De rubriek van Oom Karei Deze week heb ik nu alle opstellen bij elkaar gekregen, dus kan ik gaan beslissen. Maar dat gaat niet zoo gauw ik kou den uitslag er vandaag nog niet inzetten dus neg een oogenblik geduld, en volgenden Zaterdag staat in de krant, wie prijswinnaars zijn. Ik ben zelf ook erg benieuwd. Ik zal ook eens een opstel maken over een book, dat ik pas gelezen heb. Toen ik het las, dacht ik direct aan jullie wat zouden zij dat mooi en interessant vinden. Het is do beschrij ving een „Reis naar de maan", niet het bekende verhaal van Jules Vernc dat kennen vast al veel van julliq maar van een Engel- schen schrijver. Volgende week zal ik cr eens wat over ver tellen. zoodat jullie cr ook oen idee van krijgt liet zal wel niet zoo'n heel lang opstel wor den daar heb ik geen tijd voor en ik werk ook niet voor een opstellenwedstrijd maar ik zal wel maken, dat het goed te begrijpen is Wacht dus maar tot Zaterdag, dan brengt dc rubriek twee nieuwtjea. den uilslag van den op stellenwedstrijd cn weer eens een verhaal van Oom Karei zelf. En daarna plaats ik enkele van jullie opstel len, die goed waren en een prijs verdienden. Ten slotte dit nog helpt mij, de kinderkrant leuk te houden, door af cn toe weer eens wat in te sturen. Alles is welkom, ook kunstjes en proeven en ruilwaar voor het Ruilhandel- hoekje. Die beide hoekjes zijn helaas op den achtergrond gekomen. RAADSELS. Oplossingen van vorigen keer zijn T. Duitschland met de wcoidcn: duin, tand, schuit, tasch, dal. II Geduld overwint alles; met da woorden tin, dadel, oven, geld, uur, wals. Deze week heeft den prijs gewonnen B e 1- lefleur. Komt hij Maandag even langs bet Bureau van het Dogblad DE KAMPIOENEN. Gymnast, Bob, Kampioen, Athleet, Nimf, Ton Neveu, Monbrecia, Goudenregen. Cecilia, Stormvogel. Diaver, Booncstoak, Vuurtoren, Speurder, Zwartkop. Mimosa, bellefleur, Bruno, Pimpompoentje, Edclweisz, Goudbaerd, Appel- snoet en Ekster. NIEUWE RAADSELS. I Een kruisraadsel, waarvan op de le rij staat: een medeklinker. Op db 2e rij een kinderspeeltuig. Op dc 3e rij een jongensnaam. Op de 4e rij een prettig spel. Op dc 5e rij een naam van een neef van jullie. Op dc (je rij lekkere vruchten, die uil het buitenland komen. Op de 7e rij wat bij de waterleiding hoort. Op de 8e rij een lichaamsdeel. Op de 9c rij een medeklinker^ Ziehier het figuur X 1 1 t X X i X XXXXXXXXX X X X X Van boven naar onder is dus ook die naam van een neef van ons te lezen (Ingcz. door Boonestaak). n. Hier moeten gezocht worden 7 woorden, elk van 4 letters. Het Ie woord is d'e naam van een roofvogel. Het 2e woord is een meisjesnaam. Het 3e woord is een noodzakelijk iets vooi ieder mensch. Het 4e woord is wat een predikant draagt. Het 5e woord is een roofdier Het 6e woord is een verkorte jongensnaam. Het 7e woord is een deel van een kast. Ziehier het figuur couplet). Wie ik knel, Weet wol Wat ik druk Gaat stuk. Wat ik knijp b rijp. Wat ik puk Zeg; „krak". II Ro,ra, wat, is dat Je vindt me in dc keuken, Maar niet op ccn kantoor De gropten houd ik achter. De kleintjes gaan cr door. Je vindt mc bij de boeren, Je vindt vnc op do h.-;. Maar als je niet wilt schudden, Dan laat ik niets voorbij I VRAAGSTUKKEN. Welk oog mist dc mensch gaarne? Welke monscncn zetten hun voeten zóó hard neer, dot men het in de hcclc stad knn hoo ien RECEPT. Appclcompote. Nu is het weer de tijd geworden, dat cr veel appels van den boom vallen, die eigenlijk nog niet rijp zijn, cn waar je nu zulke heerlijke compote van kunt moken. Neem wat water cn zóóveel suiker, tot cr lek ker dik suikerwater is ontslaan; (op een héél zacht vuurtje laten smelten Schil nu dc appels cn snijd zc in partjes van vier; goed de klokhuisjes cr uit halen. Leg nu met een lepel do stukjes appel in het kokende suikerwater cn zet do deksel op de pon. Laat dc stukjes nu I a 2 minuten cr in liggen, haal zc er dan uit cn l?g weer een twcccta lar.g stukjes in de pan. Ovèrgict do compote met het nat cn laat hot afkoelen. Koud te eten. (Ingcz. door Smullcrtje.) X X X X X X X X X X X X X X Van een Waterhoentje, dat eigenwijs wss. door TANTE JOH. (Slol). Eerst zwom het waterhoentje het riviertje cp, tot bij den molen, trippelde toen over een sluk drassig weiland, en zoo kwam hij bij de groote rivier, die langs het bosch stroomde. „Hé," dacht hij, „wat is 't hier groot en mooi 1 Maar 'k zie heelemaal geen mannen, die piel', paf, poef doen, en geen menschen-kinderen. En in deze rivier zwem men geen groote visschenO, ze heb ben me dat zeker allemaal jnoer verteld, om me in 't kleine riviertje te houden Ja, 't was juist op dit oogenblik doodstil in de rivier en zelfs in het bosch; want het was bijna avond. De jagers waren naar huis gegaan, de kinderen naar bed, en de visschen sliepen. En ook* het Waterhoentje werd slaperig. Maar hij vond geen nest om in te rusten, hij vond aliecn gras en bie zen. Tusschen de biezen legde hij zich nu neer en sliep weldra in. Doch heel vroeg in den morgen deed een geplas in de rivier Nu vormen de eerste letters van die woor den ven boven naar benedeh een jongcnsspeel- tuig cn de laatste letters van boven naar be neden esn vogelnaam. (Ingcz. door Voetbal). PRIJSRAADSEL VOOR DE KLEINTJES. Nu de wedstrijd voor dc grooterc neven en nichten gesloten is cn de uitslag volgende week in d© krant zal staan, go ik deze weck de kleinere neefjes en nichtjes eens een kansje geven, om een extra prijs te winnen. Ik loof drie prijzen uit ik geef hierbij twee raadsel rijmpjes, di© volgende wcók opgelost moeten zijn. Dus nu maar eens geprobeerd I I Ra, ra, wat is dal (Ie couplet*. Dat ik kneus, - Is heusch Ieder mensch Zijn wensch Wie ik raak Mérkt vaak Nu krijg Lk Een tik I hem ontwaken. Hij keek en zag een grooten visschcnkop! 't Was een snoek, die even wat lócht kwam happen. „Tjongen, wat heeft dat dier een grooten bek I" dacht Waterhoentje, en toen wipte hij 't water in en zwom naar den visch,"om dien bek toch eens van heel dichtbij te zien. Maar de snoek zei op eens „hap", en het Water hoentje, verschrikt door dien wijd-open bek, vluchtte naar den oever. Ook daar zag hij iets vreemds. Er liepen mannen, die met lange stokken pief-paf-poeften, en dat maakte hem zóó bang, dat hij den oever ver liet en naar het bosch trippelde. Daar eerst kwam hij wat tot rust. Maar hij was niet de wijde wereld ingegaan om lustig in een hoekje te zitten. Neen, hij móest echte avonturen beleven f Daarom liep hij dan maar weer dadelijk het bosch uit, denkende weer bij%de rivier te komen. Maar ach, hij verdwaalde, want hij kwam niet bij de rivier, doch wel op een weiland, waar eenige kleine jongens bezig waren met het zoeken naar pieren. „O, kijk eens, een v/alerkip 1" schreeuw den zij, zoodra zij het Waterhoentje zagen. Ze liepen het toen na, wilden het vangen. En toen zij nu zagen, dat het diertje heel hard wegliep, wierpen zij het met harde aardkluiten. Voort, al maar voort rende nu het Waterhoentje, over het land en door de greppels, maar toch ontkwam hij niet aan de aardkluiten, die de jongens hem na wierpen, want een heel hirde kluit raar.te zijn kopje. „Kok, kok," schreeuwde hij, nü van pijn, „kok-kok, begrijpen jullie dan niet, dat het piin doet?" Ondanks de pijn op zijn kopje liep Water hoentje al maar vorder, totdat hij weer hij de groote rivier kwam. Dadelijk sprong hij er in, dook eens flink *net zijn pijnlijk kopje onder water, alleen 't linkervleugeltje bleef boven, alsof dit op 't water dieet „Pang, pangDaar knalden van af den oever twee schoten „Kok, kok, au, au, mijn vleu geltje!" schreeuwde Waterhoentje op eens, want een jager had, denkende dat hij een eend was, cp hem geschoten, en zijn vleu geltje geraakt. Heel bang werd nu Water hoentje en daarom dook hij nu nóg dieper onder, en zoo onder water door, zwom hij. naar een andere plek. Daar zat hij nu tus schen het riet en daar dacht hij zich geheel veilig. Maar daar sloop iets langs den oever, 't Was een katMet loerende oogen keek ze naar Waterhoentje, die van angst weer in de rivier sprong. Doch daér, juist toen hij weer wilde onderduiken, greep iets, dat onder water zat, zijn rechterpootje vast. O, wat deed dat vreeselijk pijn! „Kok, kok, leat los mijn pootje schreeuwde hij. „Kok, kok, laat het losO, je bijt zoo vreeselijk hard Kok, kok, wet doe je me pijnDoch het beest onder water, 't was een snoek, deed alsof hij Waterhoentje's geschreeuw niet hoorde, hij hapte en hapte maar door. Waterhoentje, die voelde, dat de pijn steeds heviger werd, kreeg nu groot berouw, dat hij het rustige riviertje had verlaten. „Ach," kermde hij, „waaróm was ik toch zoo eigen wijs Waarom luisterde ik niet naar mijn vrienden, de vogels, de kippen en de waterhoentjes Waarom verlangde ik toch zoo, om de wijde wereld in te gaan?" „Omdat je nieuwsgierig en eigenwijs was," antwoordde hem het beest, dat maar steeds aan het pootje bleef knabbelen. „Ja, je bent een cigenwijR klein dier, en daarom eet ik je heelemaal op I" Heel wijd sperde de visch nu zijn bek open, en het Water hoentje, dat dit voelde, trok vlug zijn stuk gebeten pootje er uit en zwom schreeuwend weg. „Kok, kok, nu ga ik terug naar mijn eigen riviertjeriep hij. Doch weldra voel de hij zich heel zwak en moe, want hij kon nu maar met één pootje zwemmen. En zijn andere pootje en het doorschoten vlerkje deden hem zóó'n pijn, dat hij niet meer voort kon en zich willoos en uitgeput met den stroom liet meedrijven. En hij vroeg zich treuTig af; „Zou ik nu zoo niet heel ver wegdrijven? Zou ik nu moeten sterven op een vreemde plek, zonder mijn vrienden ooit weer te zien?" Want Waterhoentje voelde wel, dat hij zou sten en, hij was zoo heel, heel moeEn al verder dreef hij met den stroom mee, die hem bracht aan den oever van een weiland. Daar sleepte nu Waterhoentje zich met moeite op het droge, bleef even uitrusten en sleepte zich daarna weer op één pootje voort, totdat hij bij een klein riviertje kwam, en hoewel hij niet wist, dat dit zijn eigen riviertje was, liet hij er zich bijna stervend in glijden en weer mee voeren, waarheen, dat was hem heizelfde. „Kok-kok," kreunde hij zacht, „zog ik nu voor 't laatst nog maar eens mijn riviertje en mijn vrienden Daar vloog, uit één der wilgen, een ekster op, en die zag nu daar opeens Water hoentje, dat al maar voortdreef. „Kèrok- kèrok," schetterde Ekster, „als ik goed zie, drijft daar ons vriendje Waterhoen, die de wijde wereld inging. En o, hij lijkt wel ziek ofdood Ekster vloog nu dade- lijk naar alle oude vrienden van Water hoentje, en begon het treurige, dat zij had gezien, heel luid uit IC schetteren: „Ginds komt ons Waterhoentje aandrijven, maar ach, hij is misschien wel doodHij drijft maar mee met den stroom, en beweegt zich niet.'v Twee dikke tranen rolden uit Eksters ronde oogen, toen ze dit had ge zegd. „Waar, waar is hij riepen alle vogels. En toen vlogen zij met Ekster naar den oever, om hun stervend vriendje nog eens te zien. En toen nu niemand iets zag komen, en zij zelfs geen Waterhoentje zegen, nadat ze gevlogen waren naar de plek, die Ekster hun aanwees, begreep geen der vogels er iets van. „Hij is verdronken," snikte Ekster. „Of wel opgegeten door een wreed dier," zuchtte Meesje. Daar kwam ook heer Haan met zijn kip- Den. „Kukeleku, wat is er gebeurd kraai de hij. En toen nu weer Ekster alles had ge schetterd, sprak de oude, wijze kip: „Heeft hij zich misschien ook naar zijn oude nest gesleept, om daar te sterven?" Van alles wat. slimheid Van ratten. Uit het volgende kunnen wc opmaken, hoe slim een rat is. In een provisiekamer stonden verschei den flesschen beste slaolie in een vierkante kist naast elkaar overeind. Gedurende eeni- gen tijd vond men telkens flesschen, waar van de kurk verdwenen was en welke half of nog verder leeg waren. On) te ontdek ken, wie dit toch deed, ging iemand achter een raampje zitten, dat in de kamer uit zag. Zoodoende zou men spoedig bemer ken, wie de schuldige was. Wat gebeurde er nu? No een poosje, toen alles weer stil was, zag de persoon achter het raampje, hoe drie of vier rotten uit verschillende hoeken te voorschijn kwamen, naar de kist gin gen, de kurken zonder veel moeite los- wroetten, hun stoort in den hals vcv de flesch stoken en er bij hel weer cl/, trek ken heel genoeglijk do olie aflikten, die daaraan was blijven hangen. Zijn ratten slimme dieren of niet? - jïl CORRESPONDENTIE. Voov dc nieuwelingen zet ik er nog eens bo ven, dat de briefjes uiterlijk Dinsdagavond uur moeten liggen in dc bus van het Amcrs- foortsch "Dagblad, Achter dc Arnhcmsche Poortwal 2n. Op de briefjes moet staan. Aan Oom Karei. Speurder. Jammer; had je het zóó druk Hartelijk bedankt voor je zending; dan zet ik dot erbij, of dat je ze naverteld hebt. Manr het is altijd heel goed, als je dat erbij zegt. Ge lukkig waren er neg meer, die aon mijn oproep gehoor gaven. En nu het tegen den winter goot, verwacht ik weer flinke hulp Pimpompoentje. O, dus de klacht was niet zóó heel erg bedoeld. Gelukkig voor je; dat je eerst had genoten; ja, dut waren zeker heerlijke dogen. Dot heb ik ook veel gedaan; wot krijg je daar don een slaap van, hè als je dan zoo heerlijk lui ligt. Dat is jammer genoeg al weer voorbij. Zóó moet het nu maar een tijdje blijven. Bruno. Dat is niet veel, niets. Maar toch stel ik in hl les belang van mijn neven cn nichten, dus daar moet je nllijd maar aan den ken. Hoe gaat het met do turnclub? Daar is het nu fijn weer voor en gaat dat den hcclcn winter door Schrijf me eens wat van je school en of je al huiswerk hebt Draver. Jn, dat moet je zeker eens doen; ik houd erg van pocscvcrhalcn. Fijn zog! wat zal je dnor von genieten. Doet je grooterc broertje ook mee, nis je dnor mee speelt. Wat zal jij nu een sterke jongen worden. Knn je al een vogelnestje maken Anders zal ik je dat eens uitleggen. Maar dnor moet je erg sterk voor zijn I Gcrrit dc Br. Lees eens goed, wat ik bo ven o«n de correspondentie schrijf. En om een prijs te kunnen verdienen, moet je beid raad sels oplossen (als cr twee zijn natuurlijk) en probeer ook eens een leuko schuilnuum tc vin den. Wie ben jij? Jc moet mc eens wat vertel len van je zelf Cecilia. Dat zul wel een gezellige tijd ge weest zijn cn een groote troost voor haar, toen hour Mot-der weg wns. Ik merk, dat jullie in de klos mekaars nomon van de krant ook kent, of vergis ik me duar mee Gaat het goed op school Tonny G. Jij bent dus een nieuweling. Dan zal lk jc eens even het een ónder uitleggen, van dc raadsels. Je moet cr namelijk ook voortaan dc losse woorden, de z.g. sleutelwoorden ook bij insturen, net zoouls ik nu do oplossingen aangeef. En dun moet- je me ook eens hot een en under van je zelf vertellen. Wot leuk, dat je me dodelijk zooveel inzond. Dank je wel Mol. Jij begint dus onze kennismaking ook manr ineens met ccn flinke inzending, die heel welkom is. Maar je moet mc ook eens ccn briefje sturen met ccn verhaaltje over jezelf, wil je? Wuor jc op school bent; of jc een tuintje hebt, of huisdieren; olies is welkom. Nimf. Ja, hoor! dat zaakje was weer in orde. Jc moot me toch maar nooit vergeten, want dat kost jc dan ook ineens den kompioen- wedstrijd, dus opgepast! Heb jc er nog nieuwe vakken bij Ik> denk, dat jc broertje jc wel eena helpt met moeilijkheden, of niet Jackie Coognn. Jammer, dot je er verl»» den weck niet bij was, dan had jc mco kunnen doen met de kampioenen. Moor nu niet weg blijven, hoor l Had je geen zin met pen opstel voor den dug te komen Boonstaak. Dus toch gevonden. Ja, nis jo soms ineens snapt, wat het zijn moet, ben jo er. Fijn, dat je weer wat inzond; stuur niv ook eens wot geen raadsel is of heb je niets? *ie zult wel denken, wot is die Oom Karei lus tig, maar ik heb zoo graag do inzendingen van jullie zelf. Blauwe Distel. Knop hoot I dat jo zoo'n reuze brief kunt tikken. Nou, ik dacht al, wnnr blijft die trouwe nicht. Wonr was je verleden week, wont nu bon jc te lont voor do kam pioenen. Ga dat lekkere recept moor eens maken; ze zeggen, dot het zóó lekker is Dikkert. Door heeft je Moesje groot gelijk nondus ik hoop, dot jc altijd nog een poosje overhoudtHeb jc veel werk En met dit mooie weer, spe'el of wandel jc zeker nog wel graag wat buiten? Pruim moest zijn dadel! Bellefleur. Wel, wel, wnt een nieuwtjes. Dot was zeker ccn heerlijke :lag I Ik ben daar ook wel eens geweest, en heb toen do hcclc Zaan langs gereden. Wat een snoezige kleine huisjes zijn dat in die dorpen. Dot Czaar-Pcter- huisjo wordt zuinig bewaard. Mimosa. Dus dot is dc hccle familie op school. Wat gezellig. Ik kon mc begrijpen, hoe .trotsch je klcino zusje was. Jij had zeker al veel geschreven, toen jc mij ging schrijven, is het niet? Dc lettertjes dansten zoo vroolijk! Zwartkop. Jo, dat hebben wc wel verdiend. Ik was Zondag nan zee, en hab door zóó ge- noten; pruchtig wns het. Heerlijk wurm in het Kooltje Vuur. Zoo zie ik wel, dat hol zien nonnetje; cn de lucht was zoo diep blauw; het van een mooi boek de lust opwekt, om ook een I wos eeri schitterende dog. Ja, dat komt nu roadsolnichljc te worden Wnt je gelijk hebt, j mct (|c herhalingsoefeningen, hoor! Grappige naam is dat. Wat voor bloem Athleet. lk vind kiekjes altijd moeilijk to is dot dan Goed, hoor! je stuurt moor. Hoe herkennen; nu zie ik het pas. Dut bruin is zoo meer hoe liev«" Goudbanrd. Wie weet; volgende week heb ik op mijn gemak allo opstellen nagezien cn goed gelezen en dan komen de 10 gelukkigen in d" krant. O, vandaar jo mooie naam. Kun je dat sprookje niet eens navertellen in een briefje voor de andere neven cn nichten? Ik denk, dat cr wel meer zijn, die van sprookjes houden. Appelsnoet. Misschien mag» jij het ook wel eens lezen; of ben jc daar nog le klein voor Ik weet heusch niet meer, hoe/ oud je bent. Vertel je me dot nog eens Ik ben erg be nieuwd, of zc uitkomen; als het nu maur wat lekker weer blijft I Edclweisz. Dat vind ik erg verstandig van Moeder; anders zou de rest er maar bij in schieten. Want dat zal niet voor de poes zijn, hè al dót werk. Maar als jo' je bost doet, komt dot best terecht, hoor I Ik doe het ook dolgraag en neem er ook altijd, als cr maar een oogen* blikje over is, een ter hand. Stormvogel. Prachtig is dot. Ik denk vaak, hier ga ik nu eens zitten cn leeken dat na. Dus mooi; ligt dnt aan het soort papier? En doo jo et" alles rolf aan Ik vind het altijd oen leuk werkje; vooral afdrukken met nvondlichtpa- picr l Monbrecia. Wnt ben jij geweldig vaak verhuisd van school Dat zol wel heel lastig voor jo geweest zijn. Ik vond het zóó leuk, dat jc me zoo uitvoerig schreef. Nu weet ik pre cies alles. Ik verheug me op de belofte I Don Quichotte. Daar deed je goed onn; bliji nu een trouwe neef; zco grappig, telkens do oudjes weer terug cn ik heb cr zóó'n massa nieuwe bij. Hoe gant het met Sancho Pnnsn? Doet hij ook nog niet eens mco Bob. Dat was dus mnar van korten duur met die klcino gast. Je hoort het telkens, dat die zoo manr 'naar binnen stappen. Vlok bij mij in de buurt ook. Die lijkt zóó precies op een tijgertje, dat wc haar zoo noemen. Gaut dc vioolles prettig Nikker. Dat Ï3 heelemaal toevallig, hoorl dat jij het luntste komt; ik neem zc zoo maar voor het vuistje weg. Jn, dat is wekelijks een „Dat is best mogelijk!" riepen nu de a~- dere vogels, en nu vlogen zij allen na$r de plek, waar zij hun vriendje v.c: c'ijk vonden. Uitgeput en met reeds doffe oogjes lag het daar, cn om hem heen stonden vader en moeder Waterhoen en hun zes kindertjes. En juist toen Waterhoentje nog eenmaal opkeek, zag hij daar al zijn oude vrienden, doch hij kon niets anders zeggen, dan héél zacht, bijna zuchtend: „Kok-kok" en toen was hij gestorven. „We welen nu heelemaal niets ven wat hij al zoo heeft beleefd," zuchtte de oude, wijze kip. „We weten niets, heelemaal niets „Kok-kok, we kunnen toch wel zien, wat er met hem gebeurd is," kokte diep bewo gen veder Waterhoen. Zijn kopje is ge won d, zijn vlerkje doorschoten en ziin pootje half afgevreten. Ja, hij heeft de wijde wereld villen zien, cn die wijde wereld werd zijn ongeluk!" „Kok-kok," begon nu moeder Waterhoen, terwijl tv°e tranen u;t haar oogje* rolden, hij verlangde om iers anders te zien en om avonturen te beleven, en nu En toen sprak ze tot haar zes kindertjes: „Mijn lieve dotjes, neemt toch een voorbeeld aan ons doode vriendje. Weest niet eigen wijs Luistert toch naar ben, die het beter kunnen weten dan jezelf. O. eigenwijs zijn. heeft ol zoo vaak groot verdriet gebracht!" „Kok-kok-kok piepten de jonge Water hoentjes, „we zullen nooit, nooit eigenwijs zijn, moeder!" En teen zwommen ze, ech ter moeder aan, de rivier op, keker neg eens naar alle vogels, die nu zoo treurig en stil zaten, en schudden hun zwarte kopjes over hun doode vriendje, dat zoo eigen wijs was geweest! nis jc door eens ccn oudo oom met een schels-llccI pükj(,. jlT zep'moor. I meer hoo boek teBcn komt, ben ik dot Het is helaas zoo licvci., n. lirl) jc cr mi n0(r bjj nu op_ koud, om nu buiten te gaon zitten. Nou, cn of ik dat hoop! Is het'mooie papier nu op? Gymnast. Dan moet jc je verlangen nog tón week uitstellen, want ik zol een week noodig hebben, om op mijn gemak de voor rand te keuren. Dus nog één krant geduld. Mooi is dut, kcor! dat zit erg goed in mekaar. Dus alweer een trouwe neef. Kampioen. Wat ccn geluk Het ligt ol bij de vcorrnod en deze weck ga ik eens extra er voor zitten. Nou, cn of dot ccn eer is I Dat dacht ik ook. Maar er wordt ook flink voor gewerkt. Heb jc veel huiswerk? Heb jo dat aardige portret gezien van onze Koningin cn de Prins en de Prinses in Amsterdam? Ik wos daar net dien dog cn heb ze zoo goed gezien! Ekster. Dot is ook het voornaamste, want als je dat flink doet, doc cr alle mcnschcn, dia bij je zijn. ccn groot plezier mee cn dunsen is zoo afgezaagd I Wat zrtl jij een knappe ekstei wordeneen raar taaltje hè uls jc het voor het eerst hoort. Ton Neveu. „Nog al", schreef jc me. Het zal ook wel een beetje vreemd zijn, na zoo'n lange vncantie, hè? Jn. door bof jc bij. Ik moest erg lachen, om je pensioen IWie weet, als lk een" een royale fc**i krijg, wat i1* neg eens do" Maar we leven nu in zulke rare tijden, dat "v nog oon geen pensioen voor jullie kan denkcnll Vuurtoren. Welnu, je doet nu al twee keel mee met den kompioenwedstrijd, dus als je nu nog acht keer de rondsels goed oplost, zonder ccn week over te slaan, heb je recht op den titel van kampioen. Maar meestal moet dan het lot beslissen. Telkens na 10 weken komt er v/eer een nieuwe wedstrijd, Ja, ik had een heerlijke tijd, en ook schitterend weer. Goudenregen. Nee, dan blijft cr ook haast geen tijd meer over. Jij denkt, dat is een dub bele kansJe hebt gelijk. Zijn er in jou klasse ook neg rr.eer rnodselnichtjes Tot mijn schril; hod ik vergeten de kick klaar te leggen, maar nu heb ik dot gedaan. Neg wel bedankt voor het zien, hoor Juffrouw Precies. Maar zóó moeilijk zijn ze toch niet altijd. Je bent misschien een beetje tc haastig Ja, ik los ze altijd eerst zelf op, voor ik ze plaats. Hoe gezellig zitten jullie daar! De hartelijke gioetcn terug, hoor! Wat een gezellig briefje, zoo klein, met dat paars. gepost cn niet meer oversluan, hoorl Jc moet mij cok Oom Karei noemen, wil jc LACHPASTILLES. Vcor twce'.'erlei uitlegging. Dienstbode, het hoofd binnen do deur ste kend „Mevrouw, ik ga even om zeep Ingcz. door Edclweisz). Goeden margen. Mijn zusje vroeg laatst aan mij „Wanneer zeggen dc Chincezen Goeden morgen I" Ik zei dodelijk: „Natuurlijk des morgens." „Mis," antwoorddb mijn zusje, ,.zij zeggen goeden morgen, zoo gauw zij Hollnndsch ken nen." (Ingez. door Bellefleur). De dorstige maan. Mijn neefje was eens met zijn vader cn moe der op reis. Het was avond; de maan scheen op een waterplas, waar ze voorbij gingen. Miin neefje zag dut door het raampje van do trein cn riep „Kijk vader, de maan heeft dorst 1" (Ingez. door Bellefleur.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1925 | | pagina 7