AMERSFOORTSCH DAGBLAD „DE EEMlander"Di"sJ-"13 °c'-1925 BINNENLAND. FEUILLETON. De Hand met het Litteeken. 24e Jaargang No. 89 TWEEDE BLAD. VIJFDE CONFERENTIE INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT. De openingsbijeenkomst. De opening van de 5e conferentie van Inter nationaal Privaatrecht heeft plaats gehad in de groote rechtszaal van het Vredespaleis te 's Gravenhage. Op het podium hadden aan de tafel voor de rechters van het Internationaal Hof van Justitie plaats genomen de minister-president, de heer Colijn, de minister van Justitie mr. Schokking en als vertegenwoordiger van den minister van Buitenlandsche Zaken, de secre taris-generaal van zijn departement jhr. mr. Snouck Hurgronje. Rede van den Portugeeschen gezant. Na de openingsrede van den minister van Justitie heeft de heer de Sousa Santos Ban- deira, gezant en gedelegeerde van Portugal, namens de buitenlandsche delegaties, den mi nister van Justitie voor zijn welkomstwoord dank gezegd. Hij geloofde de gevoelens te vertolken van al zijn ambtgenooten, wanneer hij den minister van Justitie de verzekering gaf, dat zijn vrien delijke woorden aan allen, op het oogenblik, dat zij de grens dezer conferentie gingen over schrijden. hetzelfde gevoel hadden gegeven, dat men ondergaat, wanneer men de grens van Ne derland overschrijdt: het gevoel te komen in een gastvrij land zonder gemaaktheid, een land, dat gedisciplineerd is zonder moeite en uitnemend is georganiseerd zonder pretentie. Vervolgens zeide Spr., dat hij van zijn kant zóu trachten, de gedachten te vertolken, welke in den geest der aanwezige delegaties over- heerschten. De eerste van die gedachten richt zich eerbiedig en eenstemmig tot H. M. de Koningin der Nederlanden de lieftallige vorstin, wier beeld steeds ongeschonden en vol vertrouwen is blijven staan op d© trotsche en dikwijls wankelende kathedraal van het rcht. Teneinde deze gedachte in concreten vorm te belichamen, heeft de Portugeesche gezant onder luide instemmingsbetuigingen voorgesteld, dot het Bureau de dank der conferentie aan H. M. zal doen toekomen en daaraan de wenschen zal toe-voegen, welke de conferentie uit voor het welzijn van de geheele Koninklijke Familie. Vervolgens gaf spreker uiting aan de erken telijkheid en de sympathie van de conferentie jegens de Nederlandsche regeering en het Nederlandsche volk voor de gastvrijheid, welke deze bijeenkomst opnieuw in Den Haag gevon den heeft. Hij bracht in herinnering, dat thons twee conferenties terbevordering van dltur- zamen vrede te 's Gravenhage bijeen zijn en wees erop, dat deze beide conferenties, tijdens den wereldoorlog onderbroken, thans opnieuw bijeenkomen met meer vertrouwen, talrijker en schitterender dan ooit te voren. Welke psycho logische les valt uit dit belangrijke feit te trek ken Deze: dat ondanks alles en door alles heen niets en niemand meer zal kunnen ver hinderen den opmarsch van de rechten van ieder afzonderlijk naar het scritterende doel van de eerbiediging van de rechten van allen. In dit verband leggen wij den nadruk op de be langrijke en humanitaire rol, in deze campagne gespeeld door Den Haag, als zetel der interna tional© hoven van Justitie en Arbitrage, van het Vredespaleis, van de Academie voor Inter nationaal Recht, van het Internationaal Inter mediair Instituut, van de Carnegie-stichting en van zoo.vecl andere pacifistische instellingen en conferenties. Indien de vrede dus niet besluit om definitief op aarde neder te dalen, voegde de gezant hieraan toe, dan is het zeker niet uit gebrek aan een schitterend landingsterrein of aan een geheel van goed ingerichte hangars. Na een bescheiden toespeling op de thans in gang zijnde onderhandelingen en 'n schets van de gansche menschheid, die op dit oogen blik die onderhandelingen volgt met een bui tengewone sympathie, maar ook met buiten gewone bezorgdheid, eindigde de heer Santos Baudeira dit gedeelte van zijn rede, met de opmerking, dat, indien ook ditmaal het sym bolische vliegtuig van den vrede niet zijn lan dingshaven zou kunnen terugvinden, dit hier aan zal liggen, dat zijn vleugels behoefte heb-' ben aan een meer doorschijnend doek, zijn motoren aan een zirivender essence en zijn be stuurders met meer oplettendheid moeten luis teren naar de aanwijzingen van de luchtstroo- mingen, die beneden heerschen (des courants, qui soufflent d'cn bas). Vervolgens gaf spreker uiting aan 't duE- bele leedwezen van de conferentie, in haar midden niet den Nederlandschen Minister van Buitenlandsche Zaken, den heer Van Karne- beek, aanwezig tezien, en daarbij t© weten, dat die afwezigheid het gevolg was van het droevig verlies van zijn vader, over wien spreker, evenals over den minister, met bui tengewonen lof heeft uitgewijd. Spr. stelde voor. dat bet bureau den heer Van Karnebeek de diepgevoelde deelnemingsbetuiging der conferentie zou* overbrengen. Ten slotte beeft de heer Santos de Baudeira na in bewoordingen vol bewondering en hulde het beeld te hebben geschetst van dr. Loder, zijn rede geëindigd met het voorstel om den vermaarden oud-president van het Hof van In ternationale Justitie tot president te benoe men van de conferentie. Rede mr. Lodcr. Mr. Loder achtte het een voorrecht, het presidium dezer conferentie te mogen beklee- den, doch, aldus spr., ik aanvaard deze eer slechts na zeer groote aarzeling. Immers de vier conferenties, die tot nu toe werden ge houden, stonden onder leiding van mr. Asser, den grooten rechtsgeleerde, die er de grond legger van was. Spr. hoopte, zijn voorganger, die tevens zijn leermeester was, op waardige wijze te zullen opvolgen. Wat aangaat de te volgen methode var de thans aangevangen conferentie, meende spr., dat in enkele opzichten een andere gedrags lijn te volgen, dan vroeger gebruikelijk was. Bij het eerste samenkomen vindt men niet aanstonds de wensóhelijke en afdoende oplos sing, hetzij voor hetgeen de grondslagen cn de grenzen van een gezamenlijk recht betreft. Bij den eersten aanloop de instemming te ver krijgen van de regeeringen en de nationale volksvertegenwoordigingen is vaak onmoge lijk; een aangevangen werk te voleinden dik wijls moeilijk. Maar wanneer men slechts uit eengaat om opnieuw samen te komen, vordert men met een wellicht longzamen, maar waar schijnlijk zekeren tred. In de tweede plaats zou ik, aldus spr., willen opmerken, dat mijns erochtens het beste ge bruik dat wij van onzen tijd kunnen maken, het aanvatten is van die onderwerpen van het recht, die het regelmatig verkeer tusschen de natiën betreffen. Een wetboek te bezitten, hetwelk alle internationale verhoudingen omvat, is een ideaal, waarvan wij de verwezenlijking niet kun nen hopen dan in een nog verwijderde toe komst, die ons eigen bestaan verre achter zich zal laten. Maar door ons bezig te houden met de meest dringende vraagstukken, zullen wij beginnen een weg te banen voor hen die na ons komen. De Nederlandsche regeering heeft het der halve noodig geoordeeld, het oorspronkelijke werkprogram der conferentie te wijzigen. Sedert lange jaren heeft men behoefte ge- vceld zich te verstaan omtrent een internatio nale regeling van het faillietenrecht, omdat hoe ontmoedigend de erkenning moge zijn steeds en in alle Staten personen of maat schappijen worden gevonden, die hunne ver bintenissen niet kunnen naleven en wier schuld- eischers zich in verschillende landen bevinden. Overal en altoos beslaan er geschillen tus schen partijen van uiteenloopende nationaliteit, onderworpen aan de beslissing van nationale echters. De mogelijkheid op te sporen en de grond- stagen te onderzoeken voor wederzijdsche er kenning en uitvocrbaarverklaring der gewezen vonnissen is een der onderwerpen van het grootste belang, zoowel voor den eerbied als voor de eenheid cn de zekerheid van het recht en zijn gevolgen. Datzelfde geldt voor de zoo moeilijke en menigvuldige rechtsvragen ten aanzien, van erfrecht, waarvan ons de oplossing wordt ge- v; aagd. En ten slotte heeft de praktijk ten aanzien van eenige tractaten als gevolg van vroegere conferenties gesloten, aangetoond dat met be trekking tot enkele punten het wenschelijk is er opnieuw de aandacht aan te wijden. Spr. deed ten slotte een beroep op de mede werking, den goeden wil en bovenal op dc toe gevendheid van de leden der conferentie, wel ker taak slechts door aller krachtigen steun zal kunnen worden vervuld. Benoeming van ecre- en vïcc- presidenten, secretariaat en speciale commissies. Hierna verlieten de vertegenwoordigers van de Nederlandsche Regeering de zaal en begon nen de eigenlijke werkzaamheden der confe rentie. De president stelde dc vergadering voor om in de eerste plaats eenige preliminaire beslui ten te nemen. Vooreerst om, overeenkomstig een goede gewoonte dezer conferentie, een aantal eere-presidenten te benoemen. Als zoo danig stelde hij voor, den minister-president, den heer Colijn, den minister van Buitenland sche Zaken, jhr. Van Karnebeek, en den mi nister van Justitie, mr. Schokking, alsmede de vijf gezanten, die als eerste gedelegeerden deel uitmaken van de conferentie, t. w. den Portu geeschen gezant, den heer De Sousa de Santos Baudeira, den Zweedschen gezant, den heer Von Adlercreutz, den'Italiaanschen gezant, den mar kies Maestri Molinosi de Mcttone, den Oosten- rijkschen zaakgelastigde, den heer Duffek, en den Poolschen gezant, den heer Kozminski, Nadat de conferentie zich hiermede had ver- cenigd, stelde hij in de tweede plaats voor te benoemen tot vice-presidenten der conferentie den eersten gedelegeerde van Groot-Britannië, den heer Carlill, von Frankrijk prof. Basderant, van Duitschland den heer Von Tippclskirch en van Japan den heer yoshimosa Matsuoka. Ook hiermede ging de conferentie accoord. In de derde plaats stelde hij voor, dat dc conferentie zou bekrachtigen de samenstelling van het secretariaat, zooals dit reeds door d© Nederlandsche regeering was georganiseerd De conferentie keurde zulks goed, zoodat het secretariaat thans bestaat uit de hc?ren mr. H. Daniels, hoofdcommies aan het Departement van Buitenlandsche Zaken cn secretaris van de Staatscommissie voor Internationaal Privaat recht, secretaris-generaal van de conferentie, en voorts de heeren C. G. W. H. baron van Boetzelaer van Oosterhout, gezantschaps attaché; mr. W. F. L. graaf van Bylandt. geznntschapsattocrémr. W. baron Rüell. advocaat, en. mr. A, J. N. M. Struycken, advocaat, secretarissen. In de vierde plaats herinnerde dr. Loder eraan, dat tot dusver alleen het Fransch de officieele taal von de conferentie was geweest Nu ook Groot-Brittonnië ter conferentie was vertegen woordigd, stelde hij voor, ook het Engelsch als officieele taal aan te nemen, met dien ver stande, dat de processen-verbaal uitsluitend in het Fransch zullen worden geredigeerd. De conferentie had hiertegen geen bezwaar In de vijfde plaats stelde hij voor om speciale commissies in te stellen voor de verschillende onderwerpen, waarmede de conferentie zich zou hebben bezig te houden en wel één voor het faillissement, één voor de vonnissen, één voor de erfopvolging en één voor de herziening van eenige vroegere tractaten. Deze commissies zullen zich met elkaar in verbinding kunnen stellen; het is immers mogelijk dat men tot de conclusie komt, dat het wenschelijk is om, even als zulks in het verdrag tusschen Nederland cn België is geschied, de kwestie Van het foillisse- ment en van de vonnissen in één tractaat te regelen. Overigens is het, dé bedoeling, dat elke commissie in haar eindrapport een ont- werp-tractaat moet formuleeren. De president verzocht den vertegenwooidi- gers der verschillende staten, hem mede te deelen, welke leden in elk der commissie zit ting willen nemen, dan konden de werkzaam heden der commissies nader worden geregeld. Nog deelde de president mede, dot de verdere plenaire zittingen der conferentie zullen plaats hebben in dc Japansche zaal van het Vredes paleis, terwijl voorts de conferentie zich vei- eenigde met zijn voorstel om een audientie aan te vragen bij H. M. de Koningin. De vergadering werd hierop gesloten en de leden der conferentie begaven zich naar een anderen vleugel van het Vredespaleis om hun thee te gebruiken. JHR. MR. A. P. C. VAN KARNEBEEK. De begrafenis op Ond Eik en Duinen. Na een lijkdienst in intiemen familiekring, ge leid door Dr. Van Ghecl Gildemeester en waar bij mede tegenwoordig waren de vertegenwoor diger van H. M. de Koningin, Jhr. Mr. W. M. de Brauw, kamerheer i. b. d. en als vertegenwoor diger van H. M. de Koningin-Moeder, haren ka merheer Mr. Si. W. B. Graaf van Limburg Stï- rum, beide gekleed in ambtscostuum^ werd gis terochtend omstreeks half twaalf het stoffelijk overschot van den Minister van Staat, Jhr. Mr. A. P. C. van Karnebeek. uitgedragen uit het sterfhuis aan de Alexanderstraat te 's Graven hage, om op.de begraafplaats Oud-Eik-en-Dui- nen te worden ter aarde besteld. Geheel in overeenstemming met den laatsten wensch van den nu overledene, droeg de sa menstelling van den stoet een hoogst eenvoudig karakter. Het eenige ceremonieele daarin werd gevormd door de beide galakoetsen van het Hof, met bokken in de scharlaken kleur en ge reden door koetsiers in gala-livrei, terwijl naast elk portier een lakei ging. De rouwwagen zelf droeg, eveneens ingevolge uitdrukkelijk verlan gen van den ontslapene, geen enkel bloemstuk of losse bloemen. Dc lijkwagen werd bestuurd door den koet sier van den tegenwoordigen Minister van Bui tenlandsche Zaken. Ter rechterzijde van den rouwwagen ging de kamerbewaarder van Mi nister Van Karnebeek, de heer Van Onsclen en ter linkerzijde de chauffeur van den ontsla pen Minister van Staat. Achter de Hofrijtuigen volgden vijf gewone rouwkoetsen met de familiebetrekkingen. In het eerste dier rijtuigen had Minister Van Karne beek met mevrouw pfaafs genomen. Zooals in het voornemen lag reed de stoet langs Javastraat en een gedeelte van den Ouden Schevcningschen weg eerst naar het Vredespa leis, waaraan de naam en de werkzaamheid van Jhr. Mr. A. P. C. van Karnebeek zoo lang en met zooveel eere verbonden was. Op het ruime voorplein voor het monumen tale hek, langs den zoom van het uitgestrekte bloemperk, dat zich daar bevindt, hadden zich opgesteld en brachten een eerbiedigen groet aan liet stoffelijk hulsel: de President van het Hol van Internationale Justitie, de heer Max Huber; de rechter van dat Hof, de lieer Anzilolti; de griffier van dat intern, rechtscollege, de heer Hammarskjöld, de heer Termeulen, biblio thecaris van het Vredespaleis; dc pcrsoneel- chefs, de heeren Intres, Scherpcnhuizen cn Douma en verder het geheele ambtenaren- en beambtenpersoneel van het Vredespaleis en daarin gevestigde instellingen. Hierna vervolgde de stoet zijn weg naar het kerkhof. Zoowel aan het sterfhuis als bij het Vredes paleis bevond zich een groote belangstellende menigte. Als een daad van piëteit jegens den ontsla pen oud-Minister van Buitenlandsche Zaken er. den vader van den tegenwoordigen Minister, waren aan het Departement van Buitenlandsche Zaken op het Plein alle venstergordijnen neder- gelaten. Op de begToafplaots had zich een talrijke menigte verzameld om den overledene de laatste eer te bewijzen. Onder dezen werd allereerst opgemerkt Z. K. H. de Prins met zijn adjudant Jhr. von Mühlen, kapitein ter zee. Voorts waren daar aanwezig nagenoeg alle leden van het corps diplomatique met den deken, den Argentijn- schen gezant de Guesalago, alle ministers met uitzondering van den minister van Arbeid, Handel en Nijverheid, mr. dr. Kooien, de leden van den Raad van State, minister van Staat Idenburg, Rombonnet, generaal Cool cn jhr. mr. van Bronckhorst Sandbcrg, de minister van Stoat mr. P W. A. Cort van der Linden, als voorzitter van de Carnegie-stichting en als voorzitter van den Raad ven Beheer van de Academie voor Internationoul Recht, de se cretaris-penningmeester van de Carnegie- stichting, professor mr. dr. J. P. A. Francais, chef der afdeeling Volkcnbondszaken aan het departement van buitenlandsche zaken, de se cretaris van den Raad van Beheer der Acade mie voor Internationaal Recht mr. E. N. van Kleffens, referendaris aan het departement van buitenlandsche zaken, de oud-ministers mr. Rink, mr. Aolberse, Wentholt, Heemskerk, de Grnaff, van IJsselsteyn, dr. de Visser, van Dijk, Westerveld, Lely, de Vries, generaal jhr von Suchterlen van de Hoare, grootofficier van H.M. de Koningin, genereal-majoor b. d. A. G baron Bentink, kamerheer van H. M. de Ko ningin, baron van Hardenbroek van Lookhorst, kamerheer-ceremoniemeester van H. M. de Ko ningin en baron de Smeth, hofmaarschalk, bo ron Snouckaert van Schauburg, grootofficier van H. M. de Koningin, baron van Ittersum, kamerheer van H. M. de Koningin, de opper stalmeester'C. A. baron Bentinck, de 1ste stal meester van H. M. de Koningin, R. F. C. ba ron Bentinck, de voorzitter van de Algemcene Rekenkamer jhr. mr. van Reencn en het lid dier kamer baron van Asbeck, der oud-gouverneur- geaerool graaf van Limburg Srirum, jhr. A. G. Sickinghe, kamerheer van H. M. de Koningin; do president, de oud-president en de griffier van het Permanente Hof van Internationale Justitie, de heeren dr. Huber, dr. Loder en Hammarskjöld; de secrctaris-gencrael van het Permanente hof voor Arbitrage, baron Michiels van Vciduyncn, en dc Tste secretaris van dat Hof, mr. Crommelin, graaf van Lijn den van Sandenburg, opperkamerheer van H. M. de Koningin; de Nederlandsche gezanten jhr. Michiels van Verduyncn cn mr. D. Doude van Troostwijk; de gezant b. d. Dienst Domein Nieuwenhuis; het oud-Kamerlid dr. Roodhuij- sen; de griffier von de Eerste Kamer mr. Zil- iesen; de Tweede Kamerleden jhr. Rutgers van Rozenburg, van Roppard, Morahant, Krijger, Duymacr von Twist; het oud-lid van de Twee de Kamer en lid van do Algemcene Reken kamer Joh. Krap; de directeur von het Inter nationaal Intermediair Instituut, mr. Toslcy Du- wel; de secretaris van het Bestuur van dal Instituut mr. Krabbe en mr. van Hosselt, werk zaam aan dat Instituut; de bouwmeester van het Vredespaleis, prof. van der Steur; do w.n. burgemeester, wethouder van der Mculen cn mr. Ter Pelkwijk, gemeente-secretaris, laatst genoemde tevens als vertegenwoordiger von het Bestuur von het Carnegie Hel denfonds; do oud-leden van den gemeenteraad Kessler on mr. Bik; de directeur van de Amstcrdomsch© Bank, do heer P. Hofstede do Groot; de secre taris-generaal von het departement van Buiten landsche zaken jhr. mr. Snouck Hurgronje, de chef van de afdeeling diplomatieke zaken oan dat departement, jhr. mr. Beclacrts van Blok land, de chef der ofdccling Juridischo Zaken mr. Beucker Andreae, de odministroteur van het Dep. van Koloniën jhr. mr. Six; professor van Hamel uit Utrecht; mr. E. J. Everwijn Lange als voorzitter von „Het Buitenland"; waarvan de ontslapene eere-voorzittcr was cn als oud-commissaris von dc Prctoria-hypo- theek-maotschoppij, waarvan dc heer Van Kar nebeek sedert vele jaren commissaris was. Deze maatschappij wos verder vertegenwoordigd door de commissarissen dr. W. J. Lcyds, C. F. Ovcrhoff en door den heer K. F. v. d. Berg. Onder de talrijke verdere aanwezigen werden nog opgemerkt de directeur van do stenogra fische inrichting der Statcn-Gcnékaal de heer Goedhart, de oud-hoofdcommissaris van politie de heer Versteeg, dc heer F. Cremers, E. L. graaf van Limburg Stirum, jhr. mr. Teixcira de Mattos, jhr. L. M. Rutgers von Rozenburg, de artsen Enklaar, Van Gerickc cn Roozcn- burg, dc procureur-generaal bij den Hoogen Raad mr. Noyon, de secretaris von Onze Vloot jhr. v. d. Wijck, de heeren H. D. Pierson, W. Westerman, L. van Eeghcn, de secretaris von den minister van buitenlandsche zaken mr. Carsten, de burgemeester van De Bilt baron van Heemstro, jhr. J. G Boddaert, mr. Van Lutterveld, de bibliothecaris van het Vredes paleis dr. ter Meulen en een deputatie von het personeel van het Vredespaleis. Verder woren nog aanwezig mr. L. J. Plemp van Duyvenland, eere-voorzitter van den Noderl. Journalistenkring en referendaris von het de- portement van buitenlandsche zoken, de secre taris-generaal van het departement van marine de heer Zegers Reijser, adjudant in buiten- gewonen dienst van H. M. dc Koningin, de se cretaris van den Raad van State jhr. de Beau fort, jhr. mr. van Haorsmo de With, baron van Toyfl van Zuilen en mr. C. E. A., baron van TUI. Nadat de vele aanwezigen zich om de groeve hadden geschaard, trad d*. Van Gheel Gilde meester naar voren, die het volgende sprak „Nademaal het den Almachtige behaagd heeft onzen broeder A. P. C. von Karnebeek tot zich re nemen, hebben wij ons hier eerbied verza meld om het stoffelijk overschot aan den schoot der narde toe te vertrouwen. Stof tot stof, asch tot asch, aarde tot norde, in het vast vertrouwen dot, wanneer dit aardsche taberi nakel zal zijn afgebroken, wij een huis krijgen bij God, niet door aardsche henden gemaakt, moor eeuwig in dc hemelen. Amen. Vervolgens sprak ds. Van Gheel Gilde meester, nadat de kist, die slechts met een enkele palmtak was gedekt, in de groeve was neergelaten, als donkgebed het Onze Vader uit. Daarna dankte dc zoon van den overledene: mr. dr. H. A. van Karnebeek voor de groote belangstelling ongeveer als volgt Het was de wensch van mijn vader om uit dit leven heen te gaan in stilte en eenvoud. Hij heeft geen bloemen en geen hulde gtfwild. In hoogheid van levensopvatting is hij zichzelf tot in den dood gelijk gebleven. Op mij rust slechts de plicht om te danken voor de groote belangstelling ondervonden bij het heengaan van mijn vader. In de eerste plaats bracht mr. Von Karnebeek aan den vertegenwoordiger der Koningin dnnk voor de diepgevoelde erkentelijkheid, welke Hare Majesteit ook in woord deed blijken, voor Uit het Engelsch van Baronesse ORCZY. (Geautoriseerde vertaling van A. T.) 27 „Gij, dat weef ik," zei hij met een grijns, „gij komt hier om voor Jim te pleiten, en ik zeg U„Als ik Jim met rust laat, wat trilt gij dan voor mij doen Zij fronste de wenkbrauwen en was een oogenblik in de war. „Ik, Tubal, wat kan ik doen ETÜ 1 trilt ge Squire Brent hier brengen, om mij vergiffenis af te smeeken voor de gee- seling, die hij mij toediende? Zeg me, wilt ge dot doen? Want dan zou ik er over kunnen denken en Jim Fiennes met rust laten, als dat u genoegen doet." „Ge weet wel. Tubal, dat dit onmogelijk is." „Dat is het juist," antwoordde hij» toornig. „Het is, zooals gij zegt, voor een groot heer onmogelijk vergeving voor een &elecdiging aan een weerloos man te vragen, en toch komt gij hier en stelt voor, dat ik mij een voordeelige zaak zal laten ontgaan betreffende een man, die mij niets is. Wat duivel, waarom zou ik dat doen „Waarom gij dat doen zoudt vroeg zij met toenemende heftigheid. „Waarom gij het doen zoudt? Och, denk toch eens, Tubal, denk toch eens I Jim Fiennes was eens uw speelmakker, uw vriend; hij is nu ziek en in nood, en gij spreekt er van hem voor eenige ponden te verkoopen, zooals Judas Iscariot onzen Heei verkocht." „Jim Fiennps was nooit mijn vriend," ant woordde Tubal cynisch. „Hij was mijn geluk kige mededinger in uw liefde." „Dat is dwaasheid. Tubal, en dat weet ge- Onze ouders verloofden oris met elkander, en ik hield vroeger werkelijk veel van u." „Vroeger I Nu niet meer vroeg hij met een duivelschen grijns. Barbara deed of zij de vraag niet hoorde en herhaalde steeds dringender met een droevigen klank van wanhopige angst in haar stem „Jim Fiennes heeft u nooit kwaad gedaan, Tubal, waarom zoudt ge hem dood willen heb ben „KomI Gepraat mooi, Mevrouw. Jim Fiennes is niets voor mij." „En gewilt hem verkoopen? Hij is ziek, weer loos, en ge wilt hem verkoopen „Ik was gisteren ook weerloosl" zei Tubal onverschillig schouderophalend. „Oorlogskan sen. Mevrouw I" „Tubal I" riep zij, vol verontwaardiging. „Nu, wat is het?" ging hi' voort, en hij stond op en begon de kamer op en neer te loopen. „Wat is Jim Fiennes voor u, dat zou ik wel willen weten. Als de memchen waarheid spre ken, wacht gij slechts op het einde van den strijd, om hem weg te ztndcn. Waarom zoudt ge opeens zooveel belangstelling in hem koes teren, dat gij hier kom- hier naar het huis van een man, dien gij minder dan een hond acht want ge zoudt nooit een hond een paak slaag geven om, zooals gij zegt, uw laatsten ademtocht te gebruiken met voor hem te pleiten? Waarom woag ik .'.Omdat ik niet geleel vergeten kan. Tubal, dat gij en ik en Jim eem aal speelmakkers wa ren dat wij met dkander gingen risschen, vogelnestjes uithaalden, door de bosschen dwaalden, en met elkander in bet kasteel Broughton verstoppertje speelden; omdat wij met elkander gelukkig waren, met elkander be knord werdén, met elkander schreiden en lach ten. Omdat een misdaad, els die gij voorhebt, mij voor altijd den grond zou doen verafschu wen, waarop gij gaat, de lucht, die gij ina demt, en omdat ik nooit weer een gelukkig uur zou kennen." Terwijl zij aldus sprak, onbeWUst de haar zichzelf opgelegde terughoudendheid verloor en met steeds meer vuur pleitte, was Tubal naast haar stoel komen staan Zijn oogen rustten met cynisch welbehagen op het prachtige bééld dat zij bood in haar afgedragen, maar nog ele gant rijkleed van donkergroen fluweel, met den neteldoekschen kraag om haar prachtigcn hals; zij zat met een knie over den ander ge slagen en onder haar kleed kwam haar klein voetje te voorschijn; haar handen, in rijk ge borduurde lederen handschoenen hielden haar rijzweep over haar knie gebogen. Haar klein hóófd scheen bijna stralend van jeugd en schit terende kleur tegen den donkeren achtergrond van den stoel; en het morgenzonlicht, dat door het venster kwam, lag over het zachte goud van haar haar en omlijnde het edele profiel, den slanken, rechten nek en het begin der ge vulde schouders met een gouden licht. En nu zij uitgesproken had en haar grijze diepe oogen, die vol van or.vergoten tranen waren, naar hem toekeerde, ontsnapte een kreet van bcwonder- ring aan zijn volle, zinnelijke lippen. „Op mijn woord," riep hij uit, terwij! hij voor haar stond met zijn handen i^i zijn zakken, zijn hoofd op zijde en haar met cynisch wel behagen aankeek, „op mijn woord, ge zijt mooi geworden, Mevrouw, en ik heb wel zin Brandend van verontwaardiging, raadde Bar bara zijn voornemen, vóór hij het had uitge sproken, zij sprong toornig op, terwijl hij een paar stappen naderbij kwam en ruw lachend voortging. „Jal ik heb wel zin oan uw roerend pleidooi toe te geven. Mevrouw, want ik ben maar een man, en ik kan niet geheel vergeten, dat gij, zelfs als kind wist wat kussen was. Ohl" voeg de hij er grijnzend bij, „ge behoeft nu niet de manieren en houding van een groote dame aan te nemen. Ge zijt komen smeeken, dat kunt ge niet ontkennen. Ge zijt komen smeeken, en ik vind u zoo aanlokkelijk, dat ik bereid ben, een koop met u te sluiten. Ik wil u alles beloven, meisjesliefl" en plotseling sloeg hij zijn armen om haar schouders, „alles, als ge mij wilt kus sen, zoools ge deedt in de dagen, waarvan ge met zooveel liefde spreekt. Wat wilt ge, dat ik doen zal ging hij voort, en hij hield haar zóó stevig vast, dat zij voor 't oogenblik zich niet verweren kon. „Ik wil doen, wat het ook zijn mag." „Ge zijt g'ek, Tubal," zeide zij, haar stem zoo goed mogelijk beheerschend, en in zijn armen worstelend, om zich los te maken. „Dat kan zijn," zei hij, langzaam cn heesch fluisterend, „maar g© zqlt me toch kussen, mijn liefje. Ge zult me nu kussen, en dan zul len w© Jim Fiennes naar den duivel laten loo pen, zoools hij zélf wil. Ik za twintig pond voor dien kus betaald hebben, maar, bij God-f hij is het waard. Kus mij, Babs I" Zij kom hem een oogenblik recht in de oogen zien, toen zeide zij met rustige vastbe radenheid „Ik zou even liefc een slang uit het gras op nemen en die kussen I" Maar haar verontwaardiging scheen hem slechts t© vermaken, want hij lachte en zeid© vroolijk „Kus wat ge wilt, maar doe het mij eerst, kleine heks. Bij God V De laatste woorden werden in zijn keel goj smoord. In de lompe pogingen, die hij deed om Barbara's lippen met de zijne te bereiken, scheen hij haar minder stevig vast te houden, want zij slaagde er in, zich los te maken, cn het volgende oogenblik had zij haar hand op geheven, die den rijzweep nog vasthield, en daarmee sloeg, zij hem over het gezicht. Hij slaakte een kreet van woede cn pijn en strui kelde duizelig en verblind achteruit. Toen hij zich weer voldoende hersteld had, om rond t© kunnen zien, was Barbara verdwenen. §3. Zij reed naar huis vol van gedachten in op roer een oproer, waar bittere teleurstelling en verontwaardiging strijd voerden met zelf verwijt. Zij was er niet alleen niet in geslaagd het hart van een schurk van een afschuwelijke daad af te keerert, maar zij had een waren storm van schandelijke driften in hem wakker geroepen driften, waarin wraak en teleur stelling zeker den boventoon zouden gaan voe ren. Zij had niets gedaan om Jim te redden, en Tubal zou haar nu evenzeer haten als hij den Squire haatte, en tegen Jim werken met den daorbijgevoegden wensch, om haar leed te doen. zij stortte tranen van spijt over baar heethoofdig© daad, haar gebrok aan zelfbc- heerschingzij voelde nu, dat zij had kunnen maken, dot haar mindere zijn plaats niet ver gat, als zij haar zenuwen beter meester was geweest; maar ze moest nog rillen bij de her innering aan dat vreesefijke tooneel. Het feit, dat zulk een paria de oogen op haar had ge worpen, haar had durven aanraken, gaf haar een gevoel van verdorvenheid alsof zij in de nabijheid van Iets onreins geweest was. (Wordt vervolgdji.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1925 | | pagina 5