KINDERRUBRIEK
De rubriek van Oom Karei.
Prachtig is het nu buiten, hè Ik was deze
week een dag in Utrecht en toen had ik s mid
dags opccr.s zin om met zoon grootc gemak
kelijke bus ccn tochtje te moken naar Zeist cn
Doorn.
Nou, 't was heerlijk, hoor! en ik genoot van de
prachtige herfsttinten, die nu wel zóó gewel
dig zijn, dat heelc bosschen één goud gewir-
rewar waren van tinten en daartusschen zoo
af cn toe een stuk weiland er. oen huis zoo
lier en daar. Want jullie vertellen me nu
maar weer van herfstvacantie cn heerlijke
ochtjes, maar ik doe dat ook, hooren ga
aak dezelfde tochtjes maken, die jullie mi;
ertellen.
Hier is weer een opsisl
NAAR FRIESLAND.
Om kwart voor zeven stapten we op de fiets.
Het was heerlijk stil weer, wat maar goed was;
want we hadden tegenwind. We gingen over
'pést, Soestdijk, Hilversum, Bussum naar Nuor-
waar we even afstapten om ons brood en
:hccolade uit de thermoflesch aan te spreken.
Vc gingen naar de Hakkeloarsbrug en kwamen
ij een brug, waar wc even moesten wachten,
Bar er schepen door moesten. Even verder was
ïn opstoötje, want een heer was aangereden
oor een motorfiets. De heele fiets zag er niet
heel meer uit en die mijnheer bloedde erg uit
z'n hand.
iBij Muiden moesten wc afstoppen voor de
tol. Wc gingen langs de kruitfabriek te Mui
den naar Diemcn, waar we de ingestorte hui
zen zagen. Om kwart voor elf kwamen wc bij
m'n grootmoeder in Amsterdam aan, waar wo
uden logeeren.
Dinsdagmorgen gingen we naar de „de Ruy-
•kade naar dc Lemmerboot. Om negen uui
:igen we weg. We gingen door de Oranje
sluizen, waar een man liedjes stond te blazen.
••"Toen wc er door waren, gingen we de zeo
In. Eerst zagen wc Marken. Om één uur waren
we tegenover Urk. Bij de Vol van Urk schom
melde de boot aardig, en tweo mcnschen wa
ren zeeziek. Toen zouden wc het stoomgemaal
zien en om twee uur kwamen we in dc Lem
mer aan.
Daarvandaan gingen wc naar St. Johnnnesga,
waar m'n oom woont. Daar hebben wc katte-
puiten gemaakt en hebben er mee geschoten.
Den volgenden dag, (het was net druk in de
hooitijd) zijn we meo naar het land geweest.
Ik heb ook met m'n neef gevischt. We hebben
flink wat gevangen. Vrijdag zijn wc langs den
zelfden weg naar Amsterdam gegaan daar zijn
we tot Dinsdag gebleven. Maandag was het
„Hartjesdag" cn ik heb veel pret gehad.
Dinsdag zijn we weer met de fiets naar
Amersfoort teruggegaan
EKSTER.
Als de najaarswinden
waaien
RAADSELS.
De oplossingen der raadsels zijn
I. beter één vogel in de hand, dan tien in
de luchtmet de woorden
Donau, Edinburg, thee, chocolade, lint, één,
in, hen, veter, dat.
II. Sjoelbakken met de woorden
Saar, jaar, oven, echt, leuk, beuk, Aken, kers,
kaas, echt, naad.
De prijs deze week heeft gewonnen Lelie
tje van Dalen.® Komt zij Maandag even
langs het Bureau van het Dagblad.
DE KAMPIOENEN.
Bob, Ton Ncveu Cecilia, Stormvogel, Vuur
toren, Speurder, Bellefleur, Bruno, Monbretia en
Boonestaak.
NIEUWE RAADSELS.
Hier volgt c-cn raadsel, dat bestaat uit alle-
Bol woorden van 4 letters. Die woorden moe
ten onder mekaar gezet en nu vormen de eerste
letters met mekaar een uitroep van de neven
en nichten van Oom Kerel.
Op d.e le rij ccn artikel uit dc kamer.
Op de 2e rij een meisjesnaam.
Op de 3e rij draagt ieder een.
Op dc 4e rij is meestal welkom.
Op de 5e rij het tegenovergestelde van kort.
Op dc 6c rij ccn diertje, dat heel moeilijk op
te Jakken is.
'p dc 7c rij vat op den toren staat op feest-
jp de 8c rij een vogel.
Op de 9e rij bij den ingang van het huis.
Op dc 10c lij een nuttig, maar dom beest.
Op de 11e rij een deel van een schip.
Op de I2e rij deelcn van den dag.
Op de I5e rij een voornaam bouwmateriaal.
Op de I4c rij een bloem.
Op de I5e rij een bloem.
Op de T6e rij 100 jaar.
Op do 17c rij een kind van de koe.
Op de 18e rij wordt turf van gemaakt.
Op de 19c rij ccn jongensnaam.
Op de 20c rij een ontkenning.
Op de 21e rij .een rijwielmerk.
Op de 22c rij vet men rets in.
Op de 23e rrj een vogeltje.
Op de 24c rij een jongensnaam.
Op de 25e rij een meisjesnaam.
Op de 26e rij een kleur.
Op de 27e rij krijgt men, als men hard werkt.
Op de 28c is een leelijkc eigenschap.
(Boonestaak.)
n.
Ik spreek zonder tong,
Ik reep zonder long.
Zónder zin en versland,
Roep Tc vreugd en leed door het land.
RAADSELRIJMPJE.
Dc oplossing isde telefoon.
Waarom Woutje niet meer
ontevreden was.
[Woutje woonde met vader en moeder en
nog tv,ee zusjes in een heel klein dorpje,
waar maar één school was. Op die school
alle dorpskinderen, en ook Woutje
ten zijn oudste zusje Mieke. Na school
ed moest zusje moeder helpen, en Woutje
ielp vader soms in den tuin. Doch veel
ever speelde hij in de dorpsstraat met
ijn vriendjes, 't Was nu juist in den hoe-
ieltijd 1 Alle jongens, ook Woutje, hoepel
en met de ronde ton-banden, die ze voor
'enige centen bij Kraps, den kuiper, had-
en gekocht. Sommigen hoepelden zelfs
Als de najaarswinden waaien
en de blaad'ren vallen gaan,
komt een drukke tijd van werken
voor de nijv're elfjes aan!
Zie, de rood' en bruine blaad'ren,
door den stormwind opgewaaid,
liggen op de buitenwegen,
waar men rondziet, als gezaaid*
't Is de taak nu van de elfjes,
al die bonte najaarspracht
saém te vegen, op te ruime*
voor de winter wordt verwa^
's Morgens vroeg als jullie slapen
zijn z' al ijv'rig aan den gang
en ze werken door tot donker
nooit duurt hun de dag te langl
FIER MANNA.
met banden van ijzer, die twee centen meer
kostten dan de houten bandGn.
lederen middag na schooltijd werd er
gehoepeld over de hobbelig^ keien, al maar
heen en weer, door de dorpsstraat. Dan
was 't een leven van belang, zoodat de
oude menschen er wel eens over bromden,
dat hooren en zien je vergingEn
waarom de kwajongens niet liever op het
weiland gingen spelen of in het bosch
Natuurlijk konden de jongens dit ook
wel, maar niet in den winter, als 't zoo
vroeg donker werd. Want de weijanden la
gen achter het dorpje, en achter die wei
landen lag het bosch, >vaar het in den
zomer zoo heerlijk was, vooral dicht bij den
heuvel, waarop het kasteel van den graaf
lag. Daar mochten ze dan boschbessen of
beukenootjes of bramen zoeken, zooveel ze
maar wilden.
Nu, de winter was al een heel eind voor
bij, en toen ook Paschen achter den rug
was, kwam er weer een heerlijke tijd voor
de dorpskinderen. Heel stil werd het dan
ook in de dorpsstraat, want wie kon, holde
naar het bosch. Ook Woutje er. zijn zusjes
speelden daar nu vaak, en toen de bosch
bessen rijpten, kwamen iederen dag de
drie kinderen hun mandjes met boschbessen
vullen. Op een Woensdagmiddag, toen
weer Woutje met de zusjes op een plek in
het bosch aan het bessen plukken was,
waren ook de jonge graafjes in het bosch.
Ze wandelden met hun gouverneur, en het
oudste der graafjes droeg een prachtigen
bal, terwijl het jongste achter een grooten
gekleurden hoepel aanliep. Waarschijnlijk
zagén ze de drie kinderen, die aan het bes
sen plukken waren, niet. Maar Woutje en
zijn zusje zagen wèl de twee keurig ge-
kleede jongens. „Zeg, Mieke, ze moeten
toch wel heel rijk zijn," begon Woutje
tot zijn zusje. „Ze hebben zoo'n prachti
gen bal en zoo'n fijnen hoepelHè, kijk
die toch eens Joopen. Toch veel harder dan
een tonneband
Ja," zei Mieke, ,Jen zc dragen zulke
niooie kleeren. En lekker eten zullen ze
ook wel krijgen
Nou, en of ze," viel Woutje in; „ze zul
len wel wat anders krijgen dan aard-appelen
met spekve^.
Op eens zweeg Woutje; hij dacht aan hét
eten, de kleeren en het speelgoed der
graafjes. „Hè, dat zij nu toch zoo arm
waren, en de graafjes zoo rijk De ge
dachte aan dit alles mcal 'e op eens
Woutje, die altijd heel tevrcr'cn was ge
weest, zóót ontevreden, dat h i boos werd
op zijn zusjes en hun toesnauwde: „Ga jul
lie maar door met bessenpluk!.en. Ik pluk
niet meer. Ik blijf hier liggen, 'k wil niet
meer werken
,,Maar we hebben moeder toch beloofd,
dat we met volle mandjes zouden thuis
komen," zei Mieke. „Als moeder ze mor
gen heeft' verkocht in de stad, brengt ze
wat voor ons mee
Nou, en ik pluk niet meer," hield Woutje
aan.
De zusjes zeiden niets meer. Nog nooit
hadden ze Woutje zoo ontevreden gezien.
Ze namen daarom ook zijn mandje mee en
gingen door met het zoeken naar bessen.
Intusschen lag Woutje lui in 't mos en
keek naar een groep boomen tegenover
hem. Hij keek er zóó lang naar, totdat zijn
oogen vanzelf dicht vielen, en toen hij ze
weer opende, zag hij naast zich in het mos
een klein kereltje staan. „Dag Woutje," be
gon het ventje. „Wat lig jij daar in 't mos
Woutje begreep er niets van, dat het
vreemde ventje hem kende. '„Waar kom je
vandaan vroeg hij. „Wie ben je Ik ken
je heelemaal niet
O, maar ik ken jou wek" zei het ventje.
nJe bent Woutje, het zoontje van Teun, d,en
schapenscheerder. En ik weet ook, wat je
graag zoudt willen. Je zoudt rijk willen
zijn, nietwaar, zooals de kleine graafjes?"
„Hè, 'hoe weet je dat zoo?" vroeg
jX/outje.
„O, ik weet zoo heel veel van alle men
schen," was het antwoord. „Maar hoe ben
je toch op eens zoo ontevreden geworden
Woutje? Waarom wil je zijn als de graaf-
jes
„Omdat* het me verveelt lederen dag
bruin brood en aardappelen met spekvet
te moeten eten," zei Woutje.'
„En omdat mijn hoepel een band van
een oude ton is. En omdat ik altijd op
klompjes moet loopen, en een pakje draag,
dat oud is en gelapt
„Ja, dat begrijp ik allemaal best," zei
het ventje. „Kom daarom maar met me
mee, dan zal ik je iels geven, dat al je
wenschen kan vervullen, do.ch denk er aan
dat het geen onmogelijke wenschen moe
ten zijn. En ook mag je niet bang wor
den
„Ik ben nooit bang," verzekerde Woutje
Zoodra had hij dit gezc of het kleine
ventje werd een reus, die Woutje opnam
uit het mos en met hem wegvloog heel,
heel ver. 't Ging zóó vlug, dat de jongen
er duizelig van werd en zijn oogen stijf
dichtkneep, totdat hij een schok voelde en
de reus tot hem sprak: „Kijk eens, Woutje,
nu zijn we in een vreemd rijk. 't Is het Rijk
der Ontevredenheid."
„Nooit van gehoord," bekende Woutje.
En toen een vreemd dier bemerkende, dat
langs hem heen liep, vroeg hij: „Hè, wat
is dat voor een dier?"
„Wel, dat is een kat," legde hem de reus
uit. ,,'t Is een ontevreden kat, die een hond
wenschte te zijn. En kijk nu eens naar de
gevolgen van dien wenschKijk eens,
hoe leelijk hij geworden is. Ja, zoo gaat
het, als men ontevreden wordt en wat an
ders wil zijn, dan men is."
„Maar toch zou ik graag een graafje
zijn," sprak Woutje, en toen wijzende op
een vreemd gevormden boom, vroeg hij:
„Wat is dat voor een boom?"
„'t Is een kastanjeboom, die graag een
appelboom wilde zijn," luidde het ant
woord. „En kijk nu- eens, hoe het daarmee
ging. Nu zou hij weer graag een kastanje
willen zijn, maar dat gaat niet meer. Ja,
zoo gaat het, als men ontevreden wordt, en
wat anders wil zijn, dan men is
„En toch zou ik een graafje willen zijn,'
hield Woutje vol
„Nu je moet het zelf maar we'ten," zei
de reus. Hij brak daarop een takje af van
een rozenstruik en vervolgde„Als je drie
keer het takje op den grond slaat en daar
bij een wensch doet, wordt die wensch da
delijk vervuld."
Woutje nam het takje, sloeg er drie
keer mee op den grond en zei: „Ik wil op
het kasteel van den graaf wonen en lekker
eten hebben, en mooie kleeren en een
echten hoepel
Nauwelijks had Woutje dezen wensch
gedaan, of hij zat aan een met heerlijk
eten beladen tafel, gekleed in een zwart
fluweelen pakje met gouden knoopen, en
fijn-lederen schoentjes aan de voetjes. En
naast hem zat zijn gouverneur, die telkens
hem berispte, omdat hij, Woutje, niet net
jes at. En eten zooveel hij wilde, dat kon
en mocht Woutje ook niet. De gouverneur
was bang, dat hij te veel zou eten, want
toen Woutje nog ergen honger had, werd
zijn bordje door een lakei weggenomen,
„Nu heb je genoeg gegeten", zei toen de
gouverneur, „nu gaBn we weer leeren."
„Hoe lang moet ik leeren?" vroeg Wou
tje.
Totdat het tijd is voor onze wandeling,"
was het antwoord. „Maar ik denk, dat daar
van vandaag wel niets zal komen, want
het gaat regenen."
„Mag ik dan niet in den regen loopen
vroeg Woutje.
Weineen, hoe kun je met je mooie
laarjes door het natte bosch loopen? 't Is
er zoo modderig en zoo vuil," sprak de
gouverneur, „Neen, we blijven thuis en
leeren de geschiedenis-les voor morgen."
Woutje zuchtte; hij vond geschiedenis,
vooral zooals meester hem die leerde, lang
niet prettig. „Ik maakte veel liever som
men," zei hij.
Er mogen vanaag geen sommen ge
maakt worden," zei de gouverneur beslist.
„De gravin heeft bevolen, dat je eerst ge
schiedenis moet leeren. En vooral de 'jaar
tallen, alle jaartallen uit 't hoofd moet
kennent»
,Alle jaartallen!" zuchtte Woutje. „En
heeft moeder dat gezegd? Wel dan zal,ik
even gaan vragen, ofe
,Je moeder is uitgegaan met de auto,"
was weer het antwoord.
Toen werd Woutje wanhopig, zóó, dat
hij begon te huilen en te roepen, dat hij
naar moeder wilde.
-Hi, hi, hi, moeder gaat nooit uit met de
autoriep hij met een snik „En o, al die
jaartallen
„Woutje, Wout, ,wat is er? Waarom
schreeuw je zoo? Heeft een wesp je gesto
ken?" 't Was Mieke, Woutje's zusje, die
hem dit toeriep en meieen hard kwam aan-
loopen. c
„Hé, wat I" Woutje wreef zijn oogen
uit, snikte nog even en zei toen om zich
heen kijkende „Ben ik dan niet in het
kasteel Ben ik dan geen graafje En die
reus dan, die me straks meenam naar die
ontevreden kat en dien boom, c':e eerst een
kastanjeboom was? En die gouverneur....?"
„Ach jongen, jê hebt geslapen en ge
droomd l" riep Mieke lachend. „Kom, sta
op en ga mee naar moederKijk, we heb
ben onze mandjes vol bessen en dat voor
jou hebben we ook volgepluktKom mee,
v/e hebben honger, zus en ik
„Ik heb ook honger," zei Woutje. En
toen denkende aan de boterhammen met
stroop, die hem thuis wachtten, ging hij
voort„Kom, laten we wat vlug loopen,
moeder heeft ons stroop beloofd 1"
Nooit was na dien dag Woutje meer on
tevreden met zijn gelapte pakje, zijn klomp
jes en vooral niet met zijn grof brood en
de aardappelen met spekvet. Want hij
mocht daarvan altijd eten zooveel hij lustte,
en van de jaartallen behoefde hij op de
dorpsschool alleen die te kennen, waarvan
meester de geschiedenis vertelde. En nog
altijd hoepelt hij met zijn tonneband I
TANTE JOH.
CORRESPONDENTIE.
De Kampioen. Ja, ze waren heel lastig
deze keer; maar ik Aril hot de laatste keeren
niet zoo makkelijk maken! Wat ccn bof; want
nu is het heerlijk avccv. Wat spelen jullie al-
zoo
Gymnast. In huis vacantia hebben schij'
ncn jullie toch nooit zóó fijn te vinden; al mijn
neven cn nichten hebben het maar over buiten
spelen. nou, dot doed ik vroeger ook dolgraag,
hoor l Ja, dat is het gemak van inzenden.
Zwartje. Wat zullen jullie fijn gespeeld
hebben. Wat olzoo Ja, dat is enorm; 100
pond. Vond je de andere roadscls to moeilijk?
Heb jc je vrije dag nog gewandeld
Bruintje. Dus heelemaal alleen! Waar
kookten jullie dat; thuis? Ik heb in gedachten
meegcsmuld. Jp, dat vertelde jo; dus dat schiet
al opleuk doosje is dat. Jo, dot wos een druk
fout, maar dot reken ik niet.
Bruno, Ben je dan zóó ostig thuis, dat Moe
der dat zegt Maar good, dat je ook wat huis
werk hadvooral mot dat leelijkc weer.
Edclwcisz. Ik zal probeeren of hot er dezo
woek in kan; anders zol ik Tante Rick voor dc.
volgende week vragen. Waren dc poffertjes lek
ker? Dat lijkt me toch zoo'n leuk werkje; jam
mer, dat dat alleen mersjeswerk is, unders deed
ik het ook eens. Jij had Stien (5 letters).
Lelietje van dalen. Wat zul jij een ideaal
huisvrouw warden I Vond je hot niet moeilijk
eerstenfin, daar hebben wij geen verstund
van, hè? Wat ga je het eerste naaien; jurken ol
schorten of zoo iets? Dank je wel voor je in
zending 1
Appelsnoet. Don moet je neusje mnor héél
lief zijn en erg je best doen op school. Nou,
de tijd gaat gouw cn ik denk, dat Sinterklaas
al aan het inpakken is in Spanje. Misschien
stopt hij dut er voor jou ook wel bjjl Ook
die fout.
Goudbaard. Wat ccn bof; dus dat is maar
dit jaar alleen? Nou, cn of ik diq lust! Jc
maakt mc heolcmool hongerig; die.ga ik nu ook
eens ergens bij vrienden eten. Jij hebt me op
het idee gebrachtl Je had Sücn (5 letters.)
Vuurtoren. Dut zou ik maar niet doen,
want Sinterklaas heeft zóóveel oon zijn hoofd
cn zóóveel adressen te onthouden, dut hij zeg
gen zal„Dat mng jc niet vragen, Vuurtoren I"
Wat maak jo olzoo met die doozen
Bob. Leuk, je zending! Nou, dot laat nog
al wat te wenschen te over, hè Vooral in het
begin. Dat is niet zoo prettig, nee I maar an
ders vergeten jullie alles.
Stormvogel. Nou, fijn, hoor! Dus nu al
drie stuks. Jo, dat boeken uitdeclcn is maar een
leuk werkje. Hoe vond j<\ zusje dc ploot jes wel?
Dat zeggen ze allemaal. Moor het moet ook
verdiend worden I
Ton Ncveu. Wat ccn schrik zal dut zijn
geAvccst. Had je Moeder zich heelemaal niet
bezeerd. Waarom moet jc die leuning don
vasthouden; ik ken die bruggen nietwel, Avaur
je los over moet hollen, met nl die losso plank
jes.
Speurder. Ja, vriendje, jij doet jc naam
maar eer aan, hoor I Want dat was zeker ccn
drukfoutje. Maar gelukkig kwam hot toch goed
uit.
Mol. Dat zal ik je dan eens uitleggen. Nu
nog 3 X oplossen cn dan Avordt er uit do
kampioenen, die er nog Avnrcn, Avcer een nieuwo
gelooten dun begint het Avcer opnicmv met
10 Avckcn. Dus don doen alle neven cn nichten
Avcer mee, cn vallen zoo langzamerhand af. Dus
iedere 10 Aveken is er een nieuwo JtampioqjA.
Jo, dat vind ik heel leuk. Ik zou ook gelachen
hebben.
Zwartkop. Was het gezellig bij Opoe. Mug
je daar ook spelen, of lees je dan wat? Mis
schien lees je haar avc! .wat voor. Het is nu toch
wel mooi gcAvecst.
Monbretia. Ja, hoor I die komen ook aan
dc beurt. Dank je wel. Muar moeilijk lijken zo
me avcI. Wot deed je nog meer in dc vacon-
tie. Toch zeker wel eens ccn mooie Avandeling
gemaakt met d» prachtige herfsttinten.
Bellefleur. Hoc was het in Bunschoten?
Zeker Ave fijn; Avunt In het butst van do wcok
was het heerlijk Aveer. Wat heb je daar ge
peeld.
Nimf. Met mij ook gelukkig, hoor I Alleen
heel erg rSYkoudan geweest cn dat is wel eciAs
lastig. Wèt een zakdoeken heeft een mensch
don noodig, hè Weer naar school
Cecilia. Ik heb ccirs gezocht, maar tot
mijn spijt niets gevonden. Maar die zijn in alle
boekenwinkels te koop; en niet duur. Het zul
wel gezellig worden! Wat ccn tijd al. Maar als
ik nog eens Avat weet, zal ik aan je denken. Jo
hebt nog de tijd I
.Boonestaak. Was jij Woensdag vóór 9
Uur? Pus op, hoor I Voor dezo keer nog.
DE DOMME VRAAG.
Een clubje vrienden is uit cn één Avordt dron
ken. Dc apderen zullen hem thuis brengen en
vragen hem zijn huisnummer.
„Och, doo toch niet zoo'n domme vraag",
zegt hij „dat staat toch op de deurpost!"
(Boonestaak).
DAT WIST ZE NIET.
Moeder zei tegen Micntje, dat cr in Amster
dam zoo'n wolkbreuk avos geweest.
„Och, och," zei Micntje, „Avat zal dèt een
klop gegeven hebben I"
(Lelietje vnn Dolen).
De Onwillige Klant.
Waarmee kan 'k u dienen
goed ben 'k gesorteerd:
stoften, linten, kanten,
wat u maar begeert.
Spreitjes voor den wagen,
mutsjes voor uw kind,
u kunt niets bedenken
wat u hier niet vindt.
Zoo spreekt 't vlug „meneertje"
't potlood achter 't oor
en vol ijver legt hij
't „klantje" alles voor.
Maar zij wordt verlegen;
er is zooveel keus
wat ze nu zal koopen
weet ze niet, neen, heusch
Eind'lijk zegt ze: zuurtjes,
wou ik wel vandaag
boos wordt het „meneertje",
is dat nu een vraag!?
Zuurtjes in z ij n winkel
wat een domme klant
linten moet ze koopen,
strikken, dassen, kant
Ja maar, zegt ze schuchter,
'k heb nu juist zoo'n zin
in een lekker zuurtje;
is daér niets meer in?
En ze grijpt een busje,
dat is blijven staan;
gist'ren heelt Moes immers
er wat in gedaan
Nu valt het „meneertje"
eensklaps uit zijn rol;
ha, roept hij, dit busje
is nog bijna vol 1
Zeg, we zullen deelen;
gauw zijn ze geteld
kom nu maar veel koopen
dit is dan je geld 1
Maarneen, roept het
„klantje",
ik ben niet zoo dom
om ze jou te geven
'k kom straks wel weerom
Met haar deel der zuurtjes
loopt ze glunder heen
en het arm „meneertje"
blijft vooreerst alleen
■v -HBRMAaNNAlv