Gebruikte
Piano's
Fa. R. van den
TWEEDE BLAD.
Amh. straat
Willem Groenhuizen
Goud, Zilver- en Uurwerken
Langestraai 43 Tel. 852
Zilveren Servetbanden.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
De Tijger van hel Mercalo.
24e Jaargang Wo. 141 AM E RS FOO RTSC H DAGBLAD „DE EEM LANDER"
Zaterdag
12 December 1925
Een praatje over kunstcritiek.
Soms is een korte woordenwisseling vol
doende om in te zien dial er op eon of ander
gebied een niet begrijpen bestaat, wat niet
voortvloeit uit onwetendheid, doch niette
min bestendigd blijft door het niet krislalli-
seeren van een wel vermoed inzicht.
Wat is namelijk het geval? De kunstenaar
wordt vaak verward of aangezien voor een
goed criticus en de criticus wordt soms voor
kunstenaar gehouden.
!Dit is kort maar onvolledig gezegd en
behoeft dus nadere uitlegging.
Men. kan kunstenaar zijn, volledig en on
weersproken, terwijl men de gave van do
critiek mist.
Men kan uitnemend criticus wezen, maar
alle scheppin-gsgave missen, dus geen
kunstenaar zijn.
Bn als derde is het ook mogelijk dat men.
kunstenaar zijnde, ook de gave van de cri
tiek bezit. Dit laatste is in „onzen tijd" zeld
zamer dan men vermoedt.
•Dat dit zeldzaam voorkomt zal men willen
aannemen; maar, vraagt ge, wat beeft daar
„onze tijd" mee te maken?
We moeten voor de beantwoording daai-
van „vroeger" en „mu" vergelijken.
Kunst is altijd de zuivere afspiegeling van
den tijd waarin ze ontstaat. Het leven zelf
'bezielt den kunstenaar. Wat hij ons geeft
zijn de door hem bc'uisterde en in zijn werk
•vastgelegde grondbeginselen, die den tijd
waarin hij leeft kenmerken.
Hierbij merken we alleen dit op, dat de
kunstenaar het wezen van den tijd duid*,
lijker aanvoelt en dus in zijn werk oogen-
schijnlijk zijn tijd vooruit is.
Nu werden de kunstenaars vroeger ge
dreven door eenzelfde beweegreden-
Nu eens was het de godsdienst die het
leven beheersohte, dan weer een vroegere
kunstperiode of een maatschappelijke een
heid, maar in elk geval was er d'oor die ge
meenschappelijke beweegreden harmonie,
harmonie in de kunstwerken onderling. De
kunstenaars werkten allen in één richting,
ce leerling volgde dien meester (meestal
zonder hem na te volgen) en er was een
onderling verband, cliat maakte dat men el
kaar begreep en kon waardee'ren
Deze harmonie maakte het mogelijk, dat
de kunstenaar ook meestal een zuiver oor-
dieei kon hebben over zijn tijdgenooten, im~
mars hij kende de drijfveer, den drang die
zijn collega bezield b.3d en dit maakt zui
vere critiek op het kunstwerk mogelijk. Hij
behoefde zich dus niet eerst in te leven in
de opvatting van den kunstenaar, wiens
werk hij te beoordeelen kreeg, immers die
opvatting was ook de zijne. Hij had slechts
de kwaliteiten van het werk naar waarde
te schatten, te zien of het knap of minder
knap gedaan was.
Zoo was het „vroeger".
„Nu", nu verdeeldheid en het naast el
kaar gaan van allerlei uitersten, de karakte
ristiek van onize Samenleving, Godsdienst
en Staatsinrichting zijn, „nu" is het ook in
de kunst van onzen tijd oen verdeeldheid,
die alle harmonie uitsluit en als gevolg
daarvan een m. i. verderfelijk individualis
me op den voorgrond doet treden.
Hoeveel godsdiensten zouden er in enzen
tijd wel worden beleden. Op hoe-veel ver
schillende wijzen worden de Europeesche
stalen geregeerd. Hoeveel politieke richtin
gen zijn er wel vertegenwoordigd in onze
staatsregeering en gemeenteraden. Onze
tijd kenmerkt zic'h door disharmonie.
Als we dit goed inzien is het van zelf
sprekend, dat de tegenwoordige kunstenaar,
in het algemeen gesproken, een slecht criti
cus moet zijn. Immers hij behoort niet tot
een massale groep eensdenkende men-
schen, maar staat a<'s mensch van zijn tijd
alleen of althans in een kleine groep van
gelijk gestemden. Hij gaat als kunsten-aar
in zijn werk op, hij heeft het lief en is in
die liefde blind voor het goede in hét werk
van een andersdenkende. Dit is geen
jaloezie of nijdasserij van den kunstenaar,
dit is niet anders als den natuurlijken aan
leg om zijn geesteskind te beschermen en
de drang cm zijn richting te verbreiden en
al het andere te minachten of althans
links te laten liggen. Want de ras-kunste
naar is een temperamentvol mensch, die
geen halfheid kent en daarom voor „nu" als
criticus onbruikbaar is. Hij zou te oordeelen
hebben over het werk van niet gelijk ge
stemde kunstenaars. Wat „vroeger" de criti
cus kon volstaan met te bepalen of het knap
of minder knap gedaan was, komt dit „nu'
pas in de tweede plaats. Allereerst zal het
kunstinzicht, de richting van het werk op
vallen. Is de richting niet die des criticus,
dan is daardoor het werk al bij voorbaat
veroordeeld.
Hiermede heb ik getracht duidelijk te ma
ken, dat de kunstenaar van „nu" in het alge
meen geen goed criticus zal zijn. Dat er
uitzonderingen bestaan spreekt wel haast
van zelf.
En nu de criticus. Men kon uitstekend
criticus wezen, maar alle scheppingsjave
missen, dus geen kunstenaar zijn.
De criticus staat dus niet de overtuiging
van den kunstenaar in den weg, hij is als
criticus richtingloos, onbevooroordeeld. Hij
is in de eerste plaats een wetenschappelijk
mensch en daarbij gevoéig voor de ont
roering dia het kunstwerk teweeg brengt,
populair gezegd: een ontwikkeld mensch
met een goeden smaak. De kunstenaar ver
werpt een kunstwerk of hij raakt er door in
extase.
De criticus mag op het eerste ge
zicht ontroerd zijn door het kunstwerk, di
rect daarop is hij het al aan het ontleden.
De mensch van de wetenschap komt boven
en behoudt de leiding bij de geheele beoor-
deeling van het werk. De techniek kent hii
slechts oppervlakkig, het is ziin kunst-
nzicht, verkregen door vergelijking, door
redeneering, door nauwgezette studie, dat
hem in staat stelt een zuiver en onnaitiidig
oordeel te hebben over een kunstwerk.
Dat hit de techniek slechts oppervlakkig
behoeft te kennen Hikt misschien vreemd,
ma-ax een enkel voorbeeld zal dit aannem-o-
liik kunnen maken.
Een muziekcriticus heeft tot taak een uit
voering van d'e Mattheüs Passion te beoor
deelen. Is het nu noodig dat hii zelf goed
kan zingen, een orkest kan leiden, de
viool, de fluit en de facot kan bespelen?
Het spreekt wel van zelf dat een mensch.
die in al deze kunsten een meester is. niet
te vinden is. Een'dergelijke uilvoering zou
dus niet te beoordeelen zijn als wé niot
enz-enontwikkelden mensch rne't goeden
smaak en algemeene kennis van de muziek
hadden, de criticus.
En wie zou moeten worden aangewezen
nm een tentoonstel ling van hedendaagschp
[kinnst te beoordeelen waarop is ingezonden,
d'oor impressionisten, lu mini sten, ku/bisten,
futuristen, realisten, divisionisten en wel
licht nog tal van anders denkende kun-st»-
naans? Ook hier komt weer onze criticus
mpt ziin algemeene kennis van 'het schilde
ren en verder niets dan zijn goede smack
on algemeene ontwikkeling!
Zoo zien we dat de kunstcriticus van
onzen tijd geen kunstenaar behoeft te zijn,
ja het zelfs beter is a's hij dat niet is. Ziin
oordeel zal er niet minder, meestal juister
door zijn. Van hem alleen is de opbouwen
de critiek te verwachten.
Tenslotte meen ik er wel op te mogen
vriizen 'h-oe moeilijk het in onzen tijd van
verdeeldheid' voor een dagblad moet zijn,
vcor -het schrijven van goede crilieSeen,
tijd dan juist en persoon te vinden. Goede
kunstenaars zijn zeldzaam, maar is 'het rviet
net zco met de goede critici?
J. B. VAN DE HAAR JR.
Amersfoort, November 1925.
RECLAMES.
Prijs 1—3 regels 3.05 elke regel meer 1.—
Reparatie nrichtinn voor Uurwerken.
Dc Snntscourant ven gisteravond bevat o.a.
volgende Kon. besluiten
bij bevordering is 'toegekend het grootkruis
in de Oranje Nassau-oróe aan cir. H. A. I.o-
rentz, oud-hooglccraar der Rijks-Universiteit
te Leiden;
toegekend dc bronzen eerc-mednille d
Oranje Nassau-orde aan J. \V. Kamphuis, boe
renarbeider bij de fomilie Van Rechtcrcn op
het kasteel Rechtcrcn tc Dalfsen;
benoemd tot directeur van het post- en tele
graafkantoor te Middelharnis M. N. Augus
tijn, thans te Schacsberg; te St. Anna Paroch'?
M. M. G. Baert, thans te Anna Paulona; I**
Verhel H. Kemp, thens te Lobith-Telkomer en
te Aalten mej. V. M. Drost, thans te Oister-
wifk.
DL KABINETSCRISIS.
Da besprekingen op het clcoco
punt
De inlichtingen cic Kei. Volk gekicgcn heeft
du' den erep dat d? onderhandelingen tusschen
Christelijk-Historischen en Katholieken nog op
het doode punt staan. Een van Katholieke zijde
voorgestelde' oplossing van het gezarotschaps-
gcschil zou n.l. van Chrislelijk-Hislorische zij-
do afgewezen zijn terwijl een c»hris tel ijk-his-to-
isch denkbeeld op Katholiek' verzet zou stui
ten.
DE RIJWIELPLAATJES VOOR 1920.
Met 7 Januari begint clc controle.
In verbond met de drukke werkzaamheden op
postkantoren gedurende de laatste dagen
van hef jaai, zal met den verkoop ven rijwlel-
belastingmerken vcor het jaar 1925 op die
kontoren eerst worden aangevangen cp I Ja
nuari 1926. Teneinde het publiek gedurende
eenige dagen de gelegenheid tc geven zich van
een belestingmerk te voorzien, heeft ce minis
ter van financiën cic ambtenaren der invoer
rechten en accijnzen opgedragen de ccntró'.e
op de naleving \un de rijw.'elbe 1 astingwet op
de eerste zes dagen van het jaar 1926 niet u'
oefenen. Met ir.gsng-van 7 Januari 1925 zal
die controle echter terstond worden hervat.
TWEEDE KAMER.
Opheffing Kon. Ned. Steun
comité.
In hoar Verslag merkt de commissie voet
do staatsuitgaven op, dat zij zich kan vereeni
gen mot een schrijven van dc Algemeene Re
kenkamer nan den Minister van Financiën,
waarbij de uandacht wordt gevestigd op het
persbericht Betreffende voorgenomen liqui
datie van het Kon. Net. Steuncomité en waarin
opgemerkt wordt, dat het wenschelijk is het
steuncomité al moge dit ziji
werkzaamheden staken cn zijn saldo Ier
beschikking van dc schatkist stellen formeel
in stand tc houden, omdat gcheclc opheffing
van het Steuncomité zou meebrengen, dnt nrt
12 van de Statuten der Nederlandsche Over
zee Trust Maatschappij niet letterlijk kon wor
den uitgevoerd. Er zouden n.l. moeilijkheden
kunnen rijzen over de vraag, of de N. O. TJ
onder die omstandigheden verplicht zou zijn
hucc liquidatie-saldo aan den Stuut uit to kee-
HET 250-JARIG BESTAAN VAN HET
KORPS MARINIERS.
Receptie ten stodhuize.
De viering van het 250-iorig Bestaan van
het korps Mariniers werd Donderdag voort
gezet met een rcceptie tcn stadhuizc.
Door waren, behalve vele genoemde militaire
autorite:tcn, vele burgerlijke autoriteiten, per.
soonlijkhedcn uit de kringen van handel, nij
verheid cn scheepvaart, raadsleden cn leden
van de Kamer van Koophandel.
In dc burgerzaal werd de plecht ighe;d ge
opend met het Wilhelmus. Toen traden binnen
de burgemeester mr. dr. J. Wytema, met d<
eere-gostcn, vice-odmiranl Fock, overste Oele
cn kolonel Groen cn hunne. domes.
Burgemeester Wytema achtte het een voo:
recht de aanwezigen welkom te heetcn c
dankte het comité, dat op dezen feestdag aan
de ontvangst ten stodbuize wel een plan»s
heeft willen inruimen op het programma der
feestelijkheden. Na gewezen tc hebben op
het aandeel dot dc mariniers hodden in hot
bewaren der openbare orde, herinnerde spr
aan de goede verstandhouding tusschen rlo
Rotterdomschc bevolking en de mariniers. Men
ziet het aan de groote menigte, die op het
Oostplcin vóór de Marinierskozerne in deze
dagen te zomen komt. Men zog het Woens
dagavond bij de tnpto'e, toen de mariniers die
voor Rotierdnmsche ooren zoo vertrouwde
muziek ten gchoorc broch en. Spr. wcnscht
den mariniers, dat zij hun plaats behouden
mogen in dc Nederlandsche wccrmocht en de
uitnemende verstandhouding steeds zoo moge
blijven. (Applaus.)
De kolonel P. S. G r o e n, inspecteur van het
korps mariniers, dankte den buTgemeeste;
voor de ontvangst en zeide, dat de kern det
mariniers steeds vroeger tc Rotterdam gchuis-
•est was. Hier in deze stad aldus spr.
komen de mariniers onder de bekoring van het
machtige havenbedrijf, waardoor hun belang
stelling in bet zeewezen levend'g wordt gehou
den en zij dc waarde van noesten arbeid leeren
beseffen.
Spr. eindigde met den wcnsch, dui Rotter
dam zich zal weten te herstellen von de slagen,
d:c het m den oorlog ontving, en dat het moge
groeien cn bloeien tot het eenmaal wordt dc
'oornanmste haverplnats van Europa. (In
stemming.)
Orgelspel en zang van mevr. A. G. Goed
hart—Dc Boer hielden de aanwez:gen nog ge-
ruimen tijd bijeen. In dé couloirs van het
stadhuis werden ververschingen geserveerd.
Gala-vooistelling in den Grootcn
Schouwburg.
Dos avonds werd in den Grooten Schouw
burg een gala-voorstelling gegeven met mede
werking van het „Schouwtoonecl", düt Pieter
Lungendijk's „Krelis Louwen of Alexander dc
Groote op het Poëtenmaal" opvoerde.
Dc avond werd geopend met een welkomst
woord van den voorzitter van het regelings
comité, den heer H. C. Hunegraaf. Deze heette
allereerst welkom d-n vertegenwoordiger van
H. M. vice-admiraal Bnuduin en Z. Exc. J. M.
J. Lambooy, d n minister van Marine.
Aan het eind zijner rede wekte hij de aanwe-
igen, op, om met hem in te stemmen in een
driewerf hoéru op het kranig korps, mariniers.
Hieraan werd spontaan voldaan.
Tijd?ns ce pauze had in een dames-foyer
ecne receptie plaats.
Minister Lambooy hield hier een korte toe
spraak, waarin hij zeide door omstandigheden
eerst dezen avond in de gelegenheid ie zijn uit
naam der regcering een woord van geluk
wens ch te spreken. Voor de Regeering was het
n aangename taak, toen zij nun H. M. zoo'n
groote voordracht deed voor onderscheidingen
aan leden ven het korps en het deed de Re-
eering groot genoegen, toen H. M. daarop in
ging.
Bijzender was de minister getroffen door het
feit, dat het kranige korps te Rotterdam op zoo
bijzondere wijze geëerd is, waar dc terugkeer
van het korps na den oorlog en blijde mare
was. Dc minister eindigde met een driewerf
hoera uit te brengen op het korps der Mari
niers.
Bijzondcrcn donk sprak kolonel Groen uit
voor deze ministcricele wanrdeering. Dit is van
te meer bctcckcnis, nu cenigc donkere wolken
in zicht waren. Maar nu vices ik niet of dc be
slissing zal wel ten gunste van het korps uit
vallen, aldus Spr.
Na het einde van het laatste bedrijf, nadat
de executanten waren gelauwerd vvoor hun
prachtig spel, verscheen kolonel Groen op het
tooneel om in het kort de Rotterdamsche bur
gerij te danken voor dc wijze, waarop zij dezo
viering heeft mogelijk gemaakt. Wooroan heb
ben wij dat alles verdiend vroeg Spr. In
1807 kwamen de mariniers hie^ meer blijvend
in de stad. Maur bij de opheffing der Marine
werf in 1850 verdwenen zij weer. In 1869 kwa
men zij hier een gastrol vervullen bij het <Ic
Vlctter-oproer. Sindsdien zijn zij hier in garni
zoen gebleven. De belangstelling is gegroeid in
geslachten, die het korps hebben meegemaakt.
Maar als de Mariniers thans zoo populair zijn,
zou het ook niet zijn, omdat zij zoo'n sym
pathieke verschijning zijn in Rotterdam, als. zij
rondtrekken met hun pijpers en tamboers voor
op door Rotterdam's straten, zóó opgewekt cn
frisch, dot zelfs de meest verstokte ontwape-
naar nog een eindde moet meeloopen. De Mari
nier voelt zich tc Rotterdam in zijn element. En
de Rotterdammers spreken van onze muriniers.
Laten wij hopen dat zij hier nog heel lung zul
len blijven. Deze viering heeft een schoonc
bladzijde aun de historie van het korps toe
gevoegd. Laten wij uiting geven aan onze er
kentelijkheid, door een driewerf Leve de bur
gemeester, leve de ingezetenen von Rotterdam.
Uien, hiep, hiep, hoeral
Alle mariniers vielen in en er daverde een
hoera, als misschien nog niet had geklonken.
Jen slotte richtte spreker zich tot de oud-
Mariniers cn vooral tert de Ridders Mil. Wil
lemsorde. Uw geest, zoo eindigde spreker, heb
ben wij noodig, dnn zal ons korps, waar het
noodig is, pal staan!
De Marine-kapel uit Willemsoord, die heel
den avond tus°chcn de bedrijven had gemusi
ceerd, sloot nu den avend met een opgewekten
marsch.
Kwijtschelding van strcffcn
Naar de „N. R. Ct." verneemt, heeft do
commandant der marinetroepen te Willems-
oerd bepaald, dat gisteren aan alle .minderen,
die tot het korps behooren, kwijtschelding of
opschorting van verdere tenuitvoerlegging van
lichte straffen zal worden verleend.
NATIONALE COMMISSIE TEGEN HET
ALCOHOLISME.
Een commissie voor olcoholhc-
strijding Lij hef snelverkeer.
Men schrijft ons
Meer en meer begint dc overtuiging veld te
winr.cn, dat voor den regelmntigen en veiligen
gang van het ook in ons land zoo snel opge
komen auto- cn motorvCTkcer alcoholgebruik
van hen, die de motor of den wagen besturen,
uit den bcozc is.
Tenemdc het dooi breken van de gedachte
dat Lot alcoholgebruik een van de gevaarlijk-
vijanden van het snelverkeer is, te bevor
deren, is er uit d- Nationale Commissie tegen
hot Alcoholisme (N.C A.), waarbij vrijwel olie
Nederlandsche drankbestrijders-vereenigingen
langesloten zijn, een commissie gevormd voor
Alcoholbest rijding bij het Snelverkeer"
Na ccne bespreking, waarbij verschillende
corporaties van werkgevers cn werknemers in
het auto-bedrijf, alsmede die ter behartiging
an de belangen van het auto- en molor-toe-
risme vertegenwoordigd waren, stelde de Com
missie e«n werkplan samen, dot ze zich voor-
Stelt op een omstreeks half Maart te Utrecht
te houden congres tc behandelen. Als uitvloei
sel van de gehouden besprekingen zond de
Bond van Bedrijfsautohouders bereids een
adres aan Z. E. den Minister van Waterstaat,
crzoekende in den Algemecnen Maatregel
an bestuur, welke op grond van art. 15 sub 5
an de Mclor- en Rijwielwet zal worden uit
gevaardigd, bepalingen op tc nemen met het
doel het alcoholgebruik bij het verkeer met
motoien zooveel doenlijk uit tc schakelen.
Wie veel lief heeft, doet veel.
Thomas a Ivempis.
Een roman uit het donkerste Napels
door
HANS POSSENDORF.
IS
Raffaele hield haar hand vost cn trok haar
mee achter een der groote vaten. „Kom mee!
Ik zal je iets laten zien, dut ik voor jou heb
laten maken. Het heeft erge pijn gedaan, maar
ik heb het graag voor je over gehad. En nu
trok hij zijn hemd op dc borst open en toon
de h°ar trotsch de tatouëering.
Met groote, verbaasde oogen keek dc kleine
naar het vlammende hort.
„Kan je al lezen?" vroeg Raffaele in span
ning. „Ik kan het niet: een jongen hoeft
zoo iels niet te kennen. Maar een rijk klein
meisje
„Ja, ik kan wel lezen!" viel Lucrelio hem
levendig in dc rede. Ze had nu ook het onder
schrift bij het vlammende hort gezien. Zij
kwam dicht bij Raffaele staan cn met haar
wijsvinger iedere letter aanwijzcivd, spelde ze
met moeite: „Lu... ere... zia... la... pas...
si... o... ne... mia."
„Juist, dat staat er Lucrctio la passionc
mia," bevestigde Raffaele trotsch en keek het
kind vol verwachting aan.
Verward en aarzelend kcuk de kleine hem
aan. Toen zuchtte ze diep van verbazing en
vroeg schuchter en angstig„Ben ik dat?
je vurigo liefde?"
„Natuurlijk, wie anders?" antwoordde Raf
faele cn trachtte zich een air van meerder-
hc.d te geven.
De kleine bleef zwijgend de tatouëering be
kijken. Ze scheen het nog maar altijd niet
kunnen begrijpen, dat zij het voorwerp van
zulk een vereering was. Eindelijk zei zc spij
tig, bijna bedroefd: „Het is zoo mooi getee-
kend, wat jammer det het er met wasschen
weer afgaat."
„Hahal dut gaat er mijn hecle leven niet
meer af. Het is met naalden in mijn vel ge
prikt. Geloof je het soms niet? Probeer
don maar eens het af te vegen." Triomfante
lijk hield hij haar zijn borst voor.
Lucretia maakte haar vinger met de tong
nat en begon toen met ijver over de tatou
ëering tc wrijven. „Het gaat er wérkelijk niet
af," juichte ze, cn haar gezichtje straalde van
blijdschap over dit zeldzame feit. Maar op
eens vroeg ze bezorgd: „Maar als je het nu
eens wilt weg hebben?"
„Dit wil ik nooit weg hebben," verzekerde
Raffaele ernstig. „Ik wil later met jc trouwen
als ik groot ben." Hij zei het met een beslist
heid of hij er alleen in te zeggen had.
Lucretia keek hem weifelend aan. Teen zei
ze angstig: „En als papa en mama het nu
eens niet goed vinden?"
„Dat beteekent niets." Raffaele maakte een
afwijzende beweging met de hand en hc-r
hoofd in den nek werpend voegde hij er met
grooten trots bij: „Ik word later opperhoofd
van de Camorra en dan kan ik doen wat ik
wil. Don hoef ik jc papa en mama heelemaal
niets tc vragen, dan schuak ik jc gewoon."
Het gesprek der kinderen werd plotseling
gestoord. In zijn ijver had Raffaele niets van
het naderend onheil gemerkt. De kinderjuf
frouw van ^Lucretia, die ook op het schip was,
hod naar het kind gezocht en ontdekte haar
nu met Raffaele. Zeer boos, dat de diefach
tige straatjongen het weer gewaagd had het
kind naderen, cn met een angstig' voorge
voel, dat hij het een cf ander misdadig voor
nemen koesterde, was zij vast besloten hem
dezen keer niet te laten ontsnappen. Met een
paar haastige woorden had ze iemand van het
schecpspcrsoneel en een heer van de vele
passagiers gewaarschuwd en een oogenblik
later voelde Raffaele zich door vier krach
tige mannenarmen beetgepakt.
Onmiddellijk had hij den toestand overzien
Als het hem nq niet gelukte, te ontkomen,
den was hij zijn vrijheid kwijt. Ze zouden hem
nu nog ter verantwoording kunnen roepen
voor den diefstal van toen, en wie weer wat er
nog meer zou uitkomen als zc hem eenmaal
te pakken hadden. Het schip was nog slechts
eenige honderden meters van het land ver
wijderd. Als het hem gelukte het eiland zwem
mend te bereiken, was hij gered.
Als een wilde kar beet cn krabde hij om
zich heen. Een der mannen had hem reeds
losgelaten om zijn bloedende hand tc redden
voor verdere aanvallen. Daar gelukte het Raf
faele den andere met zijn wijs- cn midden
vinger in het oog te stooten en het volgende
oogenblik was hij vrij. Hij wilde naar het mid
den van het schip loopen om bij zijn sprong
uit het vaarwater van het schip te komen.
Doch andere passagiers waren dichterbij ge
komen en versperden hem den weg. Reeds
strekten armen zich uit om hem te grijpen.
Toen sprong hij over de reeling cn met het'
hoofd naar beneden in het water. Onmiddel
lijk kwam zijn hoofd weor boven, hij wprkte
wanhopig met handen en voeten om buiten
het bereik van het schip te komen, doch het
was vergeefs. Het water zoog hem met onweer
staanbare kracht naar de raderkast toe. De
passagiers sloegen ademloos dezen strijd met
de golven gade. Zij duurde slechts enkele se-
conden, teen steeg een angstkreet uit de
schaar van toeschouwers omhoog De breede
scheppen van het rad hadden het lichaam van
een jongen gepakt cn bedolven het klotsend
onder het witte schuim.
Een groot aantal booten omringden reeds
het dc haven invarende schip. Dicht bij een
van deze kleine vaartuigen, een heel eind van
de stoomboot vandaan, kwam het verminkte
bloedende lichaam nog eenmoal aan de opper
vlakte. De visschers grepen het cn trokken het
in ce boot.
Raffaele sloeg de oogen op, kwam nog even
tot volle bewustzijn cn steunde met dc laatste
kracht van zijn hem begevende stem „In
naam van de Cumorra, red me." Teen was hij
weer bewusteloos.
Toen er een sloep van het stoomschip v;as
uitgezet om Raffaele oen boord te halen, was
hij niet te vinden. Dc visschers beweenden, dut
zij hem niet gezien hoeden, dat het <&n andere
boot gcwe*st was, die den jongen had opgeno
men, er was bepaald een vergissing in het
spel. Het was een over cn weer gepraat, een
twisten, schreeuwen cn vloeken, maar Raf
faele was en bleef spoorloos verdwenen. On
gemerkt hadden de visschers zijn lichaam, in
een mand verstopt, aan een andere boot door
gegeven en die weer aan esn andere, en ter
wijl men nog schold cn kibbelde, was hij reeds
lang in veiligheid gebracht.
e
Toen Raffaele na vele, lange weken einde
lijk ven zijn zware verwondingen genezen was,
v/as zijn eerste gang naar de Villa Nnzionale.
Hij wilde de kleir.e Lucretia terug- zien al was
het alleen maar om haar te bewijzen, dat ook
dit ongelukkig voorval hem niet den moed
ontnomen had om zijn wil door te zetten.
Maar, ofschoon het weer prachtig was cn we
der talrijke kinderen in het park speelden, ont
dekte hij Lucretia ditmaal niet
Dagelijks herhaalde Raffaele zijn wandelin
gen daarheen, want aan „werken" was bij zijn
zwakheid nog niet te denken, moor steedsj
was zijn zoeken naar <Ic kleine tevergeefs.
Langzamerhand bekroop hem een angstig
gevoel, en hij begon bang te worden, dot haar
een ongeluk was overkomen Hij verzon van
alles om zijn vrees weg te redenecrenMis
schien was ze op reis, of er waren gasten,
of hoor kinderjuffrouw ging ergens anders
met hoor naar toe om te spelen. Overal zocht
hij naar haar, inaor de winter naderde en Lu
cretia bleef verdwenen.
Nu begreep Raffaele pas hoe dom het van
hem geweest was nooit naar hoar achternaam
te vragen. Hij had daar nooit aan gedacht,
omdat ze toch altijd bij mooi weer in het
park te vinden washij had pas drie maal
eenige woorden met haar gewisseld.
Teen cr nog een paar mooie dagen kwamen
en het park, voor het intreden der koude, nog
eenmaal vol met kinderen was, ging hij naar
een van hen toe, cn vroeg haur naar Lucretia.
Verscheidene wisten wel, wie hij bedoelde,
maar zij wisten ook haar familienaam niet.
Zij wisten alleen maar, dat zij Lucretia heette
en dot ze in long niet met de juffrouw hier
was komen spelen.
Toen meende Raffaele, dat hij zijn kleine
redster wel nooit meer zou terug zien en dut
maakte hem zeer bedroefd, zóó bedroefd, nis
hij nog maar éénmaal in zijn jonge leven ge-
weest wasop den dag, dat men zijn moe
der had neergelegd, in het vrceselijkc grof op
het afschuwelijke Composanto Veccio.
(Wordt vervolgd).