring 'der pachtsom;
dat hem een langdurig gebruik van den
grond wordt verzekerd.
Aan deze eisohen komen de voorstellen
der Staatscommissie, die de haar gestelde
vraag over de wenschelijhheid eener wette
lijke regeling in bevestigenden zin heeft be
antwoord, een heel eind tegemoet. Alleen
ten opzichte van het laatstgenoemde punt,
de continuatie van de pacht, geven zij geen
bevrediging, terwijl ook wat betreft het
tweede punt hare voorstellen positiever
konden zijn.
Een zeer belangrijk, maar tevens uiterst
moeilijk te regelen punt vormt natuurlijk de
vraag, of de pachtprijs naar wettelijk voor
schrift zal worden vastgesteld. Dit zou dan
moeten gebeuren, door aan daarvoor in 't
leven te roepen organen commissies van
deskundigen de bevoegdheid te geven
dien prijs te bepalen in de gevallen, dat de
partijen zelf niet tot overeenstemming kun
nen komen.
De Staatscommissie meent zoover niet te
moeten gaan- Wel omvat haar voorstel ook
dè instelling van z.g, pachtcommissies,
maai deze zullen ten opzichte van de pacht
voorwaarden alleen op verzoek van beide
partijen dwingende voorschriften kunnen
geven; overigens hebben zij te dien op
zichte slechts adviseerende stem en bestaat
hun werkkring in het geven van recht*
spraak in pochtgeschrMen.
Inderdaad is het de groote vraag, of
thans de tijd reeds gekomen is, te komen
tot een wettelijke bepaling van den pacht
prijs en in elk geval kan wel worden aan
genomen, dat daarvoor op dit oogenblik
peen meerderheid in de Staten-Generaal zou
zijn te verkrijgen.
Het zal daarom aanbeveling verdienen
thans te streven naar hetgeen bereikbaar
lijkt, t.w. den pachter recht te geven op
vergoeding van door hem aangebrachte ver
beteringen, hem recht op schadeloosstelling
toe te kennen in geval de opbrengst van
het gepachte door buitengewone omstan
digheden belangrijk beneden de normale
blijft en hem zooveel mogelijk een lang
durig en volledig verbruiksreoht te ver
zekeren.
Van overwegende beteekenis bij de rege
ling van het pachtvraagstuk blijft de in
stelling van z.g. pachtcommissies. Zonder
aan een deskundig en onpartijdig orgaan in
pachtaangelegenheden ruime wettelijke be
voegdheden te geven is een goede regeling
zelfs niet denkbaar. Het kan immers moei
lijk uitblijven, dat bij de uitvoering van
wettelijke voorsohriften pachter en verpach
ter dikwijls van gevoelen verschillen en dan
kan slechts de uitspraak van onpartijdige
personen, die zoo moeten worden gekozen
dat zij ook door hun persoonlijkheid het
noodige gezag weten uit te oefenen, een
bevredigende oplossing geven. Een geluk
kig verschijnsel is het in dit verband, dat
versohillende landbouw organ isat i es reeds
tot de instelling van deze pachtcommissies
zijn overgegaan: in Friesland werken zc
reeds eenige jaTen en ook in Zeeland en
Utrecht wrorden ze aangetroffen. Zij werken
daar dus zonder wettelijke bevoegdheden,
maar oefenen niettemin al zou men het
aantal gevallen, waarin ze geraadpleegd
worden, grooter wenschen toch reeds
een gunstigen invloed.
De taak van den wetgever moet thans
j zijn, dit in het vrije maatschappelijke leven
opgekomen instituut verder uit te bouwen
en van wettelijke macht te voorzien. Dat
de voorstellen der Staatscommissie daartoe
«ij het wellicht in te geringe mate
mede strekken, wettigt zeker de hoop, dat
zulks inderdaad binnen niet te langen tijd
zal geschieden.
Het pachtvraagstuk zal dan een heel eind
dichter bij een goede oplossing zijn ge
bracht.
Parijftchs Brieven.
CCCIX.
Dc stichting van New-York. Jesse
de Forest. Geschiedenis en legende.
Madame Récamier ct ses Amis,
door Edouord Hcrriot. Les Maitres
de la Plume. Goede en goedkoopc
lectuur.
Parijs, II Augustus 1924.
„New-7ork werd in 1613 door de Hollanders
gesticht en Nieuw-Amsterdam gedoopt". Dat
kan ieder die het maar wil in het eerste het
beste schoolboekje lezen. Er zal ook wel geen
Nederlander zijn die dat niet als een historische
paal boven water beschouwt. Toch moeten in
den laatstcn lijd sommigen dezer in hun geloof
aan de onfeilbaarheid dier overlevering wel
eenigzins non het wankelen zijn gebracht door
do pogingen onzer Belgische vrienden die stich
ting toe le schrijven aan hunne calvinistische
voorvaderen, de Hogenooten die zich in dc XVe
c%uw in het Walenland gevestigd hadden
Welke historische waarde aan deze bewering
moet worden toegeschreven zelfs of zij zoo'n
waarde heeft staat niet aan mij te beoordcc-
len Het doet trouwens weinig ter zake, wnre
hel nl'.een reeds omdat dikwijls de geschied
schrijvers het op vele punten van nog heel w it
meer belang volmaakt oneens zijn. En nu wordt
onverwacht een nieuw historisch licht ontsto
llen, dot beide stellingen gevaar doet loopen als
cniuist te worden beschouwd, want daar komt
de heer Pnsqunl, senator van het Noorder de-
pa* tement in Frankrijk, zonder voorafgaande
waarschuwing ons vertellen dot noch dc Hol
landers noch de Walen het bij het rechte eind
hadden en de eer van de stichting van New-
York voor een zijner vroegere landgenooten op-
cischcn. Volgens dezen nieuwen geschiedschrij
ver over dit aantrekkelijke onderwerp aan
trekkelijk om dc speculatieve fantasie die der
gelijke vraagstukken op raadseltjes doet gelij
ken is het een zoon van het lieve stadjo
Avcsnes-sur-Helpe, genaamd Jesse de Forest,
die dc stichter was van de hcdendnagsche toe
gangspoort der Vcrocnigde Staten voor de emi
granten uit de Oude Wereld. Zoools de heer
Posqunl dit historische feit in het Petit Jou r-
n a 1 van den vorigen Zondag verhaalt, gelijkt
het veel op een sprookje, waarin het met vclo
historische feiten van vroegere jaren overeen
komt „Er was eens
Genoemde Jesse de Forest was de zoon van
een rijken lokenfabrikant te Avcsnes, die dit
stadje in 1598 verliet om zich te Sedan te ves
tigen, waar hij overleed. Bij den dood van zijn
vader deed Jessé zijne zaken aan kant en ver
trok naar Leiden, om daar met zijn broeder
een lakenververij op te richten, die spoedig een
bloeiende zaak werd. Reeds veel. vroeger had
hij zich aangetrokken gevoeld door het avon
tuurlijke pion naar Amerika uit te wijken om
daar fortuin te zoeken. Toen hij tc Leiden mei
zijn ververij rijk was geworden, achtte hij het
oogenblik gekomen zijn jeugddroom op grooten
voet uit tc voeren. Hij keerde dus in 1621
nnar Avesnes terug, wierf daar landbouwers cn
werklieden in allerlei andere vakken aan cn
kocht de noodige werktuigen cn vee, waarmco
hij, na zijn expeditie zorgvuldig tc hebben voor
bereid, zich te Antwerpen inscheepte. In do
lente van 1623 komt hij met zijn vaartuig to
Manhottan-eiland aan, sticht (jaar een kolonio
en vormt zoo de eerste kern vtm dc tegenwoor
dige milliocnen-bevolking van New-York.
Jesse dc Forest stierf in 1626 ten gevolgo
van moeraskoortsen, vervolgt de heer Pasqunl,
maar zijne zonen zetten zijn werk voort. Zij
doopten met den naam van „Ncuf Avesnes" de
plaats waar hunne landelijke woningen zich
verhieven, die Hollanders, toen deze er talrijker
waren geworden, op hun beurt „Nieuw-Amster-
dam" noemden cn waaraan dc. Engelschen, na
dat zij in 1674 zich van het land hadden mees
ter gemaakt, den naam van „New-York" go-
vcn."
Volgens dit verhaal zou dus de eerste naam
van New-York niet Nieuw-Amsterdam zijn,
waarmee hij aan den historischen paal boven
wat er uit onze prille jaren een gevocligen,
misschien wel doodelijken slag toebrengt. Der
gelijke illusic-bcroovingcn komen meer voor
in de wereldgeschiedenis zooals zij aan do
jeugd wordt verhaald cn nu denk ik onwil
lekeurig aan den slug van Waterloo.
Ik heb eens een historicus hooren zeggen,
dat, om dc werkelijkheid juist te verhalen cn
tc verklaren wat vermoedelijk de bedoeling
cn dc taak der historici is men er niet to
ver van af, noch tc dicht bij moet zijn. Hij
zeide er niet bij, maar het mag toch wel nis on
geveer zeker worden aangenomen, dat het
juiste milieu zóó mocielijk is vost te stellen, dat
de meeste geschiedverhalen gemakkelijk gc-
schiedenisjes worden, wat mag pleiten voor do
rehubilitolie van legenden, sprookjes en fabe
len. Nadat in de ontikiteit zeven steden in
Griekenland elkaar de eer betwist hadden de
geboorteplaats van Homerus te zijn geweest,
mogen nu wel drie landen elkaar de eer be
twisten (nis 't een eer is), dat de stichter van
New-York het levenslicht binnen hunne gren
zen heeft aanschouwd.
Springen wij nu over naar de allernieuwste
geschiedenis, dan zouden wij, volgens veler
zeggen, niet precies weten hoe dc oorlog is
ontstaan, onder welke omstandigheden hij is
vcrloopen cn waarom hij is geëindigd
Nog dezer dagen las ik (waar doet er niet
toe) de stelling dat eerst over een halve eeuw
de geschiedenis van het tijdvak 19131923
met juistheid zal kunnen geschreven worden.
Het is echter meer don waarschijnlijk dat ook
dan nog niet het juiste milieu zal bereikt zijn,
waarop ons de werkelijkheid als een mooi le
vend geheel voorkomt. Hiertoe is 'n grootcre
ofstand noodig; bovendien is zoo iets niet het
v. erk van den historicus alleen, de denker en
de letterkunstenaar moeten er aan meewerken,
En wanneer nu deze drie personen in één zijn
vereenigd kunt gij u een schoonerc drie-een
heid voorstellen dan krijgt men een com
pleet beeld tc zien.
Zulk ccn compleet beeld van een lang afge
sloten tijdperk leverde ol jaren gel©*}*11 000
toen nog jong schrijver op, op wicn in <ïe laatste
weken dc oogen van geheel de wereld geves
tigd zijn, oindat hij vooraan stnnt onder hen
die te Londen bezig zijn de geschiedenis van
dezen tijd te „maken", met het doel den vrede
onder de volken te bevestigen. Frankrijks he-
dcndaagsche ministcr-piesident Edouord Hcrriot
blijkt niet nllccn een groot staatsman te zijn,
nadat wij hem vroeger als een onovertroffen
administrateur kenden, hij is ook een der
knapste geschiedvorschcrs en schrijvers, be
roemd in de letteren van zijn land door zijn
mooie boek Madame Récamier et ses Amis, dot
vele jaren geleden verscheen cn al long uitver
kocht is. Van dit boek verschijnt nu een nieu
we uitgave bij Payot.
Ziedoor oen geschiedkundig werk dat ge
tuigt van de groote kennis en den fijnen
smaak des schrijvers en don ook onmiddellijk
bij zijn verschijning in de letterkundige wereld
voor een meesterwerk werd verklaard. Het
geeft een even aantrekkelijk ols nauwkeurig
beeld van het lange veelbewogen tijdperk van
af de Frunsche revolutie tot de tweede repu
bliek von 1848 het omvat dus het Directoire,
het eerste Keizerrijk, de twee restauratie-pe
riodes der Bourbons met de regeering van ko
ning Lodcwijk Philips. Alles wat in die halve
eeuw tot dc maatschappelijke, politieke en in
tellectueel© élite gerekend kon worden, wordt
door den schrijver gegroepeerd om de mooie,
gevierde Juliette Rccnmier, „aduléc plus que
ne le fut aucune beauté dc l'histolrc, rein© in-
contcstée de l'élégoncc pendant toute sa vie
et la plus aimnblc des femmes dc tous les
temps".
De heer Herriot brengt den lezer in kennis
met de beroemdste personen uit dat lange
tijdperk, van wie ik alleen noem i Mme dc
Stoel, Benjamin Constant, Chateaubriand,
Ampère, Barontc, Sointc-Beuve, Prins August
van Pruisen, Eugène de Bcauharnais, Mossé-
na, d© twee neven Adricn en Mothicu dc Mont
morency Op verrassend pittoreske wijze
doet hij nl die vrienden van Madame Réca
mier voor ons leven tot één groot bezield
beeld, waaruit wij niet alleen het Frankrijk-
van een eeuw geleden leeren kennen, maar
dat ook dc cosmopolitischc wereld van
Duitschland, Engeland cn Italië in de Fran-
schc hoofdstad voor ons doet schitteren, met
dc schoone, geestige, onberispelijke vrouw
van den invloedrijken Parijschcn bankier Jac
ques Récamier tot middenpunt.
Nu ik non den eersten burger van Frankrijk
na den president der republiek de cei
heb gebracht die hem als schrijver toekomt,
wil ik even nog iets zeggen over andere boe
ken die in herzelfdc geval verkecrcn als dot
van den heer Hcrriot. Sedert dc prijs van
n je uwe romans in het algemeen minstens het
dubbele is van hetgeen hij vóór den oorlog
was, stellen enkele urtg©vers speciale recksqp
soom van vroeger reeds verschenen, uitver
kochte werken van bekende schrijvers, tegen
veel lagere prijzen. Een dezer „collections"
wordt sedert kort uitgegeven door dc Librairie
Buudinière onder den verzameltitel „Les
Maitres de la Plume", waarin iedere veertien
dogen een dee! verschijnt. De eerste deelen
dezer nieuwe reeks bestaan uit La Paille dans
l'Acier van Marcel Prévost, de l'Acodémic
Fran^aise, door den schrijver zelf ols zijn
beste werk beschouwd Dialogues dc Bêtes
von Colette, een bock welks groot succes geen
nadere toelichting behoeft, en Ellen et Jcnn
van Gustavc Riou, welks eerste uitgave nn
den oorlog veel wnardcoring heeft ondervon
den. Dc volgende aangekondigde romans in
dere reeks zijn Morie-Louisc von Henry Bor
deaux, Rat-dc-Cave, Combrioleur van Mnuric-e
Dekobro, L'Meurc scxöcllc von Mme Rachilde.
Het lofwaardige doel van deze collectie is een
keur van goede oudere en moderne romanlec
tuur binnen het bereik van bescheiden beurzen
te brengen, waarom de prijs op fr. 2.50 is ge
steld. Tegelijk met deze collectie geeft de
Librairic Baudinièrc een half-maundelijksch
tijdschrift uit, dnt dcnzelfdcn naam, „Les
Maitres dc la Plume", draagt en waaraan o.a.
medpv/erkenMarcel Boulenger, Paul Brulef,
Robert Dieudonné, Georges Lccomte, Camilla
Mnuclnir, Gaston Riou, Rosny oinc, And.-;
Lichtenberger, wat als een voldoende aanbeve
ling mag gelden
DOYEN.
Naot het Engj/isch von RUB7 M. AYRES
door
W. J; A. ROLDANUS JR.
Had zij gez<£'d, dat zij hem altijd iiefhcbbcn
zou Had zij/beloofd, dat zij hem nooit zou
vergeten Nobit duurde zoo heel long
Don kwam gauw daarop binnen, hij floot
kunstmatig r/ooli.jk, wat mij volstrekt niet onU
ging.
„Ik ben gisteren nanr Lampson geweest.'
zeide hij vévlegcn, terwijl hij op zijn oude
schooljone/nsachtige manier zijn hoofd om do
deur stok/„En ik heb hem een testament la
ten mak'
„Zoo,"/zeide ik.
„Ik h/o alles aan Joy vermaakt, behalve
behalve een paar duizend, die oic ik hoop,
dat u /al aannemen, sir". Hij hield even op cn
voegd/ er don aan toe: „Voor het geval mo
iets c/erkomt, natuurlijk
zal je niets overkomen. Je zu't gezond
4l terugkomen, als God het wil maar ik
daiu je in ieder geval hartelijk, jongen
ton gaf een zucht van verlichting en kwam
in ae kamer.
LO, ik ben zeker van plan gezond en wel te-
rig te komen, wanneer ik er de kans toe krijg,
heb geen lust het hoekje om tc gaan nu ik
imand heb om voor terug te komen." Hij stok
■jen sigaret aan en rookte een paar minuien
fcwijgéncL „Het is toch eigenlijk precies een
spiookjc de kennismaking met Joy en daarna
al dot geld enz enz."
„En het zal eindigen zooals ccn sprookje
eindig!,zeide ik opgewekt, „Met bruiloftsklok-
uen cn een lekkere oudcrwetSchc taart met sui
ker erop."
Don keek een anderen kont uit.
„Ik hoop hel," zeide hij korlaf en weer kreeg
ik het vreemde gevoel, oat hij toch iets voor
mij achterhield, dat hij zoo graag zou willen
J dat ik wist.
i „Vrij gaan morgen nog \oor het luatst eens
plezier maken in Londen," zeide hij dan. „Zon
dag blijven we thuis cn pok ik alles in. cn
Maandag o ja, sir, wilt u mij naar het sta-
ti-n brengen J-y staat er op mee tc gaan, of
schoon ik het liever niet heb."
„Het zal veel beter zijn, als zij het niet doet,"
stemde ik dadelijk toe. Ik voelde er niets voor,
bij een afscheid aanwezig te'zijn. „Het dient
nergens voor haar te kwellen met een scene
aan Waterloo-station of ergens anders."
„Dot zeg ik ook al, maar zij staat erop. ïk
wou, dat ze me naar Frankrijk lieten vliegen.
Eerst zou het gebeurd zijn... Enfin, we zullen
nog wel zien. Slaap lekker, sir
Nog steeds fluitend liep hij met twee treden
tegelijk de trap op cn ik hoorde hoe hij do
deur van zijn slaapkamer dichtsloeg.
Ik keek nog eens in den tuin vooi ik ging
sluitener brandde nog licht in het huis van
dc Lamberts, maar alles was volkomen stil.
„En zal je me altijd liefhebben altijd Be
loof me, dat je me nooit vergeten zult be
loof het me!'
De woorden, <üe ik afgeluisterd had, lieten
me niet los.
Wat had zij geantwoord, vroeg ik mij af. En
had zij het beloofd
Den Zaterdag bracht ik door in gezelschap
von Rags. Hij kwam vlak na hot ontbijt, pre
cies alsof hem gezegd was, dut zijn „viouv."
den heclcn dag uit zou gaan. Toen zij cn Don
het tuinpad afliepen, keek hij zc met een soort
onverschillige belangstelling na dun kwam hij
naar mij toe cn ging met zijn neus cp mijn
voeten liggen.
Ik moet eerlijk bekennen, dat ik veel van den
hond begon te houden hij was in ieder geval
gezelschap cn teen ik 's middags een wandeling
ging maken, deed ik dat werkelijk om hem wat
beweging te geven.
Alsof het ongeluk het zoo wilde, kwamen
v/e halverwege de straat Mrs. Kenyon tegen.
Zooals gewoonlijk ging zij natuurlijk weer haar
neus in een andermans zaken steken, maar toen
zij mij zog, "bleef zij staan cn wachtte tot ik
hoor ingehaald had.
„Ik heb met zooveel belangstelling het nieuws
gehooid," begon zij. „Ik heb uw neef altijd
zoo bewonderd, Mr. Buchanan."
„Pordon zeide ik.
„Ik zeide, dat ik uw neef altijd zoo bewon
derd heb," herhaald zij. „En nu hij en dat char
mante meisje geëngageerd zijn
„Donald is mijn neef niet," viel ik haar in de
rede.
„Wat zegt u Zij deed alsof zij verbaasd
was, ofschoon ik er zeker van ben, dat zij al
tijd geweten heeft, dat Donald en ik in het
geheel geen familie zijn. Maar ik dacht er niet
over haar verdere explicaties te geven cn ik
wilde weer verder loopen, toen zij opnieuw be-
£on
„Hoe toevallig dat hij Rosebelle op die ma
nier heeft leeren kennen. Ik heb er natuurlijk
alles van gehoord heusch erg toevalligHij
heeft het u toch zeker wel érteld
„Ik heb iets vajr pen auto-botsing gehoord,"
antwoordde ik De vrouw irriteerde mij ver
schrikkelijk cn ik lmd absoluut geen lust ver
der met huüi te proten.*
„U hebt mijn nicht, geloof ik, nooit ontmoet,
Mr. Buchanan," ging zij vastberaden voort. „Ik
heb hnnr dikwijls le logeeren gehad, maar u
hebt haar, geloof ik, nooit ontmoet."
„Dat weet ik wel zeker," antwoordde ik. Ik
was nooit in het huis van. de vrouw geweest en
ook niet van plan er ooit heen te gaan.
„Donderda komt zij weer vóór een paar
dogen," kletste zij verder. „Als u cn Mr. Carey
eens thee willen komen drinken."
„Donold goot Maandag naar Frankrijk," zeide
ik. „U zult ons in die omstandigheden wel wil
len cxcusccrcn
ïk weet niet or zij zich zoo verdrietig voerde
als zij eruit zog, en het kon me niet schelen
ook ik was maar al te blij, dat ik van hodr
af was.
Natuurlijk had zij haar eigen icdenen om
plotseling zoo vriendschappelijk te doen.
Ik vertelde Don niets van het gesprek. Welk
belang kon hij er trouwens in stellen, dat Miss
Rosabelle Girling Dondcidag bij haar tante
kwam logècren
Rags cn ik deden onze wandeling zonder
verder gestoord te worden, maar toen wc thuis
kwamen, stond Castle met een rood en ver
stoord gezicht aan de dein- te wachten en zeide
op fluisterenden toon tegen me, dat Mr.
Augustus Lambert in den salon op mij zat te
wachten.
Ik had den kerel niet gesproken na dien eer
sten nacht, toen hij een flesch whisky van me
leende, en ik had na wat er op den avond na
het dinertje van den ouden Jardine gebeurd
was, heclemnal geen lust de kennismaking te
hernieuwen.
Ik had nooit iets goeds van hem gehoord en,
het stuitte me togen de borst, dat ik hem in
mijn eigen huis moest ontvangen.
Manr er viel niets non tc veranderen en ik
ging, onmiddellijk door R*gS gevolgd, naar
den salon.
Mr. Augustus Lambert stond met zijn rug
near den haard alles belangstellend op lc ne
men, precies alsof hij alles wal er in dc ka
mer was taxeerde. Het was ccn groote, donke
re man met een echte „boeventronie".
Hij kwnm met ccn overdreven„Zoo, mijn
waard: heer I" en een uitgestoken, hand, die ik
graag genegeerd zou hebben, naar mij toe.
„Goeden middag," zeide ik stijf. „Wilt u
niet ge an zitten
„Ik bewonderde juist uw kamer uw heel
charmante kamer," zeide hij, alsof wij oude
vrienden waren. „Dat porcelein op den schoor
steenmantel moet veel, beslist veel waarde
hebben."
„Ik weet van de waarde niets af."
Het was duidelijk, dat hij niet gekomen was
om met me te praten over oud porcelein, en
ik wachtte nieuwsgierig op zijn volgende op
merking, die zich niet long wachten liet.
„Ik was al lang van plan geweest u eens op
te zoeken," ging hij ecnigszins oratorisch
voort. „Mijn dochtertje de kleine Joy
heeft mij verteld hoe goed, hoe meer dan
goed u cn Donald voor haar geweest
zijn cn het is niet meer dan natuurlijk, dat ik
u daarvoor wil komen bedanken.
(Wordt vervolgd.)