KINDERRUBRIEK De rubriek van Oom Karei. Prachtig is het nu buiten, hè Ik was deze week een dag in Utrecht en toen had ik s mid dags opccr.s zin om met zoon grootc gemak kelijke bus ccn tochtje te moken naar Zeist cn Doorn. Nou, 't was heerlijk, hoor! en ik genoot van de prachtige herfsttinten, die nu wel zóó gewel dig zijn, dat heelc bosschen één goud gewir- rewar waren van tinten en daartusschen zoo af cn toe een stuk weiland er. oen huis zoo lier en daar. Want jullie vertellen me nu maar weer van herfstvacantie cn heerlijke ochtjes, maar ik doe dat ook, hooren ga aak dezelfde tochtjes maken, die jullie mi; ertellen. Hier is weer een opsisl NAAR FRIESLAND. Om kwart voor zeven stapten we op de fiets. Het was heerlijk stil weer, wat maar goed was; want we hadden tegenwind. We gingen over 'pést, Soestdijk, Hilversum, Bussum naar Nuor- waar we even afstapten om ons brood en :hccolade uit de thermoflesch aan te spreken. Vc gingen naar de Hakkeloarsbrug en kwamen ij een brug, waar wc even moesten wachten, Bar er schepen door moesten. Even verder was ïn opstoötje, want een heer was aangereden oor een motorfiets. De heele fiets zag er niet heel meer uit en die mijnheer bloedde erg uit z'n hand. iBij Muiden moesten wc afstoppen voor de tol. Wc gingen langs de kruitfabriek te Mui den naar Diemcn, waar we de ingestorte hui zen zagen. Om kwart voor elf kwamen wc bij m'n grootmoeder in Amsterdam aan, waar wo uden logeeren. Dinsdagmorgen gingen we naar de „de Ruy- •kade naar dc Lemmerboot. Om negen uui :igen we weg. We gingen door de Oranje sluizen, waar een man liedjes stond te blazen. ••"Toen wc er door waren, gingen we de zeo In. Eerst zagen wc Marken. Om één uur waren we tegenover Urk. Bij de Vol van Urk schom melde de boot aardig, en tweo mcnschen wa ren zeeziek. Toen zouden wc het stoomgemaal zien en om twee uur kwamen we in dc Lem mer aan. Daarvandaan gingen wc naar St. Johnnnesga, waar m'n oom woont. Daar hebben wc katte- puiten gemaakt en hebben er mee geschoten. Den volgenden dag, (het was net druk in de hooitijd) zijn we meo naar het land geweest. Ik heb ook met m'n neef gevischt. We hebben flink wat gevangen. Vrijdag zijn wc langs den zelfden weg naar Amsterdam gegaan daar zijn we tot Dinsdag gebleven. Maandag was het „Hartjesdag" cn ik heb veel pret gehad. Dinsdag zijn we weer met de fiets naar Amersfoort teruggegaan EKSTER. Als de najaarswinden waaien RAADSELS. De oplossingen der raadsels zijn I. beter één vogel in de hand, dan tien in de luchtmet de woorden Donau, Edinburg, thee, chocolade, lint, één, in, hen, veter, dat. II. Sjoelbakken met de woorden Saar, jaar, oven, echt, leuk, beuk, Aken, kers, kaas, echt, naad. De prijs deze week heeft gewonnen Lelie tje van Dalen.® Komt zij Maandag even langs het Bureau van het Dagblad. DE KAMPIOENEN. Bob, Ton Ncveu Cecilia, Stormvogel, Vuur toren, Speurder, Bellefleur, Bruno, Monbretia en Boonestaak. NIEUWE RAADSELS. Hier volgt c-cn raadsel, dat bestaat uit alle- Bol woorden van 4 letters. Die woorden moe ten onder mekaar gezet en nu vormen de eerste letters met mekaar een uitroep van de neven en nichten van Oom Kerel. Op d.e le rij ccn artikel uit dc kamer. Op de 2e rij een meisjesnaam. Op de 3e rij draagt ieder een. Op dc 4e rij is meestal welkom. Op de 5e rij het tegenovergestelde van kort. Op dc 6c rij ccn diertje, dat heel moeilijk op te Jakken is. 'p dc 7c rij vat op den toren staat op feest- jp de 8c rij een vogel. Op de 9e rij bij den ingang van het huis. Op dc 10c lij een nuttig, maar dom beest. Op de 11e rij een deel van een schip. Op de I2e rij deelcn van den dag. Op de I5e rij een voornaam bouwmateriaal. Op de I4c rij een bloem. Op de I5e rij een bloem. Op de T6e rij 100 jaar. Op do 17c rij een kind van de koe. Op de 18e rij wordt turf van gemaakt. Op de 19c rij ccn jongensnaam. Op de 20c rij een ontkenning. Op de 21e rij .een rijwielmerk. Op de 22c rij vet men rets in. Op de 23e rrj een vogeltje. Op de 24c rij een jongensnaam. Op de 25e rij een meisjesnaam. Op de 26e rij een kleur. Op de 27e rij krijgt men, als men hard werkt. Op de 28c is een leelijkc eigenschap. (Boonestaak.) n. Ik spreek zonder tong, Ik reep zonder long. Zónder zin en versland, Roep Tc vreugd en leed door het land. RAADSELRIJMPJE. Dc oplossing isde telefoon. Waarom Woutje niet meer ontevreden was. [Woutje woonde met vader en moeder en nog tv,ee zusjes in een heel klein dorpje, waar maar één school was. Op die school alle dorpskinderen, en ook Woutje ten zijn oudste zusje Mieke. Na school ed moest zusje moeder helpen, en Woutje ielp vader soms in den tuin. Doch veel ever speelde hij in de dorpsstraat met ijn vriendjes, 't Was nu juist in den hoe- ieltijd 1 Alle jongens, ook Woutje, hoepel en met de ronde ton-banden, die ze voor 'enige centen bij Kraps, den kuiper, had- en gekocht. Sommigen hoepelden zelfs Als de najaarswinden waaien en de blaad'ren vallen gaan, komt een drukke tijd van werken voor de nijv're elfjes aan! Zie, de rood' en bruine blaad'ren, door den stormwind opgewaaid, liggen op de buitenwegen, waar men rondziet, als gezaaid* 't Is de taak nu van de elfjes, al die bonte najaarspracht saém te vegen, op te ruime* voor de winter wordt verwa^ 's Morgens vroeg als jullie slapen zijn z' al ijv'rig aan den gang en ze werken door tot donker nooit duurt hun de dag te langl FIER MANNA. met banden van ijzer, die twee centen meer kostten dan de houten bandGn. lederen middag na schooltijd werd er gehoepeld over de hobbelig^ keien, al maar heen en weer, door de dorpsstraat. Dan was 't een leven van belang, zoodat de oude menschen er wel eens over bromden, dat hooren en zien je vergingEn waarom de kwajongens niet liever op het weiland gingen spelen of in het bosch Natuurlijk konden de jongens dit ook wel, maar niet in den winter, als 't zoo vroeg donker werd. Want de weijanden la gen achter het dorpje, en achter die wei landen lag het bosch, >vaar het in den zomer zoo heerlijk was, vooral dicht bij den heuvel, waarop het kasteel van den graaf lag. Daar mochten ze dan boschbessen of beukenootjes of bramen zoeken, zooveel ze maar wilden. Nu, de winter was al een heel eind voor bij, en toen ook Paschen achter den rug was, kwam er weer een heerlijke tijd voor de dorpskinderen. Heel stil werd het dan ook in de dorpsstraat, want wie kon, holde naar het bosch. Ook Woutje er. zijn zusjes speelden daar nu vaak, en toen de bosch bessen rijpten, kwamen iederen dag de drie kinderen hun mandjes met boschbessen vullen. Op een Woensdagmiddag, toen weer Woutje met de zusjes op een plek in het bosch aan het bessen plukken was, waren ook de jonge graafjes in het bosch. Ze wandelden met hun gouverneur, en het oudste der graafjes droeg een prachtigen bal, terwijl het jongste achter een grooten gekleurden hoepel aanliep. Waarschijnlijk zagén ze de drie kinderen, die aan het bes sen plukken waren, niet. Maar Woutje en zijn zusje zagen wèl de twee keurig ge- kleede jongens. „Zeg, Mieke, ze moeten toch wel heel rijk zijn," begon Woutje tot zijn zusje. „Ze hebben zoo'n prachti gen bal en zoo'n fijnen hoepelHè, kijk die toch eens Joopen. Toch veel harder dan een tonneband Ja," zei Mieke, ,Jen zc dragen zulke niooie kleeren. En lekker eten zullen ze ook wel krijgen Nou, en of ze," viel Woutje in; „ze zul len wel wat anders krijgen dan aard-appelen met spekve^. Op eens zweeg Woutje; hij dacht aan hét eten, de kleeren en het speelgoed der graafjes. „Hè, dat zij nu toch zoo arm waren, en de graafjes zoo rijk De ge dachte aan dit alles mcal 'e op eens Woutje, die altijd heel tevrcr'cn was ge weest, zóót ontevreden, dat h i boos werd op zijn zusjes en hun toesnauwde: „Ga jul lie maar door met bessenpluk!.en. Ik pluk niet meer. Ik blijf hier liggen, 'k wil niet meer werken ,,Maar we hebben moeder toch beloofd, dat we met volle mandjes zouden thuis komen," zei Mieke. „Als moeder ze mor gen heeft' verkocht in de stad, brengt ze wat voor ons mee Nou, en ik pluk niet meer," hield Woutje aan. De zusjes zeiden niets meer. Nog nooit hadden ze Woutje zoo ontevreden gezien. Ze namen daarom ook zijn mandje mee en gingen door met het zoeken naar bessen. Intusschen lag Woutje lui in 't mos en keek naar een groep boomen tegenover hem. Hij keek er zóó lang naar, totdat zijn oogen vanzelf dicht vielen, en toen hij ze weer opende, zag hij naast zich in het mos een klein kereltje staan. „Dag Woutje," be gon het ventje. „Wat lig jij daar in 't mos Woutje begreep er niets van, dat het vreemde ventje hem kende. '„Waar kom je vandaan vroeg hij. „Wie ben je Ik ken je heelemaal niet O, maar ik ken jou wek" zei het ventje. nJe bent Woutje, het zoontje van Teun, d,en schapenscheerder. En ik weet ook, wat je graag zoudt willen. Je zoudt rijk willen zijn, nietwaar, zooals de kleine graafjes?" „Hè, 'hoe weet je dat zoo?" vroeg jX/outje. „O, ik weet zoo heel veel van alle men schen," was het antwoord. „Maar hoe ben je toch op eens zoo ontevreden geworden Woutje? Waarom wil je zijn als de graaf- jes „Omdat* het me verveelt lederen dag bruin brood en aardappelen met spekvet te moeten eten," zei Woutje.' „En omdat mijn hoepel een band van een oude ton is. En omdat ik altijd op klompjes moet loopen, en een pakje draag, dat oud is en gelapt „Ja, dat begrijp ik allemaal best," zei het ventje. „Kom daarom maar met me mee, dan zal ik je iels geven, dat al je wenschen kan vervullen, do.ch denk er aan dat het geen onmogelijke wenschen moe ten zijn. En ook mag je niet bang wor den „Ik ben nooit bang," verzekerde Woutje Zoodra had hij dit gezc of het kleine ventje werd een reus, die Woutje opnam uit het mos en met hem wegvloog heel, heel ver. 't Ging zóó vlug, dat de jongen er duizelig van werd en zijn oogen stijf dichtkneep, totdat hij een schok voelde en de reus tot hem sprak: „Kijk eens, Woutje, nu zijn we in een vreemd rijk. 't Is het Rijk der Ontevredenheid." „Nooit van gehoord," bekende Woutje. En toen een vreemd dier bemerkende, dat langs hem heen liep, vroeg hij: „Hè, wat is dat voor een dier?" „Wel, dat is een kat," legde hem de reus uit. ,,'t Is een ontevreden kat, die een hond wenschte te zijn. En kijk nu eens naar de gevolgen van dien wenschKijk eens, hoe leelijk hij geworden is. Ja, zoo gaat het, als men ontevreden wordt en wat an ders wil zijn, dan men is." „Maar toch zou ik graag een graafje zijn," sprak Woutje, en toen wijzende op een vreemd gevormden boom, vroeg hij: „Wat is dat voor een boom?" „'t Is een kastanjeboom, die graag een appelboom wilde zijn," luidde het ant woord. „En kijk nu- eens, hoe het daarmee ging. Nu zou hij weer graag een kastanje willen zijn, maar dat gaat niet meer. Ja, zoo gaat het, als men ontevreden wordt, en wat anders wil zijn, dan men is „En toch zou ik een graafje willen zijn,' hield Woutje vol „Nu je moet het zelf maar we'ten," zei de reus. Hij brak daarop een takje af van een rozenstruik en vervolgde„Als je drie keer het takje op den grond slaat en daar bij een wensch doet, wordt die wensch da delijk vervuld." Woutje nam het takje, sloeg er drie keer mee op den grond en zei: „Ik wil op het kasteel van den graaf wonen en lekker eten hebben, en mooie kleeren en een echten hoepel Nauwelijks had Woutje dezen wensch gedaan, of hij zat aan een met heerlijk eten beladen tafel, gekleed in een zwart fluweelen pakje met gouden knoopen, en fijn-lederen schoentjes aan de voetjes. En naast hem zat zijn gouverneur, die telkens hem berispte, omdat hij, Woutje, niet net jes at. En eten zooveel hij wilde, dat kon en mocht Woutje ook niet. De gouverneur was bang, dat hij te veel zou eten, want toen Woutje nog ergen honger had, werd zijn bordje door een lakei weggenomen, „Nu heb je genoeg gegeten", zei toen de gouverneur, „nu gaBn we weer leeren." „Hoe lang moet ik leeren?" vroeg Wou tje. Totdat het tijd is voor onze wandeling," was het antwoord. „Maar ik denk, dat daar van vandaag wel niets zal komen, want het gaat regenen." „Mag ik dan niet in den regen loopen vroeg Woutje. Weineen, hoe kun je met je mooie laarjes door het natte bosch loopen? 't Is er zoo modderig en zoo vuil," sprak de gouverneur, „Neen, we blijven thuis en leeren de geschiedenis-les voor morgen." Woutje zuchtte; hij vond geschiedenis, vooral zooals meester hem die leerde, lang niet prettig. „Ik maakte veel liever som men," zei hij. Er mogen vanaag geen sommen ge maakt worden," zei de gouverneur beslist. „De gravin heeft bevolen, dat je eerst ge schiedenis moet leeren. En vooral de 'jaar tallen, alle jaartallen uit 't hoofd moet kennent» ,Alle jaartallen!" zuchtte Woutje. „En heeft moeder dat gezegd? Wel dan zal,ik even gaan vragen, ofe ,Je moeder is uitgegaan met de auto," was weer het antwoord. Toen werd Woutje wanhopig, zóó, dat hij begon te huilen en te roepen, dat hij naar moeder wilde. -Hi, hi, hi, moeder gaat nooit uit met de autoriep hij met een snik „En o, al die jaartallen „Woutje, Wout, ,wat is er? Waarom schreeuw je zoo? Heeft een wesp je gesto ken?" 't Was Mieke, Woutje's zusje, die hem dit toeriep en meieen hard kwam aan- loopen. c „Hé, wat I" Woutje wreef zijn oogen uit, snikte nog even en zei toen om zich heen kijkende „Ben ik dan niet in het kasteel Ben ik dan geen graafje En die reus dan, die me straks meenam naar die ontevreden kat en dien boom, c':e eerst een kastanjeboom was? En die gouverneur....?" „Ach jongen, jê hebt geslapen en ge droomd l" riep Mieke lachend. „Kom, sta op en ga mee naar moederKijk, we heb ben onze mandjes vol bessen en dat voor jou hebben we ook volgepluktKom mee, v/e hebben honger, zus en ik „Ik heb ook honger," zei Woutje. En toen denkende aan de boterhammen met stroop, die hem thuis wachtten, ging hij voort„Kom, laten we wat vlug loopen, moeder heeft ons stroop beloofd 1" Nooit was na dien dag Woutje meer on tevreden met zijn gelapte pakje, zijn klomp jes en vooral niet met zijn grof brood en de aardappelen met spekvet. Want hij mocht daarvan altijd eten zooveel hij lustte, en van de jaartallen behoefde hij op de dorpsschool alleen die te kennen, waarvan meester de geschiedenis vertelde. En nog altijd hoepelt hij met zijn tonneband I TANTE JOH. CORRESPONDENTIE. De Kampioen. Ja, ze waren heel lastig deze keer; maar ik Aril hot de laatste keeren niet zoo makkelijk maken! Wat ccn bof; want nu is het heerlijk avccv. Wat spelen jullie al- zoo Gymnast. In huis vacantia hebben schij' ncn jullie toch nooit zóó fijn te vinden; al mijn neven cn nichten hebben het maar over buiten spelen. nou, dot doed ik vroeger ook dolgraag, hoor l Ja, dat is het gemak van inzenden. Zwartje. Wat zullen jullie fijn gespeeld hebben. Wat olzoo Ja, dat is enorm; 100 pond. Vond je de andere roadscls to moeilijk? Heb jc je vrije dag nog gewandeld Bruintje. Dus heelemaal alleen! Waar kookten jullie dat; thuis? Ik heb in gedachten meegcsmuld. Jp, dat vertelde jo; dus dat schiet al opleuk doosje is dat. Jo, dot wos een druk fout, maar dot reken ik niet. Bruno, Ben je dan zóó ostig thuis, dat Moe der dat zegt Maar good, dat je ook wat huis werk hadvooral mot dat leelijkc weer. Edclwcisz. Ik zal probeeren of hot er dezo woek in kan; anders zol ik Tante Rick voor dc. volgende week vragen. Waren dc poffertjes lek ker? Dat lijkt me toch zoo'n leuk werkje; jam mer, dat dat alleen mersjeswerk is, unders deed ik het ook eens. Jij had Stien (5 letters). Lelietje van dalen. Wat zul jij een ideaal huisvrouw warden I Vond je hot niet moeilijk eerstenfin, daar hebben wij geen verstund van, hè? Wat ga je het eerste naaien; jurken ol schorten of zoo iets? Dank je wel voor je in zending 1 Appelsnoet. Don moet je neusje mnor héél lief zijn en erg je best doen op school. Nou, de tijd gaat gouw cn ik denk, dat Sinterklaas al aan het inpakken is in Spanje. Misschien stopt hij dut er voor jou ook wel bjjl Ook die fout. Goudbaard. Wat ccn bof; dus dat is maar dit jaar alleen? Nou, cn of ik diq lust! Jc maakt mc heolcmool hongerig; die.ga ik nu ook eens ergens bij vrienden eten. Jij hebt me op het idee gebrachtl Je had Sücn (5 letters.) Vuurtoren. Dut zou ik maar niet doen, want Sinterklaas heeft zóóveel oon zijn hoofd cn zóóveel adressen te onthouden, dut hij zeg gen zal„Dat mng jc niet vragen, Vuurtoren I" Wat maak jo olzoo met die doozen Bob. Leuk, je zending! Nou, dot laat nog al wat te wenschen te over, hè Vooral in het begin. Dat is niet zoo prettig, nee I maar an ders vergeten jullie alles. Stormvogel. Nou, fijn, hoor! Dus nu al drie stuks. Jo, dat boeken uitdeclcn is maar een leuk werkje. Hoe vond j<\ zusje dc ploot jes wel? Dat zeggen ze allemaal. Moor het moet ook verdiend worden I Ton Ncveu. Wat ccn schrik zal dut zijn geAvccst. Had je Moeder zich heelemaal niet bezeerd. Waarom moet jc die leuning don vasthouden; ik ken die bruggen nietwel, Avaur je los over moet hollen, met nl die losso plank jes. Speurder. Ja, vriendje, jij doet jc naam maar eer aan, hoor I Want dat was zeker ccn drukfoutje. Maar gelukkig kwam hot toch goed uit. Mol. Dat zal ik je dan eens uitleggen. Nu nog 3 X oplossen cn dan Avordt er uit do kampioenen, die er nog Avnrcn, Avcer een nieuwo gelooten dun begint het Avcer opnicmv met 10 Avckcn. Dus don doen alle neven cn nichten Avcer mee, cn vallen zoo langzamerhand af. Dus iedere 10 Aveken is er een nieuwo JtampioqjA. Jo, dat vind ik heel leuk. Ik zou ook gelachen hebben. Zwartkop. Was het gezellig bij Opoe. Mug je daar ook spelen, of lees je dan wat? Mis schien lees je haar avc! .wat voor. Het is nu toch wel mooi gcAvecst. Monbretia. Ja, hoor I die komen ook aan dc beurt. Dank je wel. Muar moeilijk lijken zo me avcI. Wot deed je nog meer in dc vacon- tie. Toch zeker wel eens ccn mooie Avandeling gemaakt met d» prachtige herfsttinten. Bellefleur. Hoc was het in Bunschoten? Zeker Ave fijn; Avunt In het butst van do wcok was het heerlijk Aveer. Wat heb je daar ge peeld. Nimf. Met mij ook gelukkig, hoor I Alleen heel erg rSYkoudan geweest cn dat is wel eciAs lastig. Wèt een zakdoeken heeft een mensch don noodig, hè Weer naar school Cecilia. Ik heb ccirs gezocht, maar tot mijn spijt niets gevonden. Maar die zijn in alle boekenwinkels te koop; en niet duur. Het zul wel gezellig worden! Wat ccn tijd al. Maar als ik nog eens Avat weet, zal ik aan je denken. Jo hebt nog de tijd I .Boonestaak. Was jij Woensdag vóór 9 Uur? Pus op, hoor I Voor dezo keer nog. DE DOMME VRAAG. Een clubje vrienden is uit cn één Avordt dron ken. Dc apderen zullen hem thuis brengen en vragen hem zijn huisnummer. „Och, doo toch niet zoo'n domme vraag", zegt hij „dat staat toch op de deurpost!" (Boonestaak). DAT WIST ZE NIET. Moeder zei tegen Micntje, dat cr in Amster dam zoo'n wolkbreuk avos geweest. „Och, och," zei Micntje, „Avat zal dèt een klop gegeven hebben I" (Lelietje vnn Dolen). De Onwillige Klant. Waarmee kan 'k u dienen goed ben 'k gesorteerd: stoften, linten, kanten, wat u maar begeert. Spreitjes voor den wagen, mutsjes voor uw kind, u kunt niets bedenken wat u hier niet vindt. Zoo spreekt 't vlug „meneertje" 't potlood achter 't oor en vol ijver legt hij 't „klantje" alles voor. Maar zij wordt verlegen; er is zooveel keus wat ze nu zal koopen weet ze niet, neen, heusch Eind'lijk zegt ze: zuurtjes, wou ik wel vandaag boos wordt het „meneertje", is dat nu een vraag!? Zuurtjes in z ij n winkel wat een domme klant linten moet ze koopen, strikken, dassen, kant Ja maar, zegt ze schuchter, 'k heb nu juist zoo'n zin in een lekker zuurtje; is daér niets meer in? En ze grijpt een busje, dat is blijven staan; gist'ren heelt Moes immers er wat in gedaan Nu valt het „meneertje" eensklaps uit zijn rol; ha, roept hij, dit busje is nog bijna vol 1 Zeg, we zullen deelen; gauw zijn ze geteld kom nu maar veel koopen dit is dan je geld 1 Maarneen, roept het „klantje", ik ben niet zoo dom om ze jou te geven 'k kom straks wel weerom Met haar deel der zuurtjes loopt ze glunder heen en het arm „meneertje" blijft vooreerst alleen ■v -HBRMAaNNAlv

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1925 | | pagina 7