KINöêBBUBRIEK De rubriek van Oom Karei. Nu ik dit schrijf zit ik heerlijk buiten, en don denk ik eigenlijk altijd al van 2clf aan jullie. Ik hoor al „ja, maar, dat spreekt wel vanzelf, want U hebt natuurlijk een hcelc stapel briefjes voor U liggen; dan moét U wc'l aan ons den ken. Dat is wel zoo, maar toch betrap ik er me telkens op, dat ik op de wandeling of op fietstechten of ergens anders vaak opeens aan jullie knn denken. En ik denk, dat onderwij zers zich ook zoo moeten voelen, die veel van hun schoolkinderen zijn gaan houden, omdat js raadsel, waarvan do woorden al- ze hen al wat langer kennen en ze zoo al betei j0 bestaan u't 6 letters en nu vormen de eersto en beter hebben leeren kennen. j ]ctters een uitroep, die we in dezen heerlijken Ik heb deze dagen allerlei moois meegemaakt: mQkcn# een paar nestjes zien uitvliegen, en dan had ik j Hel le woord'is cen plaatsje in Noord-Hol- een kijker bij me, dus ik hoefde er niet al te, janfj Op dc 3e rij staat een hoofddeksel van een vorst. Op dc 4e rij het gevraagde woord. Op de 5e rij een bocrcnmcisjesnaam. Op de 6e rij een dier, dot zeldzaam in do bosschcn hier voorkomt. Op de 7e rij dc letter, die boven aan een recept staat. X X x - X x X X X X X x x X (Ingcz. door Spanrups). dicht bij, om toch nog heel gced te kunnen zien. Vliegcnvangertjes waren het, kleine bruine vogeltjes met een iets gespikkelde borst de oudjes lijken wel wat op dc nachtegaal, want ze hebben net zulke spitse snaveltjes en zulke helder* kraaloogjes. En aan de naam komen ze, omdat ze even stil zitten op een struik en don opeens opfladderen, om gauw een insect to vangen in de vlucht Het was gioppig, één van de jongen was uit het nest cn zat in cen hoekje vlok bij me. Ik had het eerst nog niet zoo gauw gemerkt, maar toen ik het zag, heb ik een lodder gehaald, om de kleine durfal weer op zijn plaats terug te brengen. Moor, net kwam ik met mijn gezicht voor het nest, of nummer twee mankte een sprongetje en vloog met een sierlijke zwier in een boom, net of hij Wou zeggenik kon lekker al heel goed vliegen. Ik heb toen verder moor geen moeite meer gedaan, en ze zullen wel goed terecht ge komen zijn. Maar ik schreef dat ik deze dagen zooveel moois heb gezien, en het vliegenvangertjesnest was nog maar een van dat moois. Dus ik zal nog wat vertellen, wat haast nog mooier was. Eens op een morgen toen ik vroeg wakker was, hoorde ik in dc boomen tegenover het huis een vogelroep, die me heel apart en heel zuiver tegenklonk, maar die ik eerst niet her kende. Ik heb toen eens de kijker op de boo men gericht en zag al gauw, waar dat heldere geluid, die grappige roep vandaan moest ko men. Tusschen de takken bewogen gele vo gels, zoo groot als een lijster, en als de zon er even op scheen zag je heel scherp het geel tegen de donkere vlekken op vleugels en staart afsteken. Toen begreep ik, wat die roep betee- kende. Het wa sde naam von de vogels: wie- le-waol. Ik heb wel eens gehoord, dat ze ook wel goudlijster genoemd worden, en dot kan ik me nu zoo goed voorstellen, want het zijn net goudgele lijsters. En nu nog iets over do kinderrubriek zelf. Volgende week correspondeer ik eens niet met jullie ik heb dan hoegenaamd geen tijd, cn als het mooi warm weer is, hebben jullie toch Het 2e woord is cen plaatsje in Friesland Het 3e woord is een plaatsje in Gelderland. Het 4e woord is een plaatsje in Friesland. Het 5e woord is een plaatsje in Drenthe. Het 6e woord is een plaatsje in Drenthe. Het 7e woord is een plaatsje in OverijsoL Het 8e woord is een plaatsje in Friesland. Het 9e woord is een plaatsje in Groningen Het 10c woord is een plaatsje in Limburg. Het 11e woord is een plaatsje in Friesland Het 12e woord is eon plaatsje in Groningen. Het I3c woord is een plaatsje in Utrecht. Het 14c woord is een plaatsje in Noord-Hol land. Het 15e woord is een plaatsje in Zeeland I Het 16a woord is een plaatsje in Noord-Bra bant. I Het 17e woord is een plaatsje in Limburg. I Het 18c woord is een plaatsje in Gelder land. I Het 19e woord is een plaatsje in Gelder land. Het 20e woord is c-en plaatsje in Drenthe. Op de 21e rij een plaatsje in Overijsel. Op de 22c rij een dier uit do Poolstreek. Op de 23e rij cen plaatsje in Zuid-Hol land (Ingez. door Booncstoak). III. Een kruisraadseltje, als extratje. Op de le rij staat een klinker. Op de 2e rij een plaats in Duitschland. Op de 3e rij de gevraagde plaats, die in Drenthe ligt Op de 4e rij een lidwooid. Op de 5e rrj een klinker X X s X X X x X X X (Ingez. door Mcelmuts). EEN GRAPPIG AVONTUUR. Ik had een heerlijke dag vacantie, cn zooals genoeg' buiten te spelen, dus zal het jullie ook het dan gaat, ben je eens lekker lui. Ik had eerst wel welkom zijn, nu ééns twee weken den tijd een wandeling gemaakt en toen was ik op zij te hebben, vóór jullie de raadsels hoeven in van huis gaan zitten met een boek voor me. te zenden. 1 En ik durf het haast niet te vertellen, maai Maar ik geef nog een extra raadsel of puzzle, mijn hoofd boog al dieper en dieper over het hoe jp het noemen wilt, op, waar ik dan ook boek ik denk wel, dat ik niet veel van het extra prijzen voor geef. Het is dezen keer weer hoofdstuk had kunnen over vertellen, als iemand eens iets opnrts, we hebben nu nl opstellenwed- me dat gevraagd had, maar gelukkig vroeg nic- strijden gehad, kleurwedstrijdcn, kruiswoord- mond er meer naar. Dus zat ik gebogen over het puzzles, cn zinnen, die met dezelfde letter be- boek, tot opeens pets ik een klopje op ginnen en nu krijgen we nlc EXTRARAADSEL. Wie ken de meeste woorden halen uit het woord „Kinderrubric k"? Ik zal een voorbeeld geven, b.v. zal ik woor den halen uit het woord dennenboom, allereerst: den, boom, verderDeen, dom, boe, bom, oom, enz. enz. Jullie begrijpt de bedoeling nu, dus ga die twee weken maar eens woorden visschen uit het woord kinderrubriek. Be loof er drie prijzen voor uit. En nu dustot over twee weken. Ik.ga denkelijk dezer dagen weer een zeil- mijn nek voelde, cn ik rechtop schoot. Laat ik alleen nog vertellen, dat een vogel over mijn hoofd gevlogen was, cn dat ik een heel gelukkig mensch moet worden. Want jul lie weet allemaal wat in verband met een vo> gel geluk aanbrengt. (Ingez. door Van Drie Gulzioe Poesjes en Tien Lekkere Kalfsoesters. (Werkelijk gebeurd). Peter Snorrebaard was in druk miauw- gesprek. Hij had zijn vriendjes. Moortje tocht maken, dus bererdt je maar voor op een H fc en -e Witvoet gewichtig verhaal Dc avonturen van Oom Karei op het j j i M. j water, hoe hij in het water viel en thuis op n'e,uws med® <e deelen. N,et ver van de zijn kop kreeg". Maar laten wo dat niet hopenl waar zij zich bevonden drie schut tingen maar stond op een veranda een geheimzinnig, rond ding en daarin lag hij zou geen Peter Snorrebaard meer hee- ten. als hij zich vergiste iets lekkers. „Hoe weet je, dat het lekker is?" vroeg Moortje Haakpoot, die altijd graag het naadje van de kous, béter gezegd: den in houd van de pan wist. „Nogal eenvoudigl" antwoordde Peter Snorrebaard. „Waarom zouden ze er anders een deksel zooals ze zoo'n plat ding noe men opzetten, zoodat je er zelfs niet eens naar k ij k e n kunt." „Past het deksel er dan zóó goed op?' „Ja, daar moet je nou weer Mensch voor heeten om zoo iets laags uit te vinden 1 Ze gunnen ons poesen, die toch ook "*jk aan den kost moeten komen, heelemerai niets. Ja, ja, 't zijn slechte tijden I In m ij n jeugden Peter Snorrebaard knipte droefgeestig met zijn oogen en likte zijn baard bij de herinnering aan alle lekker nijen, die hij in zijn jeugd gegeten had en die hij als bij tooverslag plotseling weer vóór zich zag. D „En het ergste is," ging hij na een tijdje Deze week heef, den pr.js gewonnen Boo- y ze boyen he( om?ekeer„ n e s t a a k. Komt hij Maandag dan even langs het Burenu ven he, Dogblod, den prijs halen? de deksel een groote metalen kan met water Volgende week zei ik even de kampioenen hebben gezet. Zulke lage wezens 1 Natuur- publiceeren; ik zal de briefjes bewaren en jul-lijk om O n s schrik aan te jagen en te fce- RAADSELS. De oplossingen van vorigen keer zijn I. Dobberm an; met de woorden d, oor, label, armband, Dobberman, Woerden, Samos, Jan, n. I.. De oplossing van het tweede raadsel is Watertoren: met de woorden watertoren, Amsterdam trappers, edelman, rakker, tafel, oven, el en iv lie stuurt toch komende week niet in, dus het blijft hetzelfde. OOM KAREL. AANBIEDING. letten er aan te komen. Ze weten wèt goed, dat wij nou eenmaal iets tegen water heb ben. Dat zit ons in het bloed en we hoeven er ons niet voor te schamen. Waarvoor is het water eigenlijk uitgevonden? Niet om te drinken, want er is melk genoeg en zeke1 ,Waarom zouden ze 't builen zetten?" vroeg Grijsje Witvoet. „Och," antwoordde Moortje Haakpoot. die in zijn poesenleven werkelijk niet over de menschen te klagen had, wat kreeg hij altijd lekker veel melk op zijn schoteltje van de vrouw! ,,'t Zal r.et als bij mijn meesteres gaan. De menschen bewaren het vleesch altijd graag wat. Waarom ze 't niet dadelijk opeten, 't liefst rauw, is mij een raadsel. Versch is toch altijd het lekkerst, heb ik van m n lieve moeder geleerd. Maar ook hierover schijnen de menschen nu een maal anders te denken. En ze bewaren 't niet in huis, maar zetten het 't liefst buiten. „Dan blijft het frisscheT," beweren ze. Maar ik zou het wel zoo'frisch vinden, als er dan ook geen deksel op kwam. Dat zegt mijn poesenverstand mij duidelijk genoeg. Wat kunnen die menschen toch dom zijn „Wat zitten jullie toch te miauwen," zei Grijsje Witvoet nu. „Van miauwen word je niet vet. Laten we er liever eens op afgaan, fk houd er van, de dingen te onderzoeken. Miauwen kun je altijd nog." Aangevoerd door Peter Snorrebaard trip pelden zij nu met hun drieën achter elkaar over de schuttingen, naar de geheimzinnige pan met den nog geheimzinniger inhoud. Ze gingen wel eens meer samen „op avontuur" uit. Alle poesen-twisten waren dan vergeten. Daar hoefde je immers niet aan te denken, als je niet wouPeter Snor rebaard met wien de twee anderen wel eens overhoop lagen was toch wel aardig om hen nu mee te nemen. Moortje Haakpoot nam zich voor als het avontuur ten minste het miauwen waard zou blijken te zijn Peter bij de eerstvol gende gelegenheid een half muizenboutje aan te bieden en ook Grijsje Witvoet deel de in gedachten reeds een lekker hapje met den aanvoerder. Het duwde niet lang, of de drie poesjes zaten likkebaardend om de geheimzinnige pan heen. „Jammer van dat water," vond Moortje Haakpoot. „Wat zou er onder het deksel^ritten vroeg Grijsje Witvoet. „Ha, hier kan ik mijn nagel tusschen steken I" juichte plotseling Peter Snorre baard, die een heel klein kiertje ontdekt had tusschen de pan en het deksel. En de daad bij het woord voegende, stak hij zijn nagel er tusschen. Ver kwam deze echter niet; de opening was ook maar zoo heel klein. Peter trok zijn nagel terug, rook er eens aan en miauwde: „Ik geloof vast, dat hij naar vleesch ruikt, jongens!" Vleesch en er dan niet bij te kunnen Was er erger kwelling voor een arm poesc- beest denkbaar? „We moeten het pakkenzei Snorre baard en de beide anderen waren het hier mede roerend eens, „Steek er je nagel nog eens inzei Moortje Haakpoot nu. Peter deed wat hem gevraagd werd en werkelijk, zijn nagel reikte iets dieper. Dat gaf den poesen-aanvoerder moed en hij kwam er door op een prachtig denkbeeld: Als ze eens net zoo lang met hun poot,en werkten, totdat de opening zóó groot was, dat ze er het vleesch uit konden halen Want dat er vleesch in zot, daaraan twij felde hij nu niet meer. Een prachtig plan was het. Voorzichtig en precies op hetzelfde plek je staken de poesen nu om bewten.hun na gels tusschen deksel en pan. „Oppassen, jongenswaarschuwde Pe ter Snorrebaard. „Denk er aan voorzich tigheid is de beste vriendin v{in alle poes jes. Zijn we niet voorzichtig, dan zou hrt wel eens kunnen, dat dat akelige wetcr huhij kon zijn zin niet afmaken, durfde er zich niet in verdiepen, wat er dan ge beuren kon. „De opening wordt grooterl" juichte Grijsje Witvoet en werkelijk hij kon zijn poot er al een klein eindje in steken. Bij eiken nieuwen aanval reikte de poot die per, tot eindelijk, eindelijk Moortje Haak poot iets zachts voelde, het gTeep en het boven den rand der pan bracht. Een kalfsoester nog wel! Jongens, wat lekkerI Bijna hadden zij er ruzie om gekregen. Maar terwijl Moortje aan het smullen was, begreep Peter dat het nog voordeeliger voor hem was, zelf een kalfsoester op te halen dan er één met Moortje, die zeker het gToolste stuk zo.u houden, te deelen. Ook hij zou dus zijn geluk beproeven en werkelijk, zijn poging werd op dezelfde ma nier beloond. Nu Grijsje nog. Die haalde ook een oester naar boven. „Denk aan het water," waarschuwde Pe ter nog tusschen twee happen door. „Geen nood I 'k Neem er nog één," zei Moortje Haakpoot, die zijn oester al lekker opgepeuzeld had. „Maar dan ik ook I" miauwde Peter. „En ikke I" zei Grijsje nog met e*»n vol bekje. Wat smaakten die kalfsoesters heerlijk I Zouden ooit poesjes wel zoo gesmuld heb ben? De menschen waren toch eigenlijk heel goed voor hen, al konden zijn 't hun soms wat lastig maken. Wie trakteerde hen nu ooit zoo royaal Peter, die veel van spreekwoorden hield en in de buurt voor een geleerde poes door ging, docht nog tusschen zijn tweede en derde kalfsoester in „Na gedanen arbeid is 't goed vleesch eten." Alleen hij kreeg zoo'n opgeb!*-'n gevoel en dat werd er niet beter op, toen kalfsoester No. 3 naar zijn maag verhuisde. Jongens, wat werd hij dik I Hij kon zich bijna niet meer bewegen. Als hem dat maar goed bekwam Juist hadden de drie poesjes ieder drie kalfsoesters gegeten en waren zij er opge blazen van, toen ergens in de buurt een deuT openging. De poesjes schrikten er van, want hun geweten was verre van rustig en bovendien bekroop hun de angstzich met hun volle maag piet vlug genoeg uit de voeten te kunnen maken. Zoo goed en zoo kwaad als het ging, trip pelden zij dus weer over de schuttingen terug. Peter dreigde éénmaal te vallen. Oef, wat L dat vleesch zwaar in zijn maag! 't Was net, alsof het hem naar beneden trok! Maar gelukkig gTeep hij zich nog juist bijtijds aan de schutting vast. ^n len .am'e, statige o. die drie gulzige poesjes en toen ze eindelijk allen hun huis bereikt hadden, gingen zij in een hoGP-'e lieaen. Ze waren er ziek n. Was me dat ook eten Toen de eigenares der pan den diefstal bemerkte, was zij natuurlijk diep verontwaar digd en teleurgesteld. Nog maar één kalfs oester lag er in de pan I Was dat niet vree- selijk Eén kalfsoester voor hun zev \en dien middag! „Schraalhans zal vandaag keukenmeester bij ons zijn," dacht zij. „Er valt verder niets meer aan te doenMaar dèt weet ik wel: m ij zullen die nare katten niet meer beet- ntmen En Peter Snorrebaard dacht: „Nooit eet ik meer zóóveel vleesch ach ter elkaar!" Moortje Haakpoot en Grijsje Witvoet waren van dezelfde meening. Wedioop met Hindernissen. Marie Pothoven, Willem van Mcchelenstraot om je mee (e Wosschen, al doen die no. 40 biedt poesjesj>an. Wie er domme menschen dot dan ook. Je kunt je toch veel beter met je tong schoon poet- ze schattig zijn, dus wie er een hebben mag, is goed af I NIEUWE RAADSELS. geheel is een bloem. Ie rij staat de 22ste letter van het I. Mijn Op de alphabet. Op de 2e rij staat een lichaamsdeel. senEn ik zou het mijn vrouw wel aan 't verstand brengen, als zij 't in haar hart had, onze kleintjes met water te wosschen Gelukkig komt het niet in 't goeie dier op Maar ik dwaal af. Welke deftige poes zou ook niet in de war reken door zoo'n ver raad, want verraad noem ik het, als je iets lekkers zoo onbereikbaar maakt." Hardioopen, dat kan elke jongen, maar zooals wij, dat 's eerst een pret er werd laatst op de groote weide een kinderfeest op touw gezet. We kregen koekjes, limonade én taartjes, fijn, met schuim en room we mochten schomm'len, wippen, zwaaien en balanceeren op een boom. Hij was zoo glad en 't was zoo lange natuurlijk lag hij op den grond en 't mooist was, dat wie zender vallen aan 't eind kwam, daar presentjes vond Maar drprvan wou 'k nu niet vertellen, neen, van den wedloop op de wei dat was wel 't allerleukst van alles en ik, ik was er vooraan bij Hardioopen kan ik als de beste, maar zóó als 't nu moest: stel je voor met hindernissen ging dit rennen we moesten eerst al poortjes door. Plat op den grond, met schuiven, wringen een dikkerd kwam zelfs in de knel, we moesten toch zoo vrécs'lijk lachen, maer 't was nog maar 't br ;in, jawel We moesten over hekken springen en kopje du ik Ten, keer op keer en eind'lijk onder kleeden kruipen waar 't heen ging, wist toen niemand meer. Het laatst van ellen bleef ik over met Piet van buurman; aan den paal verschenen tegelijk wij beiden met handgeklap van allemaal. De groolen droegen op hun schouders ons juichend door de heele wei, dat was een pret en al de and'ren, die volgden zingend in de rij. -HF-RMANNA. CORRESPONDENTIE. Voor do nieuweling^)» zet ik er nog eens boven, dot de briefjes in dc bus van het Amcrs- foortsch Dogblad, Achtor de Arnhemscho Poortwol moeten, cn wel uiterlijk Dinsdagavond 8 uur; op de briefjes moet staan „Aon Oom Karei." Ekster. Jij hebt me loten lachen, hoorl Wat cen leuke mop. Die is voor volgende week. Wot waren ze moeilijk, deze weck, hè Gymnast. Nu nog 2 X» dus opgepast. Ja, die vind ik ook heerlijk, alleen vervelend, dot je zoo'n blauwe mond krijgt. Met melk erover eet ik ze altijd. B o b b i c. Die groene biesjes worden om gevouwen en worden uls, bij wijze van lijstjes om het teckcningetje, dot op het karton zit, geplakt. Ja, dnt zeiden' er meer 1 Crocus. Dnt was een schitterende wonde ling. Zoo gnat het mij ook; ik zou niet grong eg willen. Dus die muur zal wel flink zijn! Boonost o!ak. Dat is wel go»ctd, hoorI want er komen natuurlijk meer inzendingen; iedereen komt dan aan de beurt. Dank voor da mop. Cecilia. Jo, we loten jullie ook moor eens smullen. Dat is wel eens lekker, hè? Nu Is er weer een andere tijd. Volgende keer weer wat lekkere I Stormvogel. Blij, dnt je zoo gelukkig bent, met je prijs. Grappig, dat je dnt eerste al kende. Ik zal ie inzending bewaren tot een volgende keer. Sneeuwwitje. Dan mogen ze wel oppas sen, hoor I dot ze niet overreden worden. Don wensch ik je hoe] hartelijk geluk, hoor! en spoel maar fijn dien dog. Bob. Ja, dot zal nu wel prachtig zijn; ik kom ook eens gouw er naar kijken. Wat zul len die snoeperig klein zijn; die heb ik nog nooit gezien. Draver. Ja, zoo'n heerlijk maandje vliegt. Wat zullen jullie fijn spelen cn nu zal je ook wel gaan fietsen. Ga je nog uit de stad H o n c y. Dat doe ik nooit, want dat durf ik niet; brrr I hoe koud. Je hebt zeker je vrien dinnetje uitgelachen I Dan zou je het mij ook vast doen. Goudba arcLD aar snap ik hcusch niets von. Ik zie cr nooit cen over het hoofd. Het spijt me zoo voor jullie, maar misschien vind ik het nog. Ik vind het leuk, dot jullie me tóch nog weer geschreven hebben. E d e 1 w e i s z. Wot Jammer van je keel Maak moor, dnt jo gouw beter bent; want het is zoo'n heerlijke zomer. Go maar veel in do zon K w i k z i 1 v cr. Het is heel jammer, jo. Maai do soort was ol verkeerd. Bedoeld was Dob berman. Mr.ar een volgende keer beter. Bruno. Ja. dat hoorde ik meer. En dan nog wel veel huiswerk. Dat trof dus al héél naar. Dus je broer wist het ook ol niet. Dot trof jammer. Voetbal. Waar zeilde je dan Vertel mo daar eens meer van. Ook van je motorboot. Want ik hou zoo \;nn dergelijke verhalenWot zullen die klein zijn R obbodoos. Jullie zult wel héél erge pret hebben. Niet te veel lachen, hoor I wont dan worden jullie ziek. Dank voor je adres cn suc ces I Ka tn pi oen. Wot con i;euze kins wordt dot. Dat lijkt me haast te groot. Waor heb jo die gehaald? Speurder. Ja, dot mag wel, als jc mo even er bij schrijft, uit welk tijdschrift. Jo, hoorJe had het goed. Appclsn oct. Daar snap ik hcusch niets van. Ik docht het toch gezien te hebben, maar ik zal eens informecren. 'Fijn, dnt wo nu wecx gecorrespondeerd hebbenl Mimosa. Nee, dat deen de meeste men schen njet graag en toch is hot een beetje dor\ Want op zoo'n manier ben jo veel later, dan goed is spms. Zwartkop. Ja, zoo zie je, een oude oom heeft cr cen goede kijk op Och, een mensch kon ook niet alles doen, hè Jij geniet meer van jc fiets, die een ander niet heeft. B e 11 e f J e u r. Je stuurt wel een hééle dik ke brief, maar je mag gerust alles op één vel zetten, hoor f want daar kun jc drie keer over doen. Donk voor do moppen. LACHPASTILLES. Verwarring. Onderwijzer „Jongen, hoe heet je Vader?" Kees„Ik weet het niet. Mijnheer!" Onderwijzer „Maar Kees, weet je dnt niet?" Kees: „Nee, heusch niet. Mijnheer!" Onderwijzer: „Maar wat roept Moeder dan, als ze je Vader roept?" Kees: „Koffie" 111 (Ingez. door de Wereldreis). Het signalement. Een reiziger, die aan de grens zijn pas aan de douanen moest overhandigen, gaf hem een spijskaart. De doonier los daarop voor„zwijnskop, kalfsborst, ossentong." „Het signalement komt precies uit, mijnheer, goot U maar door I" (Ingcz. door de Wereldreis). Verschil tusschen koud en warm. Een onderwijzer vroeg eens aan een jongen, welke eigenschoppen de koude cn de wormto hadden. „Wel," antwoordde de knoop, de koude trekt tezamen, de warmte zet uit." „Hoe dot zoo vroeg de leeroar. „Wel nuin den winter zijn de dagen kort in den zomer lang I" (Ingez. door Wereldreis), Al licht! „Jij hebt me mooi beet gehad met dat paard." „Hoe zoo „Pas acht dagen op stol, en nu ol dood!" „Hé, dat had hij bij mij nooit gedaan!" (Ingez. door Wereldreis.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1925 | | pagina 11