KINDERRUBRIEK
a
V\jk kreeg het voorstel, om niet te laten be-
sen door de jongens en meisjes zelf, omdat
^Adaar zoo gauw partijen hebt, clubjes, die
j«r kennen en de vrienden en vriendinnetjes
y^n voortrekken. Ik voel wel iets van dat
.zwaar. Eerst dac^t ik al „Iaat ik vooral niet
elf beslissen, zooals vorigen keer", maar nu
zie ik al, dat het op een andere manier ook nog
niet zoo heel gemakkelijk is. Ik zal er eens over
nadenken, doen jullie dat ook en schrijf me dan,
ais je een goede oplossing hebt gevonden, 't Is
werkelijk een moeilijk geval, maar samen zijn
we toch wel mans genoeg, om een middel te
vinden, hoe we het meest eerlijk den eersten
prijswinnaar kunnen opzoeken?
Voor de Kleintjes.
De rubriek van Oom Karei.
Ik was tevreden, zoo mooi het plaatje in de
krant stond, ik zag nu eens goed, hoeveel er
aan te kleuren is. al die verschillende jurkjes
van de meisjes, en het gebloemde gordijn voor
de kast. Ik denk, dat sommigen van jullie het
plaatje wel herkend zullen hebben, want het is
uit een boek, dat ik wel eens aan de meisjes als
prijs geef.
't Was nu Zondag zulk mooi weer, dus zal
cr wel weinig tijd overgebleven zijn. om aan
't kleuren toe te komen. Daarom zal ik de be
slissing nog een week uitstellen en vinden
jullie 20 September den uitslag in de krant,
wie den prijs voor den kleurwedstrijd gewonnen
heeft. Ik heb nog geen opstellen gekregen, maar
ik denk, dat er al hard aan gewerkt wordt. Het
microscoopje zal wel liefhebbers trekken en ook
V andere prijzen.
raadsels.
^Oplossing van vorigen keer.
Assendelft.
II. „Zoo de waard is, vertrouwd hij zijn
gasten" met de woorden: rood en zwart, voor
en onder, water, zout, wagen en ijs, zijn, hert,
dit en s.
„Arbeid adelt" met de woorden: el, Al-
bert, adder en de ontbrekende letter i.
Deze week kwamen de raadsels gelukkig
weer goed uit en had ik eens geen klachten in
ontvangst te riemen. Er was nu weer pleizier
aan, zooveel goede oplossingen te vinden.
De prijs werd dezen keer gewonnen door
Johan Erdbrink.
nieuwe raadsels.
I. Neem een boom van drie letters en vervang
de middelste letter door een andere Ietter; neem
vervolgens een muziekinstrument van vijf let
ters en voeg dan de twee verkregen woorden
bijeen tot een viervoetig dier.
(Ingez. door Voetbal.)
II. Mijn geheel bestaat uit drie woorden, 19
lette/s/én is voor Amersfoorters heel bekend.
>5, 8, 6 is een vogel met een krommen sna
vel.
13, 16, 14, 8, '4, 15, 9 is een voertuig voor
Veel personen.
7, 5, 17, 6 is een kleur.
7, 2, 12, 17, 5, 18, 19, 2, 14 vormen de deelen
van elke provincie.
6, 8, 2, 9 is een meisjesnaam met een 1.
II, 15, 10 Is een hondennaam, een andere
naam voor Hector.
(Ingez. door Jopie N.)
III. Mijn geheel Is een spreuk van zeven
woorden, 32 letters.
9, 4, 13, 25, 19, 19 is een plaats in Noord-
HoJIand.
Een 17, 24, 2, 31, 22, 7 is een lekkere vrucht.
18, 30, 21, 6, 23 zijn zwarte vogels.
8, 15, 21 is een dagelijks in de krant te lezen
geneesmiddel.
Een 12, 29, 27, 13, 26 wordt bij het schoon
maken gebruikt.
14, 11, 20, 5, 1, 10, 32, 16, 2, 18, 19, 12. 6 is
een plaatsje in Noord-Brabant, bestaande uit
2 woorden.
3 6, 27, 18, 5 is een plaats In Midden-Limburg.
Welke letter is weggelaten?
(Ingez. door Nikkertje.)
vraagstukken.
Oplossing van vorigen keer.
I. Ze gieten de 5 volle, ieder half leeg in de
5 leege wijnvaten en dan neemt ieder 5 half ge
vulde vaten.
II. Forellen.'
III. M.
Oom Beer en neef Wolf
willen Reintje straffen.
Klein© Reintje, het slimme, stoute vosje, was
er weer I Hij was ontsnapt uit de groote kooi,
waarin men hem naar den dierentuin zou bren
gen. Natuurlijk holde hij toen dodelijk naar het
bosch, waar ook oom Beer en neef Wolf woon
den, en nog heel veel andere dieren. En om
dat hij nu wel dacht, dat de menschen hem
overal zouden zoeken, verstopte hij zich in een
oud vossen-hol, en hield zich daar zóó lang
schuil, totdat de honger hem er toe noodzaak
te zijn schuilplaats te verlaten en wat voedsel
te zoeken. Maar het scheen, dat alle haasjes
en konijntjes wisten, dot Rijntje er weer was,
want ellen bleven in hun warm holletje, 't Was
ook winter, en de meeste dieren hadden vol
doenden voorraad voor dit barre jaargetij ver
zameld.
Reintje durfde oolc nog niet op kippenroof
uit te gaan. „Want", dacht hij, „'t is natuurlijk
overal bekend, dat ik uit de kooi ben ont
snapt, en ook de boeren zullen dit wel weten
en mij weer trachten te vangen ofte doo
den I"
Nu, dood wilde Reintje nog niet, en zelfs
van honger wilde hij niet sterven1 Hij bedacht
daarom weer iets heel slims 1
Op een ochtend, toen hij heel koud en honge
rig was, ging hij bij een boom staan, en zoo
dra er nu een dier voorbij kwam, zette slim
me Reintje een treurig snuitje, stak als een
echte bedelaar, zijn pootje uit en smeekte met
een akelig-zwokke stem„Ach, ik ben zoo heel
lang ziek geweest, en ik ben nog te zwak om
ver te loopen.En, ach, ik sterf van den hon-
gerl"
Nu waren er heel wat dieren in het woud,
en velen waren zeer goedhartig. Zoo kreeg dan
Reintje heel wat voedsel zijn hol binnen. Hij
leefde daarvan wel een week long.
Maar eens op een dag, toen hij het laatste
brokje had opgepeuzeld, en hij weer bedelend
en smeekend bij den boom stond, uitstrekkend
zijn rechterpoot, kwam een varken voorbij, dat,
zoodra hij het vosje zag, heel boos begon te
knorren „Zeg, bedclvos, sta je daar nu nóg
Ileb je nu nog geen voedsel kunnen vinden
Je zult toch nu wel weer sterk genoeg zijn 1
Neen, hoor, ik geef je niets meer. de winter is
streng en duurt nog zoo lang, en misschien
heb ik zelf niet voldoende tot de lente is geko
men." Knorrend en giommend liep het varken
verder het bosch in, want het was een wild
varken, dat niet op een boerderij thuishoorde.
Zooals het varken had gegromd, deden ook
de anderen dieren, die voorbijkwamen. Ook
zij hadden Reintje herkend, enook zij allen
zeiden„'t Is nu mooi geweest We geven je
niets meer. Je bent nu weer sterk en kunt zelf
je voedsel zoeken
Daar stond nu Reintje. Reeds dacht hij er
over het nu maar weer eens te wagen naar één
der boerderijen te gaan en daar een kippetje of
wat eieren te stelen, toen hij oom Beer en
neef Wolf zog aankomen met een dood schaap.
Om beurten hadden zij het vrij zware dier
voortgesleept Nu was weer neef Wolf aan dc
beurt, en omdat die zich reeds moe gesleept
had en grooten trek in een schapenboutje kreeg,
stelde hij juist oom Beer voor, dat zo nu maar
een geschikt plekje moesten zoeken, waar ze
zich aan den buit te goed konden doen.
„Laten we nu een hol zoeken, waar we on
ongestoord ons maal kunnen doen," zei hij
juist tot oom Beer. „Ik zie hier in dc buurt
niets, dat op een hol gelijkt. Of bedoel je mis
schien een konijnen-hol," bromde hij spot
tend.
„Spot nu eens niet, om Beer," kefte de wolf
nijdig. „Ik heb een reuze-honger en wil een hol,
waar we onzen buit rustig kunnen verorberen."
Reintje wreef zich in de pootjes van pret,
toen hij neef Woif zoo hoorde keffen. „Hij
moet grooten honger hebben", dacht hij.
„Wacht, ik zal hem een hol aanwijzen, waar..."
Meer zei slimme Reintje niet, maar hij sprong
vlug naar voren, boog eerst heel diep voor
oom Beer, daoma voor neef Wolf en begon
toen met een stem, alsof hij heel verlegen was:
„lk hoorde, dat u een hol zocht, om uw maal
te doen. Mag ik u mijn hol aanbieden 't Is cr
ruim en warm, en vooral heel rustig."
Heel blij waren natuurlijk oom Beer en neef
Wolf met Vosje's aanbod. „Is je hol hier dicht
bij bromde oom Beer.
„O, ja, oompje," zei Reintje. ,,'t Is voorbij
den vierden boom. U bent er dodelijk." En
toen vroeg hij heel vriendelijk„Wil ik nu
het schaap daarheen sleepen
Oom Beer gromde, dat hij dit best vond, en
neef Wolf gaf een schreeuw van vreugde.
Zoo trok slimme Reintje nu het schaap voort, I
tot vlak bij zijn hol, legde het dier toen voor I
de opening en zei„Als u er niets tegen hebt, j
wil ik het schaap wel heelemaal in mijn hol
brengen. U hebt me don maar te volgen."
„Wel, neef Reintje, dat is heel vriendelijk van
je," bromde oom Beer.
En neef Wolf zei„Jij krijgt een stukje van
het schaap voor je moeite, neefje I"
Met inspanning van al zijn krachten duwde nu
Reintje het schaap de opening van het hol
binnen't ging met moeite, want het schaap
was nogal dik. Doch nog véél dikker, dan het
schaap, waren oom Beer en neef Wolf, en
Reintje, die dit wel had opgemerkt, begon
weer „Laat mij eerst met het schaap heele
maal binnen in het hol zijn. Ik zal roepen,
zoodra ik er ben, en daarna kimt gij beiden mij
volgen."
Ook dit voorstel vonden oom Beer en neef
Wolf best. Zoo stonden zij nu beiden voor dc
opening van liet hol te wachten, totdat zij
Reintje's stem zouden hooren.
Terwijl ze daar nu stonden, begon het vree-
selijk te sneeuwen, en er kwam een hevige
stoim opzetten. Neef Wolf rilde van koude en
honger, en oom Beer, die niet zoo koud was,
maar ook grooten honger had, brulde door de
opening„Kom, neef Reintje. ben je al bin
nen Kunnen wij nu haast komen
„Ja, komt maar binnen riep Reintje.
„Ga jij maar eerst, neef," zei Beer tot Wolf.
„Ik volg je op den voet."
Neef Wolf vond deze schikking best Hij stok
zijn kop door de opening, daoma zijn voor-
pooten en schouders entoen kon hij niet
verder, want zijn achterste gedeelte was veel
te breed.' „'t Gaat niet, oom Beer," kreunde hij,
terwijl hij zijn voorpootcn weer uit de ope
ning trok. „Ga jij er maar eerst in, 'ik volg je
op den voet." Oom Beer stak nu zijn ruigen.
bcrenkop een eindje in het gat, daarna óók zijn
twee voorpooten cn toenbleef ook hij in
de opening steken. „Ach, neef Wolf," gromde
hij, „ik kom er met geen mogelijkheid door.
Wat nu?"
,Ja, wat nu huilde, woedend van teleur
stelling en ook van den honger, neef Wolf.
En toen gilde hij heel hard door de opening:
„Breng dadelijk het schaap weer naar buiten,
neef Reintje. We kunnen niet je hol binnen
komen, oom Beer niet, en ik ook niet. We zijn
veel te dik
Ije van uit het hol lerug. „Dan hebben jullie
zeker vandaag al heel voel gegeten. En om
dat ik nu vandaag nog niets heb gehad, en
heel mager ben, zal ik eens heerlijk van het
schaap smullen. Dat zal ik I Nu, dag oom
Beer, dag, neef Wolf, hartelijk bedankt voor
het heerlijke maal I"
Grommend en brommend stonden nu wel een
uur lang oom Beer en neef Wolf voor Reintje's
hol. Dabedachten ze van alles om het slimme
vosje naar buiten te lokken. En toen alles, wot
zij bedachten, Reintje niet in zijn maaitijd kon
storen, gingen ze heen en bedachten een plan,
om Reintje op een vreeselijke manier te straf
fen.
In dien tijd deed het slimme vosje zich te
goed. En toen hij zich dik en rond had gege- J
ten, begon hij er over te denken, wat oom Beer
en neef Wolf nu wel met hem zouden doen. j
als die hem op zekeren dog weer eens zouden
ontmoeten. „Ze zullen mij stellig dooden
dacht hij. „'t Zal daarom dan ook maar het
beste zijn, dat ik dadelijk dat hol verlaat en
j een ander verblijf zoek." Hij kwam nu eerst
eens neuzen buiten de opening, cn zoodra hij nu j
zag, dat alles veilig was, sleepte hij de rest
van het schaap naar buiten en ging op zoek 1
Om te kleuren cn uit tc knippen.
Miesje en haar Lievelingen.
J' begint met Miesje cn haar lievelingen
ik tel er vijf samen uit te knippen cn
op een stuk heel dun karton to plokken. Daar
na ga je hen kleuren. Dit wordt het mooist, als
je niet over de zwarte lijnen heen kleurt, 't Is
een echt secuur werkjenet iets voor een re-
;cndag.
Als jc met kleuren klaar bent, knip je Miesje
met haar pop en de dieren, elk afzonderlijk,
uit. Maar zorg er vooral voor, dat je de stukjes
wit, die er aan vast zitten, niet afknipt.
Als je nu de vijf plaatjes uitgeknipt hebt,
vouw je de stippel lijntjes heel voorzichtig om
en blijft Miesje met hnar pop stevig staan, ter
wijl haar vier andere lievelingen heel op hun
gemak zittei}.
Zet je Miesje nu in het midden en de dieren
er omheen, precies zoools ze in onze kinder
courant stonden, dan is het net, alsof ze allen
luisteren naar hetgeen Miesje hun vertelt.
Ook kun je hen in de poppenkomer zetten
en als je misschien een heel poppenhuis met
veel ramen hebt, vinden zij het wel leuk, eens
uit te kijken. Zet ze dus allemaal maar voor
d© ramen, 't Konijntje oil een schijnt liever met
zijn rug naor het raam te zitten, 'k Zou hem
zijn gong maar loten gaan.
C. H.
naar een nieuwe woning. Hij had die ook al
gouw gevonden, 't Was ook niet zoo heel ver
van het hol, dat hij verlaten had. Maar ,'t lag
zoo mooi verborgen achter het kreupelhout,
dat het bijna niet tc zien was. En dat was juist,
wat ons vosje moest hebben, want wèl kon hij
nu het hol zien, dot hij verlaten had, maar men
zog hém niet.
't Was nog heel vroeg en4 nog schemerig in
het bosch, toen den volgenden morgen oom Beer
met neef Wolf, juist zooals Reintje wel had
gedocht, weer voor de opening van het oude
hol stonden.
„Hij zal nog wel in diepe rust zijn," bromde,
zoo zacht hij maar kon, oom Beer tot neef
Wolf. „Hij heeft zich natuurlijk dik gegeten
aan het schaap cn zal daarom wel vast slopen.
Wc kunnen hem dus prachtig overvallen en...-
dooden."
„Maar hoe krijgen we hem er uit," jankte
heel zocht neef Wolf tot oom Beer. „We kun
nen toch geen van beiden door dc nauwe ope
ning I"
„Graven, neefje, graven zullen we, net zoo
long totdat de ingang naor het hol wijd ge
noeg is, om ons door te laten."
„Waarom hebt ge dat niet gisteren dadelijk
bedacht, oompje?" gromde Wolf. „Nu kan de
vogel best gevlogen zijn I"
„Dat denk je maar, hij zit er nog kalmpjes
in," bromde oom Beer, en hij begon uit alle
macht de aarde uit de opening weg te graven.
En neef Wolf hielp mee zoo goed hij kon.
„St, nu sluipen we zachtjes binnen," fluister
de oom Beer, toen de opening wijd genoeg was.
Nu vergat ik nog te vertellen, dat oom Beer
en neef Wolf een klein geitje, dat him middag
maal moest worden, hadden meegebracht.
Toen zij met graven begonnen, hadden zij' dit
neergelegd in het kreupelhout, waarachter juist
vosje's nieuwe hol was. En toen nu Reintje
dan ook zag, dat oom Beer en neef Wolf het
met graven veel te druk hadden, om op hun
maaltijd te letten, sloop het slimme vosje uit
zijn hol, nam het geitje en holde daarmee weer
naar binnen.
Terwijl dit gebeurde, hadden juist oom Beer
en neef Wolf hun weg gevonden naar het vrij
groote, oude hol. Maar toen ze dit nu geheel
verlaten zagen, brulden zij beiden van woede.
„Hij is weg I" bromde oom Beer. „Hij liet al
leen wat afgekloven botjes achter. Wat nu
„Ja, wat nu echode neef Wolf. „Waar zul
len we hem nu vinden I"
„Weet je wat," stelde oom Beer voor, „laten
we eerst wat gaan eten cn daarna zullen we
wel verder zien. Vinden zullen we hem 1"
Ja, dat dacht neef Wolf ook wel. En omdat hij
ook naar een malsch geitenbokje verlangde,
zei ook hij„Kom, we zullen dan eerst ons
geitje maar opeten I"
Zoo kwamen ze nu bij het kreupelhout Maar,
ach, daar was geen geitje meer. Alleen wat
dor hout vonden ze op de plek. Oom Beer be
gon hevig te brullen, toen hij zijn middagmaal
gevlogen vond. „Waar is het geitjebrulde
hij. „Waar is het geitje huilde neef Wólf.
„Heb jij het straks niet opgegeten brulde
nu oom Beer tot neef Wolf.
„O, als ie zóó spreekt, dan heb jij het ver
slonden I" huilde neef Wolf. En hij werd zoo
boos op oom Beer, omdat die hem valsch had
beschuldigd, dal hij hem nog meer leelijke
worden toeriep. Nuy schreeuwden ze beiden el
kaar woedend allerlei leelijks toe zooals „dief!
valschaard 1" en nog meer. Daarna vlogen ze
woedend op 'elkaar afze beten, krabden en
klauwden zóó, dat ze eindelijk beiden met
wonden waren overdekt. Uitgeput rolden ze
dan ook weldra neer. Ze konden niet meer
vechten met hurt klauwen, nóch met hun muil,
doch ze kónden elkaar nog wel vertellen, dat
ze voortaan altijd vijanden zouden zijn.
Reintje, die alles had aangezien, zonder zelf
gezien te worden, lachte zijn vossen-loch. Al
leen vond hij het jammer, dat ze het oude hol
zoo bedorven hadden. „Dat zal ik ze betaald
zetten," mompelde hij. En hoe Reintje dit nu
ook deed, dat vertel ik een andoren keer.
Als de Oogst binnen Is.
Als 't korenveld is leeggemaaid,
d'oogst in de schuur geborgen,
dan gaat het vroolijk elvenvolk,
eens voor een pretje zorgen.
Zij hebben heel den zomer door
gewerkt, gezwoegd met ijver
en enkel in den nacht gerust,
in 't boschje bij den vijver.
Onzichtbaar voor de boeren steeds,
maar toch him beste krachten,
zoo mag hun, nu het najaar is,
wel wat ontspanning wachten.
Een danspartij bij maneschijn,
dat zal het glanspunt geven
't veldmuis-orkest zorgt voor muziek —r
het is hun lust en leven.
In lucht' go kleedjes, vlug cn vrij,
springt, huppelt 't elvenvolkje,
beschenen door het licht der maan
er is geen enkel wolkje.
'i
Het feest gaat veel te gauw voorbij,
voor hen, niet voor de muizen,
d i e worden moe en zien daardoor
soms mollen aan voor kruizen.
De dageroad brengt 't tot een eind;
de maan zegt„tot genoegen -
„ik ben heel blij, dat jullie mij'
„op je partijtje vroegen."
i
De muizen trekken slap'rig af
de elfjes zijn nog monter,
en maken in hun feestkleedij
de bloemenwei nog bonter.
Ze drinken dauw uit kelkjes fijn
en nippen van den honing,
totdat ten laatste klinkt 't appèl
van d' ouden elvenkoning.
Gehoorzaam vliegen allen heen,
onzichtbaar als te voren,
en ook hun zangerig gesnap
is nergens meer te hooren.
Moar weet je, wat hen nog verraadt
ga mee. naar 't veldsst zoetjes
dan wijs ik jullie daar heel stil,
de sporen van hun voetjes.
HERMANNA.
correspondentie.
Bert K r. Wat heb ik in langen tijd gceit
brief van je gehad. Heb je tegenwoordig geen
tijd meer om wat bij dc oplossingen te schrijven.
Ik had maar één Pleinesplaatje en er waren
heel wat liefhebbers en liefhebsters. Dus één
kon er maar tevreden gesteld worden. Als ik er
weer meer heb zal ik aan je denken.
G i r 1 y. Je opstel heb ik ontvangen. Ik zal
het bewaren tot de tijd om is en dan worden ze
in de kinderkrant opgenomen. Wat een gemceno
jongen was dat, om een snee met een mes in
de fietsband te maken. Jc moest dus» terug loo
pen en het was juist zulk slecht weer. 't Is wer
kelijk een mooie tocht die je gemaakt hebt.
Zoo'n banden pech is altijd vervelend. Gelukkig
als je dan nog reserve banden hebt. Anders ziet
het er heelemaal treurig uit.
Frits R. Zie je geen kans voor een opstel.
Ik zou het nog maar eens probeeren. Het hoeft
heelemaal niet zoo erg lang te zijn, hoor. Als jc
eenmaal een begin hebt, dan volgt de rest ook
wel. Je kleurteekening was niet bij je brief. Heb
je die soms vergeten in te sluiten? Stuur hem
dan nog maar gauw.
G o u d v o s j e. Ja, dat zou een groote kinder
krant worden, als ze er allemaal tegelijk in kwa
men. Maar het zal wel over verschillende num
mers verdeeld moeten worden. Heb je geerf
slecht weer getroffen op je reis? De meeste men
schen hebben niet geboft. Ik zelf ook niet. Kom
je het plaatje even aan het bureau van de krant
afhalen? Ik heb het voor je klaar gelegd.
Johan E. Voornemens zijn altijd goed maar
jc moet ze ook uitvoeren. Dat heb je zelf zeker
ook wel begrepen. De volgende keer moet je me
eens vertellen, hoe jij de vacantie hebt doorge
bracht. Dat hebben de andere neefjes en nichtjes
ook geschreven. Of bewaar je dat soms voor
een opstel. Jc mag ook wel oyer een ander on
derwerp een opstel maken, maar dat lijkt mé
niet zoo gemakkelijk, als over iets wat je zelf
hebt meegemaakt. De raadsels waren nu niet
zoo moeilijk hè? Maar ze kunnen niet altijd even
gemakkelijk ziin. Dat zal niet gaan, hoorl Dit
maal ben jij de gelukkige geweest. Kom je je
prijs Maandag even halen aan het kantoor,
Paddestoel. Waarom maak jij je er toch
steeds zoo gauw af. Je schrijft wel heel aardig
Fransch, maar je stuurt alleen maar de oplos
singen van de raadsels. Vroeger schreef jc er
zulke mooie brieven bij. Daar zie ik tegenwoor
dig niets meer vpn. Ik zou er maar eens gauw
weer mee beginnen.
D a h 1 i a. Het is juist heelemaal niet noodig,
dat er zooveel kleuren gebruikt worden. Al heb
je er weinig, dan kan het toch nog wel wat wor
den, dat zie je.
Ida H. Ook jou pfaatje heb ik ontvangen. Je
hebt er goed je best op gedarfn. Ik heb nog
maar een paar plaatjes gekregen, dus ik kan niet
vooruit zeggen, of het van jou de mooiste is.
Gymnast. De raadsels waren nu ook niet
erg moeilijk. Ik heb wel een prettige vacantie
gehad, maar, nef zooals jelui allemaal: slecht
weer. En dat is altijd heel jammer, 't Is altijd
veel prettiger als het weer een beetje meehelpt.
Dat opstel zal je best voor elkaar kunnen krij
gen. Het lijkt me net iets voor jou.
Piet W. Je had deze keer zeker geen tijd
voor een briefje? Als ik mij niet vergis, schrijf
je in den laatsten tijd erg weinig. Neemt je
schoolwerk nu weer alle tijd in beslag. Zondag's
zal er toch nog wel een oogenblikje over blij
ven?
Tortelduif. Die ééne mop was niet erg
geschikt oyi in de kinderkrant te zetten. Derge
lijke kunnen nooit geplaatst worden. Je begrijpt
zeker wel waarom niet. De andere wel, zooals
je ziet. Als je er nog meer weet, stuur ze dan
maar, want mijn voorraad is niet groot meer.
Driehoek. Nu ziet je rebus er duidelijker
uit. Hij is wel aardig. Ik zal hem bewaren. Te
gelegenertijd zal je hem wel in de krant zien,
denk ik. Je opstel heb ik bij de verzameling ge
legd. Er zijn er nog niet veel. Ik denk dat alle
neefjes cn nichtjes hard aan het werk zijn en dat
tegen het einde alles tegelijk komt. Ik zal aan
je plaatje denken.
,T o n N e v e li. Het was langs den weg Zondag
weer duidelijk te merken. Er waren weer veel
meer auto's en rijwielen. Zoo'n enkele mooie
dag moet je ook gebruiken. Die hebben we den
laatsten tijd niet veel meer. Ja, je huiswerk zal
nu wel steeds meer worden. Maar op zoo'n
regenachtige Zondag is er altijd wel een oogen
blikje over voor de kinderkrant.
S n ij b o o n en Kruidje-roe r-m e-n i e t.
Hè, hè, komen jelui ook weer eens voor den
dag. Ik dacht dat je Oom Karei vergeten was.
Maar dat is toch gelukkig niet zoo, zie ik. Als
je de raadsels wel oplost maar vergeet in te
sturen, dan helpt liet je niet veel. Ik zou daar
maar geen gewoonte van maken. Stuur ze du6
maar trouw in, dan zal je ook wel eens de ge
lukkige prijswinnaar worden.
G. L. Ik heb je gemist, den laatsten tijd.
Waarom neem je geen schuilnaam. Dat doen
de meeste neefjes en nichtjes ook. Dus in 't ver
volg schrijf, je weer geregeld. Prachtig!
Bi 11Wel gefeliciteerd met je beterschap.
Ben je nu weer heelemaal opgeknapt? Ik zou
dan maar niet meer gaan feest vieren, als je er
ziek van wordt. Dat zijn altijd slechte gevolgen.
,T o n i a H. Je moet maar eeH andere schuil
naam zoeken, want de naam, die je noemde is
er al. Anders kom ik in de war. Je opstel heb ik
bij de andere gelegd. Je schiet dus al aardig op
op school.
Annie van de W. Natuurlijk mag je mee
doen. Hoe gaat het nu met je. Gelukkig dat je
de duiven nu weer terug hebt. Je moet toch
maar oppassen als de poes in de buurt is.
000]
OD
moppenhoekje;
Al te beleefd.
Papa (tot zijn zoon): „Wim wil je dit van
mij leeren, dat wanneer je in gezelschap bent,
en er mocht eens geen -laats meer zijn voor
e£n nieuwe gast, jc dan heel netjes je eigen
plaats zult afstaan."
Wim: „Natuurlijk Pa."
Den volgenden dag zaten Pa en Wim in een
tram waar het ontzettend vol was. Bij een halte
kwam er nog een dame binnen. Wim stond heel
netjes op en bood de dame heel beleefd zijn
plaats aan. Doch hevig blozende wendde de
dame zich af. En waarom? Wel, Wim zat op Pa's
knie.
(Ingezonden door Tortelduif.)