x
I'
De rubriek van Oom Karei.
„Alles klaar
„Wacht even" riep een stem, „mijn kiektoe-
stel."
En ja hoor, op de hooge aanlegplaats stond
niemand meer, alle menschen waren ingeladen
in het zeilbootje, dat een paar meter beneden
dc hooge planken stellage in het water lag te
dobberen. Allo kussens, de zakken met pro
viand; alleen stond er nog heel klein en heel
benepen in zijn zwarte kastje het kiektoestcl.
Jongens, nis wc dat eens vergeten hadden.
Want wij vonden het heelcmaal niet zoo klein
en benepen, als het er wel uitzag. Nee, dat
hadden wij noodig vandaag. Want daaruit zou
den wo kieken krijgen, die ons nog heel veel
jaren later in herinnering zouden brengen, hoe
geweldig wc hadden genoten op dien wannen zo
merdag op de Loosdrechtsche plassen. Dus
hcesch een zich nog eens op aan de stellage,
pakte voorzichtig de eenzame, en liet zich weer
in de boot zakken.
Ziezoo, nu konden we gaan.
Met een flinken boom begon een do boot of
te duwen, en een onder stak zijn lange beenen
nl uit, om te helpen, plat liggende op het dek.
Moor hij werd gauw tot de orde geroepen met
behulp van dc zwabber, dat grappige schoon-
maakding met al die lapjes, maar die je hecle-
maal niet meer grappig vindt, als jc hem over
js gezicht gestreken krijgt, zooals onze vriend
overkwam.
Langzaam ging het veel wind stond er
niet maar als we maar vooruit kwamen en
naar onze kreek konden komen, was het ons
al long goed de eerste plas over. Want, zoo
als jullie wel zult weten, bestaan de Loosdrecht
sche plassen uit 5 plossen, allemaal afgeschei
den door dammen, met tochtgaten, woordoor
je in do volgende plas kunt komen. Wo laveer
de door zoo'n opening hoen, vlak langs een
uitzichttoren, die op dio eerste dam staat, heen,
keken nog eens voor het laatst naar de huizen
langs de Bloklonn, waar wc net vandaan kwa
men cn het mooie huis „De Karekiet" met zijn
grappige ronde gaten, die als bootenhuis die
nen cn zijn heerlijke veranda's von donker hout,
waar de bnkgeraniums zoo prachtig schel te
gen afstaken. Want nu waren we in plas No. 2
en daar hodden we weer wat anders te zien,
hier geen huizen aan den kant, behalvo het
cene, dat iedereen dio wel eens op de plassen
gezeild of geroeid heeft kent. Het ligt op een
uitlooper in het water bij een groepje wilgen.
En de schilder, die daar woont, heeft zijn huis
ook „De Wilgen" genoemd, cn het laten bou
wen met het landschap mee, d. w. z. het loopt
van de echte wilgen hoog of, langzaam naar
beneden en met een uitlooper komt het in h§t
water uit en vormt dour een bootenhuisje. Dot
hoogo deel op palen is vooral zoo schilder
achtig, jo verwacht altijd, als jo dat Kuis
zietnu zal ik een sprookje hoovcn„Het
sprookje van het huis cn de wilgen", of „Hoe
de reus op het schip met het rcode zeil
bij de wilgen" of iets dergelijks. Want een
maal heb ik cr werkelijk een zeilboot met een
rood zeil gezien dus'dat zou kunnen uitkomen.
Verder zog je in de verte het torentje van
Nieuw-Loosdrecht cn nog verder de slanke to
ren van Hilversum, en aan den onderen kant
Weilanden met op den achtergrond de Vecht
streek, de boomenrij langs de Vecht, dio von
boven een golvende lijn vormt, waar ik nog
nooit een verklaring van heb gehad, hoe dat
komt; weten jullie het en cr tusschenin de
torentjes van Locnen, Breukclen enz.
En ons bootje zeilde moor en ik liet dc
stuurman stuurman zijn ,stok mijn pijpje op cn
ging lekker voorop 't dek liggen, met uitzicht
op de plossen voor me.
Zie je, dat is nou iets heerlijks, zoo rustig te
liggen luisteren naar het kabbelen van de golf-
jes tegen de boot cn voor je uit to staren over
die wijdo blauwe plassen met de oevers von
pos gemaaid gros. Don voel je je eerst een
goed mcnsch en ben je eens echt uit het drukke
gedoe van de stad. Dan hoor je geen toeterende
autobussen, cn hoef je niet opzij te springen
voor een racende fietser. Je bent op zoo'n
oogenblik jc eigen bnos cn je loot je maar gaan,
want de stuurman verstaat zijn kunst wel, daar
vertrouw je op.
We zijn zoo langzamerhand alle plassen door
kruist cn bij dc laatste gingen we naar den
kant. Want door zijn de kreken, cn als je tegen
mij het woord „kreek" noemt, dan zeg ik altijd
direct :,,0, dan ga ik zwemmen". Want i'k vind
die kreken daar ideaal voor.
Stel je voorje vaart von de ren een
soort hoven in, tusschen een paar dammen, die
misschien mnor twee meter breed zijn, en dicht
begroeid met hoog gras, veel bloemen en hier
en daar groepjes hoog hout, zooals vlier, ligus
ter e o. En cr tusschen door hooge rietpluimen
cn Jischdodden, die jc gewoonlijk de zeer juiste
naam vnn „sigaren" kunt geven.
En het water zelf is op verschillende plaatsen
bedekt met waterleliën, wat wel heel mooi
staat, maar daar kon je notuurlijk niet zwem
men.
Dus \.crd de boot naar een von de begroeide
dammen gestuurd, waar je goed aan land kon
komen, de touwen werden vastgemaakt, alle
proviand aan land gebracht, en teen waren we
van plan, verder den dog- eens lekker lui daar
tc blijven. En toen duurde het niet lang meer,
of de kleeren gingen uit cn de zwempakken
aan, cn voorzichtig zocht je een plaatsje, om
in het water te kunnen komen. Want door de
bramen cn brandnetels is dat niet altijd even
pijnloos. Maar, nis je eenmaal in het water bent,
zijn alle prikkelen cn schrammen gauw ver
geten, want dan voel je je eerst echt cén met
het water cn de blauwe lucht er boven.
Ik hoef eigenlijk niets meer tc vertllen. Wat
is er nog te vertellen van een dag in de zon?
Alleer) maar, dot je zoo'n dag altijd verbazen
de honger hebt, en dat jo spijt hebt, als je
weer naar huis moet maar aan alles komt nu
eenmaal een eind.
En ook dien dag moesten we weer naar huis,
bruingebrand cn rozig van de lucht kwamen
we thuis. Ik weet niet een? hoeveel minuten
ik wakker gebleven ben, toen ik 's avonds in
mijn bed stapte.
Be weet alleen, dat iemand riep „alles klaar",
en dot ik in zee ging, met het schip met het
roode zeil, naar droomenland.
Hier hebben jullie nu een opstel van mij, een
verhaal, dat ik o! beloofd had, eenige wc-ken
geleden. En aangezien ik altijd mijn belofte
houd, had ik nu mqar eens dc stoute schoenen
aangetrokken, en mijn jasjo uitgetrokken cnj
was in die smoorhitte gaan pennen, dat er
hoost geen eind aan kwam.
Ik begrijp best, dat het raadsels oplossen cn
brieven schrijven oonj ullic ouden Oom nu geen
pretje is, nu de vacnntie begint, en het daarbij
zoo worm is.
Daarom heb ik besloten no deze weck
geen raadsels meer to geven, cn don is dc
kampioenwedstrijd als afgeloopen tc beschou
wen. Dus volgendo weck komt in de krant te
staan, wie kompiocn geworden is.
Wc houden dan eens do moond Augustus
vocantie, er komt don wel een kinderkrant,
mour alleen met verholen, versjes, en plaatjes,
dus zonder raadsels cn correspondentie.
In September beginnen we weer met frisschen
moed, cn allereerst met een opstellenwedstrijd.
Dus begin daar maar alvast aan te werken, als
jc iets bijzonders weet, of iets meemaakt, wat
de moeite van het vertellen woord is.
Een moond nemen we dus van elkaar af
scheid, ik correspondeer dan niet met jullie.
Maar als iemand eens iets te vragen heeft, don
mag dot best, hoor I
En heeft oen neef of nicht een aardig ver
haal of versje, dan houdt ik me ook nog aan
bevolen. Het is alleen mnor, dat er geen dwang
tot schrijven is, door raadsels en kompioenwed-
strijden.
Maakt maar veel pleizier in jullio vocantie.
ik zol wel zorgen, dat het nog oen tijdje mooi
weer blijft.
RAADSELS.
Dc oplossingen van vorigen keer zijn
I. Leuningstoel; met dc woorden
Ee,
Gist,
Tol,
Tin,
Olst,
Leni,
Wil,
Teen,
Geul,
Tent.
IL Nationale schoo'. voo* iisbrgcerle; met
dc woorden
Gneis,
al
Eva,
Nico,
Victoria,
Cornelia,
Hcnnic,
Olst,
Wijon,
Bo*.
Deze weck heeft den prijs gewonnen C r o-
c us.
Komt hij Maandag even zijn prijs holen aan
het Bureau van het Amersfoortsch Dagblad.
De kampioenen, dio er nu nog zijn,
zijn
Kampioen, Bobbie, Mimosa, Zwartkop, Bruno,
Gymnast, Crocus, Bob, Kwikzilver, Speurder,
Sneeuwwitje en Paddestoel,
NIEUWE RAADSELS.
I. Een kruisroodsel, waarvan het middelste
woord een jongensnaam is,
V
X 4
x
X x X X X
X 8
X
Op de Ie rij Jn klinker.
Op do 2c rij iels, wat elk kind leert.
Op de 3c rij een meisjes? iam.
Op de 4e rij de gevraagde jongensnaam.
Op de 5c rij een jongensnaam.
Op de 6e rij een dierennaam.
Op dc 7e rij een medeklinker,
(Ingezonden door. Wekker en Sloper.)
II. Mijn geheel bestaat uit 9 letters, en wordt
bijna in ieder huis, zeker in elke school aange
troffen. Het bevat een zwarte vloeistof.
5, 6, 7 voert in de keuken bevel.
3, 1, 5. 7, 8, 9, vindt men in slooten.
(Ingez. door Voetbal).
VRAAGSTUK.
Dc oplossing was; Als die kinderen al dot
f i uit verdeelen, krijgt ieder b u i Jc p ij n.
HANDWERKJE VAN TANTE RIEK.
Nu het zoo warm is, en Moeder zeker wel
eens trocteert op een extra glaasje limonade,
moeten jullie eens een mooi dekje maken voor
de waterkaraf; anders komen daar allemaal
dorstige vliegen inrollen.
Neem een vierkant lapje tulle; wit of zwart
en rijg daar ïru met gekleurde draden steeds,
maar door, op cn neer, op en neer, totdat allei
gaatjes gevuld zijn. Dus gewoon van links naar1
rechts, en geen één gaatje overslaan.
Hang nu aan do hoeken een zware glazeijr
kraal, dan blijft het kleedje precies liggen zon-1
der dat het weg kan waaien.
Een proctisch handwerkje voor dezen tijd.
Een MoHenhuisgezin.
De familie Mol was 'n alleraardigst ge
zin, zoo huiselijk en gezellig onder elkaar,
dat 't een lust was om te zien. Vorig jaar
had Meneer Mol, op één van zijn stroop
tochten, een allerliefst mollenjuffertje ont
moet, met zoo'n mooi, donkergrijs, fluweelig
velletje, en zulke lieve zachte oogjes, dat
hij dacht: „ik wou dat dit mijn vrouwtje
was I"
Hij was zoo vriendelijk en ving de lek
kerste insecten voor haar, dat ze vond, dat
zë nog nooit zoo'n aardig mannetje ontmoet
had.
Den volgenden avond kwamen ze elkaar
weer tegen en maakten een tochtje met
elkander en toen vToeg hij, of ze zijn lief
vrouwtje wilde worden en altijd bij hem blij
ven, en toen zij antwoordde, dat ze dit wel
wilde, nam hij haar mee naar zijn flinke,
ruime woning, die aan 't einde van een bree-
de, diepe gang lag, die hij gegraven had.
De jonge mevrouw Mol bleek een aardig
huisvrouwtje te zijn, ze zorgde zoo goed voor
alles, dat Meneer Mol erg in zijn schik was.
Het was 'n echt vroolijk paar. Dat vond de
familie Veldmuis ook, die hun naaste buren
waren, en dikwijls eens bij hen kwamen om
een praatje te maken. Meneer en Mevrouw
Veldmuis hadden drie aardige kindertjes,
waar ze 't heel druk mee hadden, want zij
moesten ze nog heelemaal verzorgen. Zij
konden dus alleen maar eens weg, als de
kleintjes veilig in hun holletje sliepen, en
dan nog maar dm beurten, want ze wilden
ze nooit heel alleen thuis laten, omdat je
nooit kon weten, wat er zou kunnen gebeu
ren; er moest eens 'n rat of poes komen, die
ze wel eens mee zou kunnen nemen en op
eten I
Eens op 'n dag was er in den huize „de
Mol" groote blijdschap; er waren 'n paar
lieve, kleine molletjes geboren. De ouders
waren zóó gelukkig; in hun oogen waren 't
de mooiste en liefste kleintjes, die er op de
wereld waren, en" dadelijk moest Mevrouw
Veldmuis ze komen bewonderen. Nu, die
had er ook schik in, en hielp Mevrouw Mol
te gelijk gauw even wat in 't huishouden,
want die kreeg t nu op eens 'n boel druk
ker met twee zulke kleine peuters. Maar
't jonge moedertje deed erg haar best en
Papa Mol hielp flink mee door altijd te zor
gen, dat er eén giroote voorraad voedsel
was. Zij noemden 't jongetje Rudipudi en 't
meisje Mollipolly, en beiden groeiden, dat
het 'n lust was.
Ze kregen langzamerhand 'n prachtig
pelsje, de jongen net zoo mooi donker als
Papa Mol, 't meisje net zoo fijn grijs als
haar moedertje, en daar staken de kleine
rose snuitjes zoo aardig uit te voorschijn.
Toen zij groot genoeg waren, gingen ze
's avonds met vader en moeder mee op de
insectenvangst, maar eerst hadden de
ouders hun kindertjes goed onderricht, waar
ze op moesten letten, als zij boven den
grond kwamen, want er dreigden daar al
lerlei gevaren, ten eerste de leelijke, valsche
mollenklemmen, die de menSchen neerzet
ten om de mollen te vangen. Dat is heel
dom van de menschen, zei Vader Mol, want
de mollen vangen allerlei schadelijke larven
en insecten weg, die anders veel schade aan
tuin oi -oomgaard doen, maar zij vinden het
zoo vervelend, als allies zoo ondergraven
wordt, zoodat de paden en het gras onge
lijk en leelijk worden en er soms groote
bergjes van aarde, die men molshoopen
noemt, op liggen en de menschen den
ken altijd meer aan ae schade, die zij op
het opgenblik lijden, dan aan die in de
toekomst en daarom zijn zij groote vijanden
van de mollen en probeeren ze in klemmen
re vangen. Dan was er nog een bepaald
soort honden, die vooral veel kwaad aan hun
familie deed, de fox-térrier, die mollen en
muizen dood beet.
Verder maakten de menschen jacht op
hen om hun mooie velletjes, wraarvan zij van
allerlei maakten, o. a. bontmantels, moffen,
kragen enz. en daar zij zulke kleine diertjes
zijn, zijn er een boel velletjes voor één zoo'n
mantel noodig en daar zij goed betaald wor
den, trachten de menschen de mollen op
alle mogelijke wijze in handen te krijgen.
„Dus kinderen, opgepast hoor, als je boven
VERKEERD BEGREPEN.
I
Een jongetje ziet een hondje, dat hij angstig
ontwijkt.
„Jo hoeft niet bang te zijn," zegt de dame,
aan wie het hondje hoort; „hij za! je niet pij-
ten, hoor I Zio hem eens lief met zijn staajtje
kwispelen I" j
„Ju, maar," zegt het jongetje, „voor dien!
kant ben ik niet bang, maar voor dien andJren.
(Ingez. door Ekster.)
komt, want zij probeeren ons ook wel eens
met een schop dood te slaan I" Zoo onder
wees vader Mol hun en de kleintjes luister
den goed toe en waren ook heel voorzichtig.
Verder wezen de ouders hun, hoe zij gTaven
moesten, dat vonden zij wel een prettig
werkje, want daar kreeg je honger van en
dan smaakte het eten nog eens zoo lek
ker. Zoo werden zij in korten tijd handigo
molletjes, die voor zichzelf leerden zorgen,
zoodat vader en moeder het niet meer zoo
druk hadden. Samen konden zusje en
broertje ook goed met elkaar ovenveg;
Rudipudi plaagde Mollipolly wel eens,
maar dot doen alle broertjes op hun tijd en
daarom hield hij toch veel van zijn zusje en
hielp haar zooveel hij kon, en zij kon 't
ook best vön hem velen, want zij wist wel,
dat hij het niet boos meende.
Zoo gingen zij dus voortaan dikwijls sa
men uit en soms ging de familie Veldmuis
ook mede, wat erg gezellig was, want die
hadden altijd zooveel nieuws te vertellen,
en waren zoo grappig en don schitterden
hun schrandere oogjes \*on pleizier, als zij
vertelden, hoe zij de menschen soms te slim
af waren, want de menschen waren hun
vijanden ook. De muisjes gingen ook wel
overdag uit en klauterden dan in dc halmen
als het koren rijp was, en aten de graankor
rels er uit, die zij heerlijk vonden. Dat was
zoo'n leuk werkje, dat klimmen, maar dat
konden do mollen niet, want die zijn niet zoo
vlug en hebben veel korter pootjes.
Zoo was het een heelc poos goed gegaan
en kwamen zij altijd weer allemaal veilig
thuis, maar eens, o, dien nacht zouden zij
nooit vergeten, al werden zij ook nog zoo
oudl Zij hadden nog juist zoo'n pret ge
had, omdat zusje zoo gek deed, toen zich
een worm om haar pootje kronkelde; zij
deed minstens alsof het een vergiftige slang
was, zóó schreeuwde ïij, en broer vond haar
een bange wezel en lachte hoor flink uit. Zij
waren toen bijna aan 't einde van de lange
gang en vader liep voorop en daar hoorden
zij op eens een hevigen slag, het klonk in
hunne oortjes zoo hard, alsof er een geweer
werd afgeschoten, en daar zogen zij dien
armen vader in een klem zitten. Hij deed
nog even zijn best om los te komen, en moe
der wilde hem helpen, maar hij beduidde
haar, dat zij gauw weer met de kinderen
naar hun veilige woning moest goon en
verder goed voor hen blijven zorgen; hij
moest toch spoedig sterven I
Die arme moeder, zij was zóó bedroefd,
dat zij ook maar het liefste niet meer had
willen blijven leven, maar zij moest om hare
kleintjes denken, en zoo wankelde zij half
versuft, near huis terug. De familie Veld
muis, die juist uit wilde gaan, hoorde wat er
gebeurd was en had er ook veel verdriet
van, want Mijnheer Mol was altijd zoo'n
goed vriend van hen geweest, en Papa
Veldmuis was zóó boos op den boer, dio
de klem op het weiland gezet had, dat hij
al zijn familieleden, vrienden en kennissen
bij elkaar riep en hun op de volgende wijze
toesprak: „beste luidjes, gisteren heeft mijn
buurman en goede vriend, de heer Mol, zijn
leven gelaten in een klem, die boer Dirkscn
op zijn weiland had uitgezet. Laat ons nu,
om den boer te straffen, een groot stuk van
zijn korenveld leeg eten, zoodat hij een
heeleboel schade heeft." En dat deden ze
ook. Toen kwam Mijnheer Veldmuis aan de
arme Mevrouw Mol vertellen, wat zij gedaan
hadden om hun vriend te wreken, en die be
dankte hem wel voor zijn medegevoel, moar
bij zich zelf dacht zij: „je meent het wel
goed, moar ik krijg er mijn besten man toch
niet mee terug."
Zij wijdde zich nu voortaan maar aan haar
kinderen, tot die ook groot waren en zelf
kleintjes kregen, en toen hielp zij die weer
verzorgen en paste er op, als de ouders
voedsel moesten gaan zoeken en vertelde
hun van dien goeden grootvader, die zoo
treurig aan zijn einde, gekomen was en ook
zooveel van hen gehouden zou hebben, als
hij nog geleefd had. En zij luisterden goed
naar grootmoeder, want die kon ook zulke
mooie verhaaltjes vertellen van alles, wat zij
al zoo beleefd had, en dan waren zij zoo
stil en zoet, dat grootmoeder heelemaal
geen last met hen had.
RECEPT.
Nu het zoo warm is, moeten wc maar eens
een lekker frisch schoteltje maken, dat heerlijk
smoken zol na het eten, of om twaalf uur, na
dc boterham.
Jullio neemt van alle mogelijke vruchten, die
je maar krijgen kunt, zoonls klapbessen, roode
'bessen, frambozen, stukjes banaan, rhaborber,
en nog meer.
Kook dit olies met flink wat suiker, zóó lang,
tot het een zachte massa is, zonder hardo
stukjes.
En maak nu een vonillovla van I L. melk,
2 oicron, een stokje vanille, 3 lepels maïzena
en 2 lepels suiker. Doo elk apart in een schaal
tje cn neem von olk wat op jc bordje.
Het is zécr aan te bevelen l
WeJ te rusten!
Kom, broertje, vent, je bedje roept I
neem Moriaan maar mee;
nu moeder uit is, ben ik baas—,
komt, zusjes, alle tweel
Geeft klein Minetje nu aan Poes,
zij wacht al op haar kind
gelooft maar, dat zij 't voor Minet
al lang óók bedtijd vindt
Legt 't poppenkind in 't ledikant
en zegt: tot morgen vroeg I
komt, doet nu vlug wat ik je zeg,
'k wacht waarlijk lang genoeg I -
Slraks liggen allen in de rust f
de kind'ren in hun bed,
de katjes in de zachte mand.
die ginds is klaar gezet.
kant I"
De pop in 't ledikant er bij
en komt Klaas Vaak hier aan.
dan slapen allen, en hij kan
gerust dus verder gaan.
HERMANiSA.
CORRESPONDENTIE
K w i k z i 1 v er. Mag jo daar dan zóólang blie
ven. Ik dacht, dat je hoogstens 1 uur een ka
mertje mocht gebruiken. Misschien leggen jul
lie jo kleeren cr dan wel uit? Jo, dot is nu héél
erg. Mij pen wil tenminsto haast niet.
Drüvor, Wat is dot jammer; maar de c)i-
mates is toch prachtig. Misschien krijg jo nog
wel eens een nieuw bonbookje, of ga jo mis
schien op reis. Daar moet je mo dan van ver
tellen, hoor
Paddesl oei. Hartelijk gelukgewenscht.
Wat een flinke cijfers. Tcekcncn vindt jc zeker
moeilijk. Dot is ook icte, dat je heel moeilijk
leert; het is gelukkig nog voldoende. Doo je
mee met het opxstel
Sneeuwwitje. Hartelijk donk voor do
gezellige inzending. Volgende week, hoorl Mooi
dot geeft niets van die woordon, want dan blij
ven er nog héél veel meer over. Door had ik
nog eens een raadsel van kunnen maken I
Stormvogel. Gelukkig dus niet gesmol
ten. Nou, met mij scheelt heth cusch niet voel.
Hebben Vcsto cn MIcsje geen erge lest, met
deze warmte. Zij zullen nu wol niet hard
stoeien. Je ziet, dat dat niet meetelde.
Cecilia. Jo weet toch wel: Kindertjes, dio
vragen I Ik loot altijd, dus niet vragen hoor I
Maar ik kon het me best begrijpen I Met wan
delen kan je ook erg genieten, hooi I Hot is
alleen nu te warm daarvoor.
Gymnast. Heb je je diploma gehaald?
Vertel me dot moor eens gauw. Wat een cij
fers. Geweldig. Welk nummer was je Zokei
mogen 2 onderwerpen. Des te meer kans op
een prijs of plaatsing.
Bobbie. Jn, je hebt gelijk, mnor ik neem
de inzendingen liefst zooals zo zijn; natuurlijk
niet, wanneer het groote onzin is. Ik verhoug
me erg op je schoolreisje I
Crocus. Don zien jullio Vader zeker niet
iedcren dog? Of reist hij op cn neer? Ik moest
lachen om je verzuchting met do warmte; erg
leuk, dot je nu toch nog schreef.
Zwartkop. Wat kan jij gauw lezen! Mo
gen je vrienden het nu ook Iconen, en je zusje?
Maar don moeten ze er wel netjes op zijn, hè?
Ik kaftte mijn boeken altijd even; dat helpt wel
Prettig, hè? met September
Mi moso. Ja, dnt trof al héél toevallig. Al
lebei. Mnor jullie hadden het emlijk verdiend.
Hoe doet hij dat verslinden Mot vork cn
mes of zoo moor I Ik doe dat liever met een
portie ijs I
Bob. Ju, dat is wel jammor, maar och, dat
kan ook niet anders. Er gaan héél vcol neven
en nichton van me weg mot dc vocantie. Schrijf
me moar eens, of jc plezier hebtf Veel pret
maken, hoor I
Bruno. Wat lont, om nu nog te zaaien.
Moar als jo nu moor trouw water geeft, zal
het misschien wel gaan Het beste met de
warmte, hoor I Leuk, dat ik toch nog een brief
kreeg I
Nimf. Wat geweldig jammer, dat je dat had
vergelen. Moar denk moor tot troost aan dio
2451 Jij zult héél wat zien, cn nu verwacht ik
een opstel, zóó dik, dat het de bus niet in kanl
Boonestaak. Beste vriend, jo mag gelijk
hebben, maar waar er 245 zijn mogen er dos-
noods nog 44 fouten zijn, tot je aan. do vol
gende komt, dus geen sprake van onrechtvaar
digheid. Wat betreft do school van Wijsbegeer
te heb je gelijk.
Kampioen. Hfet is hier ook zóó mooi en
zooveel te genieten, dat het heusch geen ge
mis is, om niet weg te gaan. Hoeveel men
schen komen niet juist naar Amersfoort toe
Go je veel zwemmen
Speurder. Jo, dat is misschien een kleine
vergissing, maar het was ook zóó warm, dus
neem het me moar rjiet kwalijk. Maar jo moet
je naam eer aan doen, hè? cn dat mag jo dus
gerust zeggen, hoorl Veel plezier_in de_yacen-
tic I
LACHPASTILLES.
Ze had gelijk I
Het bord op school wou niet meer omhoog.
Eenige nomen van kinderen stonden erop.
Liesjo riep opeens: „Mijnheer, nu begrijp ik
het I Wij staan cr op I"
(Ingez. door Bellefleur).
De uitslagziekte.
Terwijl vader de krant leest, komt Zus ach
ter hem staon en ziet er in „De uitslag in
Limburg."
„Pa", zegt Zus, „hcerscht de uitslag zoo in
Limburg?"
(Ingez. door Bellefleur).
Bij voo:baat.
A: „Waarom schop je mijn hond? Hij rook
maar eens aan je."
B „Zou je dan soms willen, dat ik wachtte,
tot hij den smaak van me beet had
(Ingez. door Bobbie).
Rood, dat green was.
Jan: „Meester, wat zijn dit nu voor bessen?"
Meester „Dit zijn zwarte bessen I"
Jon„En zijn rood
Meester„Ja, dat komt, omdat ze nu nog
erroeo zün I"
(Ingez door Boonestaak.)