KINDERRUBRIEK De rubriek van Oom Karei Nu jullie weer aan het werk zijn gegaan, lijkt het wel, of ik het opeens ook veel drukker g<v kregen heb. Want de kinderkrant moet noodig naar de drukkerij en ik ben nog long niet klaar. Zoo zie je weer, dat er van uitstel gauw afstol kan komen. Is het eigenlijk niet met alles zoo? B.v. jullie stelt 's Zaterdagsavonds uit een brief aan mij te schrijven: „och dat kan Maondag wel". Maar Maandag komt er iets tusschen cn don moet het Dinsdag gebeuren. Je huiswerk stel je uit tot 's avonds laat, en misschien is het je wel eens overkomen, dat er dan niets meer von kwam, en je 's morgens vroeg moest opstaan, om het nog in orde te maken. Jc hebt er don altijd spijt von, en je denkt achteraf„Was, ik er maar direct mee begonnen." Zoo denk ik er nu ook over. Maar Maandag was Koninginnedag en had ik andcro werkjes op te knappen, Dinsdag had ik het heel druk, en Woensdag hard ik nog niets nf. Jullie begrijpt, hoe 'n spijt ik nu heb. Maar het is een goede leer voor volgende keer. Ik neem me voor, in het vervolg direct met do krant te beginnen Het is voor jullie meteen een goede les, ora vooral niets uit te stellen lot morgen, wat jo vandaag kunt doen. Wont Oom Karei is nu jullie voorbeeld hoe het goot, als je dat niet doet. Dan wordt het hollen en vliegen, om nog op tijd een voorstukje af te krijgen. VERANTWOORDING „BORCULO". Na mijn oproep in mijn voorstukje van vo rige week zond één van de neven mij een en velopje met geld met de woorden „De rest van mijn reisgeld geef ik aan Borculo." Dus kan ik aan het .comité nog 1.58 over dragen van Bellefleur. Zeker verdient dat een extra vermelding en alvast kan ik Bellefleur hier heel, heel harte lijk voor bedanken I RAADSELS. Oplossing van vorigen keer I. „Borculo" met de woorden oor, bol, Gor en de letter u. II. „Leve de Koningin" met de woorden b'nt, eelt, vuil (of vies) ezel, deur, egel, kaas, open, neus, Iris, noot, geel. Iris en Noor. Den prijs heeft gewonnen Bruno. Dus Maandag zullen ze op het bureau van het Dagblad weer het bekende geklos op de trap hooren van een neef vun Oom Karei, die zijn raadsclprijs komt halen Omdat er zoo veel zijn, die door den Konin ginnedag óf vergaten óf geen tijd hadden, om de raadsels op te lossen, zal ik nog één week wachten met den Kampioenwedstrijd. Maar volgende weck begint die onherrocpr*- lijk en wie dan geen raadsels opgelost heeft, dingt dan den komenden wedstrijd niet mee om den titel van „kampioen". NIEUW RAADSEL. Het wordt jullie nog wel heel gemakkelijk gemaak; maar ik begrijp, dat die eerste school week zooveel nieuws geeft, dot ik jullie mnai wat moet verwennen. Daarom maar één raadsel von de week. Mijn geheel bestaat uit een en twintig let ters en is een bekend spreekwoord. In de vacontie hebben we gelukkig vaak de 12, 9, 7 gezien. Een II ,16, 17, 11 hoort thuis in een stoof. In elk huis vindt men minstens één 8, 2, 10, 6, 3. Als je geschreeuwd hebt, ben je vaak 17, 18, 19, 13, 3 14, 4, 6, 21 is een ontkenning. Als we hard loopen 19, 20, 5, 6, 15 wij. Bijna er bij. O muisje, hoe verzin je het? ga gauw toch hier vandaan, in 't wiegje ligt een poezekind toe, blijf daar toch niet staan I Een poezemoeder zit er bij; ze breit een jasje fijn en spint een liedje, o zoo zoet voor 't slapend poezekijn. Droom prettig, lieve, kleine schat, zoo spint nu moeder poes droom maar van muisjes, dik en vet, hoor, lieve, kleine snoes f Voordat de nacht komt, vang ik er misschien wel één voor jou. 't is net of ik er ééntje ruik1 muis, hoor je 't? vlucht toch gauw Gelukkig was het muisje wijs en hoorde naar den raad de poezemoeder keek heel sip ze was precies te laat T Haar lieve, zoete poezekijn moest 't zonder muisje doen, maar kreeg van moeder poes een lik bij wijze van een zoenl De Vogelverschrikker. O, kijk toch eens, wat groote pop Staat midden in het land Hij steekt heel wijd 7;jn armen uit. Nee maar, wat vreemd- Kant! - De kind'ren naad'ren angstig en Bekijken hem eens goed. Hij lacht zoowaar en heeft maar pret Hij draagt een ronden hoed. Een fijn pak en een stippeldas, En zelfs een echten boord, Ja, ja, die vreemde, stijve baas. Die weet wel, hoe het hoort. Hij is wèt netjes aangekleed, Heeft schik in het geval. Denkt stellig bij zichzelfOch hé, Wat doen die kinders mal 1 rk doe het drietal heusch geen kwaad, Sta hier den heelen dag. Is 't wonder, dat ik om hun angst Eens in mijn eentje lach Het vogelvolkje jaag ik weg, Want dat pikt als het kan Van 't koren, dat aan schooven staat, Daar houdt het dolveel van 1 Tc Help dus den boer en doe mijn plicht, 'k Heb in mijn werk plcizlcr, Voor m ij hoef je niet bang te zijn, Toe, kom eens bij me, bier f Bekijk mij maar van eiken kant, "Mijn naam is: Houten Klaas. Het drietal roept met luider stem Toch ben j' een leuke baas 1 Een Bruiloftsgeschenk. Parijs vierde een grooten feestdag, zóó schitterend als deze st8d, die van oudsher aan praal en pracht gewoon was, nog maar zelden gezien had. Keizer Napoleon I en zijn jonge bruid. Prinses Marie Louise van Oostenrijk, hielden hun intocht in Frank- rijk's hoofdstad. Vandaag was het hun brui loftsdag. Reeds in den vroegen morgen reed de prachtige keizerskoets met het jonge paar de rijk versierde hoofdstad bin nen. De schitterende wagen werd door acht parade-paarden getrokken. De klokken luid den gedurende den intocht, de artillerie vuurde saluutschoten af, uitgezochte solda ten uit het leger presenteerden het geweer en stonden in dubbele gelederen langs den geheelen weg; jonge meisjes strooiden bloe men op den grond. Vóór den stoet uit reed keizerlijke ruiterij, daarop volgden lanciers en jagers met muziek; hierbij sloten zich herauten aan, gekleed in schitterend kostuum. De grootmaarschalk en de overste der keizerlijke garde, te paard gezeten, be schermden de keizerlijke koets voor het al te dicht naderen der jubelende menigte. Duizenden menschen vulden de breede stra ten en keken op overal opgerichte tribunes het schouwspel aan. Door vele zegebogen trok de schitteren de bruiloftsstoet over de Champs Elysées naar den tuin der Tuilerieën. Ginds werden Napoleon en Marie Louise in de grootste zaal van het paleis in den echt verbonden. Zij waren omgeven door Koningen en Ko ninginnen, door hooge adellijke heeren en dames, door kardinalen en bisschoppen, in tegenwoordigheid van acht duizend gasten. De trouwplechtigheid werd geleid door kar dinaal Fesch, groot-aalmoezenier in Frank rijk. De vele feestelijkheden op den dag waren snel voorbijgegaan; maar eerst des avonds zou het feest in al zijn luister gevierd wor den. Vuurwerk, verlichting, kortom allerlei heerlijkheden zouden de Parijsche bevolking worden aangeboden. Slechts één onder die allen mocht aan dat genoegen geen deel nemen, kon de schitterende illuminatie niet van nabij be zien en mocht het heerlijke concert niet aanhooren, maar toefde eenzaam in een stil, afgelegen vertrek der Tuilerieën. Dat was Napoleons gunsteling, de page Philip Desnouettes. De Keizer mocht hem gaarne lijden, omdat de jongen hem eens bij een aanslag op zijn leven uit een groot gevaar gered had. Van dat oogenblik af be hoorde hij tot zijn page-korps. De jonge Philip had een opdracht gekregen, die nauwkeurig en prompt ten uitvoer gebracht moest, worden. De knaap moest stipt ge hoorzamen en hij deed dit ook, doch in wendig vond hij, dat hij wel reden had om te morren en te klagen, want het verschil tusschen dien morgen en avond was al te groot. Trotsch had hij bij den intocht mee op de kroningskoets gezeten, was als een gewich t personage mee aangegluurd en bewonderd; nu was Ki echter tot volslagen eenzaamheid veroordeeld. De tranen ston den hem in de oogen, maar het hielp niets; hij moest nu op zijn post blijven, wilde hij zijn plicht trouw nakomen. De kamer, waarin Philip zich bevond, lag aan het einde van een lange, smalle gang, die slechts zuinig verlicht was, maar in het vertrek zelf straalden een menigte kaarsen en lampen. Op deze eenzame plek van het paleis had het hoofd der pages, Malvirade, den page gebracht en tegen hem gezegd: „Wacht en blijf hier, totdat je afgelost wordt. Hier zijn een hond en een papegaai. Pas op, Desnouettes f dat de hond niet blaft en de papegaai niet krijscht Zoo luidde het bevel. De kamer, welke dadelijk met een cri- tisch oog door Philip gemonsterd werd, was blijkbaar een pronkvertrek. Er hingen tee- keningen en schilderijen aan den wand, het huisraad verried geenszins den glans der nieuwheid en was steliig niet in Parijs ge maakt. In een groote kooi kwinkeleerden en sprongen vogels. Op een vergulde stang zat een groene papegaai. Nu eens zal hij in elkaar gedoken, dan weer richtte hij zich heelemoal op, krabde met zijn poot, knab belde en schuurde met zijn krommen sna vel. Terwijl hij zijn kop in de hoogte rukte, keek hij met zijn heldere, verstandige oogen scherp naar een hondje, dot vóór hem op een wollen deken uitgestrekt lag. Dezen papegaai en dezen hond had de jeugdige Philip dus te bewaken. De beide dieren moesten zich heel rustig houden en wel zooals we dadelijk zullen zien om een zeer bepaalde reden. Philip wachtte en wachtte. De tijd verliep heel langzaam. De stemmen der jubelende menigte drongen uit den tuin door het open venster naar binnen en ook het volkscon cert bereikte het oor ven den eenzame. Philip werd ongeduldig en pruttelde voort durend in zichzelf, dat men hem in deze gevangenis gestopt had. Nog onrustiger waren echter de beide dieren. Misschien waren zij nog niet gewend aan hun nieuw verblijf; misschien hinderde hun ook de mu ziek, waarvan zij niet wisten, waar ze van daan kwam. Maar Philip trachtte hen zoo snel mogelijk tot bedaren te brengen. Zacht streelde hij den hond. „Arm dier I" zei hij tegen hem. „Wat wil len ze toch met je uitvoeren Nee, wacht maar, dat zul je wel gauw zien. Hier heb je al vast een beschuitje en eyi klontje. Ook den oproerigen papegaai sprak hij vriende lijke woorden toe en het verstandige dier luisterde oplettend en deed precies, alsof hij alles begreep. Eindelijk, nadat er verscheiden uren ver- loopen waren, hoorde men !n de gang voet stappen. De papegaai stak den kop op om te luisteren; de hond stond op om naar de deur te trippelen. Hij wilde juist beginnen te blaffen, doch Philip riep hem fluks tot de orde. De deur ging open en een zeer deftige dame trad binnen; zij was nog heel jong, eigenlijk niet veel meer dan een „opgescho ten meisje," maar in een schitterend feest gewaad en met een lief, bekoorlijk gezichtje. Zij bleef een oogenblik staan, daar zij ver blind was door- al het licht. Daarna keek zij om zich heen. Met inspanning rukte het hondje zich blaffend van Philip los en sprong naar haar toe. Zonder zich om haar kostbaar kleed te bekommeren, knielde zij op den grond, nam het hondje op en lief koosde het, terwijl een kreet van vreugde haar ontsnapte. Het was haar lieve Polly uit Weenen en zij was zijn oude meesteres. De vreugde van het wederzien was groot. „Maar, wat zie ik l" riep zij uit, terwijl zij verward om zich heen beek. „Dit is dezelfde kamer als degene, die ik in Weenen had. Waarlijk, dat is hetzelfde tapijt, dat mijn vader mij gegeven heeft, en hier zijn de tee- keningen van mijn zuster Clementine, het borduurwerk mijner moeder, de schilderijen van oom Karei, mijn boeken, mijn vogels En jij bent er ook, mijn lieve Fritsje Bij deze laatste woorden krauwde zij den papegaai, die heftig zijn kuif en vleugels opzette. „En jij, m.1fc->^rr>-' TT"*""*- En weer liefkoosde zij den hond. Toen sprong zij echter op en zei geroerd: „O Sire, wat zijt ge toch goed I" Teeder sloeg zij haar armen om den hals van den man, die haar in de kamer gevolgd was en nu naast haar stond. Het was een krachtige, kleine gestalte van middelbaren leeftijd. Zijn oogen fonkelden en straalden van ver genoegdheid en over zijn gelaat gleed een glimlach vol bevrediging. Het was hem im mers volkomen gelukt om zijn jonge vrouw bij het binnentreden van haar nieuw tehuis, op de heerlijkste wijze te verrassen. Napoleon, de machtige Keizer, en zijn tweede gemalin staan vóór ons. Hij had het vertrek, dat Marie Louise in het paleis van haar vader te Weenen bewoonde, tot in de kleinste bijzonderheden hier in de Tuile rieën laten namaken. Alles was hier uit Weenen overgebracht. Met de oogen vol tranen had Marie Louise bij 't afscheid van haar geliefde ouders haar kamers verlaten en gezegd: „Dat alles zie ik nu niet weer," en hier vond zij nu alles, alles net zoo terug. Zelfs de beide lievelingsdieren der Keizersdochter, den popegaai en het hondje, had Napoleon niet vergeten en ze laten meebrengen naar Parijs. De verrassing was zóó buitengewoon groot, dat zelfs de jeugdige Desnouettes het lange wachten gaarne r dit ééne oogenblik overhad en geheel tegen de hof vormen in, vol deelnemende vreugde een glimlach niet verbergen kon. „Kom hier, Philip I" zei de Keizer met verheffing van stem: „Je hebt goed opge past en je plicht trouw vervuld. Hier vóór u," wendde hij zich tot Marie Louise, „stant mijn lievelingspoge; hij heeft mij eens het leven gered. Om hem ook verder mijn dankbaarheid te toonen, Zcd hij vanaf heden ook in uw dienst zijn. Neem hem op in uw gevolg." De jonge Keizerin wierp een vriendelijken blik op den hupschen, opgewekten knaap, die zijn knie voor haar boog. Zij reikte hem vriendelijk de hand, welke Philip eerbiedig kuste. In dit oogenblik zwoer Desnouettes zijn nieuwe meesteresse trouw in zijn jeug dig, ridderlijk hart. En de Keizerin vergat hem nooit, hoe droevig ook later haar lot als vorstin werd. Van alles wat. Het Horloge ais middel om de Kemelstreek te bepalen. Ik denk, dat jullie d i e wandelingen het prettigst vindt, waarbij je niet precies weet, waar je eigenlijk zult uitkomen en dat de grooteren onder jullie het heerlijk vinden „op de kaart" te wandelen. Dat is ook wer kelijk een genot, als men een goede kaart heeft, doch het kan gebeuren, dat men door allerlei zijwegen in te slaan niet goed meer weet, op welk punt je je eigenlijk bevindt en wat nog erger is, dat je zelfs niet eens weet, in welke richting je moet loopen om je doel te bereiken of weer thuis te komen. Dat is lang geen aangename gewaarwor ding, maar als je zoo gelukkig bent een kompas bij je te hebben, weet je gauw ge noeg, in welke richting je gaan moet. Het kan echter heel goed voorkomen, dat je geen kompas bij je hebt en dan sta je rear te kijken. Weet je, wat dan redding kan brengen Een horloge. Ja zeker, een gewoon horloge, hoewel je daarmee je waar neming niet zóó juist kunt doen als met een kompas. Je kunt echter met behulp van jc horloge heel gemakkelijk de hemelstreken bepalen uit den stand der zon. Je houdt n.l. het horloge zóó, dat de uur wijzer zoo precies mogelijk in de richting von de zon wijst, hetgeen je door de scha duw van den wijzer op de wijzerplaat ge makkelijk gedaan kunt krijgen. Dan tel je de minuten tusschen het cijfer XE en den dan bestaanden stand van het uurwijzer. Je neemt de helft van dit aantal minuten er denkt je een rechte lijn, welke dat deelpunt verbindt met het midden van de wijzerplaat en met de tegenoverliggende zijde daarvan. Deze lijn wijst dan het Noorden en het Zuiden aan. Natuurlijk is het hetzelfde, of je de minu ten van den grooteren of den kleineren boog telt. Voor de eenvoudigheid neem je den kleineren. Hierbij valt nog op te mer ken, dat gedurende den dag, d. i. van uur 's morgens tot 6 uur 's avonds het Zuiden steeds in het midden van den kleineren boog tusschen XII en den uurwijzer ligt, het Noorden daarentegen in de richting van het deelpunt van den grooteren boog. Doe je de waarneming vóór 6 uur 's morgens of na 6 uur 's avonds, dan wijst het deelpunt van den kleineren boog naar het Noorden. Wanneer je de proef met deze methode neemt, zul je haar juistheid en bruikbaarheid leeren waardeeren en moeten erkennen, dat zij^root gemak kan opleveren CORRESPONDENTIE. Bellefleur. Jij verdient zeker bovenaan to staan, wont dat vond ik nu heol mooi van je, om de rest van jo reisgeld voor Borculo of te staan. Je zult eens zien, hoe *n grooto vol doening dat later voor je zal zijn, als je oud geworden bent. Zooals jo riot, hob ik het ver antwoord on zal ik er verder voor ïorgcn, dot het zijn doel bereikt. Cecilia. Dus je vond het mooi; was het nietHet Huis op het Duin Ik weet het wa rempel niet meer. Het is rustig geweest dezo maand, want we hebben ook geen prijzen ge had toon or geen rondsels waren. Donrom kan ik voor den opstellenwedstrijd 10 prijzen uit loven. In dot lied, dot jo wou gaan zingen, zit veel waars, jammer dot het op stront altijd zoo „gebruld" wordt. Bob. Nog wel bedankt; dot »s dus een hccle reis geweest. Het trof zoo goed, dat ik mo jo noam nog herinnerde; anders had ik jo niet kunnen terugschrijven, Zeg, je doet nu toch mco oon den opstellenwedstrijd, don hoor ik motccn eens, wat jo ollemnol mecgcmookt hebt I Appelsnoct. Do scholen beginnen, ge loof ik, wel op verschillende tijden, is 't niet? Niet olieman 1 op 1 September. Heb jo nog wot gezien van de Konlngnnnefecstcn Ik hen dien dog een ochto huismusch geweest, den heelen dog thuis, cn nllcon in de verto heb ik muziek en 's avonds het knollen von het vuur werk gehoord. Ton Neveu. Jullio hebt het getroffen, want het is nu miserabel v/ocr, opeens zoo herfstachtig. Mnor de herfst kon ook wel mooi zijn; ols het don helder is, krijg je zulke mooie kleureffecten tusschen dot rood, bruin, geel en wot al niet voor klouron van do bladorcn. Let mnor eens op. Stormvogel. Door werd ik opeens be groet door een kleine Vestn boven op den brief. Leuk popier is dat. Mijn vacontie was wel niet zoo long ols de jouwe, maai ik heb toch ook geweldig genoten. Assen cn Gronin gen ken ik wel, die andere plaatsen niet. Mijn ansicht was juist een antwoord op die van jou. Ik heb dus ook wat ansichten kunnen versturen cn had dan ook zoo'n idee, dat ik op reis was. Edolweisz. Dot is dan oen mooie ver betering. Dus de rust heeft je wel goed ge daan. Moor ik knn me begrijpen, dot het je wot long begon te vollen, 4 maanden is een hcclo tijd. Jc moet eens vertollen hoe het kleedje was, dat zal Tante Riek wel interes seeren. Wont die stelt ook nog altijd belang in olies wat de kinderkrant betreft, Bruno. Dot was zeker moor kort, maar op zoo'n feestdag is dat te begrijpen. Was jo ook bij dio optocht 's morgens? Ik vond die vlie- gers zoo mooi, er waren geweldig grooto bij. Kampioen. Je woont nu veel meer bui ten, dat is zeker veel prettiger en vooral nu je zoo maar een voetbalveld voor het huis hebt. Hebben jullio roovertje gespeeld in de Socstcr- duincn Het zijn daar wel echte duinen, dat heb ik wel eens gemerkt, toen ik er wot ver dwaald was, cn met mijn fiets aan do hand en zond in do schoenen verder moest zeulen. Ik verwachtte toen elk oogenblik de zee te zullen zien. Jammer van jo opstel, is cr niets meer aan te doen D i n s d a g 6.50. Wie is die geheimzinnige, die zijn briof niet ondertcckend, moar nis her kenning schrijft, dot hij Dinsdag 6.30 zijn brief begon, dus rijkelijk lont was Drover. Je hebt dus wel van nllcs gezien, precies het tegenovergestelde van wat ik ge zien heb, want dat was niets. Ik schreef het a) oon een onderen neef, dot ik heelemoal niet uit geweest ben. Zoo gaat het als jo al veel Koninginnefe^sten hebt meegemaakt en veel vuurwerken hebt gezien. Wat een mooio an sicht stuurde je me. Ik had julljc vorige week in het voorstukje ol bedenkt, dus je weet, hoe blij Ik er mee was. Dat is een kolossaal beeld, ik heb het ook eens ge2ien. Gymnast. Is de school nu ver weg, nu jullie verhuisd zijn Maar dot ruime uitzicht zal je ook v/el beter bevallen. Of hadden jul lie vroeger een groote tuin achter het huis Het raadsel was toch goed. Er stond wat is een varken. Antw.: „Vuil is een vorken." Maar Ik geef toe, dat het cr wat eigenaardig stond Goudboor t. Die beschrijving verwacht <k in je opstel. Ik hoop dot de opstellenwedstrijd zoo goed gaat als vorige jaar. Ik heb er wel veel werk mee, maar dot komt er niet op aan, daar bon ik per slot Kinderkrant-oom voor. Mimoso. Die groene inkt doet altijd zoo prettig aan, vind ik oltijd. De voorstukjes zijn niet altijd even lang, ik heb ook niet telkens weer wat nieuws te vertellen. Maar jullie kijkt vost toch veel meer naar de correspondentie, dat heb ik ol zoo vonk gemerkt. Je boft er mee, want er zijn er heel, wat, die el Dinsdag be gonnen zijn. Ik begrijp nooit, waarom de scho len niet allemaal tegelijk beginnen, stel je voor, ols er verschillende kinderen uit een gezin ol- lemaal op andere scholen zijn. Wat zol dat don een jaloerschheid geven I Zwartkop. Je, jou vriendelijkheid moest beloond worden. Ik was in het voorjaar een dag in N. en toen had ik al gedachtwaar zou toch de universiteit zijn. En daar opeent. zag ik nu, dat hc*t 't groote gebouw dicht bij het station was. Ik houd altijd veel van de stad, ik vind, dat er zoo iets pleizierig levendigs van uit goat. En het is er, geloof ik, eiken dag markt, wat een stad op zichzelf al zoo gezel lig maakt. Ik ben benieuwd naar je verhaal. Goudenregen. Je moest die kiek eens loten zien in je volgenden brief, ik zal hem dan weor gauw teruggeven, maar het lijkt me zoo leuk, jullie gezichten eens te zien. Dus dan van Mimosa ook. Daar bij dc Pyromide heb je zoo'n gezellige speeltuin, jullie hebt zeker wel geno ten. Hoe is de tocht gegaan, per fiets

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1925 | | pagina 11