Gebruikte Piano's Fa. R. van den TWEEDE BLAD. Amh. straat Willem Groenhuizen Goud, Zilver- en Uurwerken Langestraai 43 Tel. 852 Zilveren Servetbanden. BINNENLAND. FEUILLETON. De Tijger van hel Mercalo. 24e Jaargang Wo. 141 AM E RS FOO RTSC H DAGBLAD „DE EEM LANDER" Zaterdag 12 December 1925 Een praatje over kunstcritiek. Soms is een korte woordenwisseling vol doende om in te zien dial er op eon of ander gebied een niet begrijpen bestaat, wat niet voortvloeit uit onwetendheid, doch niette min bestendigd blijft door het niet krislalli- seeren van een wel vermoed inzicht. Wat is namelijk het geval? De kunstenaar wordt vaak verward of aangezien voor een goed criticus en de criticus wordt soms voor kunstenaar gehouden. !Dit is kort maar onvolledig gezegd en behoeft dus nadere uitlegging. Men. kan kunstenaar zijn, volledig en on weersproken, terwijl men de gave van do critiek mist. Men kan uitnemend criticus wezen, maar alle scheppin-gsgave missen, dus geen kunstenaar zijn. Bn als derde is het ook mogelijk dat men. kunstenaar zijnde, ook de gave van de cri tiek bezit. Dit laatste is in „onzen tijd" zeld zamer dan men vermoedt. •Dat dit zeldzaam voorkomt zal men willen aannemen; maar, vraagt ge, wat beeft daar „onze tijd" mee te maken? We moeten voor de beantwoording daai- van „vroeger" en „mu" vergelijken. Kunst is altijd de zuivere afspiegeling van den tijd waarin ze ontstaat. Het leven zelf 'bezielt den kunstenaar. Wat hij ons geeft zijn de door hem bc'uisterde en in zijn werk •vastgelegde grondbeginselen, die den tijd waarin hij leeft kenmerken. Hierbij merken we alleen dit op, dat de kunstenaar het wezen van den tijd duid*, lijker aanvoelt en dus in zijn werk oogen- schijnlijk zijn tijd vooruit is. Nu werden de kunstenaars vroeger ge dreven door eenzelfde beweegreden- Nu eens was het de godsdienst die het leven beheersohte, dan weer een vroegere kunstperiode of een maatschappelijke een heid, maar in elk geval was er d'oor die ge meenschappelijke beweegreden harmonie, harmonie in de kunstwerken onderling. De kunstenaars werkten allen in één richting, ce leerling volgde dien meester (meestal zonder hem na te volgen) en er was een onderling verband, cliat maakte dat men el kaar begreep en kon waardee'ren Deze harmonie maakte het mogelijk, dat de kunstenaar ook meestal een zuiver oor- dieei kon hebben over zijn tijdgenooten, im~ mars hij kende de drijfveer, den drang die zijn collega bezield b.3d en dit maakt zui vere critiek op het kunstwerk mogelijk. Hij behoefde zich dus niet eerst in te leven in de opvatting van den kunstenaar, wiens werk hij te beoordeelen kreeg, immers die opvatting was ook de zijne. Hij had slechts de kwaliteiten van het werk naar waarde te schatten, te zien of het knap of minder knap gedaan was. Zoo was het „vroeger". „Nu", nu verdeeldheid en het naast el kaar gaan van allerlei uitersten, de karakte ristiek van onize Samenleving, Godsdienst en Staatsinrichting zijn, „nu" is het ook in de kunst van onzen tijd oen verdeeldheid, die alle harmonie uitsluit en als gevolg daarvan een m. i. verderfelijk individualis me op den voorgrond doet treden. Hoeveel godsdiensten zouden er in enzen tijd wel worden beleden. Op hoe-veel ver schillende wijzen worden de Europeesche stalen geregeerd. Hoeveel politieke richtin gen zijn er wel vertegenwoordigd in onze staatsregeering en gemeenteraden. Onze tijd kenmerkt zic'h door disharmonie. Als we dit goed inzien is het van zelf sprekend, dat de tegenwoordige kunstenaar, in het algemeen gesproken, een slecht criti cus moet zijn. Immers hij behoort niet tot een massale groep eensdenkende men- schen, maar staat a<'s mensch van zijn tijd alleen of althans in een kleine groep van gelijk gestemden. Hij gaat als kunsten-aar in zijn werk op, hij heeft het lief en is in die liefde blind voor het goede in hét werk van een andersdenkende. Dit is geen jaloezie of nijdasserij van den kunstenaar, dit is niet anders als den natuurlijken aan leg om zijn geesteskind te beschermen en de drang cm zijn richting te verbreiden en al het andere te minachten of althans links te laten liggen. Want de ras-kunste naar is een temperamentvol mensch, die geen halfheid kent en daarom voor „nu" als criticus onbruikbaar is. Hij zou te oordeelen hebben over het werk van niet gelijk ge stemde kunstenaars. Wat „vroeger" de criti cus kon volstaan met te bepalen of het knap of minder knap gedaan was, komt dit „nu' pas in de tweede plaats. Allereerst zal het kunstinzicht, de richting van het werk op vallen. Is de richting niet die des criticus, dan is daardoor het werk al bij voorbaat veroordeeld. Hiermede heb ik getracht duidelijk te ma ken, dat de kunstenaar van „nu" in het alge meen geen goed criticus zal zijn. Dat er uitzonderingen bestaan spreekt wel haast van zelf. En nu de criticus. Men kon uitstekend criticus wezen, maar alle scheppingsjave missen, dus geen kunstenaar zijn. De criticus staat dus niet de overtuiging van den kunstenaar in den weg, hij is als criticus richtingloos, onbevooroordeeld. Hij is in de eerste plaats een wetenschappelijk mensch en daarbij gevoéig voor de ont roering dia het kunstwerk teweeg brengt, populair gezegd: een ontwikkeld mensch met een goeden smaak. De kunstenaar ver werpt een kunstwerk of hij raakt er door in extase. De criticus mag op het eerste ge zicht ontroerd zijn door het kunstwerk, di rect daarop is hij het al aan het ontleden. De mensch van de wetenschap komt boven en behoudt de leiding bij de geheele beoor- deeling van het werk. De techniek kent hii slechts oppervlakkig, het is ziin kunst- nzicht, verkregen door vergelijking, door redeneering, door nauwgezette studie, dat hem in staat stelt een zuiver en onnaitiidig oordeel te hebben over een kunstwerk. Dat hit de techniek slechts oppervlakkig behoeft te kennen Hikt misschien vreemd, ma-ax een enkel voorbeeld zal dit aannem-o- liik kunnen maken. Een muziekcriticus heeft tot taak een uit voering van d'e Mattheüs Passion te beoor deelen. Is het nu noodig dat hii zelf goed kan zingen, een orkest kan leiden, de viool, de fluit en de facot kan bespelen? Het spreekt wel van zelf dat een mensch. die in al deze kunsten een meester is. niet te vinden is. Een'dergelijke uilvoering zou dus niet te beoordeelen zijn als wé niot enz-enontwikkelden mensch rne't goeden smaak en algemeene kennis van de muziek hadden, de criticus. En wie zou moeten worden aangewezen nm een tentoonstel ling van hedendaagschp [kinnst te beoordeelen waarop is ingezonden, d'oor impressionisten, lu mini sten, ku/bisten, futuristen, realisten, divisionisten en wel licht nog tal van anders denkende kun-st»- naans? Ook hier komt weer onze criticus mpt ziin algemeene kennis van 'het schilde ren en verder niets dan zijn goede smack on algemeene ontwikkeling! Zoo zien we dat de kunstcriticus van onzen tijd geen kunstenaar behoeft te zijn, ja het zelfs beter is a's hij dat niet is. Ziin oordeel zal er niet minder, meestal juister door zijn. Van hem alleen is de opbouwen de critiek te verwachten. Tenslotte meen ik er wel op te mogen vriizen 'h-oe moeilijk het in onzen tijd van verdeeldheid' voor een dagblad moet zijn, vcor -het schrijven van goede crilieSeen, tijd dan juist en persoon te vinden. Goede kunstenaars zijn zeldzaam, maar is 'het rviet net zco met de goede critici? J. B. VAN DE HAAR JR. Amersfoort, November 1925. RECLAMES. Prijs 1—3 regels 3.05 elke regel meer 1.— Reparatie nrichtinn voor Uurwerken. Dc Snntscourant ven gisteravond bevat o.a. volgende Kon. besluiten bij bevordering is 'toegekend het grootkruis in de Oranje Nassau-oróe aan cir. H. A. I.o- rentz, oud-hooglccraar der Rijks-Universiteit te Leiden; toegekend dc bronzen eerc-mednille d Oranje Nassau-orde aan J. \V. Kamphuis, boe renarbeider bij de fomilie Van Rechtcrcn op het kasteel Rechtcrcn tc Dalfsen; benoemd tot directeur van het post- en tele graafkantoor te Middelharnis M. N. Augus tijn, thans te Schacsberg; te St. Anna Paroch'? M. M. G. Baert, thans te Anna Paulona; I** Verhel H. Kemp, thens te Lobith-Telkomer en te Aalten mej. V. M. Drost, thans te Oister- wifk. DL KABINETSCRISIS. Da besprekingen op het clcoco punt De inlichtingen cic Kei. Volk gekicgcn heeft du' den erep dat d? onderhandelingen tusschen Christelijk-Historischen en Katholieken nog op het doode punt staan. Een van Katholieke zijde voorgestelde' oplossing van het gezarotschaps- gcschil zou n.l. van Chrislelijk-Hislorische zij- do afgewezen zijn terwijl een c»hris tel ijk-his-to- isch denkbeeld op Katholiek' verzet zou stui ten. DE RIJWIELPLAATJES VOOR 1920. Met 7 Januari begint clc controle. In verbond met de drukke werkzaamheden op postkantoren gedurende de laatste dagen van hef jaai, zal met den verkoop ven rijwlel- belastingmerken vcor het jaar 1925 op die kontoren eerst worden aangevangen cp I Ja nuari 1926. Teneinde het publiek gedurende eenige dagen de gelegenheid tc geven zich van een belestingmerk te voorzien, heeft ce minis ter van financiën cic ambtenaren der invoer rechten en accijnzen opgedragen de ccntró'.e op de naleving \un de rijw.'elbe 1 astingwet op de eerste zes dagen van het jaar 1926 niet u' oefenen. Met ir.gsng-van 7 Januari 1925 zal die controle echter terstond worden hervat. TWEEDE KAMER. Opheffing Kon. Ned. Steun comité. In hoar Verslag merkt de commissie voet do staatsuitgaven op, dat zij zich kan vereeni gen mot een schrijven van dc Algemeene Re kenkamer nan den Minister van Financiën, waarbij de uandacht wordt gevestigd op het persbericht Betreffende voorgenomen liqui datie van het Kon. Net. Steuncomité en waarin opgemerkt wordt, dat het wenschelijk is het steuncomité al moge dit ziji werkzaamheden staken cn zijn saldo Ier beschikking van dc schatkist stellen formeel in stand tc houden, omdat gcheclc opheffing van het Steuncomité zou meebrengen, dnt nrt 12 van de Statuten der Nederlandsche Over zee Trust Maatschappij niet letterlijk kon wor den uitgevoerd. Er zouden n.l. moeilijkheden kunnen rijzen over de vraag, of de N. O. TJ onder die omstandigheden verplicht zou zijn hucc liquidatie-saldo aan den Stuut uit to kee- HET 250-JARIG BESTAAN VAN HET KORPS MARINIERS. Receptie ten stodhuize. De viering van het 250-iorig Bestaan van het korps Mariniers werd Donderdag voort gezet met een rcceptie tcn stadhuizc. Door waren, behalve vele genoemde militaire autorite:tcn, vele burgerlijke autoriteiten, per. soonlijkhedcn uit de kringen van handel, nij verheid cn scheepvaart, raadsleden cn leden van de Kamer van Koophandel. In dc burgerzaal werd de plecht ighe;d ge opend met het Wilhelmus. Toen traden binnen de burgemeester mr. dr. J. Wytema, met d< eere-gostcn, vice-odmiranl Fock, overste Oele cn kolonel Groen cn hunne. domes. Burgemeester Wytema achtte het een voo: recht de aanwezigen welkom te heetcn c dankte het comité, dat op dezen feestdag aan de ontvangst ten stodbuize wel een plan»s heeft willen inruimen op het programma der feestelijkheden. Na gewezen tc hebben op het aandeel dot dc mariniers hodden in hot bewaren der openbare orde, herinnerde spr aan de goede verstandhouding tusschen rlo Rotterdomschc bevolking en de mariniers. Men ziet het aan de groote menigte, die op het Oostplcin vóór de Marinierskozerne in deze dagen te zomen komt. Men zog het Woens dagavond bij de tnpto'e, toen de mariniers die voor Rotierdnmsche ooren zoo vertrouwde muziek ten gchoorc broch en. Spr. wcnscht den mariniers, dat zij hun plaats behouden mogen in dc Nederlandsche wccrmocht en de uitnemende verstandhouding steeds zoo moge blijven. (Applaus.) De kolonel P. S. G r o e n, inspecteur van het korps mariniers, dankte den buTgemeeste; voor de ontvangst en zeide, dat de kern det mariniers steeds vroeger tc Rotterdam gchuis- •est was. Hier in deze stad aldus spr. komen de mariniers onder de bekoring van het machtige havenbedrijf, waardoor hun belang stelling in bet zeewezen levend'g wordt gehou den en zij dc waarde van noesten arbeid leeren beseffen. Spr. eindigde met den wcnsch, dui Rotter dam zich zal weten te herstellen von de slagen, d:c het m den oorlog ontving, en dat het moge groeien cn bloeien tot het eenmaal wordt dc 'oornanmste haverplnats van Europa. (In stemming.) Orgelspel en zang van mevr. A. G. Goed hart—Dc Boer hielden de aanwez:gen nog ge- ruimen tijd bijeen. In dé couloirs van het stadhuis werden ververschingen geserveerd. Gala-vooistelling in den Grootcn Schouwburg. Dos avonds werd in den Grooten Schouw burg een gala-voorstelling gegeven met mede werking van het „Schouwtoonecl", düt Pieter Lungendijk's „Krelis Louwen of Alexander dc Groote op het Poëtenmaal" opvoerde. Dc avond werd geopend met een welkomst woord van den voorzitter van het regelings comité, den heer H. C. Hunegraaf. Deze heette allereerst welkom d-n vertegenwoordiger van H. M. vice-admiraal Bnuduin en Z. Exc. J. M. J. Lambooy, d n minister van Marine. Aan het eind zijner rede wekte hij de aanwe- igen, op, om met hem in te stemmen in een driewerf hoéru op het kranig korps, mariniers. Hieraan werd spontaan voldaan. Tijd?ns ce pauze had in een dames-foyer ecne receptie plaats. Minister Lambooy hield hier een korte toe spraak, waarin hij zeide door omstandigheden eerst dezen avond in de gelegenheid ie zijn uit naam der regcering een woord van geluk wens ch te spreken. Voor de Regeering was het n aangename taak, toen zij nun H. M. zoo'n groote voordracht deed voor onderscheidingen aan leden ven het korps en het deed de Re- eering groot genoegen, toen H. M. daarop in ging. Bijzender was de minister getroffen door het feit, dat het kranige korps te Rotterdam op zoo bijzondere wijze geëerd is, waar dc terugkeer van het korps na den oorlog en blijde mare was. Dc minister eindigde met een driewerf hoera uit te brengen op het korps der Mari niers. Bijzondcrcn donk sprak kolonel Groen uit voor deze ministcricele wanrdeering. Dit is van te meer bctcckcnis, nu cenigc donkere wolken in zicht waren. Maar nu vices ik niet of dc be slissing zal wel ten gunste van het korps uit vallen, aldus Spr. Na het einde van het laatste bedrijf, nadat de executanten waren gelauwerd vvoor hun prachtig spel, verscheen kolonel Groen op het tooneel om in het kort de Rotterdamsche bur gerij te danken voor dc wijze, waarop zij dezo viering heeft mogelijk gemaakt. Wooroan heb ben wij dat alles verdiend vroeg Spr. In 1807 kwamen de mariniers hie^ meer blijvend in de stad. Maur bij de opheffing der Marine werf in 1850 verdwenen zij weer. In 1869 kwa men zij hier een gastrol vervullen bij het <Ic Vlctter-oproer. Sindsdien zijn zij hier in garni zoen gebleven. De belangstelling is gegroeid in geslachten, die het korps hebben meegemaakt. Maar als de Mariniers thans zoo populair zijn, zou het ook niet zijn, omdat zij zoo'n sym pathieke verschijning zijn in Rotterdam, als. zij rondtrekken met hun pijpers en tamboers voor op door Rotterdam's straten, zóó opgewekt cn frisch, dot zelfs de meest verstokte ontwape- naar nog een eindde moet meeloopen. De Mari nier voelt zich tc Rotterdam in zijn element. En de Rotterdammers spreken van onze muriniers. Laten wij hopen dat zij hier nog heel lung zul len blijven. Deze viering heeft een schoonc bladzijde aun de historie van het korps toe gevoegd. Laten wij uiting geven aan onze er kentelijkheid, door een driewerf Leve de bur gemeester, leve de ingezetenen von Rotterdam. Uien, hiep, hiep, hoeral Alle mariniers vielen in en er daverde een hoera, als misschien nog niet had geklonken. Jen slotte richtte spreker zich tot de oud- Mariniers cn vooral tert de Ridders Mil. Wil lemsorde. Uw geest, zoo eindigde spreker, heb ben wij noodig, dnn zal ons korps, waar het noodig is, pal staan! De Marine-kapel uit Willemsoord, die heel den avond tus°chcn de bedrijven had gemusi ceerd, sloot nu den avend met een opgewekten marsch. Kwijtschelding van strcffcn Naar de „N. R. Ct." verneemt, heeft do commandant der marinetroepen te Willems- oerd bepaald, dat gisteren aan alle .minderen, die tot het korps behooren, kwijtschelding of opschorting van verdere tenuitvoerlegging van lichte straffen zal worden verleend. NATIONALE COMMISSIE TEGEN HET ALCOHOLISME. Een commissie voor olcoholhc- strijding Lij hef snelverkeer. Men schrijft ons Meer en meer begint dc overtuiging veld te winr.cn, dat voor den regelmntigen en veiligen gang van het ook in ons land zoo snel opge komen auto- cn motorvCTkcer alcoholgebruik van hen, die de motor of den wagen besturen, uit den bcozc is. Tenemdc het dooi breken van de gedachte dat Lot alcoholgebruik een van de gevaarlijk- vijanden van het snelverkeer is, te bevor deren, is er uit d- Nationale Commissie tegen hot Alcoholisme (N.C A.), waarbij vrijwel olie Nederlandsche drankbestrijders-vereenigingen langesloten zijn, een commissie gevormd voor Alcoholbest rijding bij het Snelverkeer" Na ccne bespreking, waarbij verschillende corporaties van werkgevers cn werknemers in het auto-bedrijf, alsmede die ter behartiging an de belangen van het auto- en molor-toe- risme vertegenwoordigd waren, stelde de Com missie e«n werkplan samen, dot ze zich voor- Stelt op een omstreeks half Maart te Utrecht te houden congres tc behandelen. Als uitvloei sel van de gehouden besprekingen zond de Bond van Bedrijfsautohouders bereids een adres aan Z. E. den Minister van Waterstaat, crzoekende in den Algemecnen Maatregel an bestuur, welke op grond van art. 15 sub 5 an de Mclor- en Rijwielwet zal worden uit gevaardigd, bepalingen op tc nemen met het doel het alcoholgebruik bij het verkeer met motoien zooveel doenlijk uit tc schakelen. Wie veel lief heeft, doet veel. Thomas a Ivempis. Een roman uit het donkerste Napels door HANS POSSENDORF. IS Raffaele hield haar hand vost cn trok haar mee achter een der groote vaten. „Kom mee! Ik zal je iets laten zien, dut ik voor jou heb laten maken. Het heeft erge pijn gedaan, maar ik heb het graag voor je over gehad. En nu trok hij zijn hemd op dc borst open en toon de h°ar trotsch de tatouëering. Met groote, verbaasde oogen keek dc kleine naar het vlammende hort. „Kan je al lezen?" vroeg Raffaele in span ning. „Ik kan het niet: een jongen hoeft zoo iels niet te kennen. Maar een rijk klein meisje „Ja, ik kan wel lezen!" viel Lucrelio hem levendig in dc rede. Ze had nu ook het onder schrift bij het vlammende hort gezien. Zij kwam dicht bij Raffaele staan cn met haar wijsvinger iedere letter aanwijzcivd, spelde ze met moeite: „Lu... ere... zia... la... pas... si... o... ne... mia." „Juist, dat staat er Lucrctio la passionc mia," bevestigde Raffaele trotsch en keek het kind vol verwachting aan. Verward en aarzelend kcuk de kleine hem aan. Toen zuchtte ze diep van verbazing en vroeg schuchter en angstig„Ben ik dat? je vurigo liefde?" „Natuurlijk, wie anders?" antwoordde Raf faele cn trachtte zich een air van meerder- hc.d te geven. De kleine bleef zwijgend de tatouëering be kijken. Ze scheen het nog maar altijd niet kunnen begrijpen, dat zij het voorwerp van zulk een vereering was. Eindelijk zei zc spij tig, bijna bedroefd: „Het is zoo mooi getee- kend, wat jammer det het er met wasschen weer afgaat." „Hahal dut gaat er mijn hecle leven niet meer af. Het is met naalden in mijn vel ge prikt. Geloof je het soms niet? Probeer don maar eens het af te vegen." Triomfante lijk hield hij haar zijn borst voor. Lucretia maakte haar vinger met de tong nat en begon toen met ijver over de tatou ëering tc wrijven. „Het gaat er wérkelijk niet af," juichte ze, cn haar gezichtje straalde van blijdschap over dit zeldzame feit. Maar op eens vroeg ze bezorgd: „Maar als je het nu eens wilt weg hebben?" „Dit wil ik nooit weg hebben," verzekerde Raffaele ernstig. „Ik wil later met jc trouwen als ik groot ben." Hij zei het met een beslist heid of hij er alleen in te zeggen had. Lucretia keek hem weifelend aan. Teen zei ze angstig: „En als papa en mama het nu eens niet goed vinden?" „Dat beteekent niets." Raffaele maakte een afwijzende beweging met de hand en hc-r hoofd in den nek werpend voegde hij er met grooten trots bij: „Ik word later opperhoofd van de Camorra en dan kan ik doen wat ik wil. Don hoef ik jc papa en mama heelemaal niets tc vragen, dan schuak ik jc gewoon." Het gesprek der kinderen werd plotseling gestoord. In zijn ijver had Raffaele niets van het naderend onheil gemerkt. De kinderjuf frouw van ^Lucretia, die ook op het schip was, hod naar het kind gezocht en ontdekte haar nu met Raffaele. Zeer boos, dat de diefach tige straatjongen het weer gewaagd had het kind naderen, cn met een angstig' voorge voel, dat hij het een cf ander misdadig voor nemen koesterde, was zij vast besloten hem dezen keer niet te laten ontsnappen. Met een paar haastige woorden had ze iemand van het schecpspcrsoneel en een heer van de vele passagiers gewaarschuwd en een oogenblik later voelde Raffaele zich door vier krach tige mannenarmen beetgepakt. Onmiddellijk had hij den toestand overzien Als het hem nq niet gelukte, te ontkomen, den was hij zijn vrijheid kwijt. Ze zouden hem nu nog ter verantwoording kunnen roepen voor den diefstal van toen, en wie weer wat er nog meer zou uitkomen als zc hem eenmaal te pakken hadden. Het schip was nog slechts eenige honderden meters van het land ver wijderd. Als het hem gelukte het eiland zwem mend te bereiken, was hij gered. Als een wilde kar beet cn krabde hij om zich heen. Een der mannen had hem reeds losgelaten om zijn bloedende hand tc redden voor verdere aanvallen. Daar gelukte het Raf faele den andere met zijn wijs- cn midden vinger in het oog te stooten en het volgende oogenblik was hij vrij. Hij wilde naar het mid den van het schip loopen om bij zijn sprong uit het vaarwater van het schip te komen. Doch andere passagiers waren dichterbij ge komen en versperden hem den weg. Reeds strekten armen zich uit om hem te grijpen. Toen sprong hij over de reeling cn met het' hoofd naar beneden in het water. Onmiddel lijk kwam zijn hoofd weor boven, hij wprkte wanhopig met handen en voeten om buiten het bereik van het schip te komen, doch het was vergeefs. Het water zoog hem met onweer staanbare kracht naar de raderkast toe. De passagiers sloegen ademloos dezen strijd met de golven gade. Zij duurde slechts enkele se- conden, teen steeg een angstkreet uit de schaar van toeschouwers omhoog De breede scheppen van het rad hadden het lichaam van een jongen gepakt cn bedolven het klotsend onder het witte schuim. Een groot aantal booten omringden reeds het dc haven invarende schip. Dicht bij een van deze kleine vaartuigen, een heel eind van de stoomboot vandaan, kwam het verminkte bloedende lichaam nog eenmoal aan de opper vlakte. De visschers grepen het cn trokken het in ce boot. Raffaele sloeg de oogen op, kwam nog even tot volle bewustzijn cn steunde met dc laatste kracht van zijn hem begevende stem „In naam van de Cumorra, red me." Teen was hij weer bewusteloos. Toen er een sloep van het stoomschip v;as uitgezet om Raffaele oen boord te halen, was hij niet te vinden. Dc visschers beweenden, dut zij hem niet gezien hoeden, dat het <&n andere boot gcwe*st was, die den jongen had opgeno men, er was bepaald een vergissing in het spel. Het was een over cn weer gepraat, een twisten, schreeuwen cn vloeken, maar Raf faele was en bleef spoorloos verdwenen. On gemerkt hadden de visschers zijn lichaam, in een mand verstopt, aan een andere boot door gegeven en die weer aan esn andere, en ter wijl men nog schold cn kibbelde, was hij reeds lang in veiligheid gebracht. e Toen Raffaele na vele, lange weken einde lijk ven zijn zware verwondingen genezen was, v/as zijn eerste gang naar de Villa Nnzionale. Hij wilde de kleir.e Lucretia terug- zien al was het alleen maar om haar te bewijzen, dat ook dit ongelukkig voorval hem niet den moed ontnomen had om zijn wil door te zetten. Maar, ofschoon het weer prachtig was cn we der talrijke kinderen in het park speelden, ont dekte hij Lucretia ditmaal niet Dagelijks herhaalde Raffaele zijn wandelin gen daarheen, want aan „werken" was bij zijn zwakheid nog niet te denken, moor steedsj was zijn zoeken naar <Ic kleine tevergeefs. Langzamerhand bekroop hem een angstig gevoel, en hij begon bang te worden, dot haar een ongeluk was overkomen Hij verzon van alles om zijn vrees weg te redenecrenMis schien was ze op reis, of er waren gasten, of hoor kinderjuffrouw ging ergens anders met hoor naar toe om te spelen. Overal zocht hij naar haar, inaor de winter naderde en Lu cretia bleef verdwenen. Nu begreep Raffaele pas hoe dom het van hem geweest was nooit naar hoar achternaam te vragen. Hij had daar nooit aan gedacht, omdat ze toch altijd bij mooi weer in het park te vinden washij had pas drie maal eenige woorden met haar gewisseld. Teen cr nog een paar mooie dagen kwamen en het park, voor het intreden der koude, nog eenmaal vol met kinderen was, ging hij naar een van hen toe, cn vroeg haur naar Lucretia. Verscheidene wisten wel, wie hij bedoelde, maar zij wisten ook haar familienaam niet. Zij wisten alleen maar, dat zij Lucretia heette en dot ze in long niet met de juffrouw hier was komen spelen. Toen meende Raffaele, dat hij zijn kleine redster wel nooit meer zou terug zien en dut maakte hem zeer bedroefd, zóó bedroefd, nis hij nog maar éénmaal in zijn jonge leven ge- weest wasop den dag, dat men zijn moe der had neergelegd, in het vrceselijkc grof op het afschuwelijke Composanto Veccio. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1925 | | pagina 5