'^.."sT"8 AMERSFOORTSCH DAGBLAD „DE eemlanper" •»-><1925
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
De Terugkeer van Klompvoet.
BINNENLAND.
Vaderlandsclie geschiedenis.
(Nadruk verboden).
Een van de dingen, die den oorlog in
stand houden, is de overtuiging: Het is al
tijd oorlog geweest en het zal altijd oorlog
blijven. Geslacht na geslacht is men den
oorlog blijven beschouwen als een noodza
kelijk kwaad niet alleen, maar als de kern
van het maatschappelijk leven; de spil,
waarom alles draait. Wat is er in de wereld
gewic'htigers gebeurd dan oorlog?-Wat is
er in de wereld eigenlijk anders gebeurd
dan oorlog?
'Het beeld, dat het schoolkind zich reeds
gaat vormen en dat den volwassene bij
blijft, is de voorstelling, als zou d'e geschie
denis een aaneenschakeling van oerlogen
zijn. De Friezen en Kaninefaten kwamen in
ons land en Caesar vocht tegen hen; daarna
vecht Karei de Groote en vechten de graven
en hertogen; vervolgens vechten de Geuzen
tegen Spanje, dan komen de Trompen en de
Ruyters, en er zijn oorlogen ter zee en veld
slagen te land. Mén sluit vrede, om maai
weer aan een nieuwen oorlog te kunnen be
ginnen: eerste oorlog met Engeland; tweede
oorlog met Engeland; derde, vierde oorlog
met Engeland;
Hoeksohen en Kabeljauwschen vechten;
PatTiotten en Prinsgezinden vechteh; mijn
hemel, wat is een man, die niet vedhtf Al
leen de vechtersbazen komen in het jaar
tallenboekje; de rest telt niet mee. Napo
leon is groot, omdat hij vechten kan; Mau-
rits, de stedenbedwinger, is groot en Piet
Hein, die de Zilvervloot na,m en Ohassée,
die de 'lont m het kruit stak.
Wat zou er van d'e vaderlandsche ge
schiedenis overblijven, als men de oorlogen
en vredes schrapte? Het was de moeite niet
meer waard, geschiedenis te leeren. Zoodra
men den oorlog afschaft, heeft 'het. vader
land zijn beteekenis verloren en is er geen
plaats meer voor roemrijke mannen. En
vrouwen: vergeet niet Kenau Simonsz.
Hasselaar, die kokende teer wierp van de
wallen van HaarlemI
Soms rijst wel eens twijfel aan de juist
heid onzer vaderlandsche geschiedenis. Of
eigenlijk niet aan de juistheid, doch aan de
volledigheid. Het zal alles wel waar zijn, wat
die vechtende mannen en vrouwen deden.
Maar deden ze naast hun vechten nog wel
niet eens iets anders? Wij hebben zelf ook
den grooten oorlog beleefd, en zeker, die
heeft grooten indruk gemaakt, maar die
oorlog is nu al weer tien jaar geleden.
Moeten wij nu weer tot den volgenden oor
log wachten, om iets te beleven, dat de
moeite waard is in 't jaartallenboekje te
worden geschreven?
Maar wij hebben ondanks den oorlog
nieuwe uitvindingen gehad en ontdekkin
gen, nieuwe kunst en nieuwe mode, nieuwe
boeken en nieuwe dansen. Bouwmeester,
Mengelberg, Berlage, Fokker, moet 'het na
geslacht deze namen niet weten? Is voor de
jongens en meisjes van honderd jaar latei
generaal Snijders de eenige belangrijke
Nederlander uit de eerste kwarteeuw der
twintigste eeuw? En de mobilisatie de eenige
wetenswaardige gebeurtenis?
Hoe prettig zouden wij 't vinden, zoo ze
wisten, hoe we geleefd hadden; wat voor
kleeren we gedragen hadden en hoe onze
huizen er hadden uitgezien; welke muziek
we 'mooi vonden en welke tooneelstukken'.
Hoe de verhouding was tusschen de ver
schillende volksgroepen, hoe een fa-brieks-
bedrijf in elkaar zat en hoe het stond met
het verkeerswezen en de volksgezondheid.
Zullen de schoolkinderen van honderd jaai
later niets krijgen te hooren over de Olym
piade en over de Fhilips-fabrieken, niets
over den verkeersagent en de fox-tTOtt;
niets oveT zomertijd en kapverbod, noch
van het verdwijnen van de molens of het
dempen van de Zuiderzee? Niets over het
socialisme of 't communisme of het oecu-
't Hort maakt iemand vrij of slaaf.
GRILLPARZER.
door
VALENTINE WILLIAMS.
Geautoriseerde vertaling van W. E Pont.
42
Er was een soort van opening, dut wist ik
want een van dc eerste dingen, die ik gedoan
had, toen ik in dit. onderaardsche vertrek be
landde, was te kijken welke andere gelegenheid
tot ontsnappen het bood behalve degene, waar
door wij waren binnengekomen. Maar het was
een spleet, niet meer dan een luchtgat in de
rots, dat oppervlakkig gezien, nauwelijks wijd
genoeg was om een hond door te laten.'
Ik heb indertijd menig hachelijk uur doorge
maakt, en ik heb altijd gevonden, dat het
meest vreeselijke van den dood niet het voor
uitzicht zelf is, maar meer nog en dat komt
meestal plotseling en zonder voorafgaande
waarschuwing over iemand het besef van de
onverbiddelijkheid van het noodlot, de volsla
gen onmacht van den mensch om aan zijn
noodlot te ontkomen. En heel spoedig nadat ik
naar beneden gevalien was in de grot, had ik
begrepen, dat onze kansen om te ontkomen al
heel gering waren.
Wij hadden geen voedsel, alleen water en
lucht. De dood door langzame uithongering
wachtte ons, tenzij wij de aandacht konden
trekken en hulp konden krijgen. Klompvoet en
menisoh congres; niets over het page-haar
en d'e korte rokken of over bosjes radijs,
die vijftien cent per stuk kosten? Alleen
nvaar over generaal Snijders en de mobili
satie?
Er is toch nog wel wat anders d'an oor
log en er zijn andere mensohen dan zeehel
den. Laten wij de aandacht onzer kinderen
niet zoo belachelijk eenzijdig vestigen op
dat ééne volstrekt niet belangrijke noch,
verheffende verschijnsel. Laten we ze de
vaderlandsche geschiedenis leeren bekijken
als een ontwikkelingsproces van volks
leven, als een beschavingsgeschiedenis. Hoe
zich Nederland en de Nederlander uit den
grijzen voortijd omhoog geworsteld hebben
tot het peil onzer cultuur. Gemeenschaps
geschiedenis, m a atsch appi j -g esch i ed en i s
Zeer zeker, koningen en krijgslieden zijn
belangwekkende personages, maar de mil-
lioenen, die het volk, die de samenleving
vormen, zijn millioen maal belangwekkender.
Hoe was hun bestaan, wat was hun ge
schiedenis, onderwijl Dirk I Dirk II opvolgde
en het ruitergevecht bij Turnhout werd ge
leverd?
Met erkentelijkheid noem ik hier den
naam van een mij onbekend man. De
Hoornsche onderwijzer M. Haas, hoofdbe
stuurslid van de Nederlandsohe Montessori-
vereeniging, is als pionier opgetreden voor
een nieuwe leerwijze van de vaderlandsche
gfeschiedenis. Zijn schoolboekje „Geïllus
treerde Geschiedenis van 't Vaderland"
(Zutphen, W. J. T'hieme Cie 1924) is voor
mij een openbaring geweest. Wat zeg ik?
Een verademing; het is me, als zag ik mijn
dierbaar vaderland nieuw. Verlost van heel
dien troep Dirken en Trompen, die er één
gTOOt manoeuvre-^eld van hadden gemaakt.
Gelijk een moeder, die oneerbare handen
behangen hebben met carnavalstooisels en
valsche parels. Nu zij ontdaan is van al dien
rommel, raak ik eerst ontroerd van haar
lief, innig gelaat.
De vaderlandsche geschiedenis van Haas
is als een schoon levensverhaal; het is een
roman, boeiender dan alle oorlogsjaaTtallen
tezamen. Hij doet ons meeleven den tijd van
onzen grootvader en overgrootvader. Wij
zitten met den Germaan in zijn hut; warmen
ons met den midd'eleeuwsohen burger aan
het houtvuur; gaan te gast bij onze dich
ters en schilders uit den gouden eeuw; lezen
het menu van de oud-Hol!andsche slemp
partijen en toeren in de trekslee langs de
grachten van Oud-Amsterdam.
Wij lijden mee armoe en ziekte op het
platteland en halen de Fransche dansmees
ters mee in; wij laten ons inwijden in de
Engelsehe nijverheid en zijn getuige van
een pachters oproer. Schilderachtige ge
woonten bij geboorte, huwelijk en dood her
leven voor ons; wij steken de tondeldoos
apn en reciteeren verzen van Huygens en
Bteeroo. Uit de Haarlemsohe coinrant lezen
wij het verslag van den eersten rit met den
spoorwagen; spoedig zitten we nu in de
ailtomobiel en de vliegmachine brengt ons
tenslotte thuis.
En we hebben onder het relaas van de
vaderlandsche geschiedenis zoowaar de
nachtmerrie van den oorlog vergeten!
H. G. CANNEGIETER.
Parijsche Brieven.
Parijs, 26 Mei 1925.
Cinema en schouwburg. Zware
concurrentie. Een nieuw soort
music-hall. Het Haagsche Re
sidentie-orkest te Parijs. Daarna
dc Amsterdamschc Tramharmo
nie. Vreemde musici. Max Rein-
hold uit Weenen. Muziek op dc
tentoonstelling. Verwachting,
hoop en geduld. De Nederland-
sche afdceling is gereed. Maar
het overige
Sedert de cinema-kunst zich zoo ontzettend
heeft ontwikkeld, en bijgevolg de cinema-zalen
als paddestoelen uit den grond zijn verrezen,
zooals dit hier het geval is, hebben de con-
zijn menschen zouden in hun eigen belang wel
bereid zijn ons te hulp te komen. Maar hoe
veel kans hadden wij daar ingesloten onder
deaaide, hun te laten weten, waar we zaten?
En hoe kon Gerth ons ooit vinden wanneer de
„Naomi" terugkwam
Marjorie was opgestaan. Haar gelaat hod weer
eenige kleur gekregen en er was oen sprank
van opwinding in haar oogen.
„Dat is het" riep zij uit," cr moet natuuilijk
nog een andere uitgang zijh f"
En het stompje knars grijpend, haastte zij
zich ermee naar het andere eind van de grot.
Ik had den moed niet haar te volgen. Beter,
docht ik, dat zij zelf onzen werkelijken toestond
zou leeren beseffen. Vroeger of later moest zij
het inzien. Ik zag het gele schijnsel aan het
einde van het rotsvertrek en keek naar de groo
te schaduwen, die over het plafond flikkerden,
toen zij dc kaars heen en weer bewoog. Toen
kwam zij weer naast mij, de kaars stond tus
schen ons in en ik zag aan de schokkende be
weging van haar schouders, dat zij schreide.
Wat kon ik doen Welke hoop kon ik hoor
geven Ik strekte mijn hand uit en zij greep
die vast. Om onze eenige lichtbron te sparen
doofde ik toen de'koars "it. Ik had nog vier en
dertig lucifers over.
Zoo zaten we eenigen tijd zwijgend bij elkaar.
De duisternis log dicht cn kalm als een zwart
fluwcclen kleed op ons, een soort duisternis
waarvan een stadsbewoner geen begrip heeft.
Weldra werd het meisje kalmer cn met een
paar sidderende zuchten hield haar snikken op.
„Beste kind/' zei ik, „je moet vertrouwen
in mij hebben. Ik ben zoo dikwijls op het kontje
geweest en toch ben ik ten slotte overal goed
afgekomen.
Ik brak den zin ofhet was moeilijk om
met overtuiging te spreken,
currenten het hard te verantwoorden gekregen.
Het meest leden en lijden dooronder de
schouwburgen, welker directies om beurten kla
gen, dat het faillissement als een Domocles-
zwaard boven hun hoofd hangt; wat niet ver
hindert, dat er in het nog niet ofgeloopen sei
zoen drie of vier nieuwe théoters het aantal
dier voorgewende noodlijdenden zijn komen
vermeerderen.
Toch mag men gelooven, dat cr in de dra
matische kunst een crisis hcerscht, die zeker
meer moet worden toegeschreven aan het ge-
holte der hedendoogsche tooneelstukken dan
aan den veranderden smaak van het publiek.
Het Parijsche publiek heeft altijd veel van
goede tooneelspeelkunst gehouden en doet dit
nogdaarom hebben onze nieuwe amateurs,
op enkele uitzonderingen na, geen succes, ter
wijl de stukken uit een vorig tijdperk, dot wij
afgesloten dachten, het wel hebben. Een veel
zeggend voorbeeld van deze dramatische dc-
cadèhtie levert wel de verdwijning van het be
kende Theatre du Vaudeville, dot vele, vele
jaren vooraan stond onder de z.g. boulevard-
theaters en waaraan de mooiste artistieke tra
dities verbonden waren. Het treurige eind van
het „Vaudeville" is, dat een buitenlondschc
maatschappij het gebouw gekocht heeft, om er
een cinema van te maken. Toen dot be
kend werd, gingen van alle zijden protesten
op zelfs de Académie Fran^aise verontwaar
digde zich er over en sprak den wensch uit,
dat de Regeering het dreigende onheil
zou afwenden. Daarvan is natuurlijk niets ge
komen het zijn de auteurs die met goede
stukken de schouwburgen moeten redden
en nu zullen wij binnenkort op den hoek der
Chaussée d'Antin weer een nieuwe cinema
zien Hoevelen cr daar nu al zijn, alleen tus
schen de rue Drouot cn dc Madeleine, ,het
beperkte gebied van den klassieken boulevar
dier uit de tijden dot dit nog een waardigheid
was ik weet het niet, ze zijn niet te tellen.
Het lot van dit boulevard-theater vertoont
eenige overeenkomst met dat van het prach
tige Théatre des Champs Elysées, een schit
terend voorbeeld van een modern gebouw voor
opera, concert en schouwburg, dat, na jaren
van afwisselend fortuin, het laatst onder de
actieve, artistieke directie van den heer Jacques
Hébertot (in de Hollandsche kunstwereld goed
bekend), sedert eenigen tijd gemetamorfoseerd
is in een music-hall, maar een music-hall van
zeer bijzonderen aard, eenig in zijn soort, waar
tusschen een nommer van gedresseerde apen
en een nommer van salon-jongleurs, de „prince
des poctes" Paul Fort of de „prince des snobs"
Maurice Rostand hunne verzen komen voordra
gen en iedereen die dat bijwoonde, vond
blijkbaar dat zij er goed op hun plaats waren.
Zelfs ergerde -er zich niemand aan, dat Mile
Cécile Sorel, die nog altijd voor „grande co
quette" fungeert, er een één-persoons scetch
kwam opvoeren.
Dat die tempel der muziek, die zijn weerga
hier niet heeft, tot zoo'n verval kwam, is wel
jammer, want het ontbreekt hier aan mooie,
groote muziekzalen. De grootste van allen, het
Trocadcro, heeft gebreken, waarover iedereen
klaagt veel hinderen doen zij niet en toen
nu de ondernemende impressario Astruc eenige
jaren vóór den oorlog het noodige kapitaal
wist bijeen te brengen voor den bouw van het
Théatre des Chomps Elysées, bij den Pont de
TAlma, vond het publiek, dot het te afgelegen
was en ging er niet naar toe of er moest al
iets heel bijzonders gegeven worden. Of het
nu als théoter-music-hall een beter lot zal heb
ben, moet de tijd leeren.
Dat goede muziek hier op prijs wordt ge
steld, weet ieder; zelfs zij f weten het die uit
Holland komen om er de bewijzen van te oog
sten, zooals dit nog onlangs gedaan is door
het Haagsche Residentie-orkest, dat, onder de
leiding van den heer Van Anrooy, in de Ca-
veau-zaal die eigenlijk te klein is voor zoo'n
orkest, maar het Lamoureux-orkest moet er
zich wel mee tevreden stellen twee con
certen gaf, op welker eerste de zevende sym-
phonie van Beethoven een geweldig succes
had. Zij werd dan ook voortreffelijk mooi uit
gevoerd.
Dat een ander Hollandsch muziekgezelschap
hier ook zoo'n goed onthaal vond, mag, be
halve aan artistieke kwaliteiten, ook aan ka
meraadschappelijke waardeering worden toe
geschreven. Ik doel hier op het vijfdaagsch
verblijf van de Amsterdamsche Tramharmonie,
die hier kwam, om zich door hunne confra
ters van ons stedelijk personenvervoer te doen
hooren en tegelijk wat zooveel mogelijk
van Parijs en de omgeving te genieten.
„France-Hollonde" heeft kunnen bewerken dat
dit flinke corps blazers op een der namidda
gen een publieke uitvoering in den Tuilerieën-
„Ik ben bang," steunde het meisje, „zoo vrce-
selijk bang. Aon het front was ik er altijd
trotsch op, dat mijn zenuwen zooveel sterker
waren dan die van andere meisjes. Maar stil
te zitten in de duisternis en te wachten op den
doodNooit had ik kunnen denken, dat iels
zóó verschrikkelijk kon zijn Weet weet
je wel, dat ik mijzelf met alle kracht in be
dwong moet houden om het niet uit te schieeu-
wen
„Ja," zeide ik, „en ik wil je wel vertellen,
Marjorie, dat ik je bewonder, dat je het 200
opneemt. Ik heb mannen half waanzinnig zien
worden om minder reden I"
,En jij," vroeg Marjorie, „ben jij niet bong
voor den dood
„Wanneer die komt, ju," antwoordde ik.
„Maar ons beroep leert ons alleen bij het oogen-
blik te leven cn de toekomst voor zichzelf te
laten zorgen. Aan het front was bet ergste
deel van een aanval het wachten eropwan
neer de fluit weerklonk en de versperring opge
heven werd, vergat men allen twijfel en vrees.
En de eenige weg om door zoo'n moeilijken
middag heen te komen vóór het beslissende
uur, was, bij het oogenblik te leven, al zijn
gedachten te bepalen bij de onbeteekenende
moeiten en vervelendheden van den gewonen da-
gelijkschen sleur en de brug niette willen over
steken, voordat men er overheen moest...."
„Maar ben je niet erg aan het leven ge
hecht
„Het is niet goed je te veel te hechten aan
de dingen op aarde," zei ik, „omdat je onher
roepelijk bestemd bent ze toch ten slotte weer
te verliezen
Het meisje zweeg. Ergens in de grot klonk
het melancholieke neerdruppelen van water.
„Ben je ooit verliefd geweest?" vroeg zij plot
seling.
tuin xon geven. En denzelfden avond speel
den zij een nieuw programma of in de Bourse
du Travail, waar zij de gasten waren van hun
Parijsche kameioden. Dc directeur, de heer
Joh. Schuitemaker, heeft eer van zijn 66 exe
cutanten, die voor de groote meerderheid zijn
leerlingen zijn. Parijs, Versailles La Malmni-
son, Fontainebleau en een paar avonduitspan
ningen, zij hebben dot olies bovendien com
pleet kunnen genieten, donk zij dc goede zor
gen von het reisbureau F. Ie Bourgeois, dot
hen ook bij elkaar heeft kunnen huisvesten.
Daarvoor komt lof toe aan dit bureau cn aan
den chef der Hollandsche ofdceling.
Voor dc Fransche muziekliefhebbers geldt
de spreuk „L'art n'a pos dc patrie"; de lond-
genooten worden er evenzeer gespeeld en ge
waardeerd als dc vreemde componisten. En
vreemde musici worden hier altijd gaarne ge
hoord als zij blijk hebben gegeven dat zij
het verdienen. Voor het echter zoover is,
moeten zij heel wat volharding betrachten en
zich heel wat opofferingen getroosten.
Uit alle streken ter wereld komen zij hier
heen, om zich door Parijs te doen consacree-
renzij weten dat don als zij door Parijs
geconsacreerd zijn de concertzolen over
geheel de wereld voor hen open staan. Een
treffend voorbeeld van dien aard levert de in
zijn eigen land gevierde dirigent van het
Weener Symphonie-orkest, de heer Max Rein-
hcjd, die al eenigen tijd te Parijs vertoeft, met
het doel zich hier als kapelmeester te doen
hooren, wat waarschijnlijk wel zal gebeuren,
zoodra de tentoonstelling in vollen gong is,
wnnt daar zullen heel veel muziekuitvoeringen
door vreemde ortisten en gezelschappen wor
den gegeven. Ik had een poor malen het voor
recht den heer Reinhold als pianist te hooren.
Dat was ten huize van onze landgenoote,
mevr. de wed. Roepius van Zevenhuizen, zelve
pianiste van verdienste, waar de vermoorde
gost, met dc meesleepcnde virtuositeit, die
oen de oevers von den blauwen Donou haar
vaderland heeft, Wagner (Wolkürc) cn Ri
chard Strauss (Rosenkavalicr) zoo ten gehoo-
rc bracht, dat zijn auditorium von echte mu
ziekliefhebbers van harte hoopte hem ook als
orkestleider te zullen hooren.
De tentoonstelling, wat zijn daarop al veler
verwachtingen en hoop gevestigdwat is
daaraan ook voor vele anderen een bijkans
onuitputtelijk geduld verbonden. Zij is vier
weken geleden geopend en nog blijft er ont
zettend veel te doen over. Zoo gij er dus
nieuwsgierig naar zijt, lezer, stelt dan uw
komst nog wat uit.
Was het u alleen om de Nederlnndsche af
dceling te doen, don zou ik zeggen, dat gij
het er op kunt wagen die is gereed. Het
paviljoen, dat om zoo te zeggen, het nationale
centrum dier ofdeeling is, werd gisteren door
den president der Republiek officieel bezocht;
in de andere secties werden wij dezen och
tend met de vertegenwoordigers der buiten-
landsche pers door den commissaris-generaal
rond gevoerd. Op zoo'n vluchtige wandeling
kon men zich niet met détails bezighouden.
Toch mag ik dit zeggen, dat nu, zoowel in
het genoemde paviljoen, als in dc frooie zoal
op de Esplanade des Invalides cn in de twee
zalen (gelijkvloers op de eenige verdieping)
in het Grand Palais een volledig beeld van
de Nederlandsche inzending te zien krijgt.
Maar men moet, behalve op de Esplanade,
waar een staat van orde begint te hcerschen,
klimmen en klauteren, zich door' allerlei hin
dernissen wringen om er te komen, wat niet
bevorderlijk is voor ontvankelijkheid van na
tionale kunst-artistieke indrukken, die toch al
onderling zoo mijlen ver van elkaar verwij
derd zijn. Dus vertel ik er u later wel meer
van.
DOTEN.
HET TRACTAAT MET BELGIE.
De beteekenis der opheffing van
België's neutraliteit.
Over dit onderwerp hevft mr. Joz. van den
Broeck voor Hou ende Trou, de vereeniging
der Vlaamsche politieke uitgewekenen, te den
Hang een lezing gehouden.
België, aldus de spreker, heeft zich, van den
beginne af, tegen de hem opgelegde neutraliteit
verzet. Door en wegens zijn deelneming aan den
grooten oorlog heeft het de opheffing zijner
neutraliteit geëischt en verkregen.
Was de procedure, welke het daarbij, aan
vankelijk met de hulp der geallieerde mogend-
Natuurlijk ben ik dat, zooals iedereen. Maar
zij was niet tevreden met algemeenheden. Ik
moest hoor vertellen van een meisje in Daijcc-
ling, toen ik nog jong luitenant was, dat door
haar plotseling veranderen van gevoelens mij
voor goed alle huwelijksplannen uit het hoofd
had gebracht.
,Ben je wel eens verliefd geweest vorsch-
te ik uit, om het gesprek van richting te doen
veranderen. Maar zij ontweek de vraag.
„Zou je trouwen, wanneer je je ideaal ont
moette vroeg zij
„Misschien zouden de omstandigheden dat
weer verhinderen I" zei ik
„Hoe ziet je ideaal er uit
Weer hoorde ik dat melancholische gedrup-
pel van water in de duisternis en met oen schok
werd ik weer aan onzen toestand herinnerd. Ik
glimlachte bij dc gedachte dnt wij beiden, op
gesloten in dit dooosvertrek in dc Stille Zuid
zee, kalm dc eeuwige kwestie van het leven
zaten te bespreken.
„Ze is lang en slank en rein van ziel en,"
zei ik, „zij moest mij volkomen vertrouwen cn
niet alleen vrouw maar ook mukker zijn
„Heb je haar ooit ontmoet,nn het meisje
van Dnrjeeling
„Kindlief," zei ik, „het meisje van Darjee-
ling is nu een dikke, gescheiden vrouw, die nis
belooning, dat zij haar echtgenoot van haar
afschuwelijk humeur bevrijdde, de opvoeding
heeft bedongen van haar kinderen, die zij
schandelijk verwaarloost
Het meisje lachte even.
„Wat ben je streng!" vond ze. Toen vroeg zij:
„Maar heb je je ideaal daarna ontmoet
„Ja," antwoordde ik, ten volle beseffend
waarheen het gesprek ging.
„Waarom trouw je dan niet met haar?"
„Ik heb haar niet gevraagd," zei ik.
heden, volgde, voor Nederland onrustbarend,
de opheffing zelf der neutraliteit was en is in
<?it opzicht onheilspellend.
Be'gië zocht cn zoekt in die opheffing geen
loutere bevrediging vnn zijn souvereiniteits-
recht. Dnt België van zijn onzijdigheid wilde
ontheven worden, omdat deze eerder een ge
vaar dan een waarborg zijner veiligheid zou zijn
geworden, bestrijdt spreker, non dc hond van
vroegere voorvallen cn uitlatingen van Belgi
sche politici.
De „toenadering" tusschen Holland en België
was een fictie, een stemmingmakerij. Graaf
Carton dc Wiort, die in 1922 nog uitriep, dat
Nederland niet verdiend had een verdrag met
België te mogen sluiten, begon plotseling uit
alle macht in de Telegraaf voor zulk ren ver
drag te ogecrcn. En Hijmnns, die in Juli j.l. nog
von oordcel was, dot heel het complex der han
gende kwesties in het gebeurlijk verdrag met
Nederland tot oplossing mocsf worden ge
bracht. werd in December j.l. ineens vnn ccn
schijnbonr andere meening. Dc naaste toekomst
zal over deze frontverandering, die een stuks
gewijze nastreving, doch geen opgeven van de
oorspronkelijke oogmerken beteckent, licht
werpen.
België streeft met het opgeven der noutrali-
teit niet louter defensieve, maar wel offénsievc
doeleinden na, dio lief beproeft te verwezenlij
ken onder voorwendsel van eigen veiligheid,
terwijl het den voornnomstcn werkenden factor,
nl. de eensgezindheid der Belgische onder
danen, docr blijvende krenking cn verdrukking
der Vlamingen verwaarloost I
In den nllcrlnntsten tijd is Belgic herhaal
delijk nis gongmoker opgetreden voor allian
ties tusschen Nederland cn de Entcntestntcn.
Het is de voortzetting van een oude werking,
die zich omstreeks 1905 heeft belichaamd in
de, door waarschuwing van Vlaamsche zijde,
mislukte „Entente Hollando-Belgc", waarvan
men achteraf in Nederland erkende (Jhr. Bee-,
laerts van Blokland: Na 25 jaar) dat dc Vla
mingen terecht deze entente als een maatwerk
'von Frankrijk hadden bestempeld.
België, vóór den oorlog reeds sterk onder
Fronschten invloed, is thans een gewillig werk
tuig in Frankrijks honden. Dat- bewijzen de ver
schillende troctaten, w o. het militaire, dat, in
strijd met de Volkcnbondswet, niet woordelijk
is geregistreerd.
Er wordt van beide zijden gestreefd naar een
al'geheele opslorping, die door do Walen cn
Vioomsche franskiljons gretig wordt tegemoet
gezien. België heeft trouwens zijn ontstaan aan
Frankrijk te donken, dot aldus het werk van
1815, bedoeld als borstweer tegen het ceuwen-
long-veroveringszuchtrge Frankrijk, ongedaan
maakte.
De Vlamingen zoeken in Hun Groot-Ncder-
landsch stamgevoel de kracht tot verzet tegen
de verfronschingswoede door de Belgische oni-
wentelnnrs van 1830 aan den dag 'gelegd er\
door de latere Belgische regeeringen als een
overlevering, waarvan leven of dood van den
staat afhangt, nagevolgd.
In Nederland deinzen velen terug voor een
Groot-Nederlandschc beweging, ook al zij deze
voorshands zuiver culturec-l. Zij zijn bang voor
politieke verwikkelingen cn die bangheid doet
hen vervallen in een uiterste van onfiere zclf-
vergooiing. Toch had het Groot-Nedorlandsch
bewustzijn der Vlamingen voor Nederland
reeds 'gunstige politieke gevolgen. En het kon
cr nog meer hebben!
In de brochure „De Aanval op Nederland"
van 1919 von het Algemeen Ncderlandsch'
Verbond staat het onomwonden: „Maar de
Vlamingen, bij wie de verdrukking het stam-»
gevoel heeft wakker geschud, stenn op de zijde
von Nederland".
Reeds eenmaal heeft de Vlaamsche stroo
ming de stuurlui van het Belgische schip van
Stoat verplicht, hét roer te wenden, tot heil van
Nederland. Wanneer straks België, door geen
onzijdigheid meer geremd, openlijk verbonden
met Frankrijk, op nieuwe veroveringen in do
richting der Schelde- en Rijnmonden uitgaat
en Engeland, uit gevoelsoverwegingen of ver
meend eigenbelang, de bakens van zijn even"
wichtspolitiek verzet, dan zal het voer Neder
land goed zijn indien het staatslieden heeft ge
kend, die t'jdig hebben ingezien, dot reolpoli-
liek nog wat anders zijn kan dan wat wijlen
prof. Struycken er in zijn „Hoofdtrekken van
Nederlands Buitenlandsch Beleid" van meende
te moeten maken.
De Kanalen-kwestie,
In het „Handelsblad van Antwerpen" schrijft
„Servus"
„Maar waarom niet, als ze toch jo ideaal is?"
„Omdat," antwoordde ik, alle voorzichtigheid
overboord werpend cn ten slotte wot be-
teekende conventie voor ons in onze omstan
digheden „omdat zij te rijk is I'
„Je vraagt mij niet," zei het mcisjo na een
pauze, „of ik een ideaal heb I"
„Neen natuurlijk niet," antwoordde ik, „wont
je ontweek mijn vraag of je ooit verliefd was
geweest
„De man, dien ik trouwen wil/' zei zo roet
zachte slem, „moet maken, daj ik zooveel ver
trouwen in hem heb. dot ik zelfs in het uur
van den dood niet bang zal zijn..
Ik liet hoor hond los en stond op. Het is
alles goed en wel filosofische redenecringcn to
houden over het tegemoet gaan van den dood,
wonneer je aan niets gehecht bent op aarde.
Maar dit slanke, fiere meisje met haar grijze
oogen en goudbruin hoor deed mij meer don
ooit verlangen naar het leven.
Ik streek een lucifer aan cn ontstok dc kaars.
„Het is nu kwart voor vier," zei ik. „Om
onze krachten zooveel mogelijk te sparen stel
ik voor, dat wij om beurten ieder kwartier hard
roepen voor het geval er iemand boven op een
van de terrassen mocht zijn. Ik zal nu begin
nen l"
En mijn hoofd opheffend in de schacht stiet
ik een krachtig hallo uit. Luid weerklonk do
echo in de grot, maar geen menschel ijke slem
antwoordde.
„En nu/ zei ik, „denk ik, dat we nog eens
naar dat luchtgat moeten kijken. Deze vulka
nische rotsen zijn op sommige plaatsen erg
bros cn we zouden misschien de opening kun
nen verwilderen
(Wordt vervolgd.)