Vaor de Küeintjes, De Rekenles Tom Dorema gaat al naar school Hij is een groote jongen; In 't eerste uur bij juffrouw Vos Heeft hij wat mooi gezongen. Maar zie jè 'm in de rekenles, Dan kijkt hij heel verlegen, Want onze Tom vergeet steeds weer, Dat drie maal drie is negen. Die les geeft Tommy veel verdriet, Hij grijpt zelfs naar zijn haren, Kom Tom, we doen nu samen eens, Of 't negen knikkers waren. Hier zijn er drie al vast voor jou En daar drie voor je zusje, Drie nog voor Piet, dat 's negen, vent. Je ziet, 't sluit als een busje. Als jij nu weer moet reek'nen, Tom, Kom 't mij dan vooruit zeggen, Dan zullen we secuur en vlug. De som van knikkers leggen. C. H. CORRESPONDENTIE. Voor de nieuwelingen zet ik er nog^eens bo ven, dat de bliefjes uiterlijk Dinsdagavond in mijn bezit moeten zijn; oon het Bureau van het Aniersfoortsch Dagblad, Achter Arnhem- sche Poortwal 2o. M e 1 ij n. Het speet me zoo, dat ik Zondag geen tijd had, om ook even naar die tentoon stelling te komen. Dan hadden wij ook kennis kunnen maken, zegi De groeten van Kampeer der. Het plaatje ligt er nog, hoor! Het Negertje. Ik ben blij, dat je weer beter bent, hoorl Want ik had je al gemist. Be gin nu dezen keer maar weer met moed mee tcd oen, met den wedstrijd II o uk a. Dat treft dus, dat je zoo van le zen houdtl Dan is het maar heerlijk, dat je hier blijft \oorloopig, als het in Hongarije nog zoo slecht is. Paddestoel. Wat bedoel jc met die 10 prijzen Je weet toch wel, dat de kampioens wedstrijd om de eer gaotl Gymnast. Ja, mijn neven en nichten aan tal is flink vooruitgegaan. Dot was me een storm van de week, hé? Ik vond het heusch angstig en heb haid geloopen, als ik onder zware boomen door moest. Je had Klara ver geten. Kampeerder. Ik heb Merlijn je groeten gedaan en hoop, dat je succes hebt met je plaatjes. Donk je wel, voor je raadselsf Ver tel me eens, wat keken jullie wel eens samen. Dan kom ik ook eens proeven. E n t r c-n o u s. Was het zoo moeilijk,, deze week Ben je niet ondersteboven gewaaid van de week met die storm. Ik bijna Maandag avond, de takken vlogen.op straat. Waterrat. Hebben Vader of Moeder je geholpen Dat gebeurt wej eens meer, denk lk en dat mag ook wel, hoorl Maar het leuk ste is, het eerst even zelf te probceren. Doornr oêo s j e. Ja, ik wist dat jij een broertje had, want je moet niet denk.cn, dot .ik mijn neefjes en nichtjes niet ken. De mees ten wel hoor I Je mop plaats ik volgende week. Het filmopstellctje was wel wat erg kortl Piet B. Lculc, dat je blij was met de plaat. Had je veel werk deze week Volgende week weer meor ,hé Crocus. Begin dan nu van de week flink je best te doen op den nieuwen kampioenswed strijd; wat zul je genoten hebben in de bios coop. Ha g e d i s .Het is heel leuk, dat je me die grappige film vertelt, maar de bedoeling v,*as eigenlijk de Rijnfilml Maar als ik plaats over houdt, zal ik je opstelletje nog plaatsen. V o e t b a 1. Leuke nieuwe raadsels! Gp je ook mee doen, met de komende wedstrijden. Juffrouw Precies. Ben jij zoo keurig netjes, dat je zoo genoemd wordt Leuk, dbt je ock mee doet; schrijf me eens wot na school en doe de groeten aan Teddy I Bob. Of ik de teekening leuk vond. Prachtig. Gelukkig, dat Cecilia weer naar school mag; laat ze maar eens gauw schrijven. Robbe does. Dan wensch ik jc nog wel geluk met je verjaardag, al is hef een week te laat, maar dat wist ik niet. Wat zullen jullie ccn pret gehad hebben.' Hoeveel waren er bij je te spelen Tot volgende week. J o p i e S 1 i m. Je opstel is geweldig leuk; of ik het plaatsen kan, hangt van de ruimte af; anders volgende keer. Je stond niet in de eerste correspondentie, zag ik. Blauwe Diste). We beginnen nu weer een nieuwe kampioenswedstrijd, dus nu .heb je weer een kans! Nee, dat boek ken. ik niet; vertel me daar eens wat van. Bruintje. Leuk dat jc toch nog even schreef. Eigenlijk had ik graag het opstel dezen keer, maar als je geen tijd hebt, dan kan dat niet anders. Heb je nog eens een mop? P u c k i e. Wat schreef jij een gezellige brief. Ik zog jullie al in mijn verbeelding zoo om de tafel zitten 's avonds. De groeten aan Max en Molly! Q u o n a b. Jij bent een trouwe neef, hoorl komen de moppen dezen keer er niet in, dan toch een der volgende keerenf Je had „Lena" vergeten. C h r y s a n t h. Zooveel huiswerk Ja, dat moet eerst gebeuren. Maar laat dan maar zoo af en toe eens wat hooren, anders zou ik jc vergetenl Fuchsia. Jc kunt toch wel eens schrij ven, al weet je de raadsels niet. Dat hindert niets, en dan vertel jij me moor eens wat. L u c i e. Ik heb in een heelen tijd niets van je gehoord. Heb je het ook al zoo druk met huis werk gehad Ik zal Tante Riek van je groe ten. B e r t K r. Heb je me niks te vertellen? Stuur ook eens wat voor de kinderkrant, daar dóen jpllie me altijd een groot plezier mee. Ton nevue. Het beste met de pijn in je rugl Mooi stond dat, die groene inkt. De raadsels, die jullie zendt, bewaar ik altijd tot ik ze plaatsen kan, dus stuur maar! S n ij b o o n en K r u i d j e-r o e r- m e-n i e t. Jc grapje zal ik bewaren tot een der volgen de keeren;' het is heel leuk. Goudvischje. Je zult wel genoten hebben bij die film. Misschien had ik een ander brief je in handen, en noemde dat Goudvischje. Maar ik had het erg druk, dus wees maar niet boos I Speur der. Ben jij geen „geluksmenscW Nou, doe toch maar weer mee, hoor I met de volgende wedstrijd. De kans kan keeren I Driehoek. Jou treft een extra woord van lof, dat je zoo een reusachtig leuk vers hebt gemaakt. Hulde I J o Z. Het beste met de verkoudheid en wordt maar weer gouw beter. Schrijf je volgende week weer eens een lange brief Professor Krentemik. Ik had Zon dag geen tijd, anders was ik ook eens komen kijken. Wat hod jij ingezonden T o t i e. Zie je, goed dat je nog even schreef, nu sta je ook in de feestkrant. Ga je ook meedoen met het kleuren Draver. Ik vind het eig goed, dat de wedloop nog eens uitstellen, maar ik heb wel een omslag voor je, dus kijk morgen maar eens in jullie bus! P i c t c r. Leuke mop, zeg. Die plaats ik vol gende keer. Wanneer ga je nu je fiets koopen en Welk merk Zwartkop. Nog wel hartelijk geluk- wenscht met de verjaardag van je Moeder. Je hebt zeeker wel een heerlijke dag gehad en lekker gesnoept Nimf. Hoe heet je raaf Ik heb er vroeger eens een gezien in een dierentuin in een hok je, maar die was zoo groot, dat ik hem niets uit mijn hand dorst *e geven. Abri koos. Ook jou een extra woord van lof, dat je zoo leuk gezorgd hebt voor dit ver rassende raadsel. Hartelijk dank I Spring in 't Veld. Prachtige teekening was dat. In dat huisjo zou ik wel willen wo nen. En jij Tambour. Mooie kleurtjes waren dat; ik ben er erg blij mee en ga het gauw ophangen. Anna Clara B. Jo naam is erg mooi, hoor I dus neem dan maar geen schuilnaam. Ben je zoo gevallen Het beste met je hiel. Dot zal wel een: beetje geduld kosten, hè Sn c c u w w i t j e. Wat een klein briefje. Heb je me niets te vertellen Bobbie. Nou,, ik was ook benieuwd, wie de kampioen zou zijn. Doe je nu ook mee met den nieuwen wedstrijd. Baron Kcrsepit. Dus het boek was mooi. Vertel me er eens wat van. Je inzending is lculcdie komt eens gauw aan de beurt. MOPPENHOEKJE. Een luiaard. Te Dr-vcnter was eens een erge luie jongen. Hij verkocht langs de treinen Deventerkoek. Maar hij was te lui om het heele woord te roepen. Daarom liep hij altijd achter den con ducteur, als er een trein aankwam, en als de conducteur riep „Deventer!", riep hij er, zoo gauw zijn luiheid het toeliet, er achter: „koekl" Veel zal hij niet vei kocht hebben! (Ingez. door BLAUWE DISTEL. Alles ontstolen. „Er is vannacht bij me ingebroken", ver klaarde de man op het politiebureau, „drie en rijftig dingen zijn bij me weggenomen; alles, wat ik bezat!" „Kunt u zeggen, »vat kes p.cc-j was alle maal vroeg de inspecteur. „Een spel kaarten (dus 52 stuks) en een kurketreklcer I" (Ingez. door BARON KERSEPIT. Terwijl hij met de eene hand den-drenkeling boven water hield, riep hij met de andere luid keels om hu'p. (Ingez. door QUONAB.) In de tweede klas werd gevraagd „Wat komt er van sneeuw, als ze smelt?" Een leerling zei „Modder, meneer." (fngez. door DRIEHOEK). Logisch. Een man met een pdard zei tegen een jon gen voor de herberg „Zeg jongen, houdt mijn paard eens even vast, ik ga een glas bier drinken" De jongen had er niet veel zin in en vroeg: „Bijt ie „Welnee, jongen-" „Slaat ie „Nee, hoor!" „Zou ie wegloopen?" „Hee'.emaal niet, jongenl" „Nou, waarom moet ik hem dan vasthou den?" (Ingez. door TANTE RIEK). Snugger. Dienstmeisje: „Mag ik vcor een rijksdaalder postzegels Ambtenaar: „Van hoeveel Dienstmeisje: „Ja, van hoe duur heeft u ze Ambtenaar: „In alle prijzen, van een, twee, vier, vijf, en tien cent, van een kwartje en nog duurder!" Dienstbode: „Nou, geeft u ze dan moor van een kwartje, mevrouw houdt niet van goed-» koope rommel!" Regenweertj©. door C. H. Als 's buiten stormt en regent, Dan spelen wij in huis. Van mopperen en zeuren Zijn we bij ons niet thuis. Moes heeft een oude rustbank, Die noemt zij canapé; Maar Loes, Wim, ik en Zusje Doen er van alles mee. Soms is zij, als 't zoo uitkomt, Een auto, boot of trein. Het hindert nooit met hoe veel Wij aan het spelen zijn. Laatst, 't was juist Kerstvacantie, En 't regende, dat 't goot. Toen speelden wij Verhuizing, Want er was watersnood. Wel niet in onze kamer, Maar buiten in de straat. En wie er door moest, d' arme. Wat had hij het te kwaad Vooruit kon hij niet komen; Het woei dan ook geducht De regen viel bij stroomen, Met emmers uit de lucht. Maar onze oude rustbank Deed ons ook n u plezier. Hoe wij ons dan vermaakten? Wel, kijk naar 't plaatje hier Je ziet ons keurig zitten. Wij werden vast niet nat f En hadden pret. Och menschen, .Wat leuke rit werd dèt I De rustbank was het rijtuig Zus Loes had het bedacht De Olifant zou trekken, .Want - 't was een heele vracht I Waar denk je, dat ons „rijtuig" Wel heen ging met dat weer? Je raadt het nooit en daarom Zeg ik het voor deez' keer. Wij wilden heel ver rijden, Hoe ver wel? Tot de Zon, Ten minste als ons „paardje" Ons zóó ver brengen kon I Wij namen ook de dieren Mee en Loes' mooie pop. Voor Kobus was geen plaats meer. Die zat dus achterop. I Wie zou dat gedacht hebben? Het was even over vieren cn de school was uitgegaan. „Waarom ga je niet naar huis, Ineke?" vroeg juffrouw van" Gcuns, de juffrouw uit' Incke's klos. „Ik ik kan mijn hoepelstok niet vinden, juffrouw," antwoordde het kind. „Heb je hem dan meegebracht „Jo. maar n u is hij weg." Juffrouw van Geuns keek tus^chen de leege kapstokken, maar nergens zeg ztj een hoepel stok. „Weet je zeker, dot je 'm meegebracht hebt?" Ineke schudde haar krullen naar achter, keek haar onderwijzeres aan en zei „Ja juffrouw, »heel zeker, want toen we al dicht bij school waren, vroeg Wim, of hij 'm hebben mocht, maar ik heb 'm niet gegeven. Hij had den zijne onderweg gebroken." Juffrouw van Geuns wist niet, wat zij er van denken moest. „Misschien heeft hij hem van je geleend," zei zij. „We zullen er hem morgen eens naar vragen. Ga nu maar naar huis." Den volgenden morgen vroeg de juffrouw, wie van de kinderen een hoepel hadden. Heel wat vingers werden opgestoken. „Heeft één van jullie Ineke's stok soms ge nomen vroeg zij verder. Geen antwoord. „Sta eens op, Wim de Bruin Wim gehoorzaamde. „Heb jij een hoepels tok „Ik heb vanmorgen een nieuwen gekregen," luidde het antwoord. „En heb je gisteren dien van Ineke geleend?" Wim schudde het hoofd. „Maar hij kan toch niet wegloopenzei Juffrouw van Gcuns nu. „Kinderen; ga allemaal eens in je jas- cn mantelzakken kijken." De kinderen stonden op, gingen naar de kap stokken in de gong en lieten hun zakken zien. Alleen Wim deed dit laatste niet. Hij kreeg een kleur cn wilde Ineke niet laten zien, wat er in zijn zak zat. Zij zei niets, maar voelde zich erg ongelukkig. na schooltijd, maar Ineke bedankte daarvoor „Je mag mijn stok wel Iecnen," zei Wim en wilde ook niet met hem en Kazan zoo heette zijn hond nmr huis gaan. De hond liep van den ccn nour den ander. Hij begreep ct niets van, waarom zij niet sa men naar huis gingen, zooals gewoonlijk. Ze woonden nog wel naast elkaar 1 Hij blafte cn trachtte met ieder apart te spelen, niunr Ineko bleef alleen loopen en op het laatst gingen Wim en Kazan samen nnor binnen. Juffrouw van Geuns hoopte nog de waar heid te ontdekken, maar de stok was weg en bleef weg. Zij begreep er niets van. De één voor en de ander na begon Wim er van te verdenken. Hij bemerkte het en had er veel verdriet van. Kazan was nu zijn c^pige vriend, want geen van zijn schoolkameraadjes speelde meer met hem. De hond bracht hem naar school en kwam hem weer halen. Op een middag speelde hij met hem in den tuin, toen Bert, die aan den anderen kant als Ineke van hem woonde, over het lage hek keek. ,Zcg eens, wat je in je zak hebt!" riep hij. Wim werd boos. „Kom het maar uitvechten I" riep hij terug. Bert liet zich dit geen tweemaal zeggen en klom over het hek. Kazan dacht, dat het een spelletje was en wilde meedoen. Wim zng, dat Ineke met verschrikte oogen stond bij het ge opende hekje, dat hun twee tuinen scheidde. „Hou jij Kazan eens vast, terwijl ik Bert af ransel I" riep hij haar toe. „Vechten julfie toch alsjeblieft niet!" riep Ineke nog op smeekenden toon. „Hou Kazan vast I" was alles wat Wim ant woordde. Ineko beefde over al hoor ledematen. Toch Uit Hendelen. door C. H. Drie kleine, slimme beertjes, De broeders Bruin, gaan uit. Ze zitten heel parmantig AI in een platte schuit. Zij gaan vandaag uit visschen De aasbus is gevuld. Het kom! dus nu in hoofdzaak Alleen neer op geduld. Maar wat is dat De dobbers Gaan plots'ling op en neer En met verbaasde oogen Ziet daad'h'jk elke beer, Dat hij een flinlcen visch vangt, Een dikken, van belang Doch .eensklaps wordt elk Bruintje Toch wel een beetje bang. Want och, daar trekt de hengel Heel krachtig naar benêen En olie drie de beertjes Gaan plots'ling van de been! Zij duik'len kopje-onder In 't koude; natte sop Van d'eersten schrik bekomen. Kijkt 't drietal angstig op. Wat zij daar zien, is vrees'lijk. Wie had dat ooit gedacht, Dat nu op hunne plaats zit Een dikke visch, die lacht 1 Ik denk vastslimme beertjes, Je weet nu al de rest. Zorgt maar, dat je niet toebijt Wie 't laatst lacht, lacht het best Wij zouden dan verhuizen. Gaan wonen op de Zon. Moes zei, dat door de warmte Dat heelemaal niet kon Nu goed, dan kwamen wij dus Bij Moeder weer terug. Maar 't zou wel avond worden, Al liep ons „paardje" vlug. Wij namen toen een boodschap Mee naar de lieve Zon En vroegen vriend'lijk, of zij Vandaag nog schijhen kon We zeiden: Zon, op aarde Is het zoo guur en nat, Toe, kom ons weer verwarmen. Zeg, Zon-lief, doe je dat? slaagde zij er in Kazan vast te houden, die allerlei pogingen aanwendde om te ontsnappen. Wim en Bert waren tegen elkaar opgewassen. Ineke hoopte, dot Wim het winnen zou cn keek met ingehouden adem toe. In het volgend oogenblik lag Bert onder. „Zeg, dat ik den hoepelstok niet weggeno men heb I" voegde Wim hem toe. Ineke was werkelijk wanhopend. Wat gaf het, of de jongens er al om vochten Toen Kazan zag, dat zijn baasje zich diep ongelukkig voelde, ging hij naar een hoekje De Zon houdt niet van woorden, Wel van een goede daad- Om warmte te verspreiden, Vindt zij het nooit te laat. Zij baande zich een weg nu Door 't grijze wolkgordijn Daar klonken stemmen, blijde: Ha, eind'lijk Zonneschijn f De menschen, dieren, planten Genoten van de Zon En zij vergaten weldra. Dat het zóó reeg'nen kon I Het Zonnetje, dat streelde, Elk, die haar voelen wou, Zij won het op den duur toch Van regen en van kou f van don tuin, begon te graven en haalde weldra een langwerpig voorwerp te voorschijn. „Kijk eens, daar is mijn stok I" riep Ineke nu uit. „Kazan's tanden staan er inl Hij heeft hem zeker voor een bot aangezien I" Wim danste van plezier. Bert 'iep weg om aan allen, die het hooien wilden, te vertellen, dot Kazan den stok ver stopt had. Wim liet Ineke nu zien, wat hij in zijn zak hadtwee mooie glazen knikkers voor haar I

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1925 | | pagina 16