F. A. TULP
Gebruikte
Piano's
Fa. R, van den Burg
EAU DE COLOGNE EN ZEEPEN
Langestraat 23 - A. VAN DE WEG - Tel. 217
Doorloopend
voorradig
STADSNIEUWS.
FEUILLETON.
"s'r?ol°i°rl*"9 AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander"
Kantoorboekhandel
Tel. 326
TWEEDE BLAD.
BINNENLAND.
Zeer geschikt voor St. Nicolaas-cadeaux
Arnh. straat
De Tijger van het Mercato.
Zaterdag
?8 November 1925
Langes raat 65
Erector doozen
DE NEDERLANDSCH-DUITSCHE
ONDERHANDELINGEN.
Een medcdeeling van het
Departement van Buiten-
landsche Zaken.
Het departement van Buitenlandsche Za
ken deelt het volgende mede:
Bij de te Berlijn gevoerde onderhandelin
gen zijn de Nederlandsche en Duitsche re
geeringen tot overeenstemming gekomen
over de volgende punten:
De Duitsche regeering garandeert aan
den Nederlandschen goedereninvoer de be
handeling op den voet der meestbegunstig-
de natie, welke behandeling tot dusver niet
op bevredigende wijze bij verdrag was vast
gesteld. Verder is een regeling getroffen
voor den invoer van Nederlandsche steen
kool in Duitschland. De uitvoer uit Duitsch-
land ontvette beenderen wordt vrijgegeven,
terwijl omtrent den uitvoer van niet-ontvet-
te beenderen eveneens een regeling tot
stand is gekomen. Bovendien worden voor
de volgende Nederlandsche uitvoer-artike-
len de invoerrechten voor 7 jaar verlaagd:
aardappelen, witte kool, roode kool, savoye
kool, tomaten, bloemkool, spruitkool, kom
kommers en augurken, uien, wortelen,
kropsla, pelargonia, fuchsia's, cineraria's,
reseda's, planten zonder aardkluiten,
magnolia's en laurieren met kluit, ilex,
aucuba, rhododendrons en azalea's met
kluit, taxus en buxus met kluit, blauwspar-
ren en chamaecijparis met kluit, hyacin
then-, tulpen- en narcissen-bollen, druiven
in postpakketten kersen en aardbeien, zeelt,
oesters, Edammer- en Goudakaas, kool
zaadolie, raapolie, maanzaadolie, neger-
zaadolie, sesamolie en zonnepittenolie, ka-
toenzaadolie, andere in het Duitsche tarief
niet afzonderlijk genoemde vette oliën, ge
harde vette oliën, gecondenseerde melk met
of zonder suiker, lood en zinkwit.
Hierbij valt in aanmerking te nemen, dat
sommige van deze artikelen, benevens an
dere niet genoemde artikelen krachtens de
meestbegunstiging zullen profiteeren van
verlagingen door andere landen bedongen.
De tariefverlagingen gaan bij wijze van
„stundung" in een week na de onderteeke-
ning van het verdrag.
Ten slot*e heeft de Duitsche regeering
schriftelijk de verklaring afgelegd, dat de
ten aanzien van de Duitsche spoorwegen
bestaande verschillen tusschen de Neder
landsche havens en de havens van derde
staten op een niet ver afgelegen tijdpunt
zullen verdwijnen.
De Nederlandsche regeering is bereid
gevonden het aan Duitschland verleende
crediet van 140 millioen gulden met 7 jaa?
fe verlengen en de rente meer bij den ren
tévoet op de geldmarkt /aanpassen en met
ingang van 1 Januari 1927 te bepalen op
5 JA
Een en ander is neergelegd in een twee
tal verdragen, met biibchoorende protocol
len en verdere documenten, waarvan de on-
derteekening heden te Berlijn heeft plaats
gehad.
HET ONAANNEMELIJK TRACTAAT.
Oud-minister Carton dc
over het verdrag.
Wiart
De Brusselsche redacteur der Msb. seint d.d
gisteren
De gewezen premier, de heer Carton de
Wiart, houdt zioh in de Soir bezig met het
Nederlandsch-Belgisch verdrag. Veel nieuws
zegt hij weliswaar niet en zijn artikel is in
sommige opzichten een nieuwe afdruk van het
cliché, dat wij hem reeds een half dozijn ma
len hebben zien gebruiken. Carton dc Wiart
meent, dat het huidig verdrag in zekere geval
len niet vreemd is aan den val van het kabinet
Colijn. Hij zegt niet in welk verband, maai
constateert dan verder, dat in tegenstelling
met Nederland, waar dit verdrag reeds heel
wat inkt heeft doen vloeien, de Belgische
opinie en de Belgische pers er om zoo te zeg
gen onverschillig tegenover staan. Hij geefl
dan vervolgens dc vroegere Belgische lezing
een overzicht van de onderhandelingen, die tot
het tractaat van 3 April 1.1. hebben geleid en
het is, dunkt ons, niet zonder cenig leedver
maak, dof hij constateert, dat het van Belgi
sche zijde onderleekend werd door denzelf
den minister, den heer Hijmons, die in Mei
1920 plechtig in de Kamer verklaarde, dat de
Belgische regeering weigerde de onderhande
lingen met Nederland over de herziening der
verdragen van 1839 voort te zetten, zoolang
de souvereiniteitskwestie over de Wielingen
niet zou geregeld zijn. Toch wordt deze
kwestie in het nieuwe tractaat, dat bijna uit
sluitend ccn woterstaatsverdrog is, niet aan
geraakt Ook de Belgische veiligheidskwestie
langs het Oosten werd er niet in geregeld.
Doch ondanks die leemte, zoo besluit Carton
de Wiart, mag het tractaat niet verworpen
worden, omdat het de vriendschapsbanden
tusschen Nederland en België, welke landen
ook in de toekomst zeer op elkaar zijn aan
gewezen, kan verstevigen.
HET 250-JARIG BESTAAN VAN HET
KORPS MARINIERS.
Nog een cn ander omtrent de
feestelijkheden.
De feesten ter viering van het 250-jarig be
staan van het korps mariniers, welke van 8
tot II December te Rotterdam worden gehou
den, zullen behalve door een vertegenwoordiger
an de Koningin, o. m. worden bijgewoond
door nee-admiraal C. Fock, commandantder
marine te Willemsoord, met zijn adjudant. Ver
wacht mag worden, dat van verschillende korp
sen en wapens deputaties aanwezig zullen zijn.
De ontvangst van deze deputaties zal plaats
vinden in de kazerne aan het Oostplein op Don
derdag 10 December, van halftien tot kwart
over tienen.
Om II uur zal dan de parade op het Schut
tersveld worden gehouden onder commando
van den commandant der afdeehng mariniers
te Rotterdam, luitenant-kolonel J. Oele. De
daarop volgende militaire wandeling door de
stad, ter presenteering van hot jubileerende
korps aan de burgerij, zal onder commando
staan van den eersten officier, kapitein H.
baron van Hemert tot Dingshof.
Gedurende de, feestdagen zal de kazerne aan
het Oostplein zijn versierd; dc gevel zal van
's avonds 5 tot II uur electrisch geïllumineerd
zijn.
In den tnorgen van 9'December Z8l het korps
kransen leggen op de graven der zeehelden,
die in de Groote of St. Laurcnskerk begraven
zijn.
Aan allen, die op 10 December tot het korps
mariniers behooren, zal een herinneringsoor-
konde, geteekend dooT den heer T. E. Bret-
schneider, te 's Gravenhage, worden uitgei eikt.
DR. F. VAN HOEK
Een huldiging uit de kringen
van land- en tuinbouw.
Toen het dezen zomer bekend werd, dat
heer dr. F. van Hoek om gezondheidsredenen
zijn ambt als directeur-generaal van den
landbouw zou neerleggen, gingen er onmid
dellijk in de kringen van de land- en tuinbon
wers stemmen op. om dit feit niet onopge
merkt te doen voorbijgaan, maar op de eene
of andere wijze blijk te geven van de groote
waardecring voor het werk van den heer van
Hoek cn van diens persoon.
Door den Algemeenen Nederlandschen Zui-
velbond, den Christelijken Boeren- en Tuin-
derbond in Nederland, het Koninklijk Neder-
landsch Landbouw-comité, den Nederlandschen
R.K. Boeren- en Tuindersbond en den Neder
landschen Tuinbouwraad werd daarop het ini
tiatief genomen tot de vorming van een com
missie, waarvan de toenmalige minister van
RECLAMES.
Van 1—1 rogols 4.05. elke regel meer 1.—
4711 - COTY BOLDOOT
In eenvoudige en luxe verpakking.
binnenlandsche zaken en landbouw het eere
voorzitterschap aanvaardde.
Op zeer ruime schaal werd door de onder
scheiden organisaties op het gebied van den
land- en tuinbouw in. Nederland bijgedragen.
Op verzoek van den heer dr F. van Hoek,
heeft de aonbieding van het huldeblijk op
zoo eenvoudig mogelijke wijze plaats gehad in
huiselijken kringdaarmede hebben zich de
vortcgenwoord gers van vier der organisaties,
welke het initiatief tot vorming eener commis
sie namen, belast. Do bijeengebrachte gelden
werden aan den heer van Hoek aangeboden
met verzoek daaraan zelf een bestemming te
willen geven. Dc heer van Hoek verklaarde
deze huldebelu'ging hoogelijk op prijs te
stellen, en het voornemen te hebben zich in
het belang van den land- en tuinbouw te wij-
en blijven bezighouden met het bestudeeren
van allerlei vraagstukken en dc daarbij nood
zakelijke uitgaven te putten uit de bijeenge
brachte gelden
Aon den heer ert mevr. van Hoek werd voorts
een schilderij van den kunstschilder C. v. d.
Windt met opdrachj aaiYgebóden. Deze schil
derij stelt voor het gézich; 'op écr. boerderij.
GEMEENTEZAKEN.
De afdcelingsverslagen.
Een volgende spr. voelt wel tevredenheid
over een toezegging van belastingverlaging,
doch deze mag z.i. niet plaats hebben, wanneer
sociale maatregelen daaronder moeten lijden.
Dit lijkt hem toch 'het geval, waar n.l. B. en
W. niet van een volksbadhuis willen weten.
Spr. acht zoo'n volksbadhuis meer dan urgent,
terwijl verder op het gebied der volkshuisves
ting nog zooveel moet gebeuren: zoo is de op
ruiming van krotten zoo urgent als maar
eenigszins mogelijk is; die toestand schreit ten
hemel, zoodat we voorzichtig moeten ^ijn met
belastingverlaging.
Ten opzichte van het Grondbedrijf ziet ook
spr. in, dat dit niet zoo florissant is en dat
het noodig is, om dit bedrijf, in verband ook
met de geme.ente-financiën, zoo spoedig moge
lijk in betere positie te brengen. Spr. wijst
daan-oor op Berg-Noord en vraagt of het
niet gewenscht is, daar wegen aan te leggen,
om in die richting uit te breiden, maar dan
niet de grondverkaveling te groot te nemen.
Er is behoefte aan kleine stukken grond, die
hebben meer aftrek dan de groote terreinen,
welke thans worden aangeboden.
Voorts verzoekt spr. inlichtingen omtrent,
den hock in den weg bjj Oud-Leusden en
vraagt waarom daar geen verbetering wordt
aangebracht. Ook andere wegen zooals Everth
Mcisterweg, v. Campenlaan, Miercveldplein
vragen dringend verbetering. Spr. is over deze
begrooting niet erg optimistisch gestemd, per
spectieven opent ze niet. 't Is een voortzeulen
in den ouden gang. Bezuiniging getuigt niet
altyd van wys beleid; als we meer bezuini
gen op onze straten, dan zal de zuinigheid do
wyshcid bedriegen.
Tenslotte geeft spr. de meening, dat er nog
werk genoeg is te verrichten en brengt hierbij
in verband de opmerking dat om geldgebrek
menschen, die al jaren bij dc Gemeente wer
ken, op de keien worden gezet. Er is hier meer
dan voldoende werk. dus is het z.i. niet noodig
die menschen weg te zenden.
Een ander spreker merkt op, dat de brief
niet veel aanleiding tot het voeren van alge-
meenc beschouwingen geeft; die brief ge,eft
fciteljjk hetzelfde als voiig jaar. We worden
met belofte gepaaid tot, belastingverlaging,
doch de gronden om er toe te komen'zijn we'
heel zwak. De gemiddelde aftrek voor kwade
posten wordt gesteld op 66.000, terwijl het
spr. uit informatie is gebleken dat die aftrek
op 100.000 moet gesteld worden. Ook voeren
B. en W. als motief aan: de bevolkingsaan
was, terwjjl spr. meende, dat er thans geen
toename der bevolking is. Voorts spreken zij
over een verbeterde conjunctuur, terwijl
vraagt op welke groncjen? Zijn B. en W. be
reid nog eens het voorstel tot verlaging van
belastingaftrek voor ongehuwden in te die
nen? Die vermindering van aftrek geeft toch
een meerdere opbrengst aan belasting van
33.000, waardoor een vermindering van den
factor mogelijk zal zijn, spr. begrijpt niet, hoe
,B. en W. kunnen zeggen, dat zulks geen ver
mindering van belastingdruk zal geven, als
toch door deze wijziging de aanslagen in het
algemeen minder zullen worden!
Wat dc kwestie tusschen B. en W. en Ged.
Staten betreft over de boekhoudkundige kwes
tie bii het woningbedrijf meent spr. dat do
laatsten volkomen gelijk hadden, zoodat spr.
tegenover een vorigen spreker betwijfelt of de
Gemeente zich meer had kunnen verzetten.
Ten opzichte de rkwestie van het Grondbe
drijf, gelooft spr., dat B. en W. gelijk hebben
en verboekt hij hun al hun overredingskracht
op Ged. Staten uit te oefenen, om deze zaak
te \vinnen. Overigens oordeelt spr. dat B. en
W. te veel hooi op de vork nemen en dat de
Raad in veel zaken te weinig zeggenschap
heeft, b.v. in de bedrijven Grondbedrijf en
Gasfabriek. Het mede-onderteekenen van re
keningen der bedrijven moet door een lid der
I Commissie geschieden, doch voor zooveel spr.
bekend is, geschiedt dit nimmer; hij wijst naar
l de z.g. rekening-commissie in Den Haag cn
vraagt of in dien geest ook hier iets kan wor
den ingesteld.
Voorts vraagt spr. of dc Raad spoedig het
voorstel tot vaststelling eener nieuwe bouw-
veroi'dening kan tegemoet zien en op welke
gronden de gevraagde subsidie voor school
bioscoop door B. en W. is geweigerd. Verder
wijst spr. op de noodzakelijke verbreeding van
de brug Utrechtschestraat cn verbreeding
Snouckaertlaan. Ook wijst spr. op het bureau
Militaire Zaken en de wenschelijkhcid om tot
bezuiniging te komen door dit bureau mot een
ander bureau samen tc voegen. In dat geval
zou den Chef, die volgens spr. pensioengerech
tigd is, een toeslag uit de gemeentekas kun
nen worden verleend, zoodat hij geen achter
uitgang in inkomsten hierdoor ondergaat.
Nog vraagt spr. of B. en W. een onderzoek
willen doen instellen naar de bezoldigde neven
betrekkingen, welke ambtenaren cn werklieden
nevens hun gemeente-betrekking verrichten,
tqnvjjl hij nog een toelichting zou wcnschen op
de mogelijkheid, zooals in het gemeentever
slag is aangcteckend, om in 1925 nog een va
luta 1 Januari 1924 gcldleening over te bren
gen. Aan het slot zijner opmerkingen geko
men, brengt spr, een woord van dank aan B.
en W. voor de wijze, waarop zij het bestuur
der gemeente geleid hebben.
Geen verdere algemcene beschouwingen
meer gevoerd wordende, stelt de Voorzitte*
aan de orde de bespreking over den brief van
B. en W. omtrent het'rapport der bezuinigings
commissie.
Een lid verklaart ziclt volkomen met het
antwoord van B. en W. tc kunnen vcrecnigen.
Een ander lid wjjst erop, dat z.i. B. en W.
der Commissie zoo weinig zijn tegemoet geko
men, dat de Commissie onmogelijk haar taak
goed heeft kunnen vervullen; deelt daarna
mede, dat hij het verwijt, dat de Commissie
bezuinigingen registreert, niet begrijpt, omdat
dat z.i. geheel tot de taak der Commissie be
hoorde, aangezien juist reeds alleen de instel
ling cenc aansporing tot bezuiniging gaf; het
komt spr. bovendien voor, dat de steller van
dit antwoord dezelfde persoon is als die do
brochure „De laatste ronde?" geschreven
heeft. Spr. dcelj. voorts mede, dat dc Voorzit
ter der bezuinigingscommissie reeds in dc le
of 2e vergadering dier Commissie een plan
heeft overgelegd, waarin verschillende pun
ten van bezuiniging zijn opgenomen, welke la
ter zgn vastgesteld of door B. en W. zyn uit
gevoerd. Wel lagen die punten misschien
reeds op papier in een laadjo, maar dc Com
missie heeft ze toch voor den dag gehaald;
daarom kan zij dankbaar zijn, dat door haar
toedoen verschillende bezuinigingen zjjn door
gevoerd. De bewering, dat niet met eenige
hoofden van dienst t.w. Directeur Gen. Dienst
en Gem. Ontvanger is gesproken, noemt spr.
onjuist. Persoonlijk heeft spr. met dep Gem.
Ontvanger gesproken, toen dio titularis pas
hier was. Bovendien acht spr. de opmerking,
dat geen objectief onderzoek kon plaats heb
ben zonder die personen te hooren, heel dom,
want de Commissie had toch een ambtenaar,
die de geheele administratie goed kent, als
secretaris.
Een ander lid, die ook lid der bezuinigings
commissie is geweest, verklaart niet op het
standpunt van den vorigen spr. te staan. Spr.
heeft altjjd bezwaar gemaakt tegen het ka
rakter van „studie", dat aan de Commissie
was toegekend, dit kon nooit het doel der
Commissie zjjn geweest en is een fout in de
formule der voorstellers. Het is gebleken dat
op die wjjze nooit vruchtdragend work kan
worden geleverd, omdat voor een bepaalde stu
die t\jd ontbreekt of anders de za akte
duuin. Zoo had de Commissie, zooals de vori
ge spr. heeft gezegd, verschillende zaken op
het oog, maar deze konden door te langen
duur, niet door de Commissie tot hun recht
worden gebracht. Door de .Commissie als stu
die-commissie aan te merken is het terrein
veel te ruim genomen, terwijl ook de wijze van
samenstelling veel te veel moeilijkheden gaf
om op de aangegeven wijze do zaak op te
knappen. De Commissie heeft er ten slotte
van gemaakt, wat er van te maken was. Spr.
kan zich overigens vereenigen met dc be
schouwingen van B. en W., wc kunnen echter
de les hierbuit leeren, dat niet op deze manier
de zaak behandeld moet worden; dit ligt dus
aan den opzet der zaak. Wel zijn enkele be
zuinigingen aangebracht, zooals b.v. het insti
tuut: Directeur van Onderwijs, waarvan de
opheffing eerst verworpen, later aangenomen
is. Hiervan kan natuurlijk gezegd worden: 't
is goed dat zulks in de bezuinigingscommissie
is geweest, terwijl 't door het lang uitblijven
van het rapport ook juist is van B. en W.
om te zeggen: ,,'t is slechts registratie van
bezuinigingen.
Een roman uit het donkerste Napels
door
HANS POSSENDORF.
„Natuurlijk weer nergens een agent te zien,"
jammerde de kinderjuffrouw, terwijl ze zoe
kend rondzag.
„Zullen we er een gaan halen riep verlan
gend een boosaardige kleine jongen met blon
de krullen en een lichtblauw fluweel pakje aan.
„Ja, ja, we zullen helpen zoeken," riepen de
andere kinderen en dansten van pleizier over
óe opwindende gebeurtenis.
Maai gelukkig voor Raffaele wilde de juf-
trouw de kinderen niet uit het oog verliezen.
Een poosje stond men besluiteloos bij elkaar.
De koetsier keek bezorgd naar zijn paarden,
die hij een voorbijkomenden man zoolang had
laten «ast houden. En nog altijd was er geen
agent te zien; reeós wilde de bonne er zelf
een gaan zoeken, toen Raffaele het stilzwij
gen verbrak.
„Hoor eens, juffrouw," begon hij niet on-'
beleefd, maar met geen spoor van onderdanig
heid in zijn stem, „ik heb een klein zusje, waar
ik voo. zorgen moet; het kind heeft geen
mensch in de heele wereld dan mij. Als U mij
laat gevangen nemen, moet zij verhongeren."
„Wat kon die goed liegen 1" hoonde de koet
sier, en toen hij de weifelende uitdrukking op
het gericht van de bonne bemerkte, voegde
hij er bij: „Laat U toch niet door dien kleinen
bandiet beetnemen, juffrouw. Als mijnheer het
hoorde zou hij ons allebeio ontslaan. U weet,
hoe streng hij juist in zulke dingen is. Laat U
toch niet vermurwen door het smeeken van
dien bengel."
Nu keek Raffaele hem boos aan en zei met
een woeste uitdrukking op zijn vroegwijs ge
zicht: „Ik heb heelemaal niet gesmeekt en U
'i allerminst. Als U me laat opsluiten en mijn
zusje daardoor sterft, wees fer dan van over
tuigd, dat je 't met je leven zult boeten, als
ik gTOot ben en lid van de Camorra."
De koetsier barstte in een spottend lachen
bii. „Wat Wil je me ook nog dreigen, jij
turfheog I dat zal ik je betaald zetten." Hij hief
de hand op om hem te slaan, maar óe jubelen-
ce stem van den kleine in het flirweejen pakje
stoorde hem in zijn voornemen.
„Een agent, een agent I" riep het venijn'ge
kereltje, dat haast niet tot bedaren kon komen
van plfc-!rier. Nu kwfcn een klein meisje uit da
rij van kinderen en wierp zich snikkend om
den hals der kinderjuffrouw.
„Mademoiselle I Carlo I Hebben jullie 't don
niet gehoord? Zijn kleine zusje moet verhon
geren als ze hem niet meer heeft. Als 't U
blieft. Als 't L blieft, laat hem gaan, dan ar
men jongen." Over haar gezichtje, dat door
roodbruin krulhaar omgeven was, stroomden
tranen en haar zachte bruine oogen richtten
zich sm^ekend van de bonne naar den koet
sier.
„Nee, neen, het gaat niet, k'nd. Papa zou
heel boos zijn als we dat deden."
„Jullie hoeft er toch thuis niets van te zeg
gen," vleide de kleine.
„We mogen toch niet jokken," wierp Carlo
hier tegen in.
Hij hoopte op een goede belooning van zijn
meester en scheen vast besloten zich die niet
te laten ontgaan.
„Maar als jo er heelemaal niet over praat,
is het toch niet jokken," riep het kind jam
merend.
De agent had nu het oploopje ontdekt en
kwam met snelle passen op de gToep toe. De
koetsier hield zijn slachtoffer nog steviger vast
en maakte zich gereed om hem aan den agent
over te leveren.
Toen wierp de kleine zich voor hem op de
knieën. Luid snikkend wrong zij de handen,
haar heele lichaam beefde van opwinding. „Doe
het niet, doe het niet," riep ze buiten zich-
zelve. „Zijn kleine zusje moet immers verhon
geren als hij weg is. Ik smeek je doet het
niet I"
Nu werd de koetsier verteederd en wierp de
juffrouw een vragenden blik toe.
„Straks wordt ze weer ziek van opwinding en
öan krijgen we eerst recht de verwijten," zei
óeze, blij een reden tc hebben om den armen
zondooi zijn vrijheid terug te geven.
„Nou, vooruit, maak dat je weg komt I" De
koetsier liet Raffaele los cn gaf hem een duw
n. den rug. De jongen nam hem met een ver-
uchtelijken blik op en zei toen tegen zijn kleine
redster, met ontroerde stem en plechtig opge
heven hond „Dat zal ik mijn leven long niet
vergeten, dat zweer ik." Toen keerde hij zich
om en 'hinkte zoo snel zijn gewonde been het
toeliet, weg.
„En wee je gebeente, als je je nog eens hier
laat zien," riep de koetsier hem nog na.
Maar Raffaele verwaardigde hem met geen
blik. Hij sleepte zich nog een paar honderd
meter voort en strekte zich toen uitgeput uit
op den lagen muur, die den strondboulevord
aan den zeekant afsluit.
Weinige minuten later zag hij een equipage
in vollen drab wegrijden, den kant van da land
huizen op den Posilippo heuvel, op. Op den
bok zat weer de koetsier Carlo, on in het open
rijtuig kinderjuffrouw met dc haar toever
trouwde kinderen.
De bedreigingen van dan koetsier schenen
zonder uitwerking te zijn gebleven op Raffaele,
want den volgenden dag op hetzelfde uur ge
beurde het volgende: Het kleine meisje speel
de mei een vriendinnetje in het park. Een gooi
de haar een bal toe, ze miste en de bal vloog
tusschen het struikgewas. De kleine liep hem
na en bukte zich naar het speelgoed. Verschrikt
deinsde zij terug, want als uit den grond ge
rezen stond plotseling Raffaele voor haar. Ze
onderdrukt*» echter nog bijtijds een kreet, die
haar op de lippen kwam, want Raffaele had
.wee vingers van zijn linker hand waarschu
wend op zijn mond gelegd, met de rechterhand
strekte hij een prachtij/en tros donherroode
dru'ven naar zijn kleine redster uit.
„Hier, voor jou, ze zijn heel zoet," zei hij op
zijn ernstige manier. En met grappige waar
digheid en ernst voegde hij er bij: „Je bent
een goed kind."
Een oogenblik aarzelde het kind nog, toen
echter, door de oprechte uitdrukking in de
groote zwarte oogen van den jongen aange
moedigd, nam ze de vruchten aan.
„En zeg me nu nog hoe je heet," vroeg
Raffaele.
„Ik heet Lucretia," antwoordde ze, terwij)
het laatste restje van verlegenheid verdween
en een vriendelijk lock je haar gezichtje ver
helderde.
„Lucretia, Lucretia I Waar ben je?" riep een
stem cn het grint knarste onder naderende
voetstappen.
Verword draaide Lucretia zich om cn liep
haar juffrouw tegemoet.
Op 't zelfde oogenblik -was ook Raffaele in
het kreupelhout verdwenen, om kort daarop
uit een andere schuilplaats weer te voorschijn
tc gluren.
hij zog, dat de bonne heftig tegen de kleine
sprak en dat deze slechts met tegenzin ant
woordde. Plotseling rukte de juffrouw het kind
de mooie druiven uit de hond, gooide ze met
een gebaar van afschuw in het zand en wischto
zichzelf en het kind zorgvuldig de vingers af.
Toen nam ze Lucretia bij de hond en verliet
met haar, bijna hard loopend, dit gedeelte
van het park.
Raffaele had de vuisten gebald cn een woe
dende uitdrukking was in zijn donkere oogen
gekomen. Toen liep hij vlug vooruit om de
mooie vruchten op te rnpen voor zijn zusje,
wont de prijs was voor hem een klein vermo
gen geweest.
Hij bukte zich reeds, maar opeens scheen
hij zich te bedenken. Hij richtte zich weer op
en schopte ze verochtelijk met den voet weg.
Tronen fonkelden in zijn oogen, maar 'hij kneep
de lippen samen en ze liepen hem niet over óe
wang"'
(Wordt vervolgd).