'^.."sT"8 AMERSFOORTSCH DAGBLAD „DE eemlanper" •»-><1925 TWEEDE BLAD. FEUILLETON. De Terugkeer van Klompvoet. BINNENLAND. Vaderlandsclie geschiedenis. (Nadruk verboden). Een van de dingen, die den oorlog in stand houden, is de overtuiging: Het is al tijd oorlog geweest en het zal altijd oorlog blijven. Geslacht na geslacht is men den oorlog blijven beschouwen als een noodza kelijk kwaad niet alleen, maar als de kern van het maatschappelijk leven; de spil, waarom alles draait. Wat is er in de wereld gewic'htigers gebeurd dan oorlog?-Wat is er in de wereld eigenlijk anders gebeurd dan oorlog? 'Het beeld, dat het schoolkind zich reeds gaat vormen en dat den volwassene bij blijft, is de voorstelling, als zou d'e geschie denis een aaneenschakeling van oerlogen zijn. De Friezen en Kaninefaten kwamen in ons land en Caesar vocht tegen hen; daarna vecht Karei de Groote en vechten de graven en hertogen; vervolgens vechten de Geuzen tegen Spanje, dan komen de Trompen en de Ruyters, en er zijn oorlogen ter zee en veld slagen te land. Mén sluit vrede, om maai weer aan een nieuwen oorlog te kunnen be ginnen: eerste oorlog met Engeland; tweede oorlog met Engeland; derde, vierde oorlog met Engeland; Hoeksohen en Kabeljauwschen vechten; PatTiotten en Prinsgezinden vechteh; mijn hemel, wat is een man, die niet vedhtf Al leen de vechtersbazen komen in het jaar tallenboekje; de rest telt niet mee. Napo leon is groot, omdat hij vechten kan; Mau- rits, de stedenbedwinger, is groot en Piet Hein, die de Zilvervloot na,m en Ohassée, die de 'lont m het kruit stak. Wat zou er van d'e vaderlandsche ge schiedenis overblijven, als men de oorlogen en vredes schrapte? Het was de moeite niet meer waard, geschiedenis te leeren. Zoodra men den oorlog afschaft, heeft 'het. vader land zijn beteekenis verloren en is er geen plaats meer voor roemrijke mannen. En vrouwen: vergeet niet Kenau Simonsz. Hasselaar, die kokende teer wierp van de wallen van HaarlemI Soms rijst wel eens twijfel aan de juist heid onzer vaderlandsche geschiedenis. Of eigenlijk niet aan de juistheid, doch aan de volledigheid. Het zal alles wel waar zijn, wat die vechtende mannen en vrouwen deden. Maar deden ze naast hun vechten nog wel niet eens iets anders? Wij hebben zelf ook den grooten oorlog beleefd, en zeker, die heeft grooten indruk gemaakt, maar die oorlog is nu al weer tien jaar geleden. Moeten wij nu weer tot den volgenden oor log wachten, om iets te beleven, dat de moeite waard is in 't jaartallenboekje te worden geschreven? Maar wij hebben ondanks den oorlog nieuwe uitvindingen gehad en ontdekkin gen, nieuwe kunst en nieuwe mode, nieuwe boeken en nieuwe dansen. Bouwmeester, Mengelberg, Berlage, Fokker, moet 'het na geslacht deze namen niet weten? Is voor de jongens en meisjes van honderd jaar latei generaal Snijders de eenige belangrijke Nederlander uit de eerste kwarteeuw der twintigste eeuw? En de mobilisatie de eenige wetenswaardige gebeurtenis? Hoe prettig zouden wij 't vinden, zoo ze wisten, hoe we geleefd hadden; wat voor kleeren we gedragen hadden en hoe onze huizen er hadden uitgezien; welke muziek we 'mooi vonden en welke tooneelstukken'. Hoe de verhouding was tusschen de ver schillende volksgroepen, hoe een fa-brieks- bedrijf in elkaar zat en hoe het stond met het verkeerswezen en de volksgezondheid. Zullen de schoolkinderen van honderd jaai later niets krijgen te hooren over de Olym piade en over de Fhilips-fabrieken, niets over den verkeersagent en de fox-tTOtt; niets oveT zomertijd en kapverbod, noch van het verdwijnen van de molens of het dempen van de Zuiderzee? Niets over het socialisme of 't communisme of het oecu- 't Hort maakt iemand vrij of slaaf. GRILLPARZER. door VALENTINE WILLIAMS. Geautoriseerde vertaling van W. E Pont. 42 Er was een soort van opening, dut wist ik want een van dc eerste dingen, die ik gedoan had, toen ik in dit. onderaardsche vertrek be landde, was te kijken welke andere gelegenheid tot ontsnappen het bood behalve degene, waar door wij waren binnengekomen. Maar het was een spleet, niet meer dan een luchtgat in de rots, dat oppervlakkig gezien, nauwelijks wijd genoeg was om een hond door te laten.' Ik heb indertijd menig hachelijk uur doorge maakt, en ik heb altijd gevonden, dat het meest vreeselijke van den dood niet het voor uitzicht zelf is, maar meer nog en dat komt meestal plotseling en zonder voorafgaande waarschuwing over iemand het besef van de onverbiddelijkheid van het noodlot, de volsla gen onmacht van den mensch om aan zijn noodlot te ontkomen. En heel spoedig nadat ik naar beneden gevalien was in de grot, had ik begrepen, dat onze kansen om te ontkomen al heel gering waren. Wij hadden geen voedsel, alleen water en lucht. De dood door langzame uithongering wachtte ons, tenzij wij de aandacht konden trekken en hulp konden krijgen. Klompvoet en menisoh congres; niets over het page-haar en d'e korte rokken of over bosjes radijs, die vijftien cent per stuk kosten? Alleen nvaar over generaal Snijders en de mobili satie? Er is toch nog wel wat anders d'an oor log en er zijn andere mensohen dan zeehel den. Laten wij de aandacht onzer kinderen niet zoo belachelijk eenzijdig vestigen op dat ééne volstrekt niet belangrijke noch, verheffende verschijnsel. Laten we ze de vaderlandsche geschiedenis leeren bekijken als een ontwikkelingsproces van volks leven, als een beschavingsgeschiedenis. Hoe zich Nederland en de Nederlander uit den grijzen voortijd omhoog geworsteld hebben tot het peil onzer cultuur. Gemeenschaps geschiedenis, m a atsch appi j -g esch i ed en i s Zeer zeker, koningen en krijgslieden zijn belangwekkende personages, maar de mil- lioenen, die het volk, die de samenleving vormen, zijn millioen maal belangwekkender. Hoe was hun bestaan, wat was hun ge schiedenis, onderwijl Dirk I Dirk II opvolgde en het ruitergevecht bij Turnhout werd ge leverd? Met erkentelijkheid noem ik hier den naam van een mij onbekend man. De Hoornsche onderwijzer M. Haas, hoofdbe stuurslid van de Nederlandsohe Montessori- vereeniging, is als pionier opgetreden voor een nieuwe leerwijze van de vaderlandsche gfeschiedenis. Zijn schoolboekje „Geïllus treerde Geschiedenis van 't Vaderland" (Zutphen, W. J. T'hieme Cie 1924) is voor mij een openbaring geweest. Wat zeg ik? Een verademing; het is me, als zag ik mijn dierbaar vaderland nieuw. Verlost van heel dien troep Dirken en Trompen, die er één gTOOt manoeuvre-^eld van hadden gemaakt. Gelijk een moeder, die oneerbare handen behangen hebben met carnavalstooisels en valsche parels. Nu zij ontdaan is van al dien rommel, raak ik eerst ontroerd van haar lief, innig gelaat. De vaderlandsche geschiedenis van Haas is als een schoon levensverhaal; het is een roman, boeiender dan alle oorlogsjaaTtallen tezamen. Hij doet ons meeleven den tijd van onzen grootvader en overgrootvader. Wij zitten met den Germaan in zijn hut; warmen ons met den midd'eleeuwsohen burger aan het houtvuur; gaan te gast bij onze dich ters en schilders uit den gouden eeuw; lezen het menu van de oud-Hol!andsche slemp partijen en toeren in de trekslee langs de grachten van Oud-Amsterdam. Wij lijden mee armoe en ziekte op het platteland en halen de Fransche dansmees ters mee in; wij laten ons inwijden in de Engelsehe nijverheid en zijn getuige van een pachters oproer. Schilderachtige ge woonten bij geboorte, huwelijk en dood her leven voor ons; wij steken de tondeldoos apn en reciteeren verzen van Huygens en Bteeroo. Uit de Haarlemsohe coinrant lezen wij het verslag van den eersten rit met den spoorwagen; spoedig zitten we nu in de ailtomobiel en de vliegmachine brengt ons tenslotte thuis. En we hebben onder het relaas van de vaderlandsche geschiedenis zoowaar de nachtmerrie van den oorlog vergeten! H. G. CANNEGIETER. Parijsche Brieven. Parijs, 26 Mei 1925. Cinema en schouwburg. Zware concurrentie. Een nieuw soort music-hall. Het Haagsche Re sidentie-orkest te Parijs. Daarna dc Amsterdamschc Tramharmo nie. Vreemde musici. Max Rein- hold uit Weenen. Muziek op dc tentoonstelling. Verwachting, hoop en geduld. De Nederland- sche afdceling is gereed. Maar het overige Sedert de cinema-kunst zich zoo ontzettend heeft ontwikkeld, en bijgevolg de cinema-zalen als paddestoelen uit den grond zijn verrezen, zooals dit hier het geval is, hebben de con- zijn menschen zouden in hun eigen belang wel bereid zijn ons te hulp te komen. Maar hoe veel kans hadden wij daar ingesloten onder deaaide, hun te laten weten, waar we zaten? En hoe kon Gerth ons ooit vinden wanneer de „Naomi" terugkwam Marjorie was opgestaan. Haar gelaat hod weer eenige kleur gekregen en er was oen sprank van opwinding in haar oogen. „Dat is het" riep zij uit," cr moet natuuilijk nog een andere uitgang zijh f" En het stompje knars grijpend, haastte zij zich ermee naar het andere eind van de grot. Ik had den moed niet haar te volgen. Beter, docht ik, dat zij zelf onzen werkelijken toestond zou leeren beseffen. Vroeger of later moest zij het inzien. Ik zag het gele schijnsel aan het einde van het rotsvertrek en keek naar de groo te schaduwen, die over het plafond flikkerden, toen zij dc kaars heen en weer bewoog. Toen kwam zij weer naast mij, de kaars stond tus schen ons in en ik zag aan de schokkende be weging van haar schouders, dat zij schreide. Wat kon ik doen Welke hoop kon ik hoor geven Ik strekte mijn hand uit en zij greep die vast. Om onze eenige lichtbron te sparen doofde ik toen de'koars "it. Ik had nog vier en dertig lucifers over. Zoo zaten we eenigen tijd zwijgend bij elkaar. De duisternis log dicht cn kalm als een zwart fluwcclen kleed op ons, een soort duisternis waarvan een stadsbewoner geen begrip heeft. Weldra werd het meisje kalmer cn met een paar sidderende zuchten hield haar snikken op. „Beste kind/' zei ik, „je moet vertrouwen in mij hebben. Ik ben zoo dikwijls op het kontje geweest en toch ben ik ten slotte overal goed afgekomen. Ik brak den zin ofhet was moeilijk om met overtuiging te spreken, currenten het hard te verantwoorden gekregen. Het meest leden en lijden dooronder de schouwburgen, welker directies om beurten kla gen, dat het faillissement als een Domocles- zwaard boven hun hoofd hangt; wat niet ver hindert, dat er in het nog niet ofgeloopen sei zoen drie of vier nieuwe théoters het aantal dier voorgewende noodlijdenden zijn komen vermeerderen. Toch mag men gelooven, dat cr in de dra matische kunst een crisis hcerscht, die zeker meer moet worden toegeschreven aan het ge- holte der hedendoogsche tooneelstukken dan aan den veranderden smaak van het publiek. Het Parijsche publiek heeft altijd veel van goede tooneelspeelkunst gehouden en doet dit nogdaarom hebben onze nieuwe amateurs, op enkele uitzonderingen na, geen succes, ter wijl de stukken uit een vorig tijdperk, dot wij afgesloten dachten, het wel hebben. Een veel zeggend voorbeeld van deze dramatische dc- cadèhtie levert wel de verdwijning van het be kende Theatre du Vaudeville, dot vele, vele jaren vooraan stond onder de z.g. boulevard- theaters en waaraan de mooiste artistieke tra dities verbonden waren. Het treurige eind van het „Vaudeville" is, dat een buitenlondschc maatschappij het gebouw gekocht heeft, om er een cinema van te maken. Toen dot be kend werd, gingen van alle zijden protesten op zelfs de Académie Fran^aise verontwaar digde zich er over en sprak den wensch uit, dat de Regeering het dreigende onheil zou afwenden. Daarvan is natuurlijk niets ge komen het zijn de auteurs die met goede stukken de schouwburgen moeten redden en nu zullen wij binnenkort op den hoek der Chaussée d'Antin weer een nieuwe cinema zien Hoevelen cr daar nu al zijn, alleen tus schen de rue Drouot cn dc Madeleine, ,het beperkte gebied van den klassieken boulevar dier uit de tijden dot dit nog een waardigheid was ik weet het niet, ze zijn niet te tellen. Het lot van dit boulevard-theater vertoont eenige overeenkomst met dat van het prach tige Théatre des Champs Elysées, een schit terend voorbeeld van een modern gebouw voor opera, concert en schouwburg, dat, na jaren van afwisselend fortuin, het laatst onder de actieve, artistieke directie van den heer Jacques Hébertot (in de Hollandsche kunstwereld goed bekend), sedert eenigen tijd gemetamorfoseerd is in een music-hall, maar een music-hall van zeer bijzonderen aard, eenig in zijn soort, waar tusschen een nommer van gedresseerde apen en een nommer van salon-jongleurs, de „prince des poctes" Paul Fort of de „prince des snobs" Maurice Rostand hunne verzen komen voordra gen en iedereen die dat bijwoonde, vond blijkbaar dat zij er goed op hun plaats waren. Zelfs ergerde -er zich niemand aan, dat Mile Cécile Sorel, die nog altijd voor „grande co quette" fungeert, er een één-persoons scetch kwam opvoeren. Dat die tempel der muziek, die zijn weerga hier niet heeft, tot zoo'n verval kwam, is wel jammer, want het ontbreekt hier aan mooie, groote muziekzalen. De grootste van allen, het Trocadcro, heeft gebreken, waarover iedereen klaagt veel hinderen doen zij niet en toen nu de ondernemende impressario Astruc eenige jaren vóór den oorlog het noodige kapitaal wist bijeen te brengen voor den bouw van het Théatre des Chomps Elysées, bij den Pont de TAlma, vond het publiek, dot het te afgelegen was en ging er niet naar toe of er moest al iets heel bijzonders gegeven worden. Of het nu als théoter-music-hall een beter lot zal heb ben, moet de tijd leeren. Dat goede muziek hier op prijs wordt ge steld, weet ieder; zelfs zij f weten het die uit Holland komen om er de bewijzen van te oog sten, zooals dit nog onlangs gedaan is door het Haagsche Residentie-orkest, dat, onder de leiding van den heer Van Anrooy, in de Ca- veau-zaal die eigenlijk te klein is voor zoo'n orkest, maar het Lamoureux-orkest moet er zich wel mee tevreden stellen twee con certen gaf, op welker eerste de zevende sym- phonie van Beethoven een geweldig succes had. Zij werd dan ook voortreffelijk mooi uit gevoerd. Dat een ander Hollandsch muziekgezelschap hier ook zoo'n goed onthaal vond, mag, be halve aan artistieke kwaliteiten, ook aan ka meraadschappelijke waardeering worden toe geschreven. Ik doel hier op het vijfdaagsch verblijf van de Amsterdamsche Tramharmonie, die hier kwam, om zich door hunne confra ters van ons stedelijk personenvervoer te doen hooren en tegelijk wat zooveel mogelijk van Parijs en de omgeving te genieten. „France-Hollonde" heeft kunnen bewerken dat dit flinke corps blazers op een der namidda gen een publieke uitvoering in den Tuilerieën- „Ik ben bang," steunde het meisje, „zoo vrce- selijk bang. Aon het front was ik er altijd trotsch op, dat mijn zenuwen zooveel sterker waren dan die van andere meisjes. Maar stil te zitten in de duisternis en te wachten op den doodNooit had ik kunnen denken, dat iels zóó verschrikkelijk kon zijn Weet weet je wel, dat ik mijzelf met alle kracht in be dwong moet houden om het niet uit te schieeu- wen „Ja," zeide ik, „en ik wil je wel vertellen, Marjorie, dat ik je bewonder, dat je het 200 opneemt. Ik heb mannen half waanzinnig zien worden om minder reden I" ,En jij," vroeg Marjorie, „ben jij niet bong voor den dood „Wanneer die komt, ju," antwoordde ik. „Maar ons beroep leert ons alleen bij het oogen- blik te leven cn de toekomst voor zichzelf te laten zorgen. Aan het front was bet ergste deel van een aanval het wachten eropwan neer de fluit weerklonk en de versperring opge heven werd, vergat men allen twijfel en vrees. En de eenige weg om door zoo'n moeilijken middag heen te komen vóór het beslissende uur, was, bij het oogenblik te leven, al zijn gedachten te bepalen bij de onbeteekenende moeiten en vervelendheden van den gewonen da- gelijkschen sleur en de brug niette willen over steken, voordat men er overheen moest...." „Maar ben je niet erg aan het leven ge hecht „Het is niet goed je te veel te hechten aan de dingen op aarde," zei ik, „omdat je onher roepelijk bestemd bent ze toch ten slotte weer te verliezen Het meisje zweeg. Ergens in de grot klonk het melancholieke neerdruppelen van water. „Ben je ooit verliefd geweest?" vroeg zij plot seling. tuin xon geven. En denzelfden avond speel den zij een nieuw programma of in de Bourse du Travail, waar zij de gasten waren van hun Parijsche kameioden. Dc directeur, de heer Joh. Schuitemaker, heeft eer van zijn 66 exe cutanten, die voor de groote meerderheid zijn leerlingen zijn. Parijs, Versailles La Malmni- son, Fontainebleau en een paar avonduitspan ningen, zij hebben dot olies bovendien com pleet kunnen genieten, donk zij dc goede zor gen von het reisbureau F. Ie Bourgeois, dot hen ook bij elkaar heeft kunnen huisvesten. Daarvoor komt lof toe aan dit bureau cn aan den chef der Hollandsche ofdceling. Voor dc Fransche muziekliefhebbers geldt de spreuk „L'art n'a pos dc patrie"; de lond- genooten worden er evenzeer gespeeld en ge waardeerd als dc vreemde componisten. En vreemde musici worden hier altijd gaarne ge hoord als zij blijk hebben gegeven dat zij het verdienen. Voor het echter zoover is, moeten zij heel wat volharding betrachten en zich heel wat opofferingen getroosten. Uit alle streken ter wereld komen zij hier heen, om zich door Parijs te doen consacree- renzij weten dat don als zij door Parijs geconsacreerd zijn de concertzolen over geheel de wereld voor hen open staan. Een treffend voorbeeld van dien aard levert de in zijn eigen land gevierde dirigent van het Weener Symphonie-orkest, de heer Max Rein- hcjd, die al eenigen tijd te Parijs vertoeft, met het doel zich hier als kapelmeester te doen hooren, wat waarschijnlijk wel zal gebeuren, zoodra de tentoonstelling in vollen gong is, wnnt daar zullen heel veel muziekuitvoeringen door vreemde ortisten en gezelschappen wor den gegeven. Ik had een poor malen het voor recht den heer Reinhold als pianist te hooren. Dat was ten huize van onze landgenoote, mevr. de wed. Roepius van Zevenhuizen, zelve pianiste van verdienste, waar de vermoorde gost, met dc meesleepcnde virtuositeit, die oen de oevers von den blauwen Donou haar vaderland heeft, Wagner (Wolkürc) cn Ri chard Strauss (Rosenkavalicr) zoo ten gehoo- rc bracht, dat zijn auditorium von echte mu ziekliefhebbers van harte hoopte hem ook als orkestleider te zullen hooren. De tentoonstelling, wat zijn daarop al veler verwachtingen en hoop gevestigdwat is daaraan ook voor vele anderen een bijkans onuitputtelijk geduld verbonden. Zij is vier weken geleden geopend en nog blijft er ont zettend veel te doen over. Zoo gij er dus nieuwsgierig naar zijt, lezer, stelt dan uw komst nog wat uit. Was het u alleen om de Nederlnndsche af dceling te doen, don zou ik zeggen, dat gij het er op kunt wagen die is gereed. Het paviljoen, dat om zoo te zeggen, het nationale centrum dier ofdeeling is, werd gisteren door den president der Republiek officieel bezocht; in de andere secties werden wij dezen och tend met de vertegenwoordigers der buiten- landsche pers door den commissaris-generaal rond gevoerd. Op zoo'n vluchtige wandeling kon men zich niet met détails bezighouden. Toch mag ik dit zeggen, dat nu, zoowel in het genoemde paviljoen, als in dc frooie zoal op de Esplanade des Invalides cn in de twee zalen (gelijkvloers op de eenige verdieping) in het Grand Palais een volledig beeld van de Nederlandsche inzending te zien krijgt. Maar men moet, behalve op de Esplanade, waar een staat van orde begint te hcerschen, klimmen en klauteren, zich door' allerlei hin dernissen wringen om er te komen, wat niet bevorderlijk is voor ontvankelijkheid van na tionale kunst-artistieke indrukken, die toch al onderling zoo mijlen ver van elkaar verwij derd zijn. Dus vertel ik er u later wel meer van. DOTEN. HET TRACTAAT MET BELGIE. De beteekenis der opheffing van België's neutraliteit. Over dit onderwerp hevft mr. Joz. van den Broeck voor Hou ende Trou, de vereeniging der Vlaamsche politieke uitgewekenen, te den Hang een lezing gehouden. België, aldus de spreker, heeft zich, van den beginne af, tegen de hem opgelegde neutraliteit verzet. Door en wegens zijn deelneming aan den grooten oorlog heeft het de opheffing zijner neutraliteit geëischt en verkregen. Was de procedure, welke het daarbij, aan vankelijk met de hulp der geallieerde mogend- Natuurlijk ben ik dat, zooals iedereen. Maar zij was niet tevreden met algemeenheden. Ik moest hoor vertellen van een meisje in Daijcc- ling, toen ik nog jong luitenant was, dat door haar plotseling veranderen van gevoelens mij voor goed alle huwelijksplannen uit het hoofd had gebracht. ,Ben je wel eens verliefd geweest vorsch- te ik uit, om het gesprek van richting te doen veranderen. Maar zij ontweek de vraag. „Zou je trouwen, wanneer je je ideaal ont moette vroeg zij „Misschien zouden de omstandigheden dat weer verhinderen I" zei ik „Hoe ziet je ideaal er uit Weer hoorde ik dat melancholische gedrup- pel van water in de duisternis en met oen schok werd ik weer aan onzen toestand herinnerd. Ik glimlachte bij dc gedachte dnt wij beiden, op gesloten in dit dooosvertrek in dc Stille Zuid zee, kalm dc eeuwige kwestie van het leven zaten te bespreken. „Ze is lang en slank en rein van ziel en," zei ik, „zij moest mij volkomen vertrouwen cn niet alleen vrouw maar ook mukker zijn „Heb je haar ooit ontmoet,nn het meisje van Dnrjeeling „Kindlief," zei ik, „het meisje van Darjee- ling is nu een dikke, gescheiden vrouw, die nis belooning, dat zij haar echtgenoot van haar afschuwelijk humeur bevrijdde, de opvoeding heeft bedongen van haar kinderen, die zij schandelijk verwaarloost Het meisje lachte even. „Wat ben je streng!" vond ze. Toen vroeg zij: „Maar heb je je ideaal daarna ontmoet „Ja," antwoordde ik, ten volle beseffend waarheen het gesprek ging. „Waarom trouw je dan niet met haar?" „Ik heb haar niet gevraagd," zei ik. heden, volgde, voor Nederland onrustbarend, de opheffing zelf der neutraliteit was en is in <?it opzicht onheilspellend. Be'gië zocht cn zoekt in die opheffing geen loutere bevrediging vnn zijn souvereiniteits- recht. Dnt België van zijn onzijdigheid wilde ontheven worden, omdat deze eerder een ge vaar dan een waarborg zijner veiligheid zou zijn geworden, bestrijdt spreker, non dc hond van vroegere voorvallen cn uitlatingen van Belgi sche politici. De „toenadering" tusschen Holland en België was een fictie, een stemmingmakerij. Graaf Carton dc Wiort, die in 1922 nog uitriep, dat Nederland niet verdiend had een verdrag met België te mogen sluiten, begon plotseling uit alle macht in de Telegraaf voor zulk ren ver drag te ogecrcn. En Hijmnns, die in Juli j.l. nog von oordcel was, dot heel het complex der han gende kwesties in het gebeurlijk verdrag met Nederland tot oplossing mocsf worden ge bracht. werd in December j.l. ineens vnn ccn schijnbonr andere meening. Dc naaste toekomst zal over deze frontverandering, die een stuks gewijze nastreving, doch geen opgeven van de oorspronkelijke oogmerken beteckent, licht werpen. België streeft met het opgeven der noutrali- teit niet louter defensieve, maar wel offénsievc doeleinden na, dio lief beproeft te verwezenlij ken onder voorwendsel van eigen veiligheid, terwijl het den voornnomstcn werkenden factor, nl. de eensgezindheid der Belgische onder danen, docr blijvende krenking cn verdrukking der Vlamingen verwaarloost I In den nllcrlnntsten tijd is Belgic herhaal delijk nis gongmoker opgetreden voor allian ties tusschen Nederland cn de Entcntestntcn. Het is de voortzetting van een oude werking, die zich omstreeks 1905 heeft belichaamd in de, door waarschuwing van Vlaamsche zijde, mislukte „Entente Hollando-Belgc", waarvan men achteraf in Nederland erkende (Jhr. Bee-, laerts van Blokland: Na 25 jaar) dat dc Vla mingen terecht deze entente als een maatwerk 'von Frankrijk hadden bestempeld. België, vóór den oorlog reeds sterk onder Fronschten invloed, is thans een gewillig werk tuig in Frankrijks honden. Dat- bewijzen de ver schillende troctaten, w o. het militaire, dat, in strijd met de Volkcnbondswet, niet woordelijk is geregistreerd. Er wordt van beide zijden gestreefd naar een al'geheele opslorping, die door do Walen cn Vioomsche franskiljons gretig wordt tegemoet gezien. België heeft trouwens zijn ontstaan aan Frankrijk te donken, dot aldus het werk van 1815, bedoeld als borstweer tegen het ceuwen- long-veroveringszuchtrge Frankrijk, ongedaan maakte. De Vlamingen zoeken in Hun Groot-Ncder- landsch stamgevoel de kracht tot verzet tegen de verfronschingswoede door de Belgische oni- wentelnnrs van 1830 aan den dag 'gelegd er\ door de latere Belgische regeeringen als een overlevering, waarvan leven of dood van den staat afhangt, nagevolgd. In Nederland deinzen velen terug voor een Groot-Nederlandschc beweging, ook al zij deze voorshands zuiver culturec-l. Zij zijn bang voor politieke verwikkelingen cn die bangheid doet hen vervallen in een uiterste van onfiere zclf- vergooiing. Toch had het Groot-Nedorlandsch bewustzijn der Vlamingen voor Nederland reeds 'gunstige politieke gevolgen. En het kon cr nog meer hebben! In de brochure „De Aanval op Nederland" van 1919 von het Algemeen Ncderlandsch' Verbond staat het onomwonden: „Maar de Vlamingen, bij wie de verdrukking het stam-» gevoel heeft wakker geschud, stenn op de zijde von Nederland". Reeds eenmaal heeft de Vlaamsche stroo ming de stuurlui van het Belgische schip van Stoat verplicht, hét roer te wenden, tot heil van Nederland. Wanneer straks België, door geen onzijdigheid meer geremd, openlijk verbonden met Frankrijk, op nieuwe veroveringen in do richting der Schelde- en Rijnmonden uitgaat en Engeland, uit gevoelsoverwegingen of ver meend eigenbelang, de bakens van zijn even" wichtspolitiek verzet, dan zal het voer Neder land goed zijn indien het staatslieden heeft ge kend, die t'jdig hebben ingezien, dot reolpoli- liek nog wat anders zijn kan dan wat wijlen prof. Struycken er in zijn „Hoofdtrekken van Nederlands Buitenlandsch Beleid" van meende te moeten maken. De Kanalen-kwestie, In het „Handelsblad van Antwerpen" schrijft „Servus" „Maar waarom niet, als ze toch jo ideaal is?" „Omdat," antwoordde ik, alle voorzichtigheid overboord werpend cn ten slotte wot be- teekende conventie voor ons in onze omstan digheden „omdat zij te rijk is I' „Je vraagt mij niet," zei het mcisjo na een pauze, „of ik een ideaal heb I" „Neen natuurlijk niet," antwoordde ik, „wont je ontweek mijn vraag of je ooit verliefd was geweest „De man, dien ik trouwen wil/' zei zo roet zachte slem, „moet maken, daj ik zooveel ver trouwen in hem heb. dot ik zelfs in het uur van den dood niet bang zal zijn.. Ik liet hoor hond los en stond op. Het is alles goed en wel filosofische redenecringcn to houden over het tegemoet gaan van den dood, wonneer je aan niets gehecht bent op aarde. Maar dit slanke, fiere meisje met haar grijze oogen en goudbruin hoor deed mij meer don ooit verlangen naar het leven. Ik streek een lucifer aan cn ontstok dc kaars. „Het is nu kwart voor vier," zei ik. „Om onze krachten zooveel mogelijk te sparen stel ik voor, dat wij om beurten ieder kwartier hard roepen voor het geval er iemand boven op een van de terrassen mocht zijn. Ik zal nu begin nen l" En mijn hoofd opheffend in de schacht stiet ik een krachtig hallo uit. Luid weerklonk do echo in de grot, maar geen menschel ijke slem antwoordde. „En nu/ zei ik, „denk ik, dat we nog eens naar dat luchtgat moeten kijken. Deze vulka nische rotsen zijn op sommige plaatsen erg bros cn we zouden misschien de opening kun nen verwilderen (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1925 | | pagina 5