KINDERRUBRIEK
De rubriek van Oom Karei
Nu jullie weer aan het werk zijn gegaan, lijkt
het wel, of ik het opeens ook veel drukker g<v
kregen heb. Want de kinderkrant moet noodig
naar de drukkerij en ik ben nog long niet klaar.
Zoo zie je weer, dat er van uitstel gauw afstol
kan komen. Is het eigenlijk niet met alles zoo?
B.v. jullie stelt 's Zaterdagsavonds uit een brief
aan mij te schrijven: „och dat kan Maondag
wel". Maar Maandag komt er iets tusschen cn
don moet het Dinsdag gebeuren.
Je huiswerk stel je uit tot 's avonds laat, en
misschien is het je wel eens overkomen, dat
er dan niets meer von kwam, en je 's morgens
vroeg moest opstaan, om het nog in orde te
maken. Jc hebt er don altijd spijt von, en je
denkt achteraf„Was, ik er maar direct mee
begonnen."
Zoo denk ik er nu ook over. Maar Maandag
was Koninginnedag en had ik andcro werkjes
op te knappen, Dinsdag had ik het heel druk,
en Woensdag hard ik nog niets nf.
Jullie begrijpt, hoe 'n spijt ik nu heb. Maar
het is een goede leer voor volgende keer.
Ik neem me voor, in het vervolg direct met
do krant te beginnen
Het is voor jullie meteen een goede les, ora
vooral niets uit te stellen lot morgen, wat jo
vandaag kunt doen. Wont Oom Karei is nu
jullie voorbeeld hoe het goot, als je dat niet
doet. Dan wordt het hollen en vliegen, om nog
op tijd een voorstukje af te krijgen.
VERANTWOORDING „BORCULO".
Na mijn oproep in mijn voorstukje van vo
rige week zond één van de neven mij een en
velopje met geld met de woorden „De rest
van mijn reisgeld geef ik aan Borculo."
Dus kan ik aan het .comité nog 1.58 over
dragen van Bellefleur.
Zeker verdient dat een extra vermelding en
alvast kan ik Bellefleur hier heel, heel harte
lijk voor bedanken I
RAADSELS.
Oplossing van vorigen keer
I. „Borculo" met de woorden oor, bol, Gor
en de letter u.
II. „Leve de Koningin" met de woorden
b'nt, eelt, vuil (of vies) ezel, deur, egel, kaas,
open, neus, Iris, noot, geel. Iris en Noor.
Den prijs heeft gewonnen Bruno.
Dus Maandag zullen ze op het bureau van
het Dagblad weer het bekende geklos op de
trap hooren van een neef vun Oom Karei, die
zijn raadsclprijs komt halen
Omdat er zoo veel zijn, die door den Konin
ginnedag óf vergaten óf geen tijd hadden, om
de raadsels op te lossen, zal ik nog één week
wachten met den Kampioenwedstrijd.
Maar volgende weck begint die onherrocpr*-
lijk en wie dan geen raadsels opgelost heeft,
dingt dan den komenden wedstrijd niet mee
om den titel van „kampioen".
NIEUW RAADSEL.
Het wordt jullie nog wel heel gemakkelijk
gemaak; maar ik begrijp, dat die eerste school
week zooveel nieuws geeft, dot ik jullie mnai
wat moet verwennen.
Daarom maar één raadsel von de week.
Mijn geheel bestaat uit een en twintig let
ters en is een bekend spreekwoord.
In de vacontie hebben we gelukkig vaak de
12, 9, 7 gezien.
Een II ,16, 17, 11 hoort thuis in een stoof.
In elk huis vindt men minstens één 8, 2, 10,
6, 3.
Als je geschreeuwd hebt, ben je vaak 17,
18, 19, 13, 3
14, 4, 6, 21 is een ontkenning.
Als we hard loopen 19, 20, 5, 6, 15 wij.
Bijna er bij.
O muisje, hoe verzin je het?
ga gauw toch hier vandaan,
in 't wiegje ligt een poezekind
toe, blijf daar toch niet staan I
Een poezemoeder zit er bij;
ze breit een jasje fijn
en spint een liedje, o zoo zoet
voor 't slapend poezekijn.
Droom prettig, lieve, kleine schat,
zoo spint nu moeder poes
droom maar van muisjes, dik en vet,
hoor, lieve, kleine snoes f
Voordat de nacht komt, vang ik er
misschien wel één voor jou.
't is net of ik er ééntje ruik1
muis, hoor je 't? vlucht toch
gauw
Gelukkig was het muisje wijs
en hoorde naar den raad
de poezemoeder keek heel sip
ze was precies te laat T
Haar lieve, zoete poezekijn
moest 't zonder muisje doen,
maar kreeg van moeder poes een lik
bij wijze van een zoenl
De Vogelverschrikker.
O, kijk toch eens, wat groote pop
Staat midden in het land
Hij steekt heel wijd 7;jn armen uit.
Nee maar, wat vreemd- Kant! -
De kind'ren naad'ren angstig en
Bekijken hem eens goed.
Hij lacht zoowaar en heeft maar pret
Hij draagt een ronden hoed.
Een fijn pak en een stippeldas,
En zelfs een echten boord,
Ja, ja, die vreemde, stijve baas.
Die weet wel, hoe het hoort.
Hij is wèt netjes aangekleed,
Heeft schik in het geval.
Denkt stellig bij zichzelfOch hé,
Wat doen die kinders mal 1
rk doe het drietal heusch geen kwaad,
Sta hier den heelen dag.
Is 't wonder, dat ik om hun angst
Eens in mijn eentje lach
Het vogelvolkje jaag ik weg,
Want dat pikt als het kan
Van 't koren, dat aan schooven staat,
Daar houdt het dolveel van 1
Tc Help dus den boer en doe mijn
plicht,
'k Heb in mijn werk plcizlcr,
Voor m ij hoef je niet bang te zijn,
Toe, kom eens bij me, bier f
Bekijk mij maar van eiken kant,
"Mijn naam is: Houten Klaas.
Het drietal roept met luider stem
Toch ben j' een leuke baas 1
Een Bruiloftsgeschenk.
Parijs vierde een grooten feestdag, zóó
schitterend als deze st8d, die van oudsher
aan praal en pracht gewoon was, nog maar
zelden gezien had. Keizer Napoleon I en
zijn jonge bruid. Prinses Marie Louise van
Oostenrijk, hielden hun intocht in Frank-
rijk's hoofdstad. Vandaag was het hun brui
loftsdag. Reeds in den vroegen morgen
reed de prachtige keizerskoets met het
jonge paar de rijk versierde hoofdstad bin
nen. De schitterende wagen werd door acht
parade-paarden getrokken. De klokken luid
den gedurende den intocht, de artillerie
vuurde saluutschoten af, uitgezochte solda
ten uit het leger presenteerden het geweer
en stonden in dubbele gelederen langs den
geheelen weg; jonge meisjes strooiden bloe
men op den grond. Vóór den stoet uit reed
keizerlijke ruiterij, daarop volgden lanciers
en jagers met muziek; hierbij sloten zich
herauten aan, gekleed in schitterend
kostuum. De grootmaarschalk en de overste
der keizerlijke garde, te paard gezeten, be
schermden de keizerlijke koets voor het al
te dicht naderen der jubelende menigte.
Duizenden menschen vulden de breede stra
ten en keken op overal opgerichte tribunes
het schouwspel aan.
Door vele zegebogen trok de schitteren
de bruiloftsstoet over de Champs Elysées
naar den tuin der Tuilerieën. Ginds werden
Napoleon en Marie Louise in de grootste
zaal van het paleis in den echt verbonden.
Zij waren omgeven door Koningen en Ko
ninginnen, door hooge adellijke heeren en
dames, door kardinalen en bisschoppen, in
tegenwoordigheid van acht duizend gasten.
De trouwplechtigheid werd geleid door kar
dinaal Fesch, groot-aalmoezenier in Frank
rijk.
De vele feestelijkheden op den dag waren
snel voorbijgegaan; maar eerst des avonds
zou het feest in al zijn luister gevierd wor
den. Vuurwerk, verlichting, kortom allerlei
heerlijkheden zouden de Parijsche bevolking
worden aangeboden.
Slechts één onder die allen mocht aan
dat genoegen geen deel nemen, kon de
schitterende illuminatie niet van nabij be
zien en mocht het heerlijke concert niet
aanhooren, maar toefde eenzaam in een stil,
afgelegen vertrek der Tuilerieën.
Dat was Napoleons gunsteling, de page
Philip Desnouettes. De Keizer mocht hem
gaarne lijden, omdat de jongen hem eens
bij een aanslag op zijn leven uit een groot
gevaar gered had. Van dat oogenblik af be
hoorde hij tot zijn page-korps. De jonge
Philip had een opdracht gekregen, die
nauwkeurig en prompt ten uitvoer gebracht
moest, worden. De knaap moest stipt ge
hoorzamen en hij deed dit ook, doch in
wendig vond hij, dat hij wel reden had om
te morren en te klagen, want het verschil
tusschen dien morgen en avond was al te
groot. Trotsch had hij bij den intocht mee
op de kroningskoets gezeten, was als een
gewich t personage mee aangegluurd en
bewonderd; nu was Ki echter tot volslagen
eenzaamheid veroordeeld. De tranen ston
den hem in de oogen, maar het hielp niets;
hij moest nu op zijn post blijven, wilde hij
zijn plicht trouw nakomen.
De kamer, waarin Philip zich bevond, lag
aan het einde van een lange, smalle gang,
die slechts zuinig verlicht was, maar in het
vertrek zelf straalden een menigte kaarsen
en lampen. Op deze eenzame plek van het
paleis had het hoofd der pages, Malvirade,
den page gebracht en tegen hem gezegd:
„Wacht en blijf hier, totdat je afgelost
wordt. Hier zijn een hond en een papegaai.
Pas op, Desnouettes f dat de hond niet
blaft en de papegaai niet krijscht Zoo
luidde het bevel.
De kamer, welke dadelijk met een cri-
tisch oog door Philip gemonsterd werd, was
blijkbaar een pronkvertrek. Er hingen tee-
keningen en schilderijen aan den wand, het
huisraad verried geenszins den glans der
nieuwheid en was steliig niet in Parijs ge
maakt. In een groote kooi kwinkeleerden en
sprongen vogels. Op een vergulde stang zat
een groene papegaai. Nu eens zal hij in
elkaar gedoken, dan weer richtte hij zich
heelemoal op, krabde met zijn poot, knab
belde en schuurde met zijn krommen sna
vel. Terwijl hij zijn kop in de hoogte rukte,
keek hij met zijn heldere, verstandige
oogen scherp naar een hondje, dot vóór
hem op een wollen deken uitgestrekt lag.
Dezen papegaai en dezen hond had de
jeugdige Philip dus te bewaken. De beide
dieren moesten zich heel rustig houden
en wel zooals we dadelijk zullen zien
om een zeer bepaalde reden.
Philip wachtte en wachtte. De tijd verliep
heel langzaam. De stemmen der jubelende
menigte drongen uit den tuin door het open
venster naar binnen en ook het volkscon
cert bereikte het oor ven den eenzame.
Philip werd ongeduldig en pruttelde voort
durend in zichzelf, dat men hem in deze
gevangenis gestopt had. Nog onrustiger
waren echter de beide dieren. Misschien
waren zij nog niet gewend aan hun nieuw
verblijf; misschien hinderde hun ook de mu
ziek, waarvan zij niet wisten, waar ze van
daan kwam. Maar Philip trachtte hen zoo
snel mogelijk tot bedaren te brengen. Zacht
streelde hij den hond.
„Arm dier I" zei hij tegen hem. „Wat wil
len ze toch met je uitvoeren Nee, wacht
maar, dat zul je wel gauw zien. Hier heb je
al vast een beschuitje en eyi klontje. Ook
den oproerigen papegaai sprak hij vriende
lijke woorden toe en het verstandige dier
luisterde oplettend en deed precies, alsof
hij alles begreep.
Eindelijk, nadat er verscheiden uren ver-
loopen waren, hoorde men !n de gang voet
stappen. De papegaai stak den kop op om
te luisteren; de hond stond op om naar de
deur te trippelen. Hij wilde juist beginnen te
blaffen, doch Philip riep hem fluks tot de
orde.
De deur ging open en een zeer deftige
dame trad binnen; zij was nog heel jong,
eigenlijk niet veel meer dan een „opgescho
ten meisje," maar in een schitterend feest
gewaad en met een lief, bekoorlijk gezichtje.
Zij bleef een oogenblik staan, daar zij ver
blind was door- al het licht. Daarna keek
zij om zich heen. Met inspanning rukte het
hondje zich blaffend van Philip los en
sprong naar haar toe. Zonder zich om haar
kostbaar kleed te bekommeren, knielde zij
op den grond, nam het hondje op en lief
koosde het, terwijl een kreet van vreugde
haar ontsnapte. Het was haar lieve Polly uit
Weenen en zij was zijn oude meesteres. De
vreugde van het wederzien was groot.
„Maar, wat zie ik l" riep zij uit, terwijl zij
verward om zich heen beek. „Dit is dezelfde
kamer als degene, die ik in Weenen had.
Waarlijk, dat is hetzelfde tapijt, dat mijn
vader mij gegeven heeft, en hier zijn de tee-
keningen van mijn zuster Clementine, het
borduurwerk mijner moeder, de schilderijen
van oom Karei, mijn boeken, mijn vogels
En jij bent er ook, mijn lieve Fritsje
Bij deze laatste woorden krauwde zij den
papegaai, die heftig zijn kuif en vleugels
opzette.
„En jij, m.1fc->^rr>-' TT"*""*- En
weer liefkoosde zij den hond. Toen sprong
zij echter op en zei geroerd:
„O Sire, wat zijt ge toch goed I" Teeder
sloeg zij haar armen om den hals van den
man, die haar in de kamer gevolgd was en
nu naast haar stond. Het was een krachtige,
kleine gestalte van middelbaren leeftijd.
Zijn oogen fonkelden en straalden van ver
genoegdheid en over zijn gelaat gleed een
glimlach vol bevrediging. Het was hem im
mers volkomen gelukt om zijn jonge vrouw
bij het binnentreden van haar nieuw tehuis,
op de heerlijkste wijze te verrassen.
Napoleon, de machtige Keizer, en zijn
tweede gemalin staan vóór ons. Hij had het
vertrek, dat Marie Louise in het paleis van
haar vader te Weenen bewoonde, tot in de
kleinste bijzonderheden hier in de Tuile
rieën laten namaken. Alles was hier uit
Weenen overgebracht. Met de oogen vol
tranen had Marie Louise bij 't afscheid van
haar geliefde ouders haar kamers verlaten
en gezegd: „Dat alles zie ik nu niet weer,"
en hier vond zij nu alles, alles net zoo
terug. Zelfs de beide lievelingsdieren der
Keizersdochter, den popegaai en het hondje,
had Napoleon niet vergeten en ze laten
meebrengen naar Parijs.
De verrassing was zóó buitengewoon
groot, dat zelfs de jeugdige Desnouettes
het lange wachten gaarne r dit ééne
oogenblik overhad en geheel tegen de hof
vormen in, vol deelnemende vreugde een
glimlach niet verbergen kon.
„Kom hier, Philip I" zei de Keizer met
verheffing van stem: „Je hebt goed opge
past en je plicht trouw vervuld. Hier vóór
u," wendde hij zich tot Marie Louise, „stant
mijn lievelingspoge; hij heeft mij eens het
leven gered. Om hem ook verder mijn
dankbaarheid te toonen, Zcd hij vanaf heden
ook in uw dienst zijn. Neem hem op in
uw gevolg."
De jonge Keizerin wierp een vriendelijken
blik op den hupschen, opgewekten knaap,
die zijn knie voor haar boog. Zij reikte hem
vriendelijk de hand, welke Philip eerbiedig
kuste. In dit oogenblik zwoer Desnouettes
zijn nieuwe meesteresse trouw in zijn jeug
dig, ridderlijk hart. En de Keizerin vergat
hem nooit, hoe droevig ook later haar lot
als vorstin werd.
Van alles wat.
Het Horloge ais middel om
de Kemelstreek te bepalen.
Ik denk, dat jullie d i e wandelingen het
prettigst vindt, waarbij je niet precies weet,
waar je eigenlijk zult uitkomen en dat de
grooteren onder jullie het heerlijk vinden
„op de kaart" te wandelen. Dat is ook wer
kelijk een genot, als men een goede kaart
heeft, doch het kan gebeuren, dat men door
allerlei zijwegen in te slaan niet goed meer
weet, op welk punt je je eigenlijk bevindt en
wat nog erger is, dat je zelfs niet eens weet,
in welke richting je moet loopen om je doel
te bereiken of weer thuis te komen.
Dat is lang geen aangename gewaarwor
ding, maar als je zoo gelukkig bent een
kompas bij je te hebben, weet je gauw ge
noeg, in welke richting je gaan moet. Het
kan echter heel goed voorkomen, dat je
geen kompas bij je hebt en dan sta je
rear te kijken. Weet je, wat dan redding
kan brengen Een horloge. Ja zeker, een
gewoon horloge, hoewel je daarmee je waar
neming niet zóó juist kunt doen als met een
kompas. Je kunt echter met behulp van jc
horloge heel gemakkelijk de hemelstreken
bepalen uit den stand der zon.
Je houdt n.l. het horloge zóó, dat de uur
wijzer zoo precies mogelijk in de richting
von de zon wijst, hetgeen je door de scha
duw van den wijzer op de wijzerplaat ge
makkelijk gedaan kunt krijgen. Dan tel je
de minuten tusschen het cijfer XE en den
dan bestaanden stand van het uurwijzer. Je
neemt de helft van dit aantal minuten er
denkt je een rechte lijn, welke dat deelpunt
verbindt met het midden van de wijzerplaat
en met de tegenoverliggende zijde daarvan.
Deze lijn wijst dan het Noorden en het
Zuiden aan.
Natuurlijk is het hetzelfde, of je de minu
ten van den grooteren of den kleineren
boog telt. Voor de eenvoudigheid neem je
den kleineren. Hierbij valt nog op te mer
ken, dat gedurende den dag, d. i. van uur
's morgens tot 6 uur 's avonds het Zuiden
steeds in het midden van den kleineren
boog tusschen XII en den uurwijzer ligt, het
Noorden daarentegen in de richting van
het deelpunt van den grooteren boog. Doe
je de waarneming vóór 6 uur 's morgens of
na 6 uur 's avonds, dan wijst het deelpunt
van den kleineren boog naar het Noorden.
Wanneer je de proef met deze methode
neemt, zul je haar juistheid en bruikbaarheid
leeren waardeeren en moeten erkennen,
dat zij^root gemak kan opleveren
CORRESPONDENTIE.
Bellefleur. Jij verdient zeker bovenaan
to staan, wont dat vond ik nu heol mooi van
je, om de rest van jo reisgeld voor Borculo of
te staan. Je zult eens zien, hoe *n grooto vol
doening dat later voor je zal zijn, als je oud
geworden bent. Zooals jo riot, hob ik het ver
antwoord on zal ik er verder voor ïorgcn, dot
het zijn doel bereikt.
Cecilia. Dus je vond het mooi; was het
nietHet Huis op het Duin Ik weet het wa
rempel niet meer. Het is rustig geweest dezo
maand, want we hebben ook geen prijzen ge
had toon or geen rondsels waren. Donrom kan
ik voor den opstellenwedstrijd 10 prijzen uit
loven. In dot lied, dot jo wou gaan zingen, zit
veel waars, jammer dot het op stront altijd
zoo „gebruld" wordt.
Bob. Nog wel bedankt; dot »s dus een hccle
reis geweest. Het trof zoo goed, dat ik mo
jo noam nog herinnerde; anders had ik jo niet
kunnen terugschrijven, Zeg, je doet nu toch mco
oon den opstellenwedstrijd, don hoor ik motccn
eens, wat jo ollemnol mecgcmookt hebt I
Appelsnoct. Do scholen beginnen, ge
loof ik, wel op verschillende tijden, is 't niet?
Niet olieman 1 op 1 September. Heb jo nog
wot gezien van de Konlngnnnefecstcn Ik hen
dien dog een ochto huismusch geweest, den
heelen dog thuis, cn nllcon in de verto heb ik
muziek en 's avonds het knollen von het vuur
werk gehoord.
Ton Neveu. Jullio hebt het getroffen,
want het is nu miserabel v/ocr, opeens zoo
herfstachtig. Mnor de herfst kon ook wel mooi
zijn; ols het don helder is, krijg je zulke mooie
kleureffecten tusschen dot rood, bruin, geel en
wot al niet voor klouron van do bladorcn. Let
mnor eens op.
Stormvogel. Door werd ik opeens be
groet door een kleine Vestn boven op den
brief. Leuk popier is dat. Mijn vacontie was
wel niet zoo long ols de jouwe, maai ik heb
toch ook geweldig genoten. Assen cn Gronin
gen ken ik wel, die andere plaatsen niet. Mijn
ansicht was juist een antwoord op die van jou.
Ik heb dus ook wat ansichten kunnen versturen
cn had dan ook zoo'n idee, dat ik op reis was.
Edolweisz. Dot is dan oen mooie ver
betering. Dus de rust heeft je wel goed ge
daan. Moor ik knn me begrijpen, dot het je
wot long begon te vollen, 4 maanden is een
hcclo tijd. Jc moet eens vertollen hoe het
kleedje was, dat zal Tante Riek wel interes
seeren. Wont die stelt ook nog altijd belang
in olies wat de kinderkrant betreft,
Bruno. Dot was zeker moor kort, maar op
zoo'n feestdag is dat te begrijpen. Was jo ook
bij dio optocht 's morgens? Ik vond die vlie-
gers zoo mooi, er waren geweldig grooto bij.
Kampioen. Je woont nu veel meer bui
ten, dat is zeker veel prettiger en vooral nu
je zoo maar een voetbalveld voor het huis hebt.
Hebben jullio roovertje gespeeld in de Socstcr-
duincn Het zijn daar wel echte duinen, dat
heb ik wel eens gemerkt, toen ik er wot ver
dwaald was, cn met mijn fiets aan do hand en
zond in do schoenen verder moest zeulen. Ik
verwachtte toen elk oogenblik de zee te zullen
zien.
Jammer van jo opstel, is cr niets meer aan
te doen
D i n s d a g 6.50. Wie is die geheimzinnige,
die zijn briof niet ondertcckend, moar nis her
kenning schrijft, dot hij Dinsdag 6.30 zijn
brief begon, dus rijkelijk lont was
Drover. Je hebt dus wel van nllcs gezien,
precies het tegenovergestelde van wat ik ge
zien heb, want dat was niets. Ik schreef het a)
oon een onderen neef, dot ik heelemoal niet
uit geweest ben. Zoo gaat het als jo al veel
Koninginnefe^sten hebt meegemaakt en veel
vuurwerken hebt gezien. Wat een mooio an
sicht stuurde je me. Ik had julljc vorige week
in het voorstukje ol bedenkt, dus je weet, hoe
blij Ik er mee was. Dat is een kolossaal beeld,
ik heb het ook eens ge2ien.
Gymnast. Is de school nu ver weg, nu
jullie verhuisd zijn Maar dot ruime uitzicht
zal je ook v/el beter bevallen. Of hadden jul
lie vroeger een groote tuin achter het huis
Het raadsel was toch goed. Er stond wat is
een varken. Antw.: „Vuil is een vorken." Maar
Ik geef toe, dat het cr wat eigenaardig stond
Goudboor t. Die beschrijving verwacht
<k in je opstel.
Ik hoop dot de opstellenwedstrijd zoo goed
gaat als vorige jaar. Ik heb er wel veel werk
mee, maar dot komt er niet op aan, daar bon
ik per slot Kinderkrant-oom voor.
Mimoso. Die groene inkt doet altijd zoo
prettig aan, vind ik oltijd. De voorstukjes zijn
niet altijd even lang, ik heb ook niet telkens
weer wat nieuws te vertellen. Maar jullie kijkt
vost toch veel meer naar de correspondentie,
dat heb ik ol zoo vonk gemerkt. Je boft er mee,
want er zijn er heel, wat, die el Dinsdag be
gonnen zijn. Ik begrijp nooit, waarom de scho
len niet allemaal tegelijk beginnen, stel je voor,
ols er verschillende kinderen uit een gezin ol-
lemaal op andere scholen zijn. Wat zol dat don
een jaloerschheid geven I
Zwartkop. Je, jou vriendelijkheid moest
beloond worden. Ik was in het voorjaar een dag
in N. en toen had ik al gedachtwaar zou
toch de universiteit zijn. En daar opeent. zag
ik nu, dat hc*t 't groote gebouw dicht bij het
station was. Ik houd altijd veel van de stad, ik
vind, dat er zoo iets pleizierig levendigs van
uit goat. En het is er, geloof ik, eiken dag
markt, wat een stad op zichzelf al zoo gezel
lig maakt.
Ik ben benieuwd naar je verhaal.
Goudenregen. Je moest die kiek eens
loten zien in je volgenden brief, ik zal hem dan
weor gauw teruggeven, maar het lijkt me zoo
leuk, jullie gezichten eens te zien. Dus dan van
Mimosa ook. Daar bij dc Pyromide heb je zoo'n
gezellige speeltuin, jullie hebt zeker wel geno
ten. Hoe is de tocht gegaan, per fiets