x I' De rubriek van Oom Karei. „Alles klaar „Wacht even" riep een stem, „mijn kiektoe- stel." En ja hoor, op de hooge aanlegplaats stond niemand meer, alle menschen waren ingeladen in het zeilbootje, dat een paar meter beneden dc hooge planken stellage in het water lag te dobberen. Allo kussens, de zakken met pro viand; alleen stond er nog heel klein en heel benepen in zijn zwarte kastje het kiektoestcl. Jongens, nis wc dat eens vergeten hadden. Want wij vonden het heelcmaal niet zoo klein en benepen, als het er wel uitzag. Nee, dat hadden wij noodig vandaag. Want daaruit zou den wo kieken krijgen, die ons nog heel veel jaren later in herinnering zouden brengen, hoe geweldig wc hadden genoten op dien wannen zo merdag op de Loosdrechtsche plassen. Dus hcesch een zich nog eens op aan de stellage, pakte voorzichtig de eenzame, en liet zich weer in de boot zakken. Ziezoo, nu konden we gaan. Met een flinken boom begon een do boot of te duwen, en een onder stak zijn lange beenen nl uit, om te helpen, plat liggende op het dek. Moor hij werd gauw tot de orde geroepen met behulp van dc zwabber, dat grappige schoon- maakding met al die lapjes, maar die je hecle- maal niet meer grappig vindt, als jc hem over js gezicht gestreken krijgt, zooals onze vriend overkwam. Langzaam ging het veel wind stond er niet maar als we maar vooruit kwamen en naar onze kreek konden komen, was het ons al long goed de eerste plas over. Want, zoo als jullie wel zult weten, bestaan de Loosdrecht sche plassen uit 5 plossen, allemaal afgeschei den door dammen, met tochtgaten, woordoor je in do volgende plas kunt komen. Wo laveer de door zoo'n opening hoen, vlak langs een uitzichttoren, die op dio eerste dam staat, heen, keken nog eens voor het laatst naar de huizen langs de Bloklonn, waar wc net vandaan kwa men cn het mooie huis „De Karekiet" met zijn grappige ronde gaten, die als bootenhuis die nen cn zijn heerlijke veranda's von donker hout, waar de bnkgeraniums zoo prachtig schel te gen afstaken. Want nu waren we in plas No. 2 en daar hodden we weer wat anders te zien, hier geen huizen aan den kant, behalvo het cene, dat iedereen dio wel eens op de plassen gezeild of geroeid heeft kent. Het ligt op een uitlooper in het water bij een groepje wilgen. En de schilder, die daar woont, heeft zijn huis ook „De Wilgen" genoemd, cn het laten bou wen met het landschap mee, d. w. z. het loopt van de echte wilgen hoog of, langzaam naar beneden en met een uitlooper komt het in h§t water uit en vormt dour een bootenhuisje. Dot hoogo deel op palen is vooral zoo schilder achtig, jo verwacht altijd, als jo dat Kuis zietnu zal ik een sprookje hoovcn„Het sprookje van het huis cn de wilgen", of „Hoe de reus op het schip met het rcode zeil bij de wilgen" of iets dergelijks. Want een maal heb ik cr werkelijk een zeilboot met een rood zeil gezien dus'dat zou kunnen uitkomen. Verder zog je in de verte het torentje van Nieuw-Loosdrecht cn nog verder de slanke to ren van Hilversum, en aan den onderen kant Weilanden met op den achtergrond de Vecht streek, de boomenrij langs de Vecht, dio von boven een golvende lijn vormt, waar ik nog nooit een verklaring van heb gehad, hoe dat komt; weten jullie het en cr tusschenin de torentjes van Locnen, Breukclen enz. En ons bootje zeilde moor en ik liet dc stuurman stuurman zijn ,stok mijn pijpje op cn ging lekker voorop 't dek liggen, met uitzicht op de plossen voor me. Zie je, dat is nou iets heerlijks, zoo rustig te liggen luisteren naar het kabbelen van de golf- jes tegen de boot cn voor je uit to staren over die wijdo blauwe plassen met de oevers von pos gemaaid gros. Don voel je je eerst een goed mcnsch en ben je eens echt uit het drukke gedoe van de stad. Dan hoor je geen toeterende autobussen, cn hoef je niet opzij te springen voor een racende fietser. Je bent op zoo'n oogenblik jc eigen bnos cn je loot je maar gaan, want de stuurman verstaat zijn kunst wel, daar vertrouw je op. We zijn zoo langzamerhand alle plassen door kruist cn bij dc laatste gingen we naar den kant. Want door zijn de kreken, cn als je tegen mij het woord „kreek" noemt, dan zeg ik altijd direct :,,0, dan ga ik zwemmen". Want i'k vind die kreken daar ideaal voor. Stel je voorje vaart von de ren een soort hoven in, tusschen een paar dammen, die misschien mnor twee meter breed zijn, en dicht begroeid met hoog gras, veel bloemen en hier en daar groepjes hoog hout, zooals vlier, ligus ter e o. En cr tusschen door hooge rietpluimen cn Jischdodden, die jc gewoonlijk de zeer juiste naam vnn „sigaren" kunt geven. En het water zelf is op verschillende plaatsen bedekt met waterleliën, wat wel heel mooi staat, maar daar kon je notuurlijk niet zwem men. Dus \.crd de boot naar een von de begroeide dammen gestuurd, waar je goed aan land kon komen, de touwen werden vastgemaakt, alle proviand aan land gebracht, en teen waren we van plan, verder den dog- eens lekker lui daar tc blijven. En toen duurde het niet lang meer, of de kleeren gingen uit cn de zwempakken aan, cn voorzichtig zocht je een plaatsje, om in het water te kunnen komen. Want door de bramen cn brandnetels is dat niet altijd even pijnloos. Maar, nis je eenmaal in het water bent, zijn alle prikkelen cn schrammen gauw ver geten, want dan voel je je eerst echt cén met het water cn de blauwe lucht er boven. Ik hoef eigenlijk niets meer tc vertllen. Wat is er nog te vertellen van een dag in de zon? Alleer) maar, dot je zoo'n dag altijd verbazen de honger hebt, en dat jo spijt hebt, als je weer naar huis moet maar aan alles komt nu eenmaal een eind. En ook dien dag moesten we weer naar huis, bruingebrand cn rozig van de lucht kwamen we thuis. Ik weet niet een? hoeveel minuten ik wakker gebleven ben, toen ik 's avonds in mijn bed stapte. Be weet alleen, dat iemand riep „alles klaar", en dot ik in zee ging, met het schip met het roode zeil, naar droomenland. Hier hebben jullie nu een opstel van mij, een verhaal, dat ik o! beloofd had, eenige wc-ken geleden. En aangezien ik altijd mijn belofte houd, had ik nu mqar eens dc stoute schoenen aangetrokken, en mijn jasjo uitgetrokken cnj was in die smoorhitte gaan pennen, dat er hoost geen eind aan kwam. Ik begrijp best, dat het raadsels oplossen cn brieven schrijven oonj ullic ouden Oom nu geen pretje is, nu de vacnntie begint, en het daarbij zoo worm is. Daarom heb ik besloten no deze weck geen raadsels meer to geven, cn don is dc kampioenwedstrijd als afgeloopen tc beschou wen. Dus volgendo weck komt in de krant te staan, wie kompiocn geworden is. Wc houden dan eens do moond Augustus vocantie, er komt don wel een kinderkrant, mour alleen met verholen, versjes, en plaatjes, dus zonder raadsels cn correspondentie. In September beginnen we weer met frisschen moed, cn allereerst met een opstellenwedstrijd. Dus begin daar maar alvast aan te werken, als jc iets bijzonders weet, of iets meemaakt, wat de moeite van het vertellen woord is. Een moond nemen we dus van elkaar af scheid, ik correspondeer dan niet met jullie. Maar als iemand eens iets te vragen heeft, don mag dot best, hoor I En heeft oen neef of nicht een aardig ver haal of versje, dan houdt ik me ook nog aan bevolen. Het is alleen mnor, dat er geen dwang tot schrijven is, door raadsels en kompioenwed- strijden. Maakt maar veel pleizier in jullio vocantie. ik zol wel zorgen, dat het nog oen tijdje mooi weer blijft. RAADSELS. Dc oplossingen van vorigen keer zijn I. Leuningstoel; met dc woorden Ee, Gist, Tol, Tin, Olst, Leni, Wil, Teen, Geul, Tent. IL Nationale schoo'. voo* iisbrgcerle; met dc woorden Gneis, al Eva, Nico, Victoria, Cornelia, Hcnnic, Olst, Wijon, Bo*. Deze weck heeft den prijs gewonnen C r o- c us. Komt hij Maandag even zijn prijs holen aan het Bureau van het Amersfoortsch Dagblad. De kampioenen, dio er nu nog zijn, zijn Kampioen, Bobbie, Mimosa, Zwartkop, Bruno, Gymnast, Crocus, Bob, Kwikzilver, Speurder, Sneeuwwitje en Paddestoel, NIEUWE RAADSELS. I. Een kruisroodsel, waarvan het middelste woord een jongensnaam is, V X 4 x X x X X X X 8 X Op de Ie rij Jn klinker. Op do 2c rij iels, wat elk kind leert. Op de 3c rij een meisjes? iam. Op de 4e rij de gevraagde jongensnaam. Op de 5c rij een jongensnaam. Op de 6e rij een dierennaam. Op dc 7e rij een medeklinker, (Ingezonden door. Wekker en Sloper.) II. Mijn geheel bestaat uit 9 letters, en wordt bijna in ieder huis, zeker in elke school aange troffen. Het bevat een zwarte vloeistof. 5, 6, 7 voert in de keuken bevel. 3, 1, 5. 7, 8, 9, vindt men in slooten. (Ingez. door Voetbal). VRAAGSTUK. Dc oplossing was; Als die kinderen al dot f i uit verdeelen, krijgt ieder b u i Jc p ij n. HANDWERKJE VAN TANTE RIEK. Nu het zoo warm is, en Moeder zeker wel eens trocteert op een extra glaasje limonade, moeten jullie eens een mooi dekje maken voor de waterkaraf; anders komen daar allemaal dorstige vliegen inrollen. Neem een vierkant lapje tulle; wit of zwart en rijg daar ïru met gekleurde draden steeds, maar door, op cn neer, op en neer, totdat allei gaatjes gevuld zijn. Dus gewoon van links naar1 rechts, en geen één gaatje overslaan. Hang nu aan do hoeken een zware glazeijr kraal, dan blijft het kleedje precies liggen zon-1 der dat het weg kan waaien. Een proctisch handwerkje voor dezen tijd. Een MoHenhuisgezin. De familie Mol was 'n alleraardigst ge zin, zoo huiselijk en gezellig onder elkaar, dat 't een lust was om te zien. Vorig jaar had Meneer Mol, op één van zijn stroop tochten, een allerliefst mollenjuffertje ont moet, met zoo'n mooi, donkergrijs, fluweelig velletje, en zulke lieve zachte oogjes, dat hij dacht: „ik wou dat dit mijn vrouwtje was I" Hij was zoo vriendelijk en ving de lek kerste insecten voor haar, dat ze vond, dat zë nog nooit zoo'n aardig mannetje ontmoet had. Den volgenden avond kwamen ze elkaar weer tegen en maakten een tochtje met elkander en toen vToeg hij, of ze zijn lief vrouwtje wilde worden en altijd bij hem blij ven, en toen zij antwoordde, dat ze dit wel wilde, nam hij haar mee naar zijn flinke, ruime woning, die aan 't einde van een bree- de, diepe gang lag, die hij gegraven had. De jonge mevrouw Mol bleek een aardig huisvrouwtje te zijn, ze zorgde zoo goed voor alles, dat Meneer Mol erg in zijn schik was. Het was 'n echt vroolijk paar. Dat vond de familie Veldmuis ook, die hun naaste buren waren, en dikwijls eens bij hen kwamen om een praatje te maken. Meneer en Mevrouw Veldmuis hadden drie aardige kindertjes, waar ze 't heel druk mee hadden, want zij moesten ze nog heelemaal verzorgen. Zij konden dus alleen maar eens weg, als de kleintjes veilig in hun holletje sliepen, en dan nog maar dm beurten, want ze wilden ze nooit heel alleen thuis laten, omdat je nooit kon weten, wat er zou kunnen gebeu ren; er moest eens 'n rat of poes komen, die ze wel eens mee zou kunnen nemen en op eten I Eens op 'n dag was er in den huize „de Mol" groote blijdschap; er waren 'n paar lieve, kleine molletjes geboren. De ouders waren zóó gelukkig; in hun oogen waren 't de mooiste en liefste kleintjes, die er op de wereld waren, en" dadelijk moest Mevrouw Veldmuis ze komen bewonderen. Nu, die had er ook schik in, en hielp Mevrouw Mol te gelijk gauw even wat in 't huishouden, want die kreeg t nu op eens 'n boel druk ker met twee zulke kleine peuters. Maar 't jonge moedertje deed erg haar best en Papa Mol hielp flink mee door altijd te zor gen, dat er eén giroote voorraad voedsel was. Zij noemden 't jongetje Rudipudi en 't meisje Mollipolly, en beiden groeiden, dat het 'n lust was. Ze kregen langzamerhand 'n prachtig pelsje, de jongen net zoo mooi donker als Papa Mol, 't meisje net zoo fijn grijs als haar moedertje, en daar staken de kleine rose snuitjes zoo aardig uit te voorschijn. Toen zij groot genoeg waren, gingen ze 's avonds met vader en moeder mee op de insectenvangst, maar eerst hadden de ouders hun kindertjes goed onderricht, waar ze op moesten letten, als zij boven den grond kwamen, want er dreigden daar al lerlei gevaren, ten eerste de leelijke, valsche mollenklemmen, die de menSchen neerzet ten om de mollen te vangen. Dat is heel dom van de menschen, zei Vader Mol, want de mollen vangen allerlei schadelijke larven en insecten weg, die anders veel schade aan tuin oi -oomgaard doen, maar zij vinden het zoo vervelend, als allies zoo ondergraven wordt, zoodat de paden en het gras onge lijk en leelijk worden en er soms groote bergjes van aarde, die men molshoopen noemt, op liggen en de menschen den ken altijd meer aan ae schade, die zij op het opgenblik lijden, dan aan die in de toekomst en daarom zijn zij groote vijanden van de mollen en probeeren ze in klemmen re vangen. Dan was er nog een bepaald soort honden, die vooral veel kwaad aan hun familie deed, de fox-térrier, die mollen en muizen dood beet. Verder maakten de menschen jacht op hen om hun mooie velletjes, wraarvan zij van allerlei maakten, o. a. bontmantels, moffen, kragen enz. en daar zij zulke kleine diertjes zijn, zijn er een boel velletjes voor één zoo'n mantel noodig en daar zij goed betaald wor den, trachten de menschen de mollen op alle mogelijke wijze in handen te krijgen. „Dus kinderen, opgepast hoor, als je boven VERKEERD BEGREPEN. I Een jongetje ziet een hondje, dat hij angstig ontwijkt. „Jo hoeft niet bang te zijn," zegt de dame, aan wie het hondje hoort; „hij za! je niet pij- ten, hoor I Zio hem eens lief met zijn staajtje kwispelen I" j „Ju, maar," zegt het jongetje, „voor dien! kant ben ik niet bang, maar voor dien andJren. (Ingez. door Ekster.) komt, want zij probeeren ons ook wel eens met een schop dood te slaan I" Zoo onder wees vader Mol hun en de kleintjes luister den goed toe en waren ook heel voorzichtig. Verder wezen de ouders hun, hoe zij gTaven moesten, dat vonden zij wel een prettig werkje, want daar kreeg je honger van en dan smaakte het eten nog eens zoo lek ker. Zoo werden zij in korten tijd handigo molletjes, die voor zichzelf leerden zorgen, zoodat vader en moeder het niet meer zoo druk hadden. Samen konden zusje en broertje ook goed met elkaar ovenveg; Rudipudi plaagde Mollipolly wel eens, maar dot doen alle broertjes op hun tijd en daarom hield hij toch veel van zijn zusje en hielp haar zooveel hij kon, en zij kon 't ook best vön hem velen, want zij wist wel, dat hij het niet boos meende. Zoo gingen zij dus voortaan dikwijls sa men uit en soms ging de familie Veldmuis ook mede, wat erg gezellig was, want die hadden altijd zooveel nieuws te vertellen, en waren zoo grappig en don schitterden hun schrandere oogjes \*on pleizier, als zij vertelden, hoe zij de menschen soms te slim af waren, want de menschen waren hun vijanden ook. De muisjes gingen ook wel overdag uit en klauterden dan in dc halmen als het koren rijp was, en aten de graankor rels er uit, die zij heerlijk vonden. Dat was zoo'n leuk werkje, dat klimmen, maar dat konden do mollen niet, want die zijn niet zoo vlug en hebben veel korter pootjes. Zoo was het een heelc poos goed gegaan en kwamen zij altijd weer allemaal veilig thuis, maar eens, o, dien nacht zouden zij nooit vergeten, al werden zij ook nog zoo oudl Zij hadden nog juist zoo'n pret ge had, omdat zusje zoo gek deed, toen zich een worm om haar pootje kronkelde; zij deed minstens alsof het een vergiftige slang was, zóó schreeuwde ïij, en broer vond haar een bange wezel en lachte hoor flink uit. Zij waren toen bijna aan 't einde van de lange gang en vader liep voorop en daar hoorden zij op eens een hevigen slag, het klonk in hunne oortjes zoo hard, alsof er een geweer werd afgeschoten, en daar zogen zij dien armen vader in een klem zitten. Hij deed nog even zijn best om los te komen, en moe der wilde hem helpen, maar hij beduidde haar, dat zij gauw weer met de kinderen naar hun veilige woning moest goon en verder goed voor hen blijven zorgen; hij moest toch spoedig sterven I Die arme moeder, zij was zóó bedroefd, dat zij ook maar het liefste niet meer had willen blijven leven, maar zij moest om hare kleintjes denken, en zoo wankelde zij half versuft, near huis terug. De familie Veld muis, die juist uit wilde gaan, hoorde wat er gebeurd was en had er ook veel verdriet van, want Mijnheer Mol was altijd zoo'n goed vriend van hen geweest, en Papa Veldmuis was zóó boos op den boer, dio de klem op het weiland gezet had, dat hij al zijn familieleden, vrienden en kennissen bij elkaar riep en hun op de volgende wijze toesprak: „beste luidjes, gisteren heeft mijn buurman en goede vriend, de heer Mol, zijn leven gelaten in een klem, die boer Dirkscn op zijn weiland had uitgezet. Laat ons nu, om den boer te straffen, een groot stuk van zijn korenveld leeg eten, zoodat hij een heeleboel schade heeft." En dat deden ze ook. Toen kwam Mijnheer Veldmuis aan de arme Mevrouw Mol vertellen, wat zij gedaan hadden om hun vriend te wreken, en die be dankte hem wel voor zijn medegevoel, moar bij zich zelf dacht zij: „je meent het wel goed, moar ik krijg er mijn besten man toch niet mee terug." Zij wijdde zich nu voortaan maar aan haar kinderen, tot die ook groot waren en zelf kleintjes kregen, en toen hielp zij die weer verzorgen en paste er op, als de ouders voedsel moesten gaan zoeken en vertelde hun van dien goeden grootvader, die zoo treurig aan zijn einde, gekomen was en ook zooveel van hen gehouden zou hebben, als hij nog geleefd had. En zij luisterden goed naar grootmoeder, want die kon ook zulke mooie verhaaltjes vertellen van alles, wat zij al zoo beleefd had, en dan waren zij zoo stil en zoet, dat grootmoeder heelemaal geen last met hen had. RECEPT. Nu het zoo warm is, moeten wc maar eens een lekker frisch schoteltje maken, dat heerlijk smoken zol na het eten, of om twaalf uur, na dc boterham. Jullio neemt van alle mogelijke vruchten, die je maar krijgen kunt, zoonls klapbessen, roode 'bessen, frambozen, stukjes banaan, rhaborber, en nog meer. Kook dit olies met flink wat suiker, zóó lang, tot het een zachte massa is, zonder hardo stukjes. En maak nu een vonillovla van I L. melk, 2 oicron, een stokje vanille, 3 lepels maïzena en 2 lepels suiker. Doo elk apart in een schaal tje cn neem von olk wat op jc bordje. Het is zécr aan te bevelen l WeJ te rusten! Kom, broertje, vent, je bedje roept I neem Moriaan maar mee; nu moeder uit is, ben ik baas—, komt, zusjes, alle tweel Geeft klein Minetje nu aan Poes, zij wacht al op haar kind gelooft maar, dat zij 't voor Minet al lang óók bedtijd vindt Legt 't poppenkind in 't ledikant en zegt: tot morgen vroeg I komt, doet nu vlug wat ik je zeg, 'k wacht waarlijk lang genoeg I - Slraks liggen allen in de rust f de kind'ren in hun bed, de katjes in de zachte mand. die ginds is klaar gezet. kant I" De pop in 't ledikant er bij en komt Klaas Vaak hier aan. dan slapen allen, en hij kan gerust dus verder gaan. HERMANiSA. CORRESPONDENTIE K w i k z i 1 v er. Mag jo daar dan zóólang blie ven. Ik dacht, dat je hoogstens 1 uur een ka mertje mocht gebruiken. Misschien leggen jul lie jo kleeren cr dan wel uit? Jo, dot is nu héél erg. Mij pen wil tenminsto haast niet. Drüvor, Wat is dot jammer; maar de c)i- mates is toch prachtig. Misschien krijg jo nog wel eens een nieuw bonbookje, of ga jo mis schien op reis. Daar moet je mo dan van ver tellen, hoor Paddesl oei. Hartelijk gelukgewenscht. Wat een flinke cijfers. Tcekcncn vindt jc zeker moeilijk. Dot is ook icte, dat je heel moeilijk leert; het is gelukkig nog voldoende. Doo je mee met het opxstel Sneeuwwitje. Hartelijk donk voor do gezellige inzending. Volgende week, hoorl Mooi dot geeft niets van die woordon, want dan blij ven er nog héél veel meer over. Door had ik nog eens een raadsel van kunnen maken I Stormvogel. Gelukkig dus niet gesmol ten. Nou, met mij scheelt heth cusch niet voel. Hebben Vcsto cn MIcsje geen erge lest, met deze warmte. Zij zullen nu wol niet hard stoeien. Je ziet, dat dat niet meetelde. Cecilia. Jo weet toch wel: Kindertjes, dio vragen I Ik loot altijd, dus niet vragen hoor I Maar ik kon het me best begrijpen I Met wan delen kan je ook erg genieten, hooi I Hot is alleen nu te warm daarvoor. Gymnast. Heb je je diploma gehaald? Vertel me dot moor eens gauw. Wat een cij fers. Geweldig. Welk nummer was je Zokei mogen 2 onderwerpen. Des te meer kans op een prijs of plaatsing. Bobbie. Jn, je hebt gelijk, mnor ik neem de inzendingen liefst zooals zo zijn; natuurlijk niet, wanneer het groote onzin is. Ik verhoug me erg op je schoolreisje I Crocus. Don zien jullio Vader zeker niet iedcren dog? Of reist hij op cn neer? Ik moest lachen om je verzuchting met do warmte; erg leuk, dot je nu toch nog schreef. Zwartkop. Wat kan jij gauw lezen! Mo gen je vrienden het nu ook Iconen, en je zusje? Maar don moeten ze er wel netjes op zijn, hè? Ik kaftte mijn boeken altijd even; dat helpt wel Prettig, hè? met September Mi moso. Ja, dnt trof al héél toevallig. Al lebei. Mnor jullie hadden het emlijk verdiend. Hoe doet hij dat verslinden Mot vork cn mes of zoo moor I Ik doe dat liever met een portie ijs I Bob. Ju, dat is wel jammor, maar och, dat kan ook niet anders. Er gaan héél vcol neven en nichton van me weg mot dc vocantie. Schrijf me moar eens, of jc plezier hebtf Veel pret maken, hoor I Bruno. Wat lont, om nu nog te zaaien. Moar als jo nu moor trouw water geeft, zal het misschien wel gaan Het beste met de warmte, hoor I Leuk, dat ik toch nog een brief kreeg I Nimf. Wat geweldig jammer, dat je dat had vergelen. Moar denk moor tot troost aan dio 2451 Jij zult héél wat zien, cn nu verwacht ik een opstel, zóó dik, dat het de bus niet in kanl Boonestaak. Beste vriend, jo mag gelijk hebben, maar waar er 245 zijn mogen er dos- noods nog 44 fouten zijn, tot je aan. do vol gende komt, dus geen sprake van onrechtvaar digheid. Wat betreft do school van Wijsbegeer te heb je gelijk. Kampioen. Hfet is hier ook zóó mooi en zooveel te genieten, dat het heusch geen ge mis is, om niet weg te gaan. Hoeveel men schen komen niet juist naar Amersfoort toe Go je veel zwemmen Speurder. Jo, dat is misschien een kleine vergissing, maar het was ook zóó warm, dus neem het me moar rjiet kwalijk. Maar jo moet je naam eer aan doen, hè? cn dat mag jo dus gerust zeggen, hoorl Veel plezier_in de_yacen- tic I LACHPASTILLES. Ze had gelijk I Het bord op school wou niet meer omhoog. Eenige nomen van kinderen stonden erop. Liesjo riep opeens: „Mijnheer, nu begrijp ik het I Wij staan cr op I" (Ingez. door Bellefleur). De uitslagziekte. Terwijl vader de krant leest, komt Zus ach ter hem staon en ziet er in „De uitslag in Limburg." „Pa", zegt Zus, „hcerscht de uitslag zoo in Limburg?" (Ingez. door Bellefleur). Bij voo:baat. A: „Waarom schop je mijn hond? Hij rook maar eens aan je." B „Zou je dan soms willen, dat ik wachtte, tot hij den smaak van me beet had (Ingez. door Bobbie). Rood, dat green was. Jan: „Meester, wat zijn dit nu voor bessen?" Meester „Dit zijn zwarte bessen I" Jon„En zijn rood Meester„Ja, dat komt, omdat ze nu nog erroeo zün I" (Ingez door Boonestaak.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1925 | | pagina 11