AI te Grappig!
De rubriek van Oom Karei.
Nu jc eiken dag al die vacantiemenschcn op
fietsen voorbij ziet trekken bij stapels slaan
ze opzij van onze „kei", als er .weer eens een
groepje vreemdelingen gekiekt moet worden
denk je wel eens even, hoe is dat vroeger nu
wel geweest? Ik bedoel een honderd jaar, of
meer geleden.
Het antwoord is duidelijk toen waren er
geen fietsen, dus dan zog je ook geen fietsers,
die zich bii de Amersioortschc kei lieten kie
ken.
Maar gingen de menschcn er dan nooit op
uit
Zeker wel, maar ze deden dan alles te voet.
's Zondags gingen net zoo goed, als nu nog
wel eens een enkele keer gebeurt, vader en
moeder met de kinderen wandelen. En er wer
den dan vast ook wel eens grootere tochten
gemaakt cn gingen de boterhammen den hcc-
lcn dag mee.
Hier in Amersfoort lag je teen eigenlijk mid
den in de bosschcn en in de mooie wandelingen'
en de stad heeft zich sindsdien wel veel uitge
breid, maar je kunt toch gerust zeggen, dat
we nog vlakbij allemaal moois hebben. Je hoeft
geen uur Ie wandelen, of je bent dè Berg hee- f
lemnal op, waar het al heel mooi is; een an
dere kant uit heb je de Treek enmaar ik
hoef jullie warempel niet te vertellen, wat
vaór mooie plekjes hier in do buurt zijn.
Ik zeg dit allemaal maar, omdat ik de brief
jes van sommigen van jullie las„U schrijft
wel over mooie tochten die U maakt, en. lï
geniet wel, maar dat kunnen wij niet. want we
hebben geen fiets." Met andere woorden: al
leen maar, als je een fiets hebt kon je van
buiten genieten.
Daar wilde ik nu eens tegenop komen. Want
hoe deden de menschcn vroeger dan, toen er
nog geen fietsen waren Genoten ze toen niet
van de mooie natuur Of waren het maar die
paar mcnschen, de dichters, die de natuur be
zongen hebben en er dus wel van genoten heb
ben: en bleven de anderen thuis „omdat ze
nog geen fiets hadden
Nee hoor, juist omcl t wc er hier zoo midden
in zitten, kan je van wandelen roovael genie
ten.
Ga er eens een vnenntiedag op uit met een
paar vrienden vraag moeder dan, of je
boterhammen mee mag hebben, dat vindt ze
vost wel goed stap flink aan, in den pas,
dan schiet het vlug op; en ik weet zeker, dat je
na een uur al een heel eind in de bosschen bent.
En een uur kan toch iedere jongen loopen I
Desnoods blij? je dan den verderen dag daar
in de buurt, don hoef je je niet veel meer te
vermoeien.
En tegen etenstijd ga je weer naar huis en
ik weet zeker, dat je me 's avonds dan zeker
gelijk zult geven „ja, ik heb geen fiets, dat
is wel wat jammer, moor aan den onderen kant
had ik met een fiets geen prettiger dag kun
nen hebben dan ik vandaag gehad heb."
Jullie weet, dat ik na de "vacantia weer een
opstellenprijsvraag- houd; dan verwacht ik er
vast ook bij over „wandeltochten". En nu be
gint de vacantic, voor mij ook, want, zooals
ik vorige week* schreef, doen we het deze
maand zonder raadsels cn correspondentie. Dus
nog eens heel, heel veel plezier in jullie vc-
cantie, hoor I
RAADSELS.
De oplossingen van vorigen keer zijn
I Abraham; met de woorden
A,
A. B. G,
Maric,
Ab rali am,
Johan,
Kat,
M
II Inktkoker; met de woorden'
kok,
kikker.
De Kampioenen, die ik overhield, zijn:
Kampioen, Bobbie, Mimosa, Zwartkop, Bruno,
Gymnast, Crocus, Bob cn Kwikzilver.
En daaruit is nu geloot Bobbie. Dus hoe
la I voor de nieuwe kampioen uit de rubriek
van Oom Karei
De prijs heeft deze week gc-wonnen Cecilia.
Komt zij Maandag even langs het Bureau
van het Dagblad
En nu geef ik volgens afspraak dus
geen nieuwe raadsels maar verwacht met Sep
tember, (denkt er aan, uiterlijk den Tsten Sep
tember 1) een bus vol opstellen, waaruit ik op
kan maken, dot jullie een heerlijke vacanlie
hebt gehad l
Tot ziens I
ONDER HENGELAARS.
Hengelaar A zegt tegen hengelaar B
„Zeg, twee weken gelcdqn verloor ik in de
ze rivier een rijksdaalder, cn nu net vang ik een
snoek, die in'zijn maag" heeft twee gulden, één
kwartje en twee dribbeltjes.
„De snoek heeft daar zeker sluisgeld van
betaald I" merkt B. geestig op.
(Ingez. door Vo'
Fakeüero van Lessing.
m.
De Eik.
In een stormachtigen nacht had de wind
zijn macht getoond aan een hoogen eik.
Daar lag dan den volgenden morgen die
trotsche eik. TJal van lage struiken waren
verpletterd onder het zware gevaarte.
Een vos, wiens hol niet ver van daar was
gelegen, zag het schouwspel met verbazing.
„Wat een boom riep hij uit. „Ik had
waarlijk nic-t gedacht, dat hij zóó groot
was I"
Zoo gaat het dikwijls met de grooten der
aarde, die ver boven ons geplaatst zijn door
het lot. Wanneer zij van hun hoogte neer
geploft zijn, zien wij pas goed. hce groot zij
werkelijk waren.
Vrouw Olifant voer door de vaart
ze kwam met melk van 't land -
„hei-ho, hei-ho," zoo riepen haar
twee heng'laars aan den kant.
„Och, goede vrouw, doe ons plezier,
„en neem ons beiden op
„u hebt nog plaats, v. ij zijn maar licht
vrouw Olifant zei: „top I"
Goedhartig voer ze naar den wal;
de heng'laars stapten in
dra zaten zij op hun gemak
en hadden 't naar hur. zin.
In ruil voor hare vriend'lijkheid
vertelden zij de vrouw
nu d' eene grap na d' andere,
dot zij maar lachen zou.
Nu. dèt gelukte al te
't Succes was zelfs t e groot I
zij lachte, dat zij duikelde
toen kantelde de boot.
De heng'laars plonsden in het nat
't was hun bedoeling niet
't Gaat vaak zoo, dat je niet 't gevolg
van woord of daad voorziet I
HERMANNA.
In de Boekenkast.
't Was stil in huis: de menschen sliepen,
Maar in de groote boekenkast
Zuchtten de boeken: 'k voel me slapjes,
Wat geeft de jeugd ons toch een
lost I
Och, zei eer Atlas, van mijn
bladen
Zijn velen los en zelfs gescheurd,
Mijn rug is zwak Jan zei nog
gist'ren:
Zeg, wat is er met jou gebeurd
En ik, zei 'n Themabeek, och
heden,
In elke bladzij 'n ezelsoor I
't Is zoo'n benauwd gevoel: die vou-
v. en,
'k 'Verbeeld me zelfs, dat 'k minder
hoor.
De Aardbol was een vroolijk ventje:
Hij lachte maar, had steeds plezier
En zet: Ik, Ronde, heb geen kwalen,
Houd eig'lijk wel van wat_vertier.
Och niet, dat ik mij dikwijls boos
maak,
Maar 'k ben toch blij, zei 't
Rekenboek,
Düt de vacanlie 's aangebroken,
Ik iuslig li^ in dezen hoek.^-
Wat rustig? bromd' een Dic-
tionnaire,
Ik neem een kaartje, ga op reis I
Ik ken twee talen, kan mij redden,
Wie brengt er mij _w.t van de
wijs
-
Komt allen, vrienden, wij marcheeren
Tezaam naar d' allerhoogste
plank 1
Riep plots met „luider stem de Atlas,
Voorwaarts en netjes in de flank I
De lucht is daar voor ons gezonder,
't Is er een echt herstellingsoord.
We zullen nieuwe krachten opdoen,
Zooals dat bij vacantie hoort.
Neen maa wat vreeselijk gestommel
Was 't in die groote boekenkast I
Een klein, dik Opschrijfboekje bromde:
Och, reizen is me ook een last 1
Toch kwamen zonder ongelukken
Zij allen aan het doel der reis
De Atlas ritselde eens even,
-Sprak toen uit aller r.eam heel wijs
Nu, kind'ren heb in de vacantie
Zelf veel plezier, maar 'k wou één
ding:
Dat je, als ie weer gaat studeeren,
Met or-j. wat minder ruw omging 1
Fabelen van Lessing.
IV.
Hel Oude en hel Jonge Herl.
Een heel oud hert zei eens tegen een
jong hert:
„'t Heugt mij nog zoo goed als de dag
van gisteren, dat de mensch het geweer nog
niet had uitgevonden."
„Hè," zuchtte het jonge hert, „wat moet
dat een gelukkige tijd zijn geweest voor
ons, arme herten
„Wees toch niet zoo voorbarig in je oor
deel," antwoordde het oude hert. „De tijden
waren toen wel anders, maar niet beter. In
plaats van het geweer gebruikten de men
schen in die dagen pijl en boog en wij
waren er al even slecht aan toe als tegen
woordig.
Van alles watv
DE RESIDENTIES.
Een Gezelschapsspelletje in den Zomer.
De spelers zitten in een kring op het gras
en nummeren zich achtereenvolgens 1, 2,
3, enz. Is dit afgeloopen, don staat no. 1 op
en zegt:
Ik ben de keizer, koning, president, her
tog," (of wat hij maar wil) „van:en
hij noemt dan een land op. „Waar zal ik
mijn residentie vestigen?"
Terstond noemt no. 2 een letter uit het
alphabet en zonder aarzelen moet no. 1 een
stad of dorp, onverschillig wat het is, uit
dat land opnoemen, waarvan hij zich de
heerscher genoemd heeft. De werkelijke re
sidentie des lands mag echter niet genoemd
worden. Doet hij dit bij ongeluk toch, dan
springen allen op en jagen met hun zakdoe
ken het hoofd van den staat den kring rond.
Kan hij niet gauw genoeg men kan voor
af afspreken, binnen hoeveel tellen een
plaats uit dat land noemen, dan moet hij
een pand geven. Is, hij echter zoo gelukkig
aan de opgave voldaan te hebben, dan zegt
no. 2: „Ik ben," enz.
Het zal niet kwaad zijn, vooruit af te spre
ken, dat de Q en de X niet mogen worden
opgegeven, daar weinig landen zoo rijk!
zijn, een plaats met d^e be;jrinle'*er te bezit-J
ten.,i
CORRESPONDENTIE.
Crocus. Jij hebt dus al een ourdig sta
peltje. Maar dot is ook een heerlijk bezit. Wat
prettig, dat jullie verhoogd zijndat zal wel
blijde gezichten gegeven hebben thuis. Geniet
nu moor fink
Stormvogel. Ik go onmiddellijk nog eens
nuvrogen nuor jc kaart; misschien tusschcn
kranten gekomen. Moor dun toch vost heel har
telijk bedankt voor dc leuke bedoeling I Hoe
goot het met dc bul cn dc schoentjes. Heer
lijk, hoor 1
Boonestaak. Ik heb alle namen, die toch
goed weren, ook goed gerekend. Donk voor
dc zending I Wat org jammer von d:.c twee
eitjes. Die zijn nu mislukt natuurlijk. Maar ge
lukkig, dat df* duiven weer terug zijn.
Bobbie Don ook wel gclukgewcnscht,
hoor I Nee, je hoeft niet te wachten tot Sep
tember; als je bang bont, het te verliezen,
stuur het dan maar; maar zet er duidelijk en
alléén op „Oom Karei
Gymnast. Don kon jc mooi helpen met
verhuizen. Ja, die weg is prachtig. Wat een
bol ben jij Leuk idéc van dat zakboekje.
Bob. Terwijl ik dit schrijf aan je, zit jij
dus in Stavoren. Muor misschien wil Vader of
Moeder wel de krant voor je bewaren I Wat
heb je olzoo gekregen Dut moet jc me na
de vacantie maar eens vertellen.
Cecilia. Dus don nog een beetje geduld.
Gaat Vader long weg Wat ccn bof, dot je
dan tóch nog verhoogd bent. Was je wel een
beetje bang er voor Geniet nu maar flink I
Vuurtoren. Het blijft toch niet de hccle va
cantie zulk weer I Stel je eens voor. Wat fijn,
om .naar zoo'n groote stad te gaan. Dus je
hebt al een mooie fietstocht te pakken I
Goudenregen. Jij hebt dus maar een le
ventje als een prinsesIk wou, dat ik ook
nog oen zusje had van een juor I Natuurlijk
mag je van beide insturen. Dat is alweer con
kansje meer I
Kwikzilver. Nee, nu is het wel wat koud.
De loting heeft het nu zoo getroffen. Hoelang
gaan jullie Door moet je mo zeker eens wat
van schrijven, hoor 1
Bruno. Dat zul well Dot hooge springen
lijkt me erg griezelig. Nu go je zeker weer
iederen dag Dat had ik niet begrepen, voor
h<"t volgend jaar 1
Ekster. Prachtig is het daar, ht* Ik heb
daar ook eens, een paar zomervaconties door
gebracht met roeien en zeilen. Dit bewaar ik
goed tot na de vacantie. Hartelijk gelukge-
wcnscht, hoor I
Kampioen. (Nog de oude). Dat was juist
mijn bedoeling, het moet een genoegen blijven
cn geen dwang. Dus dat is zoo wel goed op
gelost. Hoe wos het in Gouda Mooi geweest
Zwartkop. Mooie stad, Nijmegen. Dat uit
zicht vanaf het Valkhof is zoo prachtig, en
dan die mooie tramrit naar Berg cn Dol. Ik
vind het altijd lijken op Arnhem, daar bij
het Openluchtmuseum.
Mimosa. Ga je ook mee of is dat alleen
voor je broertje weggelegd Je uitstapje naar
Socstcrduincn (ik dacht, dat het Soestdmncn
heette) is zeker niet doorgegaan. Maar laat
ik je troostpn de barometer goot vooruit I
LACHPASTILLES.
Verwarring.
Een veddenkooper komt aan de deur en
vraagt den knecht of er nog voeden of been
deren te koop zijn, waarop de knecht antwoordt:
„Nee, Mevrouw is er niet I"
(Ingez. door Voetbal).
Flauwe mop.
„Zeg, hoe maakt Pieterscn het toch
„Teen ik hem voor het laatst zag, had hij
geen hemd aan zijn lichaam."
„Arme kerel I Wanneer was dot
„Toen hij in Zondvoort baadde I"
(Ingez. door Speurder.)
Een les in beleefdheid.
,,Hoe maak je het, beste jongen
„Heel goed, donk u I"
„Nu moet jij vragen en hoe maakt u het V
„Maar dat kan me niets schelen I"
(Ingez. door Speurder).
Jammer.
'Straatjongen, tot heer, wiens fiets zooevcn
gestolen is„Zat er ook een lantaarn op,
Miinhecr
Bestolene (dcnker.de, dat hij inlichtingen
krijgt, gretig „Ja vriend f'
Straatjongen „Jammer, dan bent U die ook
kwijt I"
(Ingez. door Speurder.)
Het eind.
Twee matrozen trokken een kabel naar boven.
„Duivels I waar blijft het eind vraagt de
een.
„Dat hebben ze er zeker afgesneden" zegt
de ander.
(Ingez. door de Wereldreis.)