STADSNIEUWS.
KOLONIËN.
UIT DEN OMTREK.
a
Ecu stcenen-bombardement op
de Britschc concessie tc Shang
hai.
Shanghai, 12 Juni. (V. D.). Gisteren
wierp een groote menigte stcenen naar de Chi
neesje politie in de buurt van de Britsche con
cessie te Hankou en vernielde later een aantal
Japansche winkels en viel de winkelhouders
aan. De Chineesche autoriteiten zonden troe
pen om de concessie te bewaken. De Britsche
consul-generaal verzocht de londing von een
internationale marineafdeeling, die in samen
werking met de Chineesche trqepen de orde
herstelde. Een Britsche kruiser is met spoed
op weg naar Hankou.
De toestand te Hankou rustig.
Hankou, 12 Juni. (V. D.). De toestand
is thans rustig, voornamelijk door het optreden
von den gouverneur von Hopek, die een pro
clamatie heeft uitgevaardigd, waarbij elke Chi
nees die de rust in de buitenlondschc concessie
verstoord, ter dood wordt veroordeeld. Naar
schatting zijn ongeveer 5000 soldaten in de
Britsche concessie gestationeerd.
DE BRITSCHE BELANGEN EN DE ONLUS
TEN IN CHINA.
Een verklaring ven Mc. Neill.
Londen, 12 Juni. (V. D.) Een inlichtende
verklaring over de oorsprong von de troebelen
in China wordt gegeven in een schriftelijk ant
woord door Ronald Mc. Neill, onder-secretaris
van buitenlandsche zaken op een parlementaire
vraag.
Hoewel igewikkeld en in sommig opzicht
duister moet de oorsprong volgens Ms. Neill
hoofdzakelijk gezocht worden in de ongeregel
de toestonden die eenigen tijd geleóen in China
heerschten, door het gebrek aan een centrale
regeeringsmacht cn de ellende die veroorzaakt
is door de verwoestende plaatselijke oorlogen
cn het opzetten der Chineezen door de plaatse
lijke heerschers. De hierdoor ontstane onte
vredenheid wordt tactisch geleid door de be
langhebbende personen tegen de buitenlanders
wier verdragsrechten worden voorgesteld als
in strijd zijnde met het belang van China. De
Britsche regeering heeft voor eenigen tijd
groote aandacht geschonken aan de kwestie of
de ontevredenheid met de industrieele toestan
den ecnige rol speelt in dc huidige ólgemeene
en wijdverspreide onrust in China. Dat dit zoo
het geval is, is zeer onwaarschijnlijk in verband
met het feit dat slechts een klein percentage
van de bevolking van China, welke 450 milliocrv
zielen telt, werkzaam is in de industrie, terwijl
er maar drie of vier industrieele oentra zijn.
Hoewel in deze centra, waarvan Shanghai de
meest belangrijke is, de toestanden ver beneden
iedere Europeesche standaard staan, kon tot
de conclusie gekomen worden dat de vader
landslievende Chineezen zich verzetten tegen
hen die deze toestanden de oorzaak noemen
von alle ellende, hoewel deze ontevredenheid,
zoover zij bestaat, beschouwd wordt als een
symptoon van* het verlangen naar betere din
gen, Te Shanghai begon de onrust met de sta
king in dc Japansche kotoenfabriek, waar de
arbeidsvoorwaarden zooals bekend gelijk of be
ter zijn dan elders in China. Mc. Neill herinnert
er hier aan dat de Britsche regeering steeds
gestreefd heeft naar het verkrijgen van betere
arbeidstoestanden in de buitenlnndsche neder
zetting speciaal betreffende de kinderarbeid. De
Britsche politiek beoogt de nederzetting te
Shanghai te maken tot een model voor het
overige China. Het kan thans niet gezegd wor
den of de gisting zal toenemen, doch in de
toekomst zullen maatregelen ter verdediging
onder de oogen moeten worden gezien. Men zal
echter de moeilijkheden te Shanghai trachten
op te lossen in een verzoeningsgezinde geest,
hoewel de wet €n de orde in dc buitenlandsche
nederzetting zal blijven handhaven. Antwoor
dende op een andere vraag verklaart Mc Neill
dat het lichaam dat te Shanghai bslissingen
neemt in gevallen van publieke noodzakelijk
heid zooals bij de jongste onlusten geen odvi-
seerend lichaam is doch een soort gemeente
raad met een Amerikaan als voorzitter.
Oost-Indië.
U. J. K. ANDRÉ DE LA PORTE, t
Het overlijden wordt gemeld van den heer
U. J. K. André de la Porte, ingenieur-directeur
der Ncd.-Ind. Gasmaatschappij te Weltevreden.
TWAALF UREN IN ZEE ROND
GEZWOMMEN.
Onlangs werd reeds melding gemaakt van
het wonderbaarlijk goed afgeloopen ongeluk,
dat mejuffrouw Beoupain, een passagier van
het s.s. „Insulinde", eenige uren na het vertrek
van Singapore naar Batavia in volle zee trof.
Een verslaggever der „Pr. Bode" mocht van
de geredde zelf het relaas harer wederwaar
digheden vernemen, na haar nonkomst te
Batavia, en vertelt deze als volgt over
„Het s.s. „Insulinde", woarmede mej. Beau-
pain de reis van Europa naar Indië maakte,
vertrok op den bewusten ongeluK-a->*">nd «m
ongeveer II uur van Singapore. Mej. Beaupain
die na het vertrek nog wat had zitten napra
ten, begaf zich tusschen 12 en 1 uur 's nachts
naar haar hut om te gaan slope*.
Nadat zij zich in nachtgewaad had gestoken
bleef zij, verlokt door het mooie weer en het
uitzicht op de donker-groene, zacht golvende
zee, nog even, op de knieën op haar couchette
zittende, met het bovenlichaam half uit de
patrijspoort naar buiten kijken. Zij moet zich
toen een weinig te ver voorover gebogen heb
ben en is, vermoedelijk doordat het schip op
dat moment wat verder dan zij verwacht had
naar haar zijde met de deining overhelde,
plotseling haar evenwicht kwijt geraakt en in
zeo gevallen.
Haar eerste gewaarwording was er een van
hevigen angst, vooral toen zij weer boven wa
ter kwam en het schip, dat op dat oogenblik
zeker een 14 mijls-vaart had, reeds vrij ver
van zich verwijderd zag. Natuurlijk schreeuw
de zij zoo hard zij kon om dc aandacht van
de opvarenden op zich te vestigen, maar het
geluid der machines heeft wellicht haar roe
pen overstemd, terwijl do „ïnsulinde" zich
zoo snel verwijderde, dat zij spoedig de hoop
moest opgeven, nog te worden gehoord.
Men kan zich begrijpen in welke gemoeds
toestand de drenkelinge toen verkeerde Het
schip met zijn honderde lichten, voor haar
de eenige plaats, die veiligheid en leven be-
tcckcnde, in de oneindige zee vol vraatzuchtige
haaien om haar heen, werd steeds kleiner en
vager ven omtrek, de lichten werden hoe lan
ger hoe onduidelijker om ten slotte voorgoed
te verdwijnen
Zij had gedurende haar verlof in Holland in
het afgeloopen jaar pas zwemmen geleerd en
was dus zeker geen geoefende zwemster. En
wanneer er soms schepen voorbij mochten
komen, zoo zou men haar in den donkeren
nacht toch niet zien.
Zoo groeide de zekerheid in haar, dot zij
reddeloos verloren was. Indien de haaien haar
niet levend zouden verslinden, zou zij toch
zeker weldra door kramp of oververmoeidheid
den strijd moeten opgeven en in de donkere
diepte wegzinken.
Maar ondanks haar voortdurende doods
angst hield zij toch hardnekkig dien onge-
lijken strijd vol.
Iedere verdachte beweging in het donkero
water joeg hoor den doodschrik op het lijf cn
deed haar -telkens weer verwachten, dot cén
van dc gruwelijke monsters, de tijgers der zee,
op het punt stond, haar tusschen zijn vreese-
lijke kaken te vermorzelen.
Het was een langdurige, onafgebroken vrees
voor den gruwelijksten dood, dien men zich
slechts denken kon, een zenuwverscheurende
opwinding van angst, weike op den duur wel
moest lijden tot de noodlottige verdooving en
afmatting, die haar zucht tot zelfbehoud lang
zaam maar zeker ten onder moest brengen.
Er waren zonder twijfel momenten, dat zij
haar angst bijna vergat en zichzelf wijs maak
te, dat er nog hoop was op redding. Dan wer
den de automatische bewegingen, welke haar
welhaast onbewust drijvende hielden, weer wat
krachtiger en energieker. Maar dan voelde zij
weer duidelijk, dot zij het zóó niet lang zou
kunnen volhouden en haar krachten moest
sparen en rustte zij uit door geruimen tijd
achtereen op den rug te liggen, zonder een
enkele beweging te maken. Tot plotseling de
angst voor de haaien, die ongetwijfeld een be-
wegenloos lichoam spoediger zouden durven
naderen, haar weer snel in beweging bracht,
om als het kon de beesten of te schrikken.
Zoo kwam de dageraad en de zon, waar
door zij wellicht spoedig door voorbijvarende
schepen zou worden opgemerkt. En misschien
was er wel een eiland in de buurt, waarheen
zij zou kunnen zwemmen.
Men kan zich voorstellen hoe zij, toen het
schemerde, nog met inspanning tuurde naar
alle kanten. En inderdaad, hoor oogen zagen
weldra op schijnbaar korten afstand een
eilandje, dat zij gemokkelijk zwemmende zou
kunnen bereiken. Al haar in de bange uren
van den nacht zes eindelooze uren van
doodsangst I vervlogen hoop op behoud
keerde terug en zij begon met kracht te zwem
men naar het brokje grond, dat haar weer aan
het leven zou teruggeven.
Maar de afstanden op zee zijn bedriegelijk
en nadat zij geruimen tijd in de richting van
het eiland had voortgezwommen, bemerkte ze
met groeiende moedeloosheid, dat de afstand,
welke haar van haar doel scheidde, naar het
scheen niet kleiner werd en zij het reddende
land wel nooit zwemmende zou kunnen berei
ken. Zij gaf ook deze hoop op cn keerde zich
af van het onbereikbare land, om scherp uit
te zien naar schepen, die wellicht in haar
richting zouden komen varen. Maar hoe zij
ook tuurde, vele uren gingen weer voorbij,
zonder dat zich een vaartuig vertoonde.
En naarmate de zon hoogcr aan den hemel
rees, brandden haar stralen steeds scherper en
pijnlijker op het onbedekte hoofd van do
drenkelinge, terwijl daarentegen het lichaam
steeds killer en gevoelloozcr werd door den
urenlangen invloed van het zeewater.
Vermoeidheid voelde zij al dien tijd niet of
bijna niet. Zij had het gevoel of zij het nog
veel langer zou kunnen volhouden, als er maar
geen haaien kwamen. Maar zij had er nog
geen enkele gezien, zoodat zij ook op dit punt
eenigszins gerustgesteld was. Wei hinderde
haar zoo nu en dan een enkele ongevaarlijke
visch en werd zij zelfs wel eens door som
mige zeedieren geprikt of gebeten, terwijl
zwermen zeemeeuwen wel eens plotseling naar
beneden schoten op het witte lichaam, dat
daar ronddreef en misschien voedsel voor dio
vogels beteekende, maar overigens was de
toestand thons heel wat dragelijker dan gedu
rende den nacht.
Zes volle uren bleef mej. Beaupain aldus
ronddrijven en zwemmen, nadat de zon was
opgekomen, zonder dat zich ook maar een
enkel schip in de verte vertoonde. Tegen 12
uur eerst ontdekte zij heel ver een zwart
stipje, dat langzamerhand grooter werd. Het
bleek een sampang te zijn. De boot bleef ech
ter ver buiten het bereik van haar stem, ging
voorbij en verdween aan den horizon, zondei
dat de opvarenden haar hadden opgemerkt.
Aan de andere zijde zag zij kort daarop weer
een zeil. Maar ook dat verwijderde zich cn
verdween
Toen zij de hoop bijna had opgegeven, dat
zij ooit op deze wijze redding zou kunnen
vinden, zag zij in de verte een derde boot, die
zich klaarblijkelijk in haar richting voortbe
woog. Al haar hoop en moed herleefde, toen
zij bemerkte dat het scheepje steeds grootei
werd. En toen zij meende, dat het binnen het
bereik van haar stem was, begon zij te
schreeuwen en te gillen, tot men haar hoorde
cn den steven een weinig wendde om recht
op haar af te varen.
Gek van vreugde zwom zij met wilde,
krachtige slagen naar den reddenden bodem.
Daar grepen stevige zeemansknuisten haar
handen en trokken haar in een oogwenk binnen
boord. Zij was gered f
Kunst en Wetenschap.
EERE-TENTOONSTELUNG
LOUIS BOUWMEESTER.
Op initiatief van mevrouw Emma Morel
hebben eenige actrices en acteurs zich bereid
verklaard om beurten op dc Bouwmeester
tentoonstelling oonwezig te zijn om inlichtin
gen te verstrekken. Reeds gaven zich op de
dames Betty HoltropVan Gelder, Emma
Morel, Sophie de Vries, S. de Vries—Dc Boer
en de heeren Jules Brongers, Folkert Kra
mer, Hein Harms en M. van Warmelo. Van
anderen wordt bericht van toezegging nog
ingewacht.
BOUWMEESTER HERINNERINGEN
De Indische Post bevat de volgende anecdote
over Louis Bouwmeester.
„Bouwmeester had overdag zelf een kippen
hok getimmerd en zijn kippen daarin onder
gebracht, al was het nachthok nog niet heele-
mnal klaar. Maar 't was mooi weer, en z'n
kippetjes zouden 't dien eenen nacht wel in
her open hok kunnen stellen.
,,'s Avonds staot hij op het tooneel en speelt
den Narciss. Hij is bezig in de geweldige,
technisch zoo moeilijke scène, met dc knikken
de beeldjes. Daar hoort hij, hoe er op het dak
boven het tooneel een harde regenbui neer
klettert En Bouwmeester, onder het -pelen
van zijn grooten monoloog door, doet eenige
stappen terzijde noar de coulissen fluistert naar
een van de acteurs, die doar staat
„M'n kippen IStuur als de bliksem een
boodschap noar huis, dat ze 'n lap over de ten
leggen 1"
En speelt in zijn grooten stijl voort
Een ander schrijver vertelt daar het volgende:
„Volkomen ontworsteld aan het melodrama
heeft hij zich, teen hij den Oedipus ging spelen
Mendes da Costa studeerde die rol met hem in,
nam de regie op zich. En steeds was hij er op
uit Bouwmeester te temperen, hem er aan te
herinneren, dot hij een koning moest uit
beelden, door het noodlot getroffen, geen held
van den ouden Dumas. Vooral zijn opkomen
met de uitgestoken oogen, terwijl hij klagelijk
uitroept„Wee mij. Wee mij", moest ettelijke
malen gerepeteerd worden, om Bouwmeester te
doen voelen, dot hier geen overdaad aan ge
luid en beweging paste. Op de generale repe
titie deed de groote Louis het subliem. Vol in
gehouden smart, vol berusting reeds in het
onafwendbare, gruwelijke eind. En Mendes da
Costa was opgetogen.
,JDoch bij de première gaf hij hem weer van
katoen Het was een hartverscheurend jarn-
mer-gegil. Een ieder in den schouwburg stokte
de adem. Het was schitterend, omdat het weer
precies op die nouwluistercnde menschelijke
grens was. Maar toch viel het weer buiten den
toon. Moor daarom bekommerde een man als
Bouwmeester zich niet. Wat regie, wat Mendes
da Costo, wat Sophocles zelfs Hij, Louis zou
even laten merken, hoe hij die smart voelde,
met de middelen, waarover h ij, en misschien
hij alleen, beschikte.
„Na deze uitbundigheid kwam het tooneel-
tje, dat hij, de blinde wnnhoopsfiguur, afscheid
moest nemen van zijn twee kindertjes. En
dot was dan toch van zoo'n innigheid, zoo'n
stille tragiek, zoo'n ontzettende aandoenlijk
heid, dat er werkelijk geen oog in de zoal
droog bleef.
„Een poos later heb ik den Oedipus gezien
van Willem Royaords, toch ook geen kwajon
gen in het vak. Hij temperde het „Wee mij.
Wee mij I" Hij was luider bij het afscheid.
Maarhij deed in beide scènes zoo goed
als niets. En ik verlangde terug naar het goede
tooneelbloed van Bouwmeester, dot ook hier
niet had gelogen
Luchtvaart.
DE COUPE GORDON BENNET.
Een lastig geval.
Dc Tel. verneemt uit Brussel
Met betrekking tot de nog Steeds niet ge
heel duidelijke landing van Veenstra en Quer-
sin met bun „Prince Leopold" aan de Spaon-
sche kust, is nog niets naders vernomen. Doch
er is plotseling een nieuwe candidaat voor de
overwinning noar voren gekomen. Dc beide
Amerikoansche piloten Ornian cn Wollam, zijn
n.l. in Brussel teruggekeerd cn hebben een om
standig verhoal van hun reis gedaan. Zij meen
den aanspraak op een overwinning te kunnen
maken, doar zij volgens hun zeggen niet
in zee zijn gedaald, waarna zij door de „Vater-
land werden opgepikt, doch met de Goodyear
III op het dek van genoemd stoomschip zijn
gedaald, zender het water te raken. Hun afge
legde afstond zou 800 K.M. bedragen.
Een lastig geval, daf den diversen autoritei
ten thans ter oplossing is voorgelegd.
EEN VEELBELOVEND VLIEGER NEER
GESTORT.
Zijn toestand ernstig.
Londen, 12 Juni. (V. D.) Larry Carter,
die in menige lucht-Dcrby de overwinning be-
heold heeft, is bij Cranwell met zijn toestel
neergestort en ligt thans in critieken toestand
in het ziekenhuis.
De machine, waarmede hij vlocg, was eCn
Gloster Napier, waèrmede hij hef wereld snel
heidsrecord van 278 mij'en per uur hoopte te
breken.
Het toestel werd geheel vernield.
DE GEWEZEN DU1TSCHE KEIZER NAAR
NOORDWIJK
Doorn. Het Fransche ministerie van buiten-
landsche zaken, aldus een Exchange-bericht in
de Londensche Star, maakt bekend, dat de ge
wezen Durtsche Keizer aan de Nederlandsche
regeering vergunning gevraagd heeft, geduren
de het badseizoen te Noordwijk te mogen ver
toeven.
Ht Engelsche blad plaatst ols opschrift „Bo
red Ex-Koiser" boven zijn bericht, daarmee de
conclusie trekkende, dat zijn opsluiting hem
verveelt.
BOSCH -EN HEIDEBRAND TE LUNTEREN.
Lunteren. Donderdagmiddag omstreeks3
uur werden te Ede en Lunteren de groote brand
klokken geluid. Er bleek n.l. een groote bosch-
cn heidebrand te zijn achter het sanatorium te
Lunteren, dicht bij het z.g. Meesje. Daar dc
Luntersch© brandweer meende, het vuur niet
meester tc kunnen worden, wegens grooten om
vang, werd ook de brandweer tc Ede verzocht
tcrhulpc te komen, alsmede werd den Garni
zoenscommandant te Ede, gevraagd militairen
te zenden.
Het gehcele dorp Lunteren en Ede, was dan
ook in rep en roer. De lucht was aan de Oost-
zijnde van Lunteren geheel bezwangerd met
dikke zwarte rookwolken, welke uren ver in den
omtrek to zien waren.
De inmiddels, vol geladen met schoppen
en zagen Edesche brandspuiten ,alsmede 80
wielrijders van de militairen en vele militairen
op motorvoertuigen konden toen zij in Lunteren
arriveerden hun terugweg nemen, vermits de
Luntersche brondweer met medewerking van
vele ingezetenen van Lunteren, zoo krachtdadig
Iden brand hadden weten te overmeesteren, dat
telechts 4 H.A. is verbrand.
De brand was ontstaan door_ vermoedejijk
het onvoorzichtige weggooien van eindje siga
ret of sigaar.
De eigenaars van het perceel bosch cn heide
waren de heeren Nieuwkamp en Notaris E.
Dinger te Lunteren cn het Buurtbosch von Lun
teren.
NOTARIAAT.
Bij Koninklijk Besluit van 5 dezer is benoemd
tot notaris binnen het arrondissement Utrecht,
ter standplaats dc gemeente Amersfoort, dc
heer J. G. Kloassen, candidaat-notaris, bewaar
der der hypotheken en van het kadaster te
Eindhoven,
GEREF. KERK.
Ds. J. Hoek, predikant te Soest heeft be
dankt voor het op hem uitgebrachte beroep
naar de GerefKerk alhier.
GARNIZOEN.
De nieuwbenoemde majoor-paardenarts dr.
R. H. J. Gallandat Huet blijft als directeur der
hoc-fsmidschool alhier in garnizoen.
Oefeningen.
De Mitrailleur-Pelotons van het 1,£de cn het
21e Regiment Infanterie worden van 22 tot en
met 30 Juni o.s. gedetacheerd in de Legerplaats
bij Harskamp, tot het houden van schietoefe
ningen.
Het 6de Regiment Veld-Artillerie zal op zijn
doormorsch van Leiden naar Oldenbroek eene
oefening houden op de Leusderheide op 15
Juni a.s.
HET BEZUINIGINGSRAPPORT.
„De laatste ronde".
De Ned. Bondi vpn Gemeenteambtenaren
heeft onder den titel „De laaste ronde" eenige
beschouwingen gegeven naar aanleiding van
het rapport der Bezuinigingsccmmissie, welke
we hier laten volgen.
De taak der Bezuinigingscommissie heeft be
staan in ,.de bcstudeering van den financieelen
toestand der gemeente", ^n het grondig onder
zoeken van alle diensten cn bedrijven, „tenein
de na te gaan, welke veranderingen er moeten
of zouden kunnen plaats hebben, die tot ver
lichting van de finoncieele lasten zouden kun
nen leiden". Afgaande op de aan de commis
sie verstrekte opdracht, zou men dus de ver
wachting mogen koesteren, dat in het rapport
middelen aon de hand worden gedaan, welke
reeds thans of anders in de naaste toekomst
het drijven der gemeente machinerie op meer
economische wijze mogelijk maken.
Het rapport regisseert bezuinigingen, geelt
nagenoeg geen initiatiefvoorstellen.
In de plaats daarvan is het rapport niet' veel
mer dan een akte van registratie van bezui
nigingen, dio buiten de bezuinigingscommissie
om in allen geval niet op haar initotief
zijn tot stand gekomen, terwijl eenige der ver
melde bezuinigingen reeds vroeger in 'overwe
ging waren genomen. Wellicht is de oorzaak
hiervan te zoeken in het tijdsverloop, dat ver
streken is tusschten dc instelling der commis
sie cn het uitbrengen van haar rapport, waar
door de herinnering, wie als auctor intellectua
lis eener bezuiniging moet worden beschouwd,
bij de commissie eenigszins is verbleekt. Eei\
woord van hulde zij hier intusschen reeds aan
stonds gebracht voor de waarlijk origineele
methode, door de commissie 'gevolgd, om han
delingen harer leden in den gemeenteraad voor
te stellen als verricht door een commissielid
(pag 13, 14, 16. 17 van h'et rapport).
Hoe ernstig de commissie hare studie der
gemeentelijke toestanden ook moge hebben
opgevat, dit staat vast, dat van een streven
naar constructieve bezuiniging uit haar rap
port niet blijkt, en dit laatste de vergelijking
met een lappendeken, waaraan elk jaar een
Stukje is aangebreid, met glans kan doorstaan.
Het rapport getuigt van delgelijke ondes
kundigheid.
Met betrekking tot de reorganisatie van dien
sten getuigt het rapport van een degelijke on
deskundigheid op het gebied van bestuur en
administratie der -gemeente, terwijl van een
grondig onderzoek van alle diensten niet blijkt
Bij do behandeling der onderdooien van het
rcppoTt zal hierop nader worden ingegaan.
Financiecle toestand der gemeente.
Het cijfer-materioal der commissie wekt ver
keerde voorstellingen.
In huor overzicht van de baten en lasten
vergelijkt de commissie de ontvangsten en uit
gaven van den gewonen dienst over 1923 met
die van 1913.
Te diep zal dezerzijds op het cijfermateriaal,
voorkomend op pagina 59, niet worden in
gegaan, daar hierop ongetwijfeld bij de dis
cussies in den gemeenteraad meerder licht zal
worden -geworpen.
Gewezen mag cr echter wel op worden, dat
de toestanden in 1913 en 1923 zeer .verschil
lend zijn geweest en, zooals do commissie zelf
erkent, „in 1923 aan de gemeente veel hooger
eischen werden gesteld dan in 1913", tenge
volge waarvan verschillende uitgaven, die in
1923 moesten worden gevoteerd, in 1913 niet
of in mindere mate op de gemetntebegrooting
voorkwamen. De commissie, dit zij tot haar eer
toegegeven, waarschuwt te-gen het toekennen
van een „te groote waarde" aan de vergelij
kende cijfers en geeft toe, dat daaraan „zeker
geen absolute waarde mag worden toegekend"
Ondanks deze ruiterlijke erkenning door de
commissie van de geringe waarde, welke aan
het door haar bijeengebrachte cijfermateriaal
mag worden toegekend, rijst de vraag, of er
wel eenig gewicht aan mag worden gehecht.
De commissie verzuimt toch te vermelden,
dat het jaar 1923 in menig opzicht, zoowel
voor gemeente als burgerij, een moeilijk jaar
is geweest. Voor de belastingopbrengst was
net jaar 1923 zeker het kwaadste jaar. Sinds
dien is, volgens betrouwbare officieele gege
vens, de daling van het belastbaar inkomen
tot staan gekomen en is ook eene daling inge
treden van dc opbrengst voer de begrooting,
zoodat eene vergelijking met de jaren 1924 en
1925 er zekec anders zal uitzien.
Afgezien hiervan moet worden gewezen op
h'et tweede voorbehoud, dat do_ commissie
maakt ten aanzien van de waarde harer cijfers
t. w. dot geen rekening is gehouden met bet
gemiddelde inkomen per inwoner, en met het
verschil in koopkracht van het geld in 1913 en
1923.
Ligt de conclusie niet voor de hand, dat uit
het voorbehoud, dat telkens bij het gebruik
der cijfers moet worden gemaakt, derzelver
waarde tot nul wordt gereduceerd, en in het
niettemin openbaar maken daarvan een zekere
tendonz ligt opgeiloten, welke eerst uit de
nota inzake salarissen en loonën duidelijk
blijkt?
Belastingen en schulden.
Ook de -gegevens omtrent belastingen en
schulden wekken verkeerde voorstellingen.
Aan de vergelijking tusschen de bedragen,
welke in 1913 en 1923 per hoofd werden ge
heven, moet om de redenen, door de com
missie zelve aangegeven, alle waarde worden
ontzegd. Bovendien is dc berekening per hoofd
in dit geval zonder roison.
De commissie meent, dat uit het op pag. 8
cn 9 afgedrukt staatje blijkt,dat de belasting,
vergeleken bij andere gemeenten, hier hoog is.
Het valf te betreuren, dat de overtuiging, waar
van de commissie spreekt op pag. 10, de com
missie nüet Hot meerdere voorzichtigheid in
hare uitingen aanleiding heeft gegeven. Im
mers t. o. p. zegt zlJr dat het zeer moeilijk is
vergelijkingen te maken tusschen verschillende
gemeenten, zelfs dan, wanneer ze ongeveer van
„dezelfde grootte zijn". Bij de vergelijking der
belasting schijnt de moeilijkheid van de te ver
gelijken objecten haar niet te zijn opgevallen.
Om uit te maken, of de belasting in Amers
foort, in vergelijking met andere gemeenten,
hoog is, zal men zich echter niet tot ééne hef
fing moeten bepalen, maar zal ook moeten na
gaan den stand der andere belastingen, als
daar zijn opcenten op de personeele belas
ting en vermogensbelasting, alsmede straat- en
rioolbelasting, etc. Verzuimt men deze belas
tingen (en andere heffingen, zooals schoolgeld)
in rekening te brengen, dan loopt men het ge
vaar zich eene ruime toepassing van Tart de
grouper les chiffces te zien verweten. De be
lastingpol itiek der verschillende gemeenten
lóópt nogal uiteen in de eene gemeente stelt
men prijs op zoo weinig mogelijk belastingen,
zoodot men daar heeft eene vrij hooge directe
belasting en weinig bijkomende belastingen,
terwijl men in andere gemeenten er de voor
keur aan geeft het te innen bedrag te verdee-
'en over verschillende belastbare objecten. In
laatstgenoemde gemeenten kan men dan bo
gen op een lage directe belasting, maar heeft
uiteraard dan naast die lage inkomstenbelas
ting een hocgeren druk op c!e andere objecten.
Het overzicht, door de commissie verstrekt,
geeft dus geen zuiver beeld van den belasting
druk in zijn geheel genomen cn mag zeer ze
ker zonder nadere aanvulling niet te de con
clusie leiden, dat de belasting in Amersfoort
te h'oog is, of dat zij in de ondere genoemde
gemeenten aanmerkelijk lager zoude zijn.
De vergelijking aangaande de stijging van
den schuldenlast in absolute cijfers en in die
per inwoner, zegt mede niet. Een gemeente met
weinig schuld kan zeer arm, en een gemeente
met veel schuld zeer rijk zijn. Het hangt er
mapr van af, wat tegenover die schuld staat
aan bezittingen cn wat men met het geleende
geld doet.
Bij alle waardeering voor dezen moeizamen
arbeid der commissie, kan dezerzijds niet wor
den nagelaten erop tc wijzen, dat de vergelij
kende stoten en cijfers, de belastingen en schul
den betreffende, ais zoodanig weinig waarde
hebben en verkeerde voorstellingen wekken.
Vereenvoudiging van diensten,
economische organisatie van
bedrijven, Secretarie.
Ronduit moet hier worden bekend, dat ook
na herhaalde lezing niet volkomen duidelijk is
geworden, wat de commissie precies bedoelt
met 'hare opmerkingen onder „secretarie".
Het is dezerzijds niet bekend, of de commis
sie werkelijk alle afdeclingen der secretarie
heeft bezocht en zoo ja, op welke gegevens
zij hare inrichten terzake baseert.
De vraag rijst, of de opmerking, dat de in
deeling van het secreteriepersoneel goed is te
noemen, niet in strijd is met de daarna komen
de bewering dat de „bezetting zeer ruim is". In
dien het laatste waar is, kan do indeeling van
'het secretariepersoneel bezwaarlijk goed wor
den genoemd. Eenig meerder licht hieromtrent
ware gewenscht.
Ook schijnt een contradictio in terminis te
bestaan tusschen het rouleeren der ambtenaren
binnen eenzelfde afdeeling, en het dientenge
volge niet slechts in eene, doch in meerdere
afdeelingen thuis geraken.
De commissie maakt er zich met een Jantje
van Leiden af.
'Aangenomen mag worden, dat de commissie
niet veronderstelt, dat de chefs mede rouleeren,
daar dit van een zeer gebrekkig inricht in de
eischen, welke aan een goede secretarie dienen
te worden gesteld, zoude getuigen. Maar zelfs
bij het aannemen van dit voorbehoud is niet
duidelijk, op welke wijze de commissie meent,
dat het door haar bedoeld rouleeren zoude kun
nen geschieden zonder stagnatie voor den
dienst.
Het zoude niet in, maar tegen het dienst
belang zijn, ambtenaren ter secretarie, die
eenigszins belangrijk werk verrichten, met col
lega's der zelfde afdeeling van werkzaamheden
te doen ruilen, en zeer zeker zoude dk het
geval zijn, wanneer zulks geschiedt met nmbt-
genooten van andere afdeelingen.
De steeds wassende stroom van wetten. Ko
ninklijke besluiten, ministerieele beschikkingen,
om van het eigenlijke gemeentewerk nog te
zwijgen, maakt specialisatie dezer ambtenaren
tot een gemeentebelang bij uitstek.
Tegen rouleering van ambtenaren, met min
der belangrijk werk belast, bestaan geen over
wegende bezwaren, doch *het voordeel van zulk
een maatregel schijnt vooralsnog problematiek.
De commissie is ingebreke gebleven aan te
toonen, dat het personeel ter secretarie te veel
is g^pecialiseerd, zoodat hare uitlating, dat
„teveel specialisatie onwillekeurig tot te veel
personeel leidt" alleen van den wijsgeerigen
kant bezien„ waarde heeft.
Eigenaardig doet de opmerking aan, dat de
diensten zoo 'geregeld bleken te zijn, dat men
ook bij de grootste drukte, zonder te veel over
werk, het werk afkan. Verlangt de commissie
wellicht, dat de diensten zóó worden ingericht,
dot overwerk regel wordt Het personeel ter
secretarie van Amersfoort is nlmn}er_ onwillig