I BINNENLAND.
OPRUSMING
RACKETS
to
RECLAMES.
Van 1I rends 1 2.05, clko repel meer 0.50
TEGEN FABRIEKSPRIJZEN
SPORTHANDEL J. GR00TEND0RST
LANGESTRAAT 82
/V
WOORD-AFRfKA.
j DE STRIJD IN MAROKKO.
it Een verklaring van Painlevé.
C
Painlevé heeft aan het déjeuner ter eere von
jde Amerikoansche vliegers, die naar Marokko
vertrekken, o.m. gezegd, dat het den Franschen
daar geen oogenblik om represaillemaatregelen
te doen is, maar slechts om het gezag van de
iwestersche beschaving te handhaven.
;W- De Fronsch-Spaanschc
L samenwerking.
\«r Generaal Jordana heeft bekend gemaakt, dat
\de Spaansche kannonneerboot Laya en de
.Fransche kanonneerboot Amiens met dc be-
iwaking van de wateren in de internationale
zone van Tanger zijn begonnen. Ook Engel-
fcche schepen werken aan deze bewaking mee.
Frankrijk en de sultan.
Parijs, 50 Juli (H.N. Draadloos). Briand
ttxeeft gisteren een grootvizier van den sultan
.van Marokko on een anderen hoogen .Morok-
iaansche wa ard: gheidsbekl ee-der in gehoor
ontvangen en hen daarna aan dien lunch ge-
ïioodigd. Volgens Le Journal is het doel van
Xht bezoek om bij den tegenwoordigen staat
ivan zaken in Marokko een nauw contact tus
schen den sultan cn a? Fransohe regeering te
/verzekeren.
.Wat den toestand in Marokko 'betreft, wordt
gemeld, dat de dag van gisteren zeer kalm is
verloopen. De vijand schijnt zidh cp een groot
'loffensief voor 'c bereiden. In den westelijken
'sector werden bii Loekkos verdere concentra
tes van vijandelijke troc-pen vastgesteld Ook
ten N.W. von Fez el Bali worden troepen ge
concentreerd. De Fransche post van Boe
•Aicha is gisteren, nadat de Fransche artillerie,
Idoor vliegtuigen ondersteund, ingegrepen had,
.jniet verder lastig gevallen. De toestand blijft
echter voor clit punt hachelijk.
r CHINA.
h DE ONRUST IN CHINA.
De toestand te Amoy wordt aldus een te
ilegram uit Hongkong verontrustend. Een
Chineesch koopman, bekend om zijn pro-Brit-
sche gevoelens, is Woensdag doodgeschoten.
De Chineesche secretaris van den gemeente
raad is gejond
i: VEREENiGDE STATEN.
HET ONDERWIJS IN DE EVOLUTIELEER IN
GEORGIA TOEGESTAAN.
f N e w-7 o r k, 5 0 Juli. (V. D.) Met over
weldigende meerderheid van stemmen heeft het
Huis van Georgia een motie verworpen, welke
beoogde het onderwijzen van de evolutie-leei
in de openbare scholen te verbieden. De evo
lutie-leer zal dus in Georgia wel onderwezen
mogen worden
•7. BOTSING TUSSCHEN BANDIETEN
;|;'l EN POLITIE.
Bij een botsing te Chicago lusschen auto*
kondieten, die een juwelierswinkel wilden bin
nendringen en de politie zijn gisteren 2 ban
dieten gedood en 4 gewond. Do overigen ont
snapten na een wilde jacht door Lincoln Park.
BRUTALE HOTELROOF TE CHICAGO.
Vijf gewapende mannen drongen gisteren
middag een groot hotel to Chicago binnen
en hielden een hotelbeambte aan, dien zij be
roofden. Er ontstond een geregelde veldslag
tussdhen de politie en de roovers. Een toe
schouwer werd gedood, de beambte en één
der bandieten werden gewond. Een tweede
bandiet werd gearresteerd. De overigen ont
snapten met den buit, die op 10.000 dollar
(wordt geraamd.
fi EEN KERK BESTORMD.
Een merkwaardig incident.
N e w-Y o r k, 5 0 J u 1 i. (V. D.) De orthodoxe
kathedraal van Saint Nicholas te New-york is
gisteren bestormd door verscheidene woeste
lingen, die aangevoerd werden door priesters,
die zwaaiden met bijlen. De kerkdeuren werden
ingeslagen, doch verdere ongeregeldheden
werden voorkomen door d'e politie. Verschei
dene maanden geleden deden de oppositiepar
tijen een poging om het beheer te verkrijgen
over de kathedraal en de andere eigendommen,
iwelke 50 millioen dollar waard zijn. Op 1 Juli
j.l. nam de partij van bisschop Adam bezit van
de kerk, doch het hof veroordeelde gisteren
deze partij tot 250 dollar boete en gelastte
tevens de onmiddellijke ontruiming van de
kerk op straffe van 50 dagen gevangenisstraf.
De order werd niet nageleefd. Derhalve be
sloot de tegenpartij onder aanvoering van bis
schop Platon het huis van bisschop Adam,
dat een deel van de kerk vormt, te bestormen.
De aanhangers van Adam zijn nog in het
bezit van de kerk. Zij weigeren ieder ander toe
te laten,
INSTITUUT VOOR INTERNATIONAAL
RECHT.
Een openingsrede van Dr. Loder,
waarin Grotius wordt herdacht.
In de groote witte zaal van het Vredespaleis
ss de 53ste zitting van het Instituut voor
Internationaal Recht gehouden. De President
Dr. B. C. J. Loóar, oud-president van het Per
manent Hof van Internationale Justitie, hield
bij deze gelegenheid in de Fransche taal de
openingsrede, waaraan het volgende is ont
leend.
De drie en dertigste zitting van het Instituut
ïoor Internationaal Recht wordt onder verhe?
ven auspiciën gehouden.
Drie eeuwen zijn verloopen sedert de eerste
publicatie van het voornaamste werk van den
grooten burger van Delft„Het Recht van den
Oorlog en vun den Vrede", van Grotius.
In verscheidene landen, centra der bescha
ving van onzen tijd, in Europa en in Amerika,
is dit driehonderdjarig gedenkfeest met dezelf
de toewijding, dezelfde geestdrift, dezelfde
warmte gevierd. Overal heeft men begrepen, dat
dit boek in drie deelen, geschreven in een taal,
levend in zijn tijd, maar in onze dagen gestor
ven; dit geleerde boek, onderwerpen omvat
tend welke wij niet meer gewoon zijn op de
zelfde bladzijden te behandelen; dat dit zoo
krachtige boek, in één stuk door geschreven,
voortgekomen uit een onwankelbare overtuiging
de kreet uit het hart van den schrijver, zich
steeds blijft handhaven als een modern boek.
Wij vieren de driehonderdjarige herdenking
van zijn verschijning niet als een louter histo
risch feit, maar omdat het altijd geweest is en
altoos zijn zal de uitdrukking der wore gevoe
lens voor recht en gerechtigheid op het gebied
van dat jus qentium, hetwelk hij het eerst tot
systeem heeft verheven en daardoor ols weten
schap geschreven heeft.
Wat is meer natuurlijk dan dot voor ons In
stituut in den loop van de tweede helft der
negentiende eeuw gesticht door die benoemde
mannen, wier verlies wij steeds betreuren, vooi
ons Instituut, dat zoo goed zijn taak kent om
zijn verleden te handhaven en te eeren, dit
historiscihe feit niet onopgemerkt voorbijgaat
Het is aan dit gedenkwaardig feit te donken,
dot de Regeering van Nederland, het geboorte
land van Grotius, ons Instituut heeft uitge-
noodigd, dezen gedenkdag in zijn schoot te
vieren. Het zij dus het Instituut geoorloofd zich
an de aangename taak te kwijten dc hier aan
wezige vertegenwoordigers van die Regeering
eerbiedig te begroeten, in de eerste plaats Haai
Minister van Buitenlandsche Zaken, die ons
verzoek wel heeft willen inwilligen de eereplaats
bij onze eerste bijeenkomst in te nemen en
hem dank te zeggen voor deze uitnoodiging,
welke hij met groote bereid.villigheid heeft
aangenomen.
Het is de grootste periode van het einde der
zestiende eeuw. De lijd van groote mannen, van
groote gedachten, van groote oorlogen, maai
ook van groote misdaden. Een jaar na de ge
boorte van Grotius, wordt Willem de Zwijgei
vermoord. Zijn zoon, Maurits van Nassau, die
hem opvolgt zal de machtige en verbitterdo
vijand worden van Grotius, de voortdurende
bewerker van diens tegenspoeden.
De godsdienst, versteend in Kerk en in Dog-
men, verdeelt gezinnen en volken, die elkan
der bestrijden, pijnigen, martelen en dooden in
den naam van hun gemeenschappelijken Ver
losser.
In alle beschaafde landen is het 't merkwaar
dige tijdperk voor de mannen van genie, be
gaafd met een ongeloof el ijke vruchtbaarheid,
zooals alleen, bijna twee eeuwen later, dc pe
riode van de Fransche Revolutie zal zien ge
boren worden.
jBaro, Keppler en Galilei; Tosso, Shakespeare,
Molière en Corneille; Rembrandt, Rubini en
von Dijck; ziedaar enkele namen van tijdgenoo-
ten van Grotius. En wanneer gij het beeld wilt
voltooien Morchiavelli en ds. Borgias.
Ven deze groote mannen is Grotius een der-
gelijken. De gelijke doör het recht van zijn
genie; door de helderheid van zijn onderzoe
kenden geest; door zijn strenge logica, door
zijn bevoeg<Iheid in alia vraagstukken van de
practische politiek van zijn tijd, door zijn uit
gebreide en diepe kennis van alles wat betrek
king heeft op de oudheid, op de geschiedenis,
op de theologie, op het recht tenslotte in al zijn
zittingen.
Maar hij overtreft verscheid enen van hen
die ik genoemd heb door de rechtschapenheid
van zijn karakter, door zijn trouw aan het gege
ven woord, de standvastigheid van zijn toewij
ding cn de hechtheid van zijn Christelijk ge
loof.
Zijn Christelijk geloof I Hij zal het onschul
dig slachtoffer worden van de godsdienstige on
verdraagzaamheid tusschen eenerzijde de par
tij der Gomaristen, partijgenooten van Calvijn,
de orthodoxen van hun tijd, waartoe de par tij
behoorde aan het bewind, met Maurits van
Nassau aon het hoofd, en anderzijds de Ar-
minianen, de liberalen van destijds, waartoe
de Raadscommissie Oldenbarnevelt en Grotius,
zijn trouwe medewerker, behoorden. Partijen,
die zoogenaamd godsdienstig waren, maar des
niettemin streefden naar de politieke macht.
Een decreet der Staten van Holland von 1618,
de steden de bevoegdheid toekennende de open
bare orde door de militaire macht tc waarbor
gen tegen de volksoproeren, was het sein voot
Maurits om zich meester te maken van do ste
den, de 'Armenianen uit het bewind te verwijde
ren en het proces te bevelen tegen Oldenbarne
velt, Grotius en Hoogerbeets. Eerstgenoemde
werd onthoofd en Grotius, onschuldig- evenals
zijn Meester, veroordeeld tot levenslanger ge
vangenisstraf met verbeurdverklaring van al
zijn goederen. Na anderhalf jaar, met de hulp
van zijn onverschrokken vrouw, uit het fort
Loevestein, waarin hij gekerkerd was, gevlucht,
wist hij zich naar Parijs te begeven. Hij werd
er ontvangen door Lodewijk XIII die, door hem
een jaargeld toe te kennen, den Hollandse ten
geleerde, die toen pas 40 jaar oud was, doch
reeds sinds lang beroemd was, von volkomen
gebrek redde. De President van Mesmes, vol
toewijding, bood hem zijn landhuis aan bij Sen-
■lis, waarin (hij met zijn vrouw ging woren. Op
deze vreedzame en rustige plek, te midden van
de velden en de bloemen, in een lachende,
felijke natuur, werd het boek van Grotius aan
gevangen. In 1623 begonnen, verscheen de
eerste uitgaaf reeds in 1625, een reusachtig
werk, in twee jaar voltooid. Het was de rijpe
vrucht van de bespiegelingen en overdenkin
gen van zijn auteur, na de stormen, die over
hem waren losgebroken. Slachtoffer van de
wreede onrechtvaardigheden, welke hem waren
aangedaan, vindt Grotius zijn vertrouwen, zijn
eerbied voor het recht en zijn hoop op de ge
rechtigheid terug; hij herneemt zijn evenwicht
en wat hij gaat schrijven is vrij van alle bitter
heid, van alle verwijt tegen degenen, die zijn
toekomst gebroken hadden.
Hij verheft zich boven zijn lot en in allo
kalmte ontwikkelt hij in zijn vocrwooid zijn
plannen. Hij gaat iets doen wat men nog niet
gedaan had; hij gaat het recht tusschen de Sta
ten systematiscercn, een recht, gegrond op de
zelfde beginselen, als dat tusschen de indivi
duen, een recht, dat als gemeenschappelijken
grondslag heeft de gerechtigheid, voorgeschre
ven zoowel door de natuurwet als door de
Goddelijke wet.
Talrijke schrijvers", zegt hij in het begin was uitgebroken nun naar humanitaire voor
van zijn boek, „hebben zich tot taak gesteld het
burgerlijk recht, d.w.z. hetzij de Romeinsche
wetten, hetzij de bijzondere wetgeving van elk
volk, met commentaren te verrijken of in een
kort begrip samen te vatten; maar dat deel von
het recht, dat de betrekkingen tusschen de vol
ken of de staatshoofden onderling regelt, welko
voorschriften of op de natuur zelf gegrond zijn
of die Goddelijke wetten vastgesteld of zijn in-
gexoerd door de gewoonten en door een stil
zwijgende overeenkomst, hebben slechts weinig
schrijvers trachten aon te roeren; niemand
heeft tot dusver gepoogd het tot onderwerp te
maken van een volledige en methodische ver
handeling. Toch zou een dergelijk werk vooi
de geheele menschheid van belang zijn."
Ziedaar al dadelijk bij den aanvang de groote
lijn von zijn boek aangegeven.
to
Recht van den Oorlog en Recht van den Vre
de, de twee verschillende verhoudingen waarin
zich de Staten zoo goed als de individuen kun
nen bevinden. Van dit recht ontwikkelt hij de
bionnen. Hij toont aan, dat het in al zijn betrek
kingen, in al zijn vormen, voortkomt uit dc na
tuur zelf of uit de Goddelijke voorschriften.
Hij stelt in het licht, dot het beginsel van sa
menwerking, dat de verhoudingen heeft doen
ontstaan tusschen individuen, gezinnen of Sta
ten, alsmede de betrekkingen tusschen de Sta
ten, tot eenigen grondslag moet hebben de ge
wichtigheid en dat in laatsten aanleg door
haar alleen de Staten kunnen worden ge:e-
geerd. Hij concludeert derhalve „Hetgeen wij
gezegd hebben zou op eenigc wijze plaats heb
ben zelfs indien wij zouden toegeven wat niet
kan worden toegegeven zonder zich schuldig te
maken aan een groot misdrijf dat er geen
God is of dot de mcnschelijke zaken niet het
voorwerp van zijn zorgen uitmaken". Gedenk
waardige en gewichtige conclusie, omdat zij
het begrip van het recht losmaakt van zijn ver
onderstelden theologischen grondslag, om het
te gronden op de wederzijdschc betrekkingen
van de medeburgers der Stoten.
In zijn oog dekken gerechtigheid en recht
elkander. In den loop van deze drie zaken ver
dedigt Grotius zijn stelling door als een een
heid te ontwikkelen wat volgens dc opvattin
gen van onzen tijd behoort hetzij tot het vol
kenrecht, hetzij tot het burgerlijk- en strafrecht.
De juridische indeelingen en onderscheidingen
van heden volgen deze lijn niet. Het boek van
Grotius, zooals het geschreven is, zou niet tot
model kunnen dienen voor een werk van
onze dagen. Wij meenen, dat de uitweidingen
op het gebied van de godgeleerdheid en de
geschiedenis, de citaten van schrijvers in de
oudste tijden veeleer zouden leiden tot ver
duistering van de ontwikkeling der beginselen
van onze systemen. Maar daargelaten dat Gro
tius de methoden van zijn tijd heeft gevolgd,
had hij die uitweidingen noodig om het ver
band vast te stellen en te doen inzien tusschen
de verschillende takken van die wetenschap,
welke hij ols zoodanig stichtte, om ze te syste-
motiseeren cn voor zijn conclusies, zoo afwij
kend van de gangbare denkbeelden van zijn
tijd, te motive eren.
Door aon te toonen, dat alle menschelijke be
trekkingen, olgemeene of individueele, door
drongen moeten zijn van de beginselen van
billijkheid en eerlijkheid, welke de gerech
tigheid uitmaken, heeft dit boek zich een
piaats verzekerd in het hart van geslachten na
geslachten; is het moeten worden herdrukt en
weergegeven in alle talen en goat zelfs dit
jaar, drie eeuwen na zijn verschijning, het Car
negie Endowment, onder het toezicht en de bij
uitstek deskundige leiding van onzen hoogge-
achten collega den heer James Brown Scott,
een nieuwe vertaling in het Engelsch uitgeven
van dit boek, „dat niet kan sterven", zooals
prof. Van Vollenhoven uit Leiden gezegd
heeft.
De geestesrichting, de mentaliteit van Grotius
ten aanzien van de groote vragen, aan welker
onderzoek hij zich gewijd heeft, treedt in <fit
boek van sterke overtuigingen aon den dag.
Hij heeft den vrede lief, die de menschheid
de genietingen verzekert van het geluk, de toe
nemende welvaart, de ontwikkeling van haar
geestelijke hoedanigheden, maar vooral en bo
ven alles omdat de Vrede een toestand van
gewichtigheid aanduidt. Een waarlijk gelukkig
land, zegt hij, is een land dat de gerechtigheid
tot grenzen heeft.
Hij heeft een afschuw van den oorlog, hij
verfoeit cn veroordeelt hem, hij wil hem vernie
tigen omdat hij in strijd is met de Goddelijke
wetten. Wel te verstaan de onrechtvaardige
oorlog. Het is een meening, die niet alleen bij
het groote publiek verspreid is zegt hij
dat de oorlog volkomen onvereenigbaar is met
elk begrip von recht. En in strijd met het
recht is alles wat onrechtvaardig is.
Het is onrechtvaardig oorlog te voeren om
zijn grondgebied te vergrooten ten koste van
zijn buurman. Onrechtvaardig, indien zijn doei
is om een mogendheid, die zich ontwikkelt, te
verminderen, om haar handel en haar nijver
heid, waarvan de concurrentie als schadelijk
wordt beschouwd, te vernietigen. Onrechtvaar
dig, indien hij politieke doeleinden nastreeft.
Onrechtvaardig, zoo vaak het resultaat dat men
beoogt niet strookt met het recht.
Maar aan den anderen kant zijn er ook
rechtvaardige oorlogen. Den vrede zoozeer lief
te hebben, dat men zich niet verdedigt tegen
een aanval; de goederen, waarvan men beroofd
is, niet tc trachten te herwinnen; niet mede te
werken tot het bestraffen van den aanvallenden
en uit dien hoofde misdadigen Staat, die de
wereldorde verstoort dat ware slechts laf
hartigheid en plichtsverzuim. Dat ware slechts
een verdorven pacifisme, dat alleen aanhangers
vindt in tijden van verval. Zijn bestaansrecht
verdedigen is een natuurwet, aan iedër levend
wezen eigen. Men kan het geweld slechts over
winnen door het geweld. Reeds Cicero had dit
'gezegd en Titus Livius had als een grondstel
ling van het volkenrecht het afslaan van de
wapenen door de wapenen gesteld. De onrecht
vaardigheid der tegenpartij, zegt Grotius, brengt
rechtvaardige oorlogen voort.
Maar indien er rechtvaardige oorlogen
zijn, is niet olies in den oorlog rechtvaardig. En
Grotius onderzoekt in alle onderdeelen en
zorgvuldig, welke maatregelen in den oorlog
als toelaatbaar moeten worden erkend en welke
andere moeten worden afgewezen.
Men zou denken, dat hij aanwezig was bij de
Vredesconferentie aan het begin onzer eeuw
Het is waar, dat die conferenties herhaaldelijk
zouden hebben afgewezen wat Grotius als toe
laatbaar beschouwde, raaar van zijn kant zou
hij hebben kunnen vragen of, indien de oorlog
schriften eenige *ans zouden hebben te worden
in acht genomen. En wat in den loop van den
laatsten grooten oorlog is gebeurd, zou zijn
viaag hebben gerechtvaardigd.
Wat hiervan zij, zelfs tot rechtvaardige oor
logen, zegt Grotius, moet men niet overgaan
dan indien de vreedzame middelen, de over
reding, de schikking of de arbitrage zijn uit
geput. Het is de eerste taak der staatslieden te
trachten zelfs rechtvaardige oorlogen te ver
mijden. Men ziet, dat hij het Protocol van Ge-
nève nadert. In zijn oog is het kwaad het
kwaad. Hij onderscheidt niet naar gelang van
degenen, die het bedrijven. Hij veroordeelt het
in de grooten niet minder dan in de kleinen.
Indien het individu, dat zich ergens schuldig
aan maakt, verdient te worden gestraft, waar
om zou het dan anders zijn voor een groote,
voor een Staat, van hoeveel beteekenis hij ook
moge zijn?
Het is verkeerde opvatting, zegt hij, aan
de souvereiniteit der Staten te gelooven,
dat de souvereiniteit tot gevolg heeft de vrij
heid zich te onttrekken aan de regelen van de
gerechtigheid. Integendeel, deze zweeft boven
Stoten, en indien de wereld zich niet meer
onder hare heerschappij bevond, zou zij een
horde worden zonder v/et of geloof. De aan
vallende Staat, de misdadige Staat moet ge
straft en tot het recht teruggebracht worden
door zijn gelijken, door zijn pairs, de andere
Staten.
Ziedaar de nieuwe leer, gepredikt door Gro
tius, de onvermijdelijke slotsom van het ethi
sche of godsdienstige beginsel, volgens het
welk het kwond niet tot goed wordt, omdat het
bedreven is door een souvercine mogendheid
Souvereiniteit is onafhankelijkheid, maar on
afhankelijkheid is geen losbandigheid. Door
deze gedachten nadert Grotius ons, of liever
nadert onze tijd Grotius en begint hij zich tot
zijn hoogte te verheffen.
De wereld heeft longen tijd noodig gehad
om zoover te komen, niet minder dan drie
eeuwenl
En nog zou Europa er niet toe gekomen zijn,
ir.dien het niet de ruwe leerschool zal mosten
doormaken von den wereldoorlog, zoo re?~dadig
en zoo gruwelijk, met zijn tientallen millioenen
dooden en verminkten, met zijn honderden
milliarden puinhoopen en verwoestingen.
De wereld zou er niet toe gekomen zijn, in
dien niet het zoo methodisch geregeld volken
recht met de voeten was getreden, indien men
zich niet zoo arm, zoo ellendig, zoo verstoken
vun elk overblijfsel van geluk, door dezen oor
log weggenomen, had bevonden.
Maar ten slotte is de wereld ontwaakt en
heeft een ontzettende wanhoopskreet de lucht
verscheurd. In alle landen zijn de individuen,
de geregeerden, het kanonnenvleesch verbitterd
opgestaan, gebiedend eischende de vereeniging
der volken, een duurzamen vrede, het herstel
der gerechtigheid, de instelling van een hoog
ste rechtbank om het recht te bedeelen onder
de Staten, de gelijken voor de rechtspraak.
En thans heeft menzich herinnerd dot er
een tamelijk ver verwijderden tijd een
zekere Grotius was geweest, en een boek, ge
titeld: „Het Recht van den oorlog en van den
rede".
De geleerden hadden <3e herinnering er aan
wel bewaardzij hadden het bestudeerd, zij
hadden het vertaala' in alle talen-zij hadden
de uitgaven er van vermenigvuldigd, muar het
ai en ce Regeeringen, die het zich niet meer
herinnerden. Toen heeft Grotius, urt de stu-
deeilcamer der geleerden komend, waarin hij
zijn tijd had moeten afwachten, zich opnieuw
in al zijn grootheid getoond. De geallieerde
mogendheden hebben zich rekenschap er van
gegeven dat hetgeen hij geëischt had, zich
ten slotte moe^t verwezenlijken. De Volken
bond werd geschapen met zijn Permanent Hof
van Internationale Justitie. De vredesovereen
komst wordt voorafgegaan door het Pact ven
den Volkenbond.
De vereeniging der Staten, een wereldrecht
bank Gi'otius is er de uitvinder niet van.
Reeds in de middeleeuwen vindt men de pro
totypen van deze ideeën. Maar nooit is iets
danrvon kunnen gelukken, omdat men ge
loofde, dat deze vereeniging een hoofd moest
hebben, een almachtig souvercin dan wel de
Kerk. En de geheime bedoeling van heri, die
het donkbeeld van de toekomstige rechtbank
hadden gevormd, was steeds haai' dienstbaar
te maken aan politieke doeleinden.
Grotius heeft zijnerzijds ingezien dat geen
vereeniging een toekomst zou hebben, tenzij
zij was gegrond op de gelijkheid en dat de
gelijkheid slechts in het recht te vinden is
Elke reden von bestaan, zegt hij, ontbreekt
aon een rechtbank, indien zij niet geroepen
is het recht toe te passen en niets dan het
recht
Dit waxen wel vroeg ontwikkelde denkbeel
den tijdens den dertigjorigen oorlog. Zóó vroeg
ontwikkeld, dat er drie eeuwen noodig zijn
geweest om deze vrucht dei gedachten van
Grotius te doen rijpen.
Hoe schrijdt de geschiedenis slechts stap
voor stap voorwaarts I Hef pact weid ontwor
pen als oorkonde van den vrede. Zes jaren
zijn reeds veiloopen sinds zij'n opstelling er.
de duif wacht neg steeds met ons haar olijf-
tok te brengen.
De vijfde Volkenbondisvergadering is ein
delijk oon het werk gegaan. Zij heeft de begin
selen, door het Poet reeds vastgesteld, uitge-
weikt en geordend in dat geheel van maatre
gelen, dat Protocol heet. Daar in mei
zooveel woorden neergeschreven, dot de
Staat, die een oorlog onderneemt met overtre
ding van de verplichtingen door het Pact op
gelegd, een aanvallende Staat is, een Staat die
een internationaal misdrijf pleegt en die, dooi
dc samenwerking door andere Stoten moet
worden gewaarschuwd en tot zijn plicht terug-
gebiacht, zelfs zoo noodig daartoe gedwongen
door de militaire macht.
In alle mogelijke bijzonderheden, vooi' alle
denkbare eventualiteiten, zijn de maatregelen
van verzoening, van arbitrage of van vreed
zame schikking vastgesteld, die moeten voor
afgaan aan elk beioep op geweld. Maar indien
al deze pogingen mislukken, dan zal hij er zijn,
de rechtvaardige oorlog, de be9trnffingsocr-
log, als laatste middel om de gerechtigheid
en den vrede in cc toekomst tc yei'zekèren.
Dat is inderdaad zuiver Grotius. Het Pro
tocol is zijn late, doch finale overwinning.
Zat dit piotocol ooit geteekend, bekrach
tigd werd-rn zal het ooit in werking tieden
in zijn tegenwoordigen vorm. Hét schijnt dal
de geestdrift reeds begint te bekoelen. De
groote mogendheden aarzelen het voorbeeld
te volgen van haar collega, Fiankrijk. Men
maakt excepties, berekeningenmen over
weegt de gevolgen, men bespreekt de moge
lijkheden.
Laat ons niot ontmoedigd zijn. Laat ons niet
luisteren naar de ontgoochelden, de twijfelaars
men hun bitter, voldaan grijnslachje. Dankte
heeft die twijfelaars naar de hel verbannen.
En hij had gelijk. Het niets brengt slechts het
niets voorts.
Laat ons niet ontmoedigd zijn. Groote
denkbeelden moeten vaak, veerdat zij woiden.
aanvaard cn aan het practische leven aan-ge-*
post, worden gewijzigd, omgewerkt, ontwikkeld
worden. Maar vernield en veihictigd dat
nooit I
Dezelfde Volkenbondsvergadering heeft reeds
een nieuwen stap in de goede richting gedaan
door den Raad te verzoeken een commissie
an deskundigen te benoemen, om de moge
lijkheid te onderzoeken van een geleidelijk
voortgaande ontwikkeling van de codificatie
van het internationaal recht in al zijn tokken.
Gij weet dit trouwens, want velen onzer zijn
geroepen om daartoe mede te werken. Dit is
al weder een stap vooruit op den weg, dien
Grotius ons gewezen heeft.
Door zijn ideëen, door zijn zoo heldere, zoo
strenge en zoo rechtvaardige leer, is Grotius
derhalve de waarlijk moderne man, de apostel
onzer dogen geworden.
De apostel, wiens leven slechts een opeen
volging van teleurstellingen cn beproevingen
is geweest.
Toen hij, na een lange loopbaan in dienst
van een vreemde mogendheid, het overschot
van zijn leven wenschte door te brengen te
midden zijner landgenooten, op dien grond,
dien hij nooit had opgehouden lief te hebben,
cn hij in het midden van den winter zich had
ingescheept voor die reis, welke hij de laatste
hoopte te zijn cn welke hem geluk zou bren
gen toen was het inderdaad zijn laatste
reis. De verbolgen zee wierp den stervende op
vreemde aarde, waar hij eenzaam en verlaten
zijn ziel aan Gcd overgaf.
Het verheel van zijn leven roept in de her
innering lërug die schoone, zoo bekende ver
zen van Alfred de Musset
„De mcnsch is leerling, en de bittre smart
zijn meester,
Geen die zichzelven kent, dan hij die lijden
moest.
Dat is de harde wet, de onwrikbaa/rste
aller tijden.
Oud als de wereld en door 't noodlot zelf
gewrocht.
Dat ons de rampspoed door zijn sombren
doop moet wijden,
En alles tot dien prijs door ons moet zijn
gekocht."
Dien doop heeft Grotius ontvangen en aan
dien doop heeft hij eer bewezen door zijn
leven, vervuld van een rusteloozen arbeid, zon
der verpoozing of vermoeidheid, ten bate van
de geheele menschheid.
Aan de zoldering van een der zalen in dit
Vredespaleis schittert in gulden letteren een
Latijnsche spreuk
„Si vis paccm, cole justitiam".
Indien gij den vrede wilt, neem de gerech-»
tigheid in acht f
Inderdaad, nimmer is Grotius moede gewor
den zijn lezers van die les te doordringen.
Het schijnt, dat eerst in de twintigste eeuw
de man ven de zeventiende eeuw eindelijk leer
lingen heeft gevonden, geneigd om dezen stel
regel toe te passen op het verkeer tusschen
de Staten.
Indien Grotius kon opstaan uit zijn graf en
weder in ons midden verschijnen, dan zou hij
dit ontroerd en voldaan constateeren.
Maar ik vrees dat hij ons ook dit woord zou
zeggen uit het Evangelie,JDe oogst is wel
groot, maar de arbeiders zijn weinige".
Het is aan ons, mijn waarde collega's, hun
aantal te vergrooten.
De oogst is groot inderdaad en hij zal geluk
brengen, maar aHecn op voorwaarde, dat de
arbeiders willen werken
De Volkenbond heeft een beroep gedaan op
uw wetenschap, op uw ervaring en op uw toe
wijding. Zij heeft uw medewerking verzocht.
De vaste wil deze te verleenen zal de beste
titel zijn voor ons recht den gedenkdag van
het werk van Grotius te vieren.
Na de openingsrede van Dr. Loder in de
35e zitting van het Institut voor Internationaal
Recht heeft de Minister van Buitenlandsche
Zaken, Jhr. Mr. Dr. H. A. van Karn'ebeek, de
volgende redevoering uitgesproken, eveneens
in de Fransche toal
Heeren en Dames, Heeren Leden en buiten
gewone Leden van het Instituut voor Interna
tionaal Recht.
Ik heb de eer mij jegens U te kwijten van
een plicht, die mij zeer aangenaam isII te
begroeten uit naam der Nederlandsche Regee
ring en U een hartelijk welkom te 's-Graven-
hage toe te roepen.
De betrekkingen tusschen Nederland en het
Instituut voor Internationaal Recht zijn oud en
nauw. Zij dagteekenen van zijn stichting, waar
in wijlen de Minister van Staat Prof. Asser,
wiensh erinnering ik in Uwe tegenwoordigheid
nouwlijks behoef cp te roepen, zulk een belang
rijk en vruchtbaar aandeel heeft gehad. Zij
werden bevestigd in 1875, toen het Instituut
te 's-Gravenhage zijn derde zitting kwam hou
den en in diezelfde stad vierde in 1898, het
jaar van de kroning onzer Geëerbiedigde
Vorstin, het Instituut zijn zilveren jubileum. Ik
heb don ook, wanneer ik U begroet, het gevoel
mij te richten tot een ouden vriend, wiens be
zoek door ons, op dit oogenblik bijzonder
wordt op prijs gesteld en gewaardeerd en wier»
wij dank weten, dat hij door zijn aanwezigheid
de ontroerde en dankbare hulde is komen be
zegelen, welke het geboorteland van Grotius
brengt aan diens nagedachtenis en diens eeuwig
werk.
Dames en Heeren I De geschiedenis van het
Instituut vormt een merkwaardig en belangwek
kend deel van de hedendaagschen geschiede
nis. Zij weerspiegelt bij haar oorsprong de hu
manitaire gee9tcsstroomingen, welke zich in de
vorige eeuw na de gebeurtenissen van 1848
openbaarden meeningen, die zochten naar een
verzoening van het beginsel van de nationali
teit en van de vaderlandsliefde, de kracht der
volken, met het groeiend gevoel der internatio
nale saamhoorigheid en die dc toenadering der
volken eischten en de wegneming der hinder
palen, welke de regeeringsvormen van dien tijd,
door de Staten te isoleeren, hadden geschapen