KINDERRUBRIEK De rubriek van Oom Karei Tot mijn groote vreugde haalde ik weer heel wat briefjes uit de,,brievenbus en nu met dit nare, akelige koude weer ga ik er eens gezel lig voor zitten, om jullie terug te schrijven. Ik kijk nfet naar buiten, want daar zie ik toch maar regen en plassen en vallende bladeren maar ik lees met plezier hoe jullie allemaal genoten hebt in de zomervocantie. Eén arme nicht schreef me, dpt ze de heele vacantie ziek geweest was; daar heb ik nou toch zóón me delijden mee. Afschuwelijk, hoor Maar nu zullen jullie wel zeggen, die Oom Karei is niet gouw tevreden, want héélemaol tevreden ben ik nog niet; heusch, ik verwacht deze week, vóór Woensdag nog een boel meer opstellen. Er liggen 10 mooie prijzen klaar, dus neemt de kans waar en go eens schrijven I Grappig, zooveel nichten en neven mij schre ven, dat ze nu voortaan iederen dag zooveel huiswerk hebbenja, dat gaat zoo. Hoe verder jullie komen, hoo harder wordt het werken, maar ook hoe grooter voldoening, als je dan elk jaar overgaat en ten slotte met een flink eindexamen het een of andere vak gaat kie zen. Als ik zoo eens zit te praten met een oude vriend van mij uit onze kinderjaren, dan zeg gen we vaak, wat is de schooltijd toch veran derd voor onze jeugd tegenwoordig. Vroeger werd er veel en veel harder geleerd en was er veel minder vrije tijd cn o, zooveel huiswerk en toch hadden we plezier; dus maar niet ge treurd, hoor I En nu nog eens een praatje over de krant zelf. Jullie hebt natuurlijk graag véél afwisse ling en veel moppen en hoekjes, maardo voorraad is op cn de laatste maanden is do inzending daarvan maar schaarsch, dus ver wacht ik nu ook van jullie zoo op geregelde tijden een brief met het een of ander; dat is toch veel aardiger, als we het met mekaax doen, dan dat ik altijd alleen alles bij mekaar moet zoeken. Vooral het planten- cn dicren- hoekje mag niet verdwijnen, hoorï En nieuwa raadsels niet te vergeten I Dus nu .allemaal gaan helpen; dan krijgen we gauw weer een gezellige, volle krant van jul lie zelf. RAADSELS. Oplossing van vorigen keer is. No regen komt zonneschijn; met de woor den Zon, test, kamer, schor, neen, hijgen Deze week heeft de prijs gewonnen Edel- weisz. 9 Komt zij dos Maandag even op het Bureau van het Dagblad de prijs halen De kampioenen, die we nu hebben zijn Gymnast, Dikkert, Bob, Kampioen, Athlcet, Nimf, Ton Neveu, Monbrecia,- Goudenregen, Cecilia, Stormvogel, Draver, Boonestank, Vuur toren^ Speurder, Zwartkop, Mimosa, Bellefleur, Bruno, Pimpompoentje, Edelweisz. Goudbaard, Appelsnoet, Ekster.- NIEUWE RAADSELS. I. Mijn geh'eel is een republiek in Europa, het woord bestaat uit TI letters. 11, 2, 3, TO, is een hoogte aan het strand. 4, 9, TO, 1 ,zit in den mond. 5, 6, 7, 2, 3, 4, is ccn vaartuig. 4, 9, 5, 6, 7, dient, om iets in tc bergen. 11, 9, 8, ligt tuschen twee bergen. (ingez. door Zwaluw). n. Mijn geheel is een spreekwoord van 19 let ters en 3 woorden. 14, 12, 13, is een metaal. 6, 15, 3, 18, 5, is een vrucht. 7, 8, 9, 13, is om in te bakken. I, 2, 16, 3, is een betaalmiddel. 4, 4, 10, is geen minuut II, 15, 17, 19, is een soort dans. (ingez. door Hulsttakje). Om na te teekenen. Groot en Klein. VOOR DE KLEINTJES. HET MAANTJE. ft Maantje tuurt, 't maantje gluurt Al door onze vensterruiten Weet je wat het ons vragen wil? 't Is in de kamer zoo stil, zoo stil. Zijn de kinderen al naar bed Of loopen ze soms nog buiten ^Lieve maan, kijk eens aan, We liggen al in de voeren!" „Mooi I" zegt 't maantje, en lacht en lacht, „Tc Wensch jullie alle een goeden nacht Morgen heb je weer nieuwe pret, Dan kan je weer spelen en leeren I" Op een Andere School. Ikke ben verhuisd vandaag. Ikke kan wel huilen: Onze banken zijn geverfd En wij moesten ruilen Met een school hier in de stad, Die wel goede banken had. juffrouw zegt„Een kruis hoor, Ben! 'k Moet op school ook eten En mijn boeltje neem ik mee 'k Mag daar niets vergeten, Want die school en 't is gemeen! Hoort niet eens van ons alleen. Later als ik grooter ben En de baas zal wezen t-eer ik zelf mijn kinderen Reek'nen, schrijven, lezen En ze krijgen allemaal Een heel keurig schoollokaal Maar mijn Moeder zegt: ,,'t Is niets. Je bent 't gauw vergeten." En of zij gelijk heeft, dat Zou 'k wel willen weten. Meestal kom ik tot 't besluit: Wat mijn Moeder zegt, komt uit. Van een Waterhoentje, dat eigenwijs was. door TANTE JOH. Aan den oever van een riviertje, dat tus- schen weilanden kronkelt, had een water hoentje zijn nestje tusschen het riet. Het woonde daar al. zoo heel lang, en het -voel de zich daar zóó veilig en heel gelukkig, en daarom zong het. altijd zoo vroolijk Kok-kok-kok l" Vriendjes had het waterhoentje ook. Dit waren de kippen en de eenden van boer Wouters en de eksters, kraaien en andere vogels, die hun nesten hadden in de knot wilgen en peppels, die langs den oever van 't riviertje stonden. 't Waterhoentje was dan ook 'altijd de vredestichter tusschen de eksters en de kraaien als die, in 't voorjaar, soms kibbel den over een nest. „Kok-kok, kibbelt toch niet!" riep het dan. „Kom, laat elkaar met rust er. bouwt in vrede je nest!" „Kèrok, kèrok, de kraai is begonnen," schetterde daarop de ekster. Kra-kra, 't is nietes", kraste de kraai, de ekster begon met te zeggen, dat haar nest mooier is Kok-kok-kok, dat moet je niet zoo boos opnemen!" riep dan het waterhoentje, en zoo werd het dan weer vrede tusschen de beide vogels. Maar op een dag, toen Ekster en Kraai weer hevig kibbelden, hield plots Ekster op met haar geschetter, vloog van uit den boomtop naar één der onderste takken, keek met haar scherpe oogjes naar iets, dat de rivier kwam afzwemmen en riep daarna tegen het, waterhoentje„Kèrok, kèrok, riend Waterhoen, da3r komt ie heele fa milie aanzwemmen!" 't Waterhoentje, dat vanaf zijn jeugd al leen was, riep„Kok, kok-kok, dat kan niet, vriend Ekster! Sinds mijn zusje door een kat is opgegeten, sta ik heelemaal alleen." Maar toen hij nu ooi: /at verder de rivier langs keek, zag hij waarlijk óók wat vreemds, 't Waren twee groote waterhoen tjes, en achter hen aan zwommen zes klei ne, wollige, zwarte dotjes. „Kok-kok-kok riep toen het waterhoentje heel verbaasd, „wat zijn dat voor zwarte dingetjes „Dat zijn waterhoen-kïnderenschetter de de ekster. „Zoo was jij ook, toen je nog klein was. Ach, wat was je toen liefEn toen je zusje werd opgegeten 't Waterhoentje luisterde maar half naar Ekster. Hij keek maar naar de vreemde familie, die al dichter bij was gekomen. Hè, ja, nu vond hij die zwarte dotjes toch wel aardig met hun glinsterende kraaloog jes en het roode streepje langs hun kopje. Maar dat ze nu hier waren gekomen, dat begreep hij niet. Hij riep daarom„Kok kok-kok, wat komen jullie hier doen I „Kok-kok-kok antwoordde één der grootste dieren. „Ik. ben vader Waterhoen, en dat is mijn vrouwtje, en die zes dotjes zijn mijn kindertjes l" En nu wees hij op het andere waterhoentje en op de dotjes. „En wij zijn gekomen van heel ver. We zijn gevlucht voor een man, die1 pief-paf-po eft, en voor de menschen-kinderen, die met eteenen werpen „En voor de booze visschen, die je bij je pootjes pakken," be gon nu het hennetje. „Kok-kok-kok l" riep het waterhoentje „Hier zijn geen booze visschen en geen menschen-kinderen én geen men, die pief- paf-poeft. We zijn hier alleen bang voor de katten. Hier is 't lest! En o, ik zie ook al een nest „Kok, kok, kokriep het waterhoentje, „dat is mijn nest én "daar blijven jullie af) hoor I" „Nou, .wees maar stil," zei vader Water hoen, „we zullen hiér ergens wel een nieuw nest bouwen." Zoo bleef de familie Waterhoen in het riviertje. Eksters en kraaien noemden vader Wa terhoen wel een indringer, maar toen het oude Waterhoentje nu zei, dat hij zijn nieu we familie wel prettig vond, waren ook de vogels weldra met het geval tevreden. Waterhoentje stond du aan de kleine, zwarte dotjes de vetste mugjes en vliegjes af, maar moeder Waterhoen riep daarvoor telkens dankbaar „kok-kok", terwijl vader aan Waterhoentje vertelde van de wijde we reld, en wat daar al zoo omgaat. Hij ver telde dan van Bunzing, die eens grootmoe der Waterhoen had opgepeuzeld en hoe slim het beest was, dat ze „Vos" noemen, en van de groote, bruine ratten, die eens waren gekomen, terwijl moeder Waterhoen op de eieren zat en die niet zoo maar in den steek kon laten. Ze hadden toen bei den heel hard „kok-kok" geschreeuwd, en daarop werden de ratten zóó bang, dat ze wegliepen. Als Waterhoentje naar die ver halen zat te luisteren, zette hij groote oogon op, schudde zijn kopje en riep: „Kok-kok, wat hebben jullie toch al veel beleefd Ach, wat zou ik toch ook graag eens een avontuur beleven." „Kok, kok, verlang daar toch niet naar," waarschuwde dan vader Waterhoen. „O je weet niet, hoe akelig het is, om altijd in angst te zitten. Wees toch blij, dat je het hier zoo rustig 1 ebt. Ik wil nooit meer hier vandaan „Kok, kok, ik ook niet I" riep moeder Wa terhoen. „We zitten hier wat best, hoor Ja, ja, rust is toch maar alles „Kok, kok," piepten de zwarte dotjes, „wij willen ook hier blijvenWe vinden, het hier zoo erg prettigEn er zijn hier zulke fijne vliegjes en mugjesEn toen sprongen ze van louter pret op moeders rug, plaagden haar een beetje en gingen daarna weer zwemmèn en duiken. Doch het oude Waterhoentje, was niet meer zoo gelukkig als voorheen. De avon tuurlijke verhalen van vader Waterhoen hadden hem zóó ónrustig gemaakt, dat hij het in 't stille riviertje niet meer prettig vond. Hij verlangde heel erg naar de wijde wereld, waar de man, alle Waterhoentjes en andere dieren, pief-paf-poeft, en waar men schen-kinderen met steenen werpen. Ook wilde hij wel eens de bruine ratten zien en de visschen, die in je pootjes bijten. Neen, hij moest de wijde wereld in. Weg uit het riviertje, waar 't zoo stil was en zoo verve lend Dit zei hij ook op een dag tot de vc. i anders dan vroeger," schetterde Ekster. „'t Komt omdat ik verlang om de wijde wereld in te gaan!" riep het Waterhoentje. „Dat zal je toch wel laten," schetterde Ekster. En toen die het nu dodelijk ging vertellen aan de andere vogels, kwamen die ook allen aanvliegen, en zij fladderden en vlogen om Waterhoentje's kopje en riepen hem toe„Je gaat niet de wijde wereld in! Je blijft hier bij ons!" „'k Ga toch!" riep Waterhoentje. Toen vader en moeder Waterhoen nu be grepen, dat hun vriendje werkelijk de wijde wereld wilde ingaan, riepen zij waarschu wend „Ach, blijf toch hier! Je kent de booze dieren niet, die op ons loeren f Je kent ook de wreede menschen nietLuis ter toch naar ons, die ouder en wijzer zijn en de wijde wereld kennen Daar vloog op eens Ekster, met luid ge schetter boven Waterhoentje's kopje „Kè- rok-kèrokl" riep hij. „Kom, luister toch naar je vrienden, die het zoo goed met je meenen en die het beter weten dan jij Kom, wees niet zoo eigenwijs I Blijf bij ons!" „Waar wil hij heen?" vroeg een nieuws gierig meezenpaar, aan vader Waterhoen. „Kok, kok", was het antwoord, „hij wil de wijde wereld in. Hij wil naar de groote .ri vier, die longs het bosch stroomt." „O, ga daar toch niet heen!" piepten de meezen. „Daar zwemmen de groote vis schen met spitse bekken! Met hun scherpe tonden zullen zij je pootjes afbijten!" Daar kwam de haan met zijn kippen aan, en voor hen uit vlogen de duiven. Al die dieren woonden op de hoeve, die bij het riviertje lag en zij allen kenden het Water hoentje reeds heel lang. En omdat zij nu van de Ekster hadden gehoord, dat hun vriendje het riviertje wilde verloten, wilden zij er meer van weten. „Kok, kok!" riep moeder Waterhoen, toen zij de duiven, en de familie Kif? zag aankomen. „Komen jul lie hem nu dat domme plan ook eens uit zijn kopje praten? Verbeeld je, dat dit eigen wijze dier niet naar ons wil luisteren. Hij wil en zal de wijde wereld in „Waar is die stoute vriend Waterhoen?" riep de haan. „Kijk, daar zit hij, daar, naast zijn nest!" „Kukeleku!" kraaide heer Haan tegen het Waterhoentje, „zeg ben je niet wijs? Waar wil je naar toe, zoo alleen?" „Eerst naar dc groote rivier en dan nog verder," zei het Waterhoentje. „En ik wil ook naar het groote bosch!" „Daér zullen booze mannen je pief-paf poefen!" kakelden de hennen. „Ach, ja," zuchtte één der duiven, „ik vloog gisteren even naar het bosoh, om nicht Houtduif op te zoeken. En ik vond haar liggen op den grond morsdood, vlak naast tante Fazant, die ook zoo juist was gepiefpaftHè, 'k ben er nog ake lig van! Neen, hoor, in 't bosch is het lang niet veiligl" „Als vriend Waterhoen daarheen gaat, was gepiefpaftHè, 'k ben er nog ake- oude, dikke-kip. „O, els hij de wijde wereld ingaat, dan komt hij hier niet heel huids terug Bij deze wijze voo; spelling, rilden alle vogels, want 't kwam altijd uit, zooals zij voorspelde. Heer Haan, die dit -reeds zoo vaak had ondervonden, kraaide daarom heel luid tot Waterhoentje„Kukeleku, luister lech naar de wijze kip, en blijf hier I Wees toch niet eigenwijs en waag je leven niet J" „Krok-krok, kra-kra, kok-kok-kok, tjok- tjok, kukeleku, koekeroekoe, wees to^h niet zoo eigenwijs en blijf hier!" riepen nu alle dieren in koor. M sar Waterhoentje wilde niet luisteren naar zijn vriendjes en de wijde wereld in ging op een. dag (Slot volgt). CORRÉSPONDENTIE. Voor mijn nieuwe neven cn nichten zet ik er nog eens boven, dat de briefjes in mijn bezit moeten zijn uiterlijk Dinsdagavond 8 uur, in de bus ven het Bureau van het Dagblad, Ach ter de Arnhemsche Poortwol 2a. Op het enve lopje ollccn schrijven „Aon Oom Karei". Goudbaard. Jij bent er dus al tijdig bij; flink zoo. Maar vertel je mij vooral volgende week weer eens wat van jezcll Houd jij eigen lijk zoo van sprookjes, dat je deze grappige naam hebt gekozen Waar ben je nu op school Edelweisz. Dat kwam dus pruchtig uit I Zoo zie je, dat je toch een prijs kunt winnen met één raadsel. Natuurlijk neem ik je dat niet kwalijk; het moet geen bezwaar zijn. Toch leuk, dat je nog wat inzond. Ik houd me aan bevolen. Appelsnoet. Zijn jullie niet geweldig ge schrokken van die bedriegertjes? Ik zou geloof ik erg boos zijn, als m© dot overkwam. Maar misschien zouden jullie me dan juist erg uit lachen I Plmpompoentje. Dat vind ik nou toch zóó naar voor jou; maar kwamen je vriendinnetjes je dnn niet eens opzoeken, en don zullen jul lie toch wel eens gelachen hebben, denk ik. Als ik dot nou geweten had, had ik jou stellig apart een lange brief geschreven. Want ik heb veel moois gezien in mijn vacantie. Bruno. Ja, nu is het werken, hè? Het deed mc plezier, dat je zoo blij was. Dus don maar flink gelachen. Ik lees die boeken ook gere geld en heb er dan geweldigen schik mee ,dus je ziet, dat allo leeftijden er plezier van heb ben. eg, je irr.g voortaan wel een half vel letje gebruiken, hoor I Dan kan de andere helft nog een dienen. Bellefleur. Dat brieve van jou was wel klein, maar toch erg de moeite waard. Dank je wel, hoorDaar moet je zeker eerst erg aan wennen. Doe je het dadelijk na school of na hot eten. Ik deed het meest na het eten. gé!s, toen die hem vroegen, wat hem te-jom dan eerst nog eens wat te kunnen spelen genwoordig toch mankeerde. „Je bent heel of piano studeeren. Doe je dat ook? -7- Mimosa, Daar boften jullie nog een poor dogen bij, alhoewel je gelijk hebt, dat je weer met frisschen moed ann het werk bent ge gaan I Hoeveel klassen maak je op dezo school af Dat is dus een hoele verbetering met do verwarming. Zwartkop. Jo, dat ben ik met je eens. Ik vind het er ook zóó mooi; vooral die prachtig*» tocht met de tram noor Berg cn Dol, Hoe bevalt het op do U. L. O.-school? Hopelijk houdt altijd nog ccn oogcnblikjo over voor een praat je, met Oom Knrcl I Speurder. Toen ik de brief open maakte, begreep ik dadelijk van wie hij wos. Leuk wn« dat I N<xv dat heb ik dien dag niet gezien, wnnt ik vind dat ultijd zoo geweldig vol. Waarom doe je niet mee Ik zou het maar eens pro- becren. Je hebt nog lot Woensdag den tijd oin je te bedenken. Vuurtoren. Van jou had ik, geloof ik, in lang niets gehoord; dus was ik erg blij, jc er weer eens bij te zien f Schrijf mnnr eens een flinko brief over jc vacantie, in den vorm van een op stel; dan kim je ook meedingen Boonestaak. Nee, dat had ik niet gczicn.Bc heb 't toch liever onderaan den brief voortoon. Ja, die waren goed, maar nu begint de ni>uwo wedstrijd, dus jij ook. Dank je wel voor de in zending. Ekster. Heb je nog wat meegedoon met dio wedstrijden Dat moet jc mc eens vertellen. Hoe is het daar wel Nu wordt het zeker wer ken, hè Ik was gisteren een dag op de Vcluwo cn zag daar heel wat vogels van Jou naam. Kun jij ook zoo sierlijk dansen cn zoo hard lachen Draver. Jc schreef me, dat jc een poesje had, en dnnr schreef je van het iscn toen een woord, dot zóó rnnr gekrabbeld was, dot ik liet heusch niet lezen kon, dus schrijf je me deze weck nog eens wat moor er van? Als hij misschien eens iets grappigs doet, schrijf ik het in het dierenhoekje I Stormvogel. Jn, dat is geweldig aardig be dacht voor loter. Dot doe ik don expres, om- dot er vaak zooveel overblijven en don is het aardiger den titel te verdienen, don te krijgen door loten. Vindt jc dat eigenlijk ook niet Cecilia. Dnn kom ik dus nu met mijn ge- Jukwcnschon veel te loot; mnnr donrom niet minder goed bedoeld, hoor I Wat een reuze nicht ben jij dan al. die al zóó laat naar bed mocht. Dat vond Bob zeker wol leuk I Vikker. Deze naam heb ik nog niet, wel het verkleinwoord, nikkertje. Dus blijf jij don voor al nikker I Jammer, dat je de oplossing van het raadsel er niet bijzond, dan had je men kunnen doen aan den nieuwen kompioenwedstrijd als je nu deze week goed oplost èn de vorige oplossing er bij zendt, zal ik je er nog bij zet ten. Goudenregen. Hartelijk dank voor het kij ken; wat gezellig staan jullie er op. Wat een lief klein zusjo is dat I Ik zal de kiek klaarleg gen; als je dan eens langs het Bureau komt, ligt ihij klaar! Nu hoop ik ook, dat ik je her ken, als ik jou of Mimosa tegen, kom! Monbrecia. Welkom, hoorJe moet me eens vertellen ,waar of jij vandaan komt; ik heb dio naam meer gehoord in het Zuiden ven het land. Of kom jo van hot veen Dits nu sla je ook al bij dc kampioenen. Ton Neveu. Heerlijk zeker, die lessen. Schiet je fijn op. Ja, dat was jnmmcr, maar hot was toch anders prachtig, dezen zomer. Hoc voel je je nu wel, als cx-knmpiocn? Nu maar weer tien weken meedoen I Nimf. Waar speelde jo don? Toch' zeker binnenshuis, want buiten spelen zal niet erg gnnn in Amsterdam I Tenminste ik vind het daar héél erg druk en met ovcrstekeni heb je geen oogen genoeg. Het is anders een prachtige stad, hè Je wos zeker ook wel in Artis Ath'eet. Hoe komt dat Ik was erg blij met dio beeldige kick, maar ik kan het heusch niet thuisbrengen. Dus vertel je het mij eens Wat aardig van jc zusje om je dat tc leenen. Ging het toen ineens goed Ik heb het deze zomer ook zóóveel gedaan. Kampioen. Wnt zeg je daar nu wel van, nieuwe kampioen, dot dr© eer jou te beurt is gevallen. Je schrijft daar heelemaal niet eens wat over. Jc vindt het toch zeker wel fijn II Ik heb laatst ook gezocht, maar geen groot succes gehad. Nu zijn ze zeken wel op hé Bob. Wat een reuze (codeau, een viool. Nu heb je zeker ook lessen, hé? Leuk, dat je ook meedoet. Heb je plezier gehad bij je jarige vriendin Dat zal wel, hè Wat doe je met die gelukspop; is dot tevens een spaarpot Dikkert. Ben jij een nieuweling? Ik heb jo naam nooit gezien. Je moet me eens wat meer schrijven van jezelf; dnnr stel ik altijd heel veel belang in. Dus tot volgende weck. Gymnast. Dan heb je pog een heele wande ling maar dat geeft gezonde eetlust! Mnnr een klein tuintje kan,ook aardig zijn; dat zie je vooral de kanten uit van den Arnhemschcn wegdaar zijn het ook meest kleine tuintjes, maar toch zóó aardig. Dus nu heb ik ook nog keus LACHPASTILLES. Gewetenloos. Een landlooper met een groote zwarte baard wordt voor den rechter gebracht, dio een kaal geschoren gelaat heeft. Rechter „Je geweten is zoozwart als je board I" LandJoopcr„Als u het geweten naar den baard beoordeeld, hebt u heelemaal geen ge weten, Edelachtbare 1' (ingez. door Sneeuwwitje). Beter adres. „Ik zal je een geschiedenis vertellen, dat je horen overeind gaan staan I" „Vertel het don liever aan mijn broer, die is toch kaall" (ingez. door Sneeuwwitje). Toch al zoo oud. Een heer gaf een diner, cn liet een' flesch wijn zien, wiens smaak cn ouderdom hij niet genoeg kon roemen. „Hoe vindt je hem?" vroeg hij een gast. Wel, ik vind hem nog te klein voor zijn ja- renl" (ingez. door Wereldreis). Een student, die wegens schulden zijn boe ken heeft moeten verkoopen, schrijft nan zijn vader „Verheug; u met mij, reeds leef ik van mijn r boekcnl" (ingez. door Wereldreis).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1925 | | pagina 11