AME^SFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander" Woensdag 17 Sept. 1924
binnenland
feuilleton.
Het Meisje van hiernaast.
TWEEDE BLAD.
23e .jaargang
No. 67
Eerste Kamer.
De verg-Qdering wordt geopend te 3*0.
oorzitter J. J. G. baron van Voorst,
e voorzitter brengt in «erinnering,
dat zooeven in de vereenigde ufegadcring het
koninklijk besluit is voorgelezen waarbij hij
in zijn gewone werkzaamheid '«n voorzitter
bestendigd is. (Applaus). Sto toe zoo
vervolgt hij bij de oanv>arding van het
voorzittersambt enkele woor-^n tot u te spre
ken. H. M, onze geeerbiedi.de Koningin wilde
op voordracht van zijn den minister van
binnenlandsche zaken mj' opnieuw haar ver
trouwen schenken, door foij te benoemen tot
voorzitter uwer vergadoing. Mijn eerste woord
is don ook een woorV van groote donk daar
voor. Verleden jaar nocht ik den wensch uit
spreken, dat deze or andere grondslagen ver
kozen Kamer vrucHbaar werkzaam zou kun
nen zijn en met groote voldoening mag ik
constateeren, dat zij inderdaad vruchtbaren ar
beid heeft verrirnt en dit doet mij verwachten
dat zulks ook dt jaar het geval zal zijn. Onze
arbeid neemt echter steeds toe. Daarom dient
de Kamer zcowel bij het schriftelijk als mon
deling deba' zich zooveel mogelijk te beper
ken. Mocht de Kamer met deze bescheiden op
merking rt-kening willen houden, dan zal dit
ongetwijfeld aan haar werkzaamheden ten goe
de komen. Met den wensch dot onze arbeid
moge strekken in belang van volk en vaderland,
aanvaard ik, in het vertrouwen dat uw on
misbare steun mij ook dit jaar niet zal ont-
bteken, met opgewektheid de mij opgelegde
taak. (Toejuichingen).
De Voorzitter stelt voor de troonrede
met een adres van antwoord te beantwoorden.
De heer W i b a u t vraagt stemming over
dit voorstel.
Het voorstel van den voorzitter wordt daarna
aangenomen met 54 tegen TI stemmen. (Tegen
de soc.-dcm. en de heer Westerdijk (v.-d.)
De Kamer gaat over tot het trekken der af-
dcelingen en begeeft zich daarop in de afdee-
lingcn tot benoeming .van een voorzitter, een
onder-voorzitter en van leden der commissie
van redactie van het adres van an'woord op
de troonrede.
De vergadering wordt 20 minuten geschorst.
Tweede Kamer.
De Tweede Kamer vergaderde gistermiddag
om kwart over drie.
Met 70 van de 75 uitgebrachte stemmen weid
bij opmaking van de nominatie voor het voor
zitterschap gekozen mr. D. A. F. N. Kooien;
to.t tweede candidaat voor het voorzitterschap
werd gekozen de heer De Monté VerLoren met
48 van de 76 stemmen. Voorts verkreeg de
heer Schaper 15, de heer Drcsselhuys 3 en de
heeren Rutgers, Schokking en Van Gijn ieder
écn stem, terwijl blanco cén stem werd uitge
bracht en één stem van onwaarde. Bij derde
stemming werden uitgebracht 75 stemmen,
waarvan 32 op den heer Schaper, 1 op den
heer Schokking, 24 op den heer Van Gijn, 16
op den heer Dresselhuys, 1 op den heer Rutgers
en 1 op mej. Westerman. Daar geen der leden
de volstrekte meerderheid had moest een nieu
we vrije stemming plaats hebben, waarbij de
heer Schaper 33, de heer Van Gijn 55, de
heer Dresselhuys 6 cn mej. Westerman 1 stem
kregen. Er moest herstemming plaats hebben
tusschen de heeren Schaper, Van Gijn, Dressel
huys en mgj. Westerman. Bij de vierde stem
ming werd als derde candidaat gekozen mr. dr.
A. van Gijn met 37 steirjnen tegen 52 op
den heer Schaper.
Ui» de Perm.
DE TROONREDE.
Menigmaal is de troonrede in het laatste jaar
eener legislatieve periode misbruikt, om er een
soort ven verkiezingsmanifest van te maken
zegt de Nieuwe Rotterdamsche Cou
rant. Het kabinet sprak dan, over de Staten-
Generaal heen, tot de stemgerechtigde burgers
kiezertjes, kiezertjes, lik, lik, lik, O, wat ecne
zoete regcering ben ik. Gelukkig heeft de re
geering zich dit jaar van dit weinig elegante
gebruik gespeend. De rede, waarmee de Ko
ningin gisteren de zitting der Staien-Generaal j
heeft geopend, is zoo nuchter cn bezadigd ge- j
houden, als maar denkbaar is. Men kan het
stuk lezen en herlezen, doch zal er niet in sla
gen, er iets nieuws of verrassends in te vinden.
„Het sobere stuk geeft ons geen aanlei
ding tot critiek. Het is iets blijmoediger,
don wij in de laatste jaren gewoon waren.
De regeering zag eenige „opleving" niet
alleen in*handel en nijverheid, doch ook in
den landbouw. Voor sommigen zal dit
laatste eene cenigszins verrassende mede-
deeling zijn. Heeft dnn ook onze landbouw
of is misschien tuinbouw bedoeld
stil gelegen Of wilde de regcering slechts
zeggen, dat de regenzomer toch per slot
van rekening geen kwaad heeft gedaan
Ook wordt verbetering in den toestond
van 's Lands financiën geconstateerd. De
regeering komt blijkbaar met eene sluiten
de begrooting, zoowel voor Nederlandsch-
Indië, als voor Nederland zelf op het appèl,
zij het dot in de laatste dan het verhoogde
tarief van invoerrechten verzilverd is.
Dat is minder fraai. Denkbaar stemt ove
rigens, dot ook de regeering overtuigd blijft,
met het tot stand brengen van ecne slui
tende begrooting, haar taak niet te hebben
volbracht. Hiermede is, gelijk te recht in
de troonrede wordt opgemerkt, „onmiddel
lijk dreigend gevaar voor 's Lands finan
ciën gestuit", doch tot herstel van de volks
welvaart is heel wat meer noodig. Bezui
niging blijft het wachtwoord, opdat einde
lijk weer met ernst aan de kapitaalvorming
zal kunnen worden gedocht, zonder welke
het onmogelijk zal blijken, de steeds was
sende bevolking des lands gelegenheid tot
arbeiden te verschaffen Bezuiniging niet
slechts in het openbaar bestuur, doch ook
in het particuliere huishouden. Indien door
ecne belasting bepaalde weeldc-verteringcn
kunnen worden tegengegaan, is daar inder
daad veel voor te zeggen Dezer dogen
kwam ons eene prijslijst van Duitsche wij
nen in honden, waarop wijnen vermeld
waren tot 105.de flesch. Wij weten
niet, of zulke wijn hier afzet zal vinden,
doch indien dit het geval mocht zijn, ware
er zeker niet tegen, zulke geldverspilling
door eene belasting op weelde-vertering
tegen te gaan. En zoo is er wel meer aan
te wijzen, dat inderdaad zonder schade
onder eene belasting op weeldevertering
zou kunnen worden gebracht. Het lijkt ons
een groot belang, dat, gelijk vroeger het
geval was, ook in het huishouden weer tot
sporen zal worden overgegaan. Dit is de
manier, waarop ieder ten slotte voor zijn
deel tot herstel van de volkswelvaart zijn
steentje kan bijdragen. Zonderling blijfthet
daarom, tegelijkertijd, dot maatregelen tot
breideling van de weclde-verteringen wor
den aangekondigd, eene verhooging van het
tarief van invoerrechten door te zetten, die
onvermijdelijk het ook eenvoudige leven
duurder moet maken.
Logica schijnt ons niet dat, waarin de
tegenwoordige regeering het verste gevor
derd is.
Pleegt in gewone omstandigheden de
Troonrede, die uitgesproken wordt met de
verkiezingen in het zicht, een stuk te zijn,
waarin het zittend ministerie eenige aanwijzing
geeft van hetgeen daarvan bij overleving der
verkiezingen te wachten is, thans wordt
naar de meening van Het Vaderland
(vrijz.) in de Troonrede geen toon beluisterd,
die reden geeft te veronderstellen dot dit mi
nisterie, zooals het daar zit, op aan
blijven hoopt na Juni 1925, of zulks wenscht.
De Troonrede is kort en sober, en
spreekt meer van wat nog afgedaan moet
worden vóór de verkiezingen van 1925
dan dat ze den blik verder reikt. Zij is
eigenlijk eene abdicatie. Wat natuurlijk
zijne verklaring in het feit vindt, dat men
aan de Rechterzijde er wel van overtuigd
is, dat ook al blijft aan haar de meerder
heid, andere samenstelling van het minis
terie noodig zal wezen. Wat natuurlijk
niet uitsluit, dat enkele ministers zullen
kunnen aanblijven.
Na de uiterst pessimistische beschou
wingen in de Millioenennota van verleden
jaar, zal de uitspraak, dat de economi
sche crisis thans haar diepste punt heeft
bereikt, en dat er zelfs eenige, zij het ge
ringe opleving van handel, landbouw cn
nijverheid valt waar te nemen, velen een
hart onder den riem steken. Vooral om
dat daarnaast een sluitend budget voor
1925 in uitzicht wordt gesteld. Toch rijst
bij ons de vraag, of het wel verstandig is
nu reeds min of meer een optiniistischen
toon aan te slaan. Wij behoorden nooit
tot de alarmisten, maar waar er zoovelcn
nog zijn, die zich niet de minste reken
schap geven van dc groote urgentie van
een sluitend budget, wagen wij het te
betwijfelen of dit geroep van „hei" vóór
men de brug heeft, stootsmanswijsheiri
kan genoemd worden
Het blad concludeert
Resumeerende, kunnen wij deze Troon
rede weinig meer noemen dan een tame
lijk onbelangrijk stuk. Er staat zoo goed
als niets in wat frappeert, maar het geeft
slechts wat ieder, die op de hoogte van
zaken is, kon verwachten. De hoogste lof,
dien wij de Troonrede kunnen geven, is,
dat zij niet aanmatigend is. Want men zat
goed doen niet te vergeten, dot èn het
dreigement in zake de Taricfwet èn de
aankondiging van eene tweede Vlootwet
het gevolg zijn van compromis tusschen
de drie Rechtschc partijen. Dat op deze
geen krachtig regeeringsgebouw kon
Worden opgetrokken, daarvan is deze
Troonrede afdoend bewijs.
In een Troonrede, die het laatste jaar eener
parlementaire periode inluidt, kan men zegt
de Standaard (o.-r.) geen toezegging ver
wachten van vele nieuwe voornemens, geen ont
wikkeling van een program, moor wel gegevens,
die dienen kunnen tot beantwoording der vraag,
of het gestelde doel bereikt zal worden. Naai
dien maatstaf moet deze Troonrede dus worden
gemeten en dan voldoet zij aan den te stellen
eisch.
Er is over het algemeen veel wat het blad in
de Troonrede bevredigt.
Maar wij willen niet verhelen, dat ei
niettemin voor ons ook eenige reden is tot
teleurstelling. Wij hadden toch dc aankon
diging verwacht van een voorstel tot af
schaffing van den stemplicht. Het schijnt
ons onhoudbaar toe een wet te zien hand
haven, welker overtreding, door duizenden,
door de vingers wordt gezien. En om hel
beginsel, dat wij tegenstaan, èn om het in
werkelijkheid krachteloos maken van de
wet, behoorde een eind aan den stemplicht
te worden gemaakt. Nu de Troonrede er
van zwijgt, vreezen wij wel, ofschoon er
misschien nog rredcn tot eenige hoop is,
dat er van een voorste) der Regeering in j
het komende jaar geen sproke zal kunnen
zijn.
En dat bejammeren wij.
Eenigszins anders staat het met een an
dere leemte, waarop wij moeten wijzen.
Het zou ons aangenaam zijn geweest als
de Troonrede had gesproken van een voor
stel tot geleidelijke afschaffing van de
Staatsloterij.
Wij meenen echter in herinnering te mo
gen brengen, dat de minister van Finan
ciën een en andcrmaol heeft kenbaar ge
maakt, dat van hem een zoodanig voorstel
te verwachten was. En dit sterkt ons in da
hoop, dat het wegblijven der aankondiging
in dc Troonrede niet beteekent dat hetgeen
reeds werd toegezegd, zal uitblijven.
Op een kleine leemte moesten wij dus
wijzen.
Maar overigens mag geconstateerd, dal
met handhaving van de goede samenwer
king van Regcering en Volksvertegenwoor
diging een arbeid kan worden voltooid, die
land en volk heeft behoed voor zware ramp
en de hoop mag geven op het herstel van
de volkswelvaart. Alle donkere wolken ver
dwenen niet, maar dat deze Troonrede mag
gewagen van herleving, dat de zorgen
mochten worden getemperd cn tusschen het
jonker het licht weer mag schijnen, roept
ons bovenal tot dank aan God, Wiens
zegen, naar den goeden regel, ook thans
weer over den nog te verrichten arbeid
wordt afgesmeekt.
De Tijd (r.-k.) vindt in de Troonrede al
lemaal zakelijke onderwerpen, die, mits de
goede wil aanwezig is, in een nationale sfeer
zonder partijstrijd kunnen worden opgelost.
Is die goede wil ook bij de oppositie
aanwezig Is men ook dóór bereid van
eigen inzicht iets te offeren, om door ge-
mccnschappclijkcn arbeid deze vraagstuk
ken, waarmede de veiligheid van het Ri.fr
en de volksw '.aart direct zijn gemoeid, do
oplossing te ven, die het land zoo drin
gend behoeft
Wanneer men, lettend op hetgeen in het
afgeloopcn jaar is gebeurd, zijn oor te luis
teren legt in liberalen en socialistischen
kring, is men geneigd deze vraag ontken
nend te beantwoorden. Dc politieke be
schouwingen staan reeds in het teeken van
den' stembusstrijd men ziet de nieuwe par
lementaire periode als „de loatstc ronde",
waarin het eenheidsfront der linkerzijde
den aanval tegen dc taricfwet en andere
regeeringsmaatregelen inzet, om aan het
eind, in Juni 1925, met vereenigde krach
ten de rechtsche coalitie „knock-out" to
slaan.
Van nationaal standpunt kan men dien
strijd betreurenmaar ontwijken kon dc
rechterzijde hem niet. Wat de rechtschc
partijen in dc komende dagen naast Gods
zegen over haar werk noodig hebben is
politieke moed.
De Telegraaf vat hare beschouwingen als
volgt samen:
Aandringen op bezuiniging, met plannen
tot vlootbouw.
Onbewogen door den nieuwen geest
welke de volkeren bezielt, een koel-convcn-
tioneelc opmerking over de verhouding tot
andere mogendheden.
Zwijgend, als christelijke regeeiing, -
over elk cultureel belang in Nederland, ter
wijl deze belangen juist een hevige crisis
doormaken.
Slechts volvoerend de vrijwillig en met
emphasé opgenomen tauk om de begrooting
sluitend te maken, doch op een to hoog
niveau en zonder voldoende reorganisa
tie en de sociale wetgeving te herzien.
Zoo biedt de troonrede niets van groo-
ten stijl waarop wij dezer dagen, voor do
aanstaande verkiezingen, hoopten. Doch zij
geeft slechts den indruk van een vermoeide
en idcalcnloozc regeering.
Berichten.
DE OPENING VAN DE NIEUWE
ZITTING DER STATEN-GENERAAL.
Een beschrijving der plechtigheid.
Men meldt ons uit den Haag
Zooals reeds uit het in de Staatscourant eeni
ge dagen geleden opgenomen officieele pro
gramma voor de opening van de zitting der
Staten-Genernol bleek, droeg ook dit jaar de
stoet of „trein", waarmede de Koningin zich
van haar paleis naar de grafelijke zalen begaf,
liet sobere karakter, dat nnn dien weleer zoo
iritgebreiden praalstoet sedert het mobilisatie
tijdperk gegeven werd, cn bestond hij dus, af
gezien van de commando's cavallerie, die hem
openden en sloten, en van den door twee rij
knechten gevolgden rijknecht-majoor, allen te
paard, uit slechts twee rijtuigen het met twee
paarden besponnen galarijtuig, waarin gezeten
was Hr. Ms. opperceremonicmeester graaf Du-
Monceau en de door acht paarden getrokken
staatsiekoets, ditmaal weder de bekende cn
schitterende gouden koets, plaats biedende oon
H. M. de Koningin, vergezeld van Z. K. IT. den
Prins der Nederlanden.
De statiekoets werd geflankeerd ter rechter
zijde door vice-admiraal Bauduin, chef van het
militaire huis der Koningin, en ter linkerzijde
de gouverneur der koninklijke residentie, ge-
neroal-majoor Benteyn, beiden te paard.
Van de adjudants der Koningin" in buitenge
wonen dienst, die steeds, met de gewone leden
van Hr. Ms. militaire huis onmiddellijk achter
de statiekoets te paard een plaats in den stoet
innemen, werd dit jaar alleen opgemerkt de
gcp. luitenant-genraol P. W. Weber. Naar
ouderdom van rang volgden hem de verdere
leden van het militaire huisadjudanten en
ordonnancc-officieren.
Gelijk reeds gemeld, werd bij ontstentenis
van de op oefening zijnde brigade grenadiers
en jagers, dc eerewocht bij het Kon. Poleis ge
leverd door het He regiment huzaren, waarvan
tien ruiters ter rechter- en tien ter linkerzijde
van den hoofdingang waren opgesteld.
Bij deze eerewacht bevond zich de Koninklij
ke Militaire Kapel, die, toen Hare Majesteit en
dc Prins even vóór 1 lire de staatsiekoets
bestegen en de stoet wegreed onder het ge
bulder van het geschut in het Malieveld en
de luide toejuichingen van een groote kijk
grage menigte, het aloude Wilhelmus van Nas-
soitwo speelde.
Langs den vastgestclden weg, die door de
Hculstrnat, het beschclpte middenpad van het
Lange Voorhout, l'o urnooi veld, Korte Vijver
berg en het gehcele Binnenhof naar de Ridder-
zoal leidde, waren honderden getuige van het
voorbijtrekken van den stoet en werden dc
vorstelijke personen hartelijk begroet.
Uit dc woningen in de nabijheid van het Pa
leis en non dc door den stoet gevolgde route,
was gevlagd.
Op het Binnenhof hadden zich ook reeds des
ochtends groote schoren belangstellenden een
plaatsje gezocht, die, nog lang vóór dc konink
lijke stoet dit plein bereikte, genoten van de
aankomst oon dc grafelijke zalen der talrijke
autoriteiten, welke hetzij ambtshalve, hetzij op
uitnoodiging, de plechtigheid gingen bijwonen.
Dit is en blijft altijd een levendig en kleurrijk
schouwspel, daar verreweg het grootste deel
dier overheidspersonen, diplomaten, hoogere
ambtenaren, hofdignitarisscn, enz. enz. het gala-
ambtsgewaad draagt met den tooi van groot
kruis-linten, orde-sterren, commandeurskruisen,
e.d. dio daarbij gedragen worden.
Tegen 12 uur werd het Binnenhof door de
politie afgezet en waren inmiddels ter plaatse
verschenen een uitgebreid detachement politie-
troepen van het leger, sterk circa 75 man, en
waarachter, aan de zijde van het gebouw der
Eerste Kamer, de belangstellenden in drie h vier
dubbelo rijen, op den vcreischtcn afstand wer
den gehouden von de Ridderzaal, welker hoofd
ingang weder overhuifd was door het brecde
roode baldakijn met gouden franjes afgezet en
vastgehouden door vergulden speren.
Tegen het oogenblik waarop de stoet ver
wacht werd en de eerewacht van 16 ruiters
uit het He Reg. Huzaren met de standaardvlag
cn bij welke zich ook bevond de commandant
van het regiment, haar plaats ter weerszijden
van den ingang der Ridderzaal had ingenomen,
namen op de peristyle onder bovenbedoeld bal
dakijn, ter ontvangst der vorstelijke personen
plaats Hr. Als. adjudant i. b. d. de gcp. vice-
admiraal J. J. Rombonnet, de adjudant i. b. d.
gep. schout-bij-nncht Zegers Rijsen, de kapitein
ter zee jhr. von Muhlen, adjudant van Z. K. H.
den Prins en Hr. Ms. adjudant luitenant ter zee
le klosse baron de Vos van Steenwijk.
Toen de stoet bij de Ridderzaal aankwam
onder het gejuich cn gewuif von de aldaai
verzamelde menigte on van dc tallooren die
achter de vensters der departcments-gebou-
wen, de beide parlementsgebouwen enz. het
schouwspel gade sloegen, werd dc Koningin
ook hier ontvangen met het oude Wilhelmus,
uitgevoerd door de Kon. Militaire Kapel, oi*
zich van het Poleis in het Noordcinde ge
spoed had naar deze plaats, om straks, als
Hare Majesteit weder van het Binnenhof zou
zijn afgereden, opnieuw nnnr het Noordeinde
te trekken, ten einde door H. M. bij terugkeer
ten Paleize weder met het Volkslied te be
groeten.
In de Ridderzaal hadden zich de volgende
dumes en heeren leden van Hr. Ms. Hofhou
ding reeds verzameld G. C. Gravin von Lyn-
den vun Sandenburg, gvboren Baronesse van
Nagcll, grootmeesteres van Hr. Ms. Huls dc
Dame du Palois, mevrouw A. von Reigers
berg Vcrsluys, geb. Baronesse Schimmclpen-
ninck v. d. Oyedc groot-officieren der
Kroon, voor zoover niet verhinderd dc Ko-
mcrhecr-ceremoniemeestcr R. A. Baron von
Hordenbroek van Lockhorstde Komcrheeren
in buitengewonen of in gewonen dienst
jhr. mr. H. G. van Holthe tot Echten, C. W.
P. P. Baron Sweerts de Landos WyboTgh, F.
M. L. Baron van Geen, J. W. J. Baron Taets
van Amerongen, mr. W. A. Baron van Itter-
sum, O. L. Boron Bentinck, jhr. A. G. Sick-
kinge cn jhr. mr. W. J. M. v. d. Poll.
Bij deze woardigheidsbeklcedcrs voegden
zich, na aankomst van den stoet, alle leden
van de Koninklijke Hofhouding die deel uit
maakten van den stoet.
Voorafgegaan en gevolgd door al deze do
mes en heeren der Hofhouding en begeleid
door de leden der commissie van in- en uitge
leide uit de beide Kamers der Sta ten-Generaal,
schreden Koningin en Prins noar den Troon.
Langs denzelfden weg, doch in omgekeerde
volgorde cn met hetzelfde ceremonieel, keer
den Koningin en Prins naar het Koninklijk Pa
leis terug.
Evenals vorige jaren, had het corps diplo
matique, dat de plechtigheid in dc zool had
bijgewoond, zich nabij den voor de diplomaten
bestemden ingang en corps opgesteld om de
Koningin eerbiedig te begroeten bij het voor
bij rijden.
Wccst barmhartig jegens hen, die worstelen,
hebt medelijden met hen die lijden. Boeddha.
Naar het Engclsch van RUB7 M. A7RE5
door
W. J. A. ROLDANUS JR.
53
Het leek wel een eeuwigheid voor Joy
kwam. .1zij droeg haar appelgroen japon
netje en haar witte schoentjes en in haor cein
tuur had zij een roos gestoken. Ik zag haar
in haar tuin even stilstaan om die roos op te
rapen, en een oogenblik had ik het gevoel als
of ik weg moest loopen en mij verbergen.
We hadden de voordeur laten openstaan,
maar zij klopte toch even, voor zij naar bin
nen kwam. Dat was niets voor Joy en toen
ik eindelijk wist, dat zij in mijn studeerkamer
was, en ik mij letterlijk dwingen moest om
mij om te keeren en haar aan te kijken, was
het alsof zij ook veranderd was en er een jon^
gere en gelukkigere Joy op den drempel stond,
die mij aankeek met een blos op haor wangen
en een licht in haar oogen, dat slechts op één
manier geïnterpreteerd kon worden.
En al de diplomatieke bewoordingen, die ik j
van plan geweest was te zeggen, al de zacht
heid, waarmede ik haar het nieuws had wil
len niededeclen, lieten mij in den steekik
wendde mij van haar af en verborg rniin ge
zicht.
.©ogenblikkelijk stond zij naast mij.
„Wat is er wat is er gebeurd Ik dacht...."
Dan nam zij mijn gezicht in haar handen en
dwong mij haar aan te kijken een oogenblik
zweeg zij, terwijl onze blikken elkaar ontmoet
ten. Dan zeide zij
„Don I Is het Don
Ik weet niet hoe cn in welke ruwe bewoor
dingen ik het haar vertelde, maar vertellen
deed ik het haar cn dan viel er een diepe stilte
in het vertrek.
Zij hield mijn hand vast, maar ik geloof
niet, dat een van ons bteiden het besefte, of
schoon ik mij herinner hoe koud de hare aan
voelden, en ik zog haar haar lippen eon paar
maal bevochtigen als trachtte zij ze tot spre
ken te dwingen. Eindelijk zeide zij moeilijk
„Ik geloof het niet." En dan wat luider en
krachtiger„Ik geloof het niet J"
Buiten in den zonnigen ochtend verbrak het
dreunen van een aeroplane met zijn eentonig
gegons de stilteJoy maakte haar hand uit dc
mijne los, liep naar het raam en keek naar den
blauwen hemel, tot het vliegtuig uit het ge
zicht verdwenen wasdon zeide zij weer en
nu klonk er iets angstigs in haar stem
„Ik gelqof het niet en jij moet het ook
niet geloovenHet kan niet waai zijn, het
kan niet"
Dan kwam zij weer naar mij toe.
„Wanneer vroeg zij.
„Het telegram is gisteravond gekomen
nadat
„Nadat ik weg was
„Ja."
„Waarom heb je het me niet dodelijk ge
zegd
„Ik kon het niet, en bovendien diende het
nergens voor we konden niets deen."
„Ik had je kunnen troosten."
Ik ■ntwoor^de niet en zii zuchtte even.
Zij stond onbewust den ring, dien Don haar
gegeven had, heen en weer te draaien en mijn
gedachten gingen naar den avond, toen hij
dien uit Londen medegebracht had en mij haü
laten zien.
„Parelen beteekenen tranen had ik toen
tegen hem gezegd en het was een waar voor
teeken geweest voor ons allen.
„Wat ben je van plan te doen vroeg Joy
dan met bevende stem.
„Er is niets te doen dan wachten." ant
woordde ik. „Ik zal vanochtend naar het mi
nisterie van Oorlog gaan, maar het zal wel
niet veel helpen."
En dan drong voor het eerst geloof ik
het feit in al zijn brutale werkelijkheid tot mij
door, dat, wanneer het ergste gebeurd zijn
mocht, dat meisje weduwe was.
Dc keerde mij óm en keek naar haar en ik
wist, dat mijn stem gebroken klonk, toen ik
zeide
„Het is verschrikkelijk voor jou mijn arm
kind het is verschrikkelijk voor je."
„Voor mij I" Zij schudde haor hoofd. „Jij
hebt meer van hem gehouden don ik," zeide
zij langzaam. „Je hadt gelijk, toen je dacht,
dat ik niet goed genoeg voor hem was ik
ben het nooit geweest o, ik ben het nooit
geweest I Als ik hem nog maar één keer spre
ken kon alleen om wat liever voor herp te
zijn alleen om te probeeren alles wat hij
voor mij deed nog eenigszins te vergoeden."
En zij wrong wanhopig hoor honden.
Het was onmogelijk haar te antwoorden.
Wat kon ik zeggen, waar dezelfde wroeging
mijn eigen hort verscheurde
Zij was weer bij het raam gaan staan, zoo
dat ik haar gezicht niet zien kon, maar de zon
neschijn omstraalde haar nu, en zelfs toen
ik herinner het nu nog vroeg mij af hoo
het toch kwam, dat de zonneschijn altijd
scheen te vollen waar zij stond.
„Laat ik met je meegaan naar Londen," zei
de zij don. „Ik zal je niet hinderen ik zal
je niet lastig vollen maar laat ik meegaan.
Ik kon niet alleen hier blijven."
Ik begon te weigerenhet was beter von
niet, zeide ik, moor don zweeg ik, daar ik mij
herinnerde, dot zij nog meer recht had dan ik.
wanneer zij zijn vrouw was. Don ging ik voort:
„Go maar mee als je wilt als je werkelijk
wilt. Per slot van rekening ben je meer vooi
hem don ik ooit geweest ben jij bent zijn
vrouw."
Zij uitte een kreet, waarin zoowel woe<Ie
wanhoop te hooren was. Zij draaide zich orn
en haar gezicht leek doodsbleek tegen hel
vlomkleurige haar.
„Dat was een leugen," zeide zij heesch. „Het
was een leugen wat ik je gisterenavond ver
teld heb. Het is waar, dot hij wilde, dat ik
met hem trouwde, maar ik wilde het niet ter
wille van jou. En wat ik gezegd heb, heb ik
alleen gezegd, omdat ik wilde zien, of je me
dan zoudt zoudt zeggen dot je mo
liefhodt."
Ik hoorde wat zij zeidenatuurlijk hoorde
ik iedeT woord duidelijk en toch kwam. wat zij
zeide mij nis de klinkkloarste nonsens voor,
evenals het mij als onzin in de ooren geklon
ken had, toen zij mij den vorigen avond ver
telde, dat zij cn Don .getrouwd waren.
Zij kon zeker aan mij zien wat ik voelde,
want zij zeide weer
„Het was een leugen I Kan je het niet hoo
ren Een idiote, gemeene leugen I Ik ben niet
getrouwd hij wilde het wel, maar o, kijk
Woedend en zonder precies te weten wat ik
eigenlijk zeide, barstte ik uit
„Kan je me dnn nooit do waarheid zeggen
Moet je dan altijd iemand pijn doen cn kwet
sen Jc praat over liefde I Maar ik geloof,
dat je daartoe niet in staat bent, dat je ner
gens toe in staat bent, dan om je eigen ijdel-
hcid en je eigen grillen te voldoen."
Ik zeide die dingen niet, dot wist ik zeker,
maar een centrum van doodelijkc pijn dreef
de woorden naar mijn lippen.
Zij uitte een gesmoorden kreet en haor han
den vielen van haar gezicht of. Ik znl nooit de
uitdrukking van hoor oogen vergeten, al word
ik honderd jaorzij zag eruit alsof ik haar in
haar hort getroffen hod, maar ik ging door
met een woest genot in do wetenschap, dat zij
ook leed, al was het ook moor een tiende ge
deelte van mijn leed.
„Ik hoop, dat je eindelijk voldaan bent jc
zoudt Don s hart gebroken hebben, als jc je
zin gehad hadt, cn je zoudt mij mijn belofte
aan hem hebben doen breken, 'maar hij is. et
g'oadonk goed afgekomen en ik
„Ja cn jij vroeg zij langzaam, toen ik
zweeg.
Ik keerde mij om, leunde met mijn elboog
op den schoorsteenmantel en keek noar al de
dingen, die ik zoo goed kendemaar ik was
blind cn doof voor alles behalve voor mijn
hartstochtelijke woede en wanhoop, en eerst
langzamerhand begonnen dc dingen weer vorm
voor mij aan te nemen.
(Wordt vervolgd).
me toch niet zoo aan." En zij bedekte haa»
I gezicht met hoor honden.