Wattiinan Vulpenhouders
„DE EEMLANDER"
ABONNEMENTSPRIJS Zï "Tl™ ,7' 7""
PRI1S OER ADVERTENTIEN met inbegrip van een
Langestraat 65
Tel. 326
EERSTE BLAD.
Sinterklaas feuilleton.
'n Echec
24e Jaargang No. 129
toort 210, Idem tianco
per post 3.—per weck (met eratis verzeker ng
tegen onge ukken) 0.176, alzondeilijke nummers
J.05
AMERSFOORTSCH DAGBLAD
PIRECTEUR-UIT06W.R:
Zaterdag 28 November 1925
bewijsnummer, elke regel meer 0 25, dicnstaanbe-
dingen en Licldadighcids-advc tentien voor de helh
der prijs- Voor handel cn bedriji bestaan zeer
vooideciige benalin- cn voor het advcrieercn hene
ciicu aire, bevattende de voorwaarden, wordt op
aanvraag toezonden.
KrtoiMMel F. A. TÜLP
Opvoeding en onderwijs.
Nieuwe Wegen.
n.
Den vori^en keer heb ik trachten aan te
toonen, dat onze tijd zicht kenmerkt door
een slerk ui (gesproken indi vidual isme, da<t
zich in den loop der laatste 20 eeuwen
krachtig heeft ontwikkeld. Onze geheele
samenleving wordt er door gekleurd. Ieder
wil zichzelf- zijn, rn godsdienst en kunst:
van massale bewegingen, zcoals in de mid
deleeuwen nog, is nu geen sprake meer.
En in de economie is dit streven uivgeoo-
pen cp een verwoede concurrentie, een
zorgen voor zichzelf. Er is een niet te stui
ten ren achter den dollar en den gulden
aan. Aan verzamelen voor de gemeenschap
denkt bijna niemand. En waar deze strijd
om het beslaan gesteund wordt door een
steeds scherper verstand, is ze des te ver
schrikkelijker. Het kómt er klaarblijkelijk
voor veel mensehen niet meer op aan, hoe
ze „er komen als ze er maar komen. Een
enkele maal is men dan ook wel eens zoo
vriendelijk aan zijn buurman te denken,
maar dat is' eerder uitzondering dan regel-
En daarom ook is de wereld op een dood
loopend spoor gekomen. Velen beginnen in
te zien, dat we in een verbijsterende krisis
verkeerer en dat het zaak wordt maatrege
len te bedenken en doortastend op te tre
den om eruit te geraken. Maar de meeste
menschen houden niet van doortastende
meat regel en, omdat dit hun gewoonlijk te
veel moeite kost en meer van hen vergt dan
met hun gewoonten overeen komt. Als er
dan ook personen optreden, die krachtige
en ingrijpende veranderingen wilden aan
brengen, worden ze maar-, al te gauw weer
„weggewerkt" V>f men zorgt wel, dat ze in
het geheel niet aan het woord komen. Dat
is nu niet direct onwelwillendheid, maar
meer een kwestie van onvermogen: het niet
aandurven en aankunnen van het nieuwe.
Het aanvaarden van nieuwe Idealen, van
nieuwe stellingen, eischt een groote in
spanning, beduidt een overwinning op ons
zelf. En wie is daartoe in staat? Men is
te vee! gewend aan den sleur. Er is een
wet van traagheid, waaraan ook de mensch
is onderworpen, niet alleen stoffelijk, maar
eveneens wat betreft zijn voelen en denken.
Daarom zeggen .velen, is het goed met de
jeugd te beginnen. Zal er een betere samen
leving komen, zoo redeneeren zij^dan is er
een betere menscbheid nocdig.
Dezen zijn geneigd de groote föut bij de
opvoeding te zoeken en zij verwachten al
leen van verbeterde stelsel van opvoeding
enonderwijs arie heil. Ook dit is een één
zijd ig'heid. Het tegenwoordige geslacht
heeft natuurlijk wel degelijk tot taak de ver
anderingen voor te bereiden, die een betere
toekomst voor het opgroeiende an de na
ons komende geslachten mogelijk maakt.
En het is een heugelijk feit, dat overal in
de wereld andere leuzen worden aangehe
ven. Ei* is wat men wel eens noemt, een
drang naar synthese, naar het zoeken van
het gemeensohaippe'ijke. Er komt een groo-
tere toenadering, een streven naar samen
werking- Vandaar ook het steeds sterker
wordende internationalisme, dat zich overal
onder de jeugd in alle landen der wereld
krachtig doet gevoelen.
In deze artikelen zal ik er naar streven
te doen uitkomen welke de fouten zijn,
welke noodzakelijkerwijze kleven
aan onze systemen van opvoeding en onder
wijs en tegelijkertijd zal ik tTachten de mid
delen aan te geven welke kunnen leiden
lot verbetering.
Zooeven zeide ik, dat onze opvoeding
noodzakelijkerwijs bevlekt is met
bepaalde gebreken: zij is immers ook een
uitvloeisel van den tijdgeest. Dat is dus niet
in de eerste plaats iets, dat aan hèn gewe
ten moet worden, die zich met opvoeding
en onderwijs bezig houden, dus in het bi-
zonder aan onderwijzers, leeraren en pro
fessoren. Neen, de foüt moet gezocht wor
den in de geheele samenleving, die niet
and ens gewild heeft dan wat tot nu toe is
ontstaan, kleine minderheden uitgesloten.
Er znjn altijd kleine groepen opvoeders ge
weest, die Anders gewild hebben, maar zij
konden niet tegen den stroom oproeien.
Daarvoor moeten de tijden rijp zijn, en dat
is thans het geval. Maar ook nu zal het nog
niet gemakkelijk gaan, omdat het nieuwe
onderwijs en de nieuwe opvoeding men
sdien eischen, die bereid zijn daarvoor
offers te brengen en wel in de eerste plaats
het offer van gemakzucht en vooroordeel
lk zeg dus niet, dat de fout allereerst moet
gezocht worden bij d>e opvoeders. Hun fout
begint pas daar, waar ze de noodzakelijk
heid van vernieuwing erkend hebben 2n er
dan niet toe medewerken.
De nieuwlichters op het gebied van op
voeding en onderwijs hebben het heusch
niet gemakkelijk, juist van de zijde hunner
collega's, die, uit den aard van de zaak.
onmiddellijk met hun kritiek klaar staan.
Maar ze moeten bedenken, dat er van kri
tiek geen sprake kan zijn zonder nauwgezet,
onbevooroordeeld onderzoek, in theorie en
praktijk. En daartoe gunnen de meeste
zich geen tijd. Gewoonlijk zijn ze van mea
ning, dat het alleen een voorbijgaande
modegril is, een kwestie van standen-
schooltjes, een proefneming van den één of
anderen handiger, paedagoog, die kans
heeft gezien eenige menschen voor een
idee. warm te krijgen en zich zelf een soort
vermaardheid te bezorgen. Maar dat stadium
zijn we ai voorbij. Het gaat om ernstige,
dnep-ernstige pogingen, die op 't oogenblik
gedaan worden door honderden personen,
over de geheele wereld. Wie het internatio
nale paeda'gogies congres in Heidelberg
dit jaar had bijgewoond, waar ongeveer
500 deelnemers waren, dif 24 nationalitei
ten vertegenwoordigden, en die ellen be
zield waren met de idee van vernieuwing
in denzelfden geest, die zou beseffen, dat
de radicale hervorming op het gebied van
opvoeding en onderwijs nog maar een
kwestie van tijd is. Er zijn vur je apostelen
van de nieuwe ideeën, er zijn talrijke scho
len over de geheele aarde verspreid, waar
nieuwe methodes worden toegepast, aan
gepast aan den bard van het kind'.
De groote fout van de 19e eeuw is ge
weest, dat uit de opvoeding en speciaal uit
de schoolsche opvoeding is geweerd dat
gene, waarnaar de volwassene in de samen
leving onmiddellijk en voortdurend vToeg:
het recht van zichzelf te zijn. Terwij in de
buitenwereld het individualisme voortdu
rend versterkt werd op ieder gebied, legde
men zich toe, alsof er niets gebeurde, op
het stichten eener eenheidsscbool, het
grootste monstrum, dat onze tijd heeft uit
gedacht; tenriji iedeTe volwassene het
recht opeischte zijn eigen weg te gaan, ging
men meer en meer alle kinderen op de
zelfde wijze behend'e>'en. Elk kind, jongen of
meisje, wérd veroordeeld om in dienzelfden
tijd, op dezelfde wijze hetzelfde te leeren.
Niemand zou het in zijn hoofd halen om
alle kinderen van eenzelfden leeftijd te ver-
oordee.'en eenzelfde kleeding te dragen
van dezelfde maat, dezelfde snit en de
zelfde kleur. En toch ziet niemand er tegen
op alle kinderen te voeden met een ver
standelijke éénheidsspijs, die voor overtol-
rijken in het geheel niet geschikt is. Voor
het middelbaar onderwijs is dit nog veel
k.emmender dan voor het lager. Aan de
natuur van geen enkel kind wordt vergund
zijn eigen tempo aan te geven. Het lichaam
wordt in het algemeen vergund zelf zijn
groeitempo te bepalen. Voor de innerlijke
ontwikkeling mag dat klaarblijkelijk nooit
gelden dan wanneer de mensch vol wassen
is. Men vergeet dat de mensch reeds als
kind, een éénheid van bewustzijn is, met
eigen gegevens, met zijn eigen* mogelijk
heden van ontwikkeling.
Dat is de grootste fout van de tegenwoor
dige opvoeding en het tegenwoordige onder»
wijs. Verschillende andere vloeien daa
vanzelf uit voort. Daarover een volgende
maal.
J. H. BOLT.
Parijsche Br even.
Parijs, 16 Nov. 1925
Opposilie cn kritiek. Ecrlijkhcit
cn oprechtheid. De financieel?
plannen dér Rcgecring. Mis-
plau st pessimisme. Vertrouwen,
in hot Fransche crediet. Ook uit
het buitenland. Goede verwach
tingen van Amerika. Twe© nieu
we voorstellen voor schn'kist-
inkomsten „Sou du Franc", een
Nationale Loterij.
De heilzaamste invloed der oppositie is, dat
zij „het bewind" tot waakzaamheid en werk
zaamheid dwingt. Dit is zoowel waar voor het,
parlement van een groot land, als #/oor de
eerste de beste kiesvereeriiging van StsTcc^"^.
De oppositie moge don gevoerd mo/den hot
men wil, in het openbaar met zichtbctq on roei*
bare wapenen, of in het geniep achter een
masker van allerlei leelijke manieren en ver
dachte mooipraterijen, z% :orgt er voor zon
der het er om te doen - - «;'at het bewind wak
ker en werkzaam blijft. Bestond zij niet, dnn
moest zij uitgevonden worden, want wour kan
de kri;iok zich beter doen hooren don in het
opposiüekamp.
Om nu ab obstracto od concretum te komen,
meen ik te mogen zeggen, dot dit komp in onze
parlementaire wereld aan de stem der kri
tiek ec-n heel povere plaats overlaat. Ik heb de
laatste dagen, met meer aandacht dan ik daar
aan gewoonlijk verspil, de meeningen als ik
dit zoo eens, min of meer overdrachtelijk, zeg
gen mag der oppositie-organen nagegaan,
cn vond dnn wel hevige, vinnige, venijnige aan-
va'len tegen de plannen waarmee de tegen
woordige Regeering een oplossing aan de fi
nancieel© mceielijkheden wil maken, maar
daarbij bleef het. Een kritiek die alleen afbre
kend is, zonder daarbij opbouwend te werk te
gaan, heeft geen ander resultaat dan dat zij
verwarring der geesten en der gemoederen te
weeg brengt, onrust kweekt en aonleiding tot
paniek geeft. Het afbreken van een p'an, van
een stelsel is ieders recht, op voorwaarde dat
hij er een ander plan of stelsel voor in de
plaats geeft. Dit nu ontbreekt in onze oppositie
pers van de laatste dogen, sedert wij zoowat
weten waarheen de Regcering sturen wil; wat
aan de onofhnnkcliiken die geen financiers,
geen eminente economisten zijn, die de po'i-
tiek waarnemen met objectieven blik en alleen
op gezond vers'ond en eerlijkheid vertrouwen
de gerustheid verzekert het beste van de te
genwoordige Regeering te verwachten.
Of die onafhonkelijken talrijk zijn, of zij de
meerderheid in het land vormen, weet ik niet
wie weet het Ik behoor niet tot de goed
ingelichten, die aan hun schrijftafel de toe
komst met mathematische zekerheid vaststel
len en don ellenlange telegrammen vol profe
tieën naar de vier hoeken der wereld zenden.
Dat onze premier Painlcvé zelf zich daarom
trent geen hooggespannen i luzics mooljt, be
wees hij al meer dnn eens, door te zeggen, dot
,het ministerie met het indienen zijner plannen
zich waagt aan de kansen der impopulariteit in
Ihet land, maar dot hij toch moedig die kansen
tegemoet wil goen, alleen tot welzijn von dot
lend.
Eerlijkheid en oprechtheid zijn de eerste qua-
^teitcn van den heer Poinlevé. Dot weten zijne
grienden, zijno collega's, zijne leerlingen; dat
qrkennen zelfs zijn politieke tegenstanders. Toch
iV er misschien geen minister-president door
02 organen dier tegenstanders zoo ergerlijk,
zoo one'egant vcrdacl\t gemaakt ols hij en zijn
'medewerkers dit worden gedaan. Met die voor-
eigenschoppen vóór een stuurman op het
schip van Staat en bijgestuon door knappe man
nen van gezag, berekend voor de taak waartoe
hij hen riep, bracht hij een plan tot stond waar
mee dus den finoncieelen nood van Frankrijk
ral bezworen moeten worden. Morgen wordt
dit plun aan de Kamer voorgelegd; dan zal het
gauw genoeg blijken, of door de pas herstelde
oendracht in ihet „Cartel des Gauches" de par
lementaire hemel is opgeklaard.
Het is to hopen, want het crediet van Frank
rijk zou door langer talmen met het bereiken
ran een oplossing in gevoor kunnen komen cn
de franc nog zieker worden dan hij reeds is
waarvan dan weer een stijging der levensduur
te het gevolg is. Nu is het met dat crediet bij
lange no nog zoo erg niet gesteld als de op-
oositie-schreeuwers echte paniekkweekers
trachten te doen gelooven, gelukkig nog tevcr-
geefsch; er zijn weifelaars en pessimisten in
hQt land.
De belangrijke tafelrede, gisteren door den
ex-minister Caillaux uitgesproken te Aubigné,
in het departement der Sarthe, waarvan hij se
nator is, was op dat punt nog ol geruststel
end. Hoewel hij de fjnoncieele plannen van
den heer Pninlevé niet ten volle aanvaardde en
van zijn ministerschap afstand deed,
raadde hij toch aan de Regeering in hare po
gingen le steunen; alleen stelt hij op onder
geschikte punten eenige wijzigingen voor.
Waarop hij echter wel nadruk legt, is dat de
toestand van de Staatsschuld en van de schat
kist, tengcvo'ge van jarenlang slecht financieel
beheer, wel ernstig is, maar volstrekt niet ver
ontrustend. Hij zal dit ook niet worden, indien
men tact,* kalmte cn geduld betracht, vooral
geduld „Dacht men niet voor eenige
maanden, vervolgde de heer Caillaux, dat zij
'de toen vervallen ontzettende hoeveelheid
bens op korten termijn) de schatkist met hun
gewicht van 22 mü'iord zouden verpletteren
Donk zij een voorschot van de Bank, dank zij
de leening met gewaarborgde wisselkoers, dank
vooral zij de terugkeer van het vertrouwen,
blijft er nu in December niet meer don 2.500
millioen terug te betelen,"
De daling van den franc schrijft de oud-mi-
nister van financiën toe aan drie oorzaken
uitvoer van Fransche kapitalen naar het bui
tenland (Actes de mauvais Francais, zegt hij)
het niet nakomen door ve'e FranSche bonkiers
van d* overeenkomst dezen exodus zooveel
mogelijk tegen te gaan (door raad en overtui
gingskracht) en eindelijk het noodzakelijk uit
stel van de regeling der inter-geallieerde schul
den ('aten wij moor zeggen de onhandelbaar
heid der Amerikanen).
Dusgeduld en vertrouwen. De Fransche
spaarders spraken dit laatste duidelijk uit en
toonde de heer Caillaux met cijfers aan. Maar
nu komt er een onder voorbeeld, nog ol uit
het buitenland, tot mij, dat getuigt van ver
trouwen in het crediet van Frankrijk het feit
dat uit Nederland, door voorzichtige, bekwame
financiers, voor zeer aonzien'ijke bedragen aoh
Fransche waarden op korten termijn hieF zijn
'nngekocht, wat zij zeker wel laten zouden, in-
'icn er aan den Fronschen crediethemel een
zwart wolkje was waar te nemen.
En wat nu de onhandelbaarheid der Ame-
-•kanen betreft de pas afgesloten overeen-
v omst tusschen de regeeringen van Italië en
Noord-Amerika heeft bewezen, dat de groote
.epubliek toeschietelijker begint te worden se
Sinterklaasverhaal voor groote menschen
door:
PIMMY.
„Er zal er toch één moeten zijn..." zei Pa
peinzend en trok zware rookwolken uit 7. n si
gaar, „we kenne' het van 't jaar toch ilzst la
ten... altijd hebben ze 't gehad; ze rékene' er
op, dat zeg-ik, ze rékene' er op. En waarom
zou-je ze dat lolletje nou ook 's niet gunnen."
Oom trok z'n wenkbrauwen de hoogte in.
Oom was d e oom. de hoop en de vrees van óp
familie; iedere familie heeft Ooms, ze zijn er
by massa's, maar dan is er altijd ncj d: Oom,
waarop gerekend wordt, die meetelt, die 'n
overwégende 6tem heeft in den familieraad. D e
Oom trok z'n wenkbrauwen dus op en schudde
met z'n harde polsen tegen de hagelwitte man
chetten, wat altijd 'n ongunstig teeken was en
bjj welk geluid Fa dan ook de schrik om het
hart sloeg. Hij haastte zich vóórt te gaftn„En
Hou hebjk het ieder jaartal gedaan, iede.1
jaar maar-an; dat begint je ook de keel uittè..
te vervelen. Waarom mot ik nou weer In dat
apepakkie, waarom ken een ander dat nou 'es
niet doenVat UOom?"
„Chèm..." zei Oom. „En U, mijnheer van
Prangen?" Van Prangen was maar 'n buur
man, die méé beraadslaagde, want de twee fa
milies, rijkelijk met kinderen gezegend, vierden
het Sinterklaasfeest altijd „in compagnie" zou
J. J. A. Goeverneur zaliger zeggeh. Van Pran
gen pluisde in z'n afgebeten baardje en begon
langzaam en afgemeten zijn oordeel te zeggen
Hij deed altijd gewichtig, zwaar-op-de-hand
gebruikte graag vreemde woorden (en hii
maakte ze inderdaad vreemd) had 's een
blauwen Maandag in den Gemeenteraad geze
ten, waar zc hem 't orakel noemden, omdat-
ie altijd zoo wèl overwogen, gewichtig-doend
sprak, alsof elk woord, eiken zin van hem
waard was voor eeuwig vastgelegd te worden,
tot heil en leering van het dierbaar nage
slacht.
,,'t Is dus de kwetstiebegon van Pran
gen, „van laboreeren of niet kolleboreeren. zoo
als u daar zegt. Ermo't een Sinterklaas
komme. Nou is dus de kwetstie weer: waar
vandaan late' we die verschijnen. Eén van ons
mót 't zijn: dat is de kloet om-zoo-te-zeggen;
Karpers heeft daar even betoogd dat-ie zich
niet genegen voelt, UEdele beeft U verskuu-
seerd door Uw ouderdom van leeftijd. We ken
nen wel concluseeren dat rpiin persoon over
schiet, maar om de waarheid te zeggen.... ik
durf er niet anZe kynne mijn, ik heb om-
zoo-te-zeggen een tè geprovoceerd uiterlijk
van gezicht, want ik herinder me bijvoorbee'd
nog dat toen ik in m'n jonge jaren voor de
diletantisten rederijkers als zijnde de gene
raal in het stuk
„Chèm..." zei Oom en trok z'n wenkbrau
wen omhoog.
„Daar heb-u gelijk in.... Ik sluit me bij
den vorigen spreker aanantwoordde van
Prangen verward, die aan één oor wat hard-
hoorend was en meende dat Oom iets gezegd
had.
Pa blies zware rookwolken en bezwoer in
zich-zelven dat. al zou-ie onterfd moeten wor
den: hij déé het niet meer, ze noemden 'm
nóu al „Sinterklaas" in de buurt... hij vertik
te 't..."
„Zie je, van Prangen, het zal d'r toch
van moeten komen. Kom kerel, denk je dat die
kindersjou herkennenschei uit, man
schei uitje doet maar zóó... Huurrr is Sun
terrrklaasss... ha, ha, ha..." en Pa lachte ge-
wild-luidruchtig."
„Daar valt met m ij n niet verders over te
verdiscussieeren, Karpers," merkte van Pran
gen ernstig op, als gold het 't nemen van eev
gewichtig raadsbesluit, „gezeid is gezeid ee**
man een woord een woord een man en daa-
wijk ik niet van af. Het gaat in eerste ver
stansie ^3k om m'n prestige als man en vader
dert Locarno een samengaan der Europeescho
staten ook op economisch cn financieel gebied
heeft mogelijk gemaakt, waardoor don de Ver-
eenigde Staten van Europo heel anders tegen
over die van Noord-Amerika zouden komen
te staan don zij 't nu doen. Het is voor nie
mand hier een geheim, dot de Amerikaanscho
gezant, de heer M)^on T. Hcrrick, zioh krach
tig inspant voor de hervatting der besprekin
gen te Washington, al doet men er dan oolc
officieel het zwijgen toe, en van dezen gezant
weet men, dat hij niets liever don een z<^r
gunstige schikking voor Frankrijk beoogt.
De uiteenzetting cn toelichting der financieele
plannen von den heer Poinlevé loot ik aon den
meest bevoegden over. Ik wil er ollecn nog dit
can toevoegen, dut nog een poor buiten die
plannen staande voorstellen zeer de aandacht
hebben getrokken. Het eerste is afkomstig van
den professor in de .„économie politique" J. L.
Faurc, die von o'le betalingen, onder welken
vorm cn von welke grootte die ook worden
gedaan, den z.g. „sou du franc" wordt gehe
ven ten bate der schatkist. Die sou du franc
is een gebruik volgens hetwelk do dienstbo
den, bij het doen van inkoopen voor hunne
patroons, van de winkeliers vijf centiemen per
franc ols commissie krijgen. Volgens de be
rekening van den heer Faurc zou die heffing
den staat 25 h 30 milliard jaarlijks opleveren.
Zij gaat echter mank'aan deze fout, dat zij
ol zondert de voorsteller het brood en het ko
ren ervan uit de armen even zwoor ols de
rijkeren treft, wat zeggen wil veel zwaarder
don de rijken, doordat zij veel minder koop
krachtig zijn. Zij is simplistisch cn daarom
trekt zij de massa oan.
Het tweede voorstel is de groote nationale
loterij, waarover ik ol eens sprak. Nu is het
één van de leden der financieele commissie uit
de Kamer, die er de aandacht voor vraagt. Ve
len zijn er gevoelig voor, anderen zijn er af-
keerig van om redenen von moraliteit
Het is mogelijk dnt zulk een argument van
waarde is in de wereld der huichelaarsdo
immoruliieit bestaat volgens hen hierin, dat
iemand zich verrijkt door middel van het toe-
vol en niet door persoonlijke inspanning, door
zijn werk zij bestaat ook daarin dot de Staat
don illuzies verkoopt. Op het eerste zou men
kunnen antwoorden met do vroag of het dan
wel moreel is zich met beursspeculaties te ver
rijken, en op het tweede met de eenvoudige
waarnoming van hetgeen er overal om ons
gebeurt waar de Phari2eeërs wot hebben in te
brengen. Ligt in het beloven van wat ook dat
tijdelijk of eeuwig geluk moet aanbrengen, niet
eenige illuzie
DOTEN.
Mode.
Met de kleine hoedjes zal he»t nu werkelijk
wel spoedig uit zijn. Te Parijs en te Brussel
worden ten minste xeeds enorm groote hoe-
tegenovers mijn kinderen, en die ken ik niet
om-zoo-te-zeggen voor de haaien werpen."
„Chèm zei Oom, „kijk eens aan... jij
doet 't niet Karpers(Een verpletterende
blik in diens richting) enne u doet 't ó'»lc
niet mijnheer van Prangen, en de heeren heb
ben zeker wel begrepen dat i k er ook zeer wei
nig voor voeldan maar zónder en 'n ge
woon gezellig onder-onsje gaat nèt zao goed
Ik groet de heeren, ik moet nog even 'n bood
schap doen in de stad
En d e Oom verdween. Met om z'n lippen
iets dat 'n verborgen geheim verraadde'n
verstolen lach
„Ilc ga óók maar, Karpers," zei van Pran
gen, „tot ziens dan maar, hè, en nog wèl be
dankt als voor de thee als voor de sigaren.
Mijn compelementen aan je vrouw en kindo
ren."
„Dus je doet 't niet?"
„Geen kwetstie van, lieve vriend ,ik sta
d'r mee als een paal boven water, als ik tèugp
ben dan bèn ik tèuge."
„Nou, adio dan...."
Piekerend dwaalde Karpers de huiskamer in
en liep om de telefoon driemaal vier
maal Als koesterde hij verborgen plannen.
Hij bladerde in 't telefoonboek, nam toen re
zoluut de hoorn van den haak.
„Hallo?Zeuvenvijftigja jufrouw....
Tallo met Flink en Co., kent u me morgen
vóór negene 'n volledig Sinterklaaspak zen
den?.... Zegt uJa, voor KarpersBo-
steld?.., Onmogelijk.... zeker 'n vergissing....,
goed... ja... ja... ja... vóór negone dus... myn
heer."
Jïrrring! Ging de telefoon. Nimmer had T
belletje zóó vroolijk en opgewekt geklonken
in Pa Karpers' ooren....
Sinterklaasavond. In de huiskamer van de
familie Karpers troonden de vrouw des huizes
en juffrouw van Prangen, omringd door weder
zijds kroost van zeer uitéénloopenden leeftijd.
„Waar of ze nou toch blijventeem
de juffrouw van Prangen en loensde naar de
groore pot chocola, die op de kachel stond te
pruttelen, „blyf van die vaas af, Jantje. Ik
zeg waar of ze nou toch blijvenvan Pran
gen zou wat later komen zei-d-iemoest nog
'n karweitje afdoen met 'n man die-ie hèlpt an
'n Gemeentebetrekking."
Er gloeide haat in den boezem van juffrouw
Karpers „hèlpt an 'n gemeente-betrekking...
dè opscheppers.... sinds d'r man in den Raad
had gezeten en hadden ze óóit belasting
vermindering gekregen waren ze niet meer
te harden die menschen.... jawèl: hèlpt an 'n
Gemeentebetrekking.... zeker bij 't putjesschep-
persgild móst er nog bijkomen; of-ie den
burgemeester-zèlf was.... en-ie had nóóit an
ders gedaan dan z'n presentiegeld opstryken
en onzin verkoopen had Karpers gezegd.... dat
mènsch."