KINDERRUBRIEK [jdBSm De rubriek van Oom Karei. x xxxxxxxxxxxxx Wie Weggeloopen! Hoe Napoleon woord hield. Voor de Kleintjes. Haar Portret. —5 Hetgeen ik gedocht «n verwacht heb, is uit gekomen. Het aaniol briefjes, dat ik'deze week mocht ontvangen was juist een dozijn. En van die 12 neefjes en nichtjes wu n er'vier, die de raadsels opgelost hadden. En dat verwon dert mij niets, dot er zoo weinigen zijn. Want jelui hebben natuurlijk allemaal gedocht de Kinderkrant en Oom Karei loopen niet weg, maar met het 'is kan het ieder oogenblik ge daan zijn. En eigenlijk gezegd, vind ik dat cok heelemaal niet erg Tenminste niet voor zoo'n enkel keertje. Als ik in jelui p'aots was geweest, don 'had ik misschien net zco ge dacht en hetzelfde gedaan. Woni ols het ijs er eenmaal is, don moet ie het waarnemen. Wat een drukte was het die paar dagen op de ijsbaan hè Het ijs wr.s wel niet erg mooi, maar het ging toch wel. Hebben jelui ook nog meegedaan aan den wedstrijd in het hardrijden, die er Dinsdagmiddag was. Ik geloof da- ik et heel wat bekende ge7)chten bij zag Wat een verrassing was dat. toen Zondag St. Nico'nas od de baan kv.am. Jelui hebben natuurlijk allemaal braaf rrcorabbeld naar de pepemoten, die de Zwarte Pieten wat waren er veel rondstrooiden Jelui hodden zeker nog niet genoeg van Za erdcgavond. Ik denk toch wei dat er teen ook nog wel flink ge-noapt zal zijn. Maar daar 's zoo'n St Nicolans-avond ook juist een goede gelegenheid voor Ik \ertelde je reeds, dat er maar 4 neefjes en nichtjes waren, die de iaatste raadsels had den opgelost en van die vier had er niet één de oplossirgen goed. Voor deze keer zal ik nu deze week dezelfde raadsels nog eens ge ven. Ik doe dat omdoi ik begrijp, de* ip door het iis niet veel aan de kinderkrant hebt kun nen doen. Nu is het ijs weer over. du^ alle maal do raa^s^ls no-7 eens crer»robeerd De neefjes en nichtjes, die mij. ondanks de drukte toch neg «chreven, behoeven dat nu niet meer te doen. He» moe* nn'mrylifk wel. mA/ir noodig is het niet. Ik zal dc briefjes, die ik nu ont vangen nPb oroed bewaren, t^t de volgende keer. We doen de hcelo zonk van de rnadse's dus nog eens over. Ik laat zc hier nogmaals volgen. Het zijn twee raadsels. RAADSELS. I. Het is weer een zig-zag-roadsel, dat vol gons dc dikke kruisjes gelezen een belangrijke gebeurtenis in het jaar is. 1 XX XX Ss een jongensnaam. XXV-X is een woonplaats. XXXV is een verzoek. XXVX is een familielid. X V X X is voor menig rookar een lekkernij XXX X is een lichaamsdeel. XVXX is een plaats in Duitschland. XX 'V js ccp bloemennaam. XXX - is een overblijfsel. X X v X is een meisicsnaam. XX XX js CPn cjiand in Tndiö. XXv X ïs niét vricndc'ijk. Xv/ X hebben i ïllie aMcn. X is gelijk aan hetzelfde." X X X i i X X X X i X X X X Bo\enslaonde kruisjes en puntjes te vervan gen door letters zóó, dat de met kruisjes aangeigeven kiuislijnen hetzelfde woord noe men cn wel iets waarnaar alle neven en nich ten al weder verlangen De bovenste en dc onderste ietter moet naar geraden worden. De 2de en de 12de regel geven *elk den naam van een boom (niet dezelfde). De mid delste letter van den 2dcn regel is dezelfde a's de onderste letterde laatste letter van den I2den regel is dezelfde als de bovenste letter. Bij een hardloopwedstrijd moeten wc pro- beeren te zijn wat regel 5 noemt. Voor liefdadige doeleinden verkoopt men dikwijls het genoemde op regel II. Regels 4 cn 10 noemen ieder een velschil lende dac der week. Regels 5 en 9 noemen ieder iets om te eten* wat op den vijfden regel staat is e'genlijk voor feesten bestemdwat op regel 9 genoemd wordt krijgen we bijna dagelijks. Regel 6 noemt ons dieren met lange vleu gels die heel goed en bijna onvermoeid vlie gen Regel 8 is de dog van pepernoten cn mar sepein. RUILHANDELHOEKJE. Een nichtje, die postzegels verzamelt, heeft nog heel weinig zegels van Nederland en ko loniën. Vooral do oude soort met hooffevc waarde dan 40 cent wil zij gvaa*r hebben Ook de jubileunwegels heeft zij in de hooge waarde nog nie» f 025 cn hooget). Don Imd zij graag nog c-drukken van T en hooger. Van de ko loniën heeft zij alleen de laagste waarden. Wie kan haar waf op streek Ihelpen met een cn ander. Die zendt het maar aan mij, don zorg ik voor verdere doorzending. Quonab heeft een Pleines-aibura met ve<^ plaatjes (no. VI) tc ruilen. Wie wil daarvoor wat in de plaats geven? Zeg jelui het mast in de briefjes, wat je wil ge"»cnr dan zal ik het weer aan Quonab doorgeven. OOM KAREL. Naar het Engelsch van E. R. CROOM. Vrij bewerkt door C. E. de Lille Hogerwaard. „Sam, jongen, jij moet voor Moeder zor gen en op Mieke passen, totdat ik terug kom," zei boer Nelissen, terwijl hij zich ge reed maakte om in gezelschap van Bas, den herdershond, en zijn kudde schapen er op uit te gaan. „Best, Vader!" riep Sam zijn vader n3, en hij ging op de teenen staan om zoo groot mogelijk te lijken, want hij voelde zich in dat oogenblik op en top een man. Reeds dikwijls had hij een dergelijke op dracht gekregen en wanneer Moeder dan zijn vier-jarig zusje aangekleed had en hij met haar naar buiten ging, liep Sneeuw witje, het lievelingslammetje en trouwe vriendje, achter zijn klein meesteresje aan. Nu en dan bewoog het even zijn staartje en liet het een „Bê-ê-ê" hooren, alsof het zeggen wilde: „Broertjes zijn goed en wel, maar i k ben toch eigenlijk degene, die op het kleine ding past." Daar Sam dien dag echter een massa te doen had hij hielp zijn vader en moe der trouw bracht hij Mieke en het lam metje naar de hooischuur. Hij dacht, dat zij daar heerlijk konden spelen in het lek kere, zachte hooi en er veilig zouden zijn, terwijl hij kon doorgaan met takkenbossen voor den winter op elkaar te stapelen. De morgen was in een wip om, zooals het altijd gaat, wanneer iedereen druk bezig is. Vóór Sam er dan ook aan dacht, hoorde hij Moeder bellen, ten teeken, dat het middagmal gereed was. Sam kwam er dadelijk op af. „Waar is Mieke?" vroeg de jongen, ter wijl hij aan tafel ging zitten. „Is ze er nog niet „Ik dacht, dat ze bij jou was," antwoord de Moeder achter de dampende soeppan. ,,'k Heb haar in de hooischuur gelaten, want ik dacht, dat ze daar veilig was," zei Sam. Zijn gezicht betrok plotseling bij de gedachte aan hetgeen hij Vader beloofd had en zoo slecht nagekomen was. „Ga dan eens pauw kijken, jongenzei Moeder. „Zij zal de bel misschien niet ge hoord hebben." „MiekeMiekeriep hij luid. ,/t Eten is klaar f Mieke 1" Maar geen Mieke kwam er aan. Zelfs geen zwak geblaat verbrak de stilte. In het volgend oogenblik was Sam in de schuur, maar nergens kon hij een spoor van zijn zusje noch van het lammetje ontdekken. Waar konden ze zijn Alles scheen plotseling om den jongen rond te draaien, terwijl hij zich angstig af vroeg, wat hem te doen stond. Natuurlijk haar zoeken. Hij zou geen oogenblik rust hebben, vóór hij haar gevonden had. Maar waar moest hij haar zoeken? Aan zijn eten dacht hij niet meer. Al had hij nog geen half uur geleden ook nog zoo'n honger ge had, n u zou hij geen brok door dc keel hebben kunnen krijgen. Geheel buiten adem holde hij naar den stal, daarna naar het kippenhok en den tuin, en eindelijk naar den eenden-vijver. Alles wilde hii afzoeken, vóór hij naar Moe der terugkeerde met het verpletterend be richt, dat kleine Mieke nergens te vinden was. Het mocht hem echter niet baten: hij ontdekte geen spoor van Mieke of het lammetje. „O Moeder, Moeder, ze is weg stamel de Sam eindelijk met een doodsbleek ge zicht vóór de open keukendeur. „Weg! Waarheen?" riep de moeder uit, terwijl zij van schrik den soeplepel op één der borden vallen liet. „Loop, jongen, loopriep zij nu uit, „en sta daar niet als een idioot te kijken." Met de bel m de hand snelde zij naar de voordeur en luidde daar uit alle macht, in de hoop, dat de beide vluchtelingen het hooren en naar huis komen zouden. „Ik heb overal gezocht," zei Sam, terwijl hij zijn hand naar het hoofd bracht, in de hoop daar een nieuw denkbeeld vandaan te halen. „Het kan niet anders, Moeder," begon hij weer, „zii is met Sneeuwwitje weggeloo- pen en ze zijn samen verdwaald. Ik ga ze zoeken en zal ze weer thuis brengen. Wees maar niet ongerust. Moeder." En Sam begaf zich op weg. Hoewel hij nog maar twaalf jaar oud was, had hij zijn vader en moeder altijd met al lerlei geholpen, daar zij te arm waren om er een knecht" op na te houden. Meer dan eens had hij de berghellingen afgezocht om verdwaalde schapen of lam- ik? n i>Av meren op te sporen. Hij had daarbij ge leerd zijn oogen en ooren goed te gebrui ken. Gelukkig had het in den otgeloopcn nacht geregend, zoodat de grond zacht was en hij gemakkelijk de sporen van Mieke's s hoentjes met daarnaast de afdrukken van Sneeuwwitje's pootjes ontdekte, al was dit eerst niet zoo heel eenvoudig, omdat zij telkens gekruist en soms zelfs geheel uit- gewischt waren door andere sporen. Maar de liefde voor zijn zusje maakte Sèms oogen helder. Geruimen tijd volgde hii het spoor, totdat hij eindelijk tot zijn groote verbazing ontdekte, dat hij al een heel eind den berg opgeloopen was. Hij had zóó naar den grond getuurd, dat hij heelemaal niet gemerkt had, hoe hoog hij reeds gestegen was. Telkens bleef hij even stilstaan en luis terde aandachtig. Geen kleine Mieke hoor de hij echter roepen of schreien en geen Sneeuwwitte blaten, al moesten zij beiden honger hebben. Wel hoorde hij heel in de verte andere schapen. Zouden zij samen ven een rots gevallen zijn Bij die afschuwelijke gedachte ging de jongen aan den kant van den weg zitten en verborg hij het gezicht in de handen, terwijl dikke tranen tusschen zijn vingers door druppelden. „O, MiekeMiekeAls ik maar beter op je gepast had, zou dit vreeselijke niet gebeurd zijn!" En hij vond zichzelf al een heel slechte jongen. Maar stil! Wat was dat? Hoorde hii daar niet een hond blaffen Ja, daar was het weer en de jongen had plotse ling wel kunnen juichen-van vreugde, toen het blaffen van Bes. Vaders trouwen her dershond, tot hem doordrong. Een schel fluiten volgde en Bas holde ulotseling over de rotsblokken naar bene den.In het volgend oogenblik stond hij hij gend en kwispelstaartend vóór den jongen, alsof hij zeggen wilde: „Hier ben ik en ik zal je helpen." Even later kwam zijn baas het hobbelige pad af. Hij had Sam hooren [luiten en was bang, dat er thuis iets gebeurd was. „Wat is er-, Sam riep hij, terw ijl hij na derbij kwam. „O, VaderMieke en Sneeuwwitje zijn weg en ik kan ze nergens vinden 1" Sam had, terwijl hij dit zei, zóó'n onge- 'ïijrHg gezicht, dat zelfs een veel strenger iemand dan baas Nelissen er door vertee- derd zou worden. „Dan moeten we hen zoeken. We zullen het er later nog wel eens over hebben, hoe het gekomen is, maar nu is het, ons eerste werk, de kleine meid te zoeken." Sam wees zijn vader de voetsporen, welke hem tot nu toe geleid hadden. Hoe rotsachtiger het pad echter werd, hoe moei lijker zij te volgen waren. Maai zij mochten geen oogenblik verloren laten gaan, want de duisternis zou binnen niet langen tijd invallen. En wat zou er van de beide arme lammetjes worden, wanneer zij er door overvallen werden? Daaraan durfden zij niet denken „Hallo, Vader f Als we beneden in het veld v.aren, zou ik zeggen, dat er onder dien boom roode bloemen groeiden," riep Sam plotseling, terwijl hij naar iets roods wees, dat door. de bladeren van een laag-hangen- den boomtak heen schemerde. „Maar dat zijn geen bloemen, jongen riep boer Nelissen nu op zijn beurt uit, bijna buiten zichzelven van vreugde. „Het is het roode jurkje van Mieke 1" En zonder een woord meer te zeggen, lie pen zij zoo vlug mogelijk in de richting van het roode jurkje. Sam hield daarbij Bas bij zijn halsband vast uit angst, dat de hond het slapende kind (zij zagen al heel gauw, dat het sliej-») verschrikt wakker zou maken en het veel kans liep van de rotsen te val len. Na ongeveer tien minuten ingespannen geklommen te hebben, kwamen zij aan de plek, waar de beide vluchtelingen lagen. Het was net een plaatje. Daar lag Mieke stijf legen de warme wol len vacht van Sneeuwwitje aangedrukt en vest in slaap. Gelukkig voor haar was Sneeuwwitje zacht en warm, want de wind woei koud langs de berghelling. Hij^ deerde het kleine ding echter niet. Het eerste wat haar wakker maakte, was de warme tong van Bas, die haar in het gezicht likte, want het trouwe dier had zich los weten te werken, toen hij dicht het roode bundeltje_ gekomen was. „Lieve kind f Goddank, dat je veilig bent 1" riep baas Nelissen uit, terwijl hij het dierbare vrachtje in zijn wijde jas wikkel de, alsof het een jong, verkleumd lammetje was. Sneeuwwitje werd minder zachtzinnig ge wekt en zag zich genoodzaakt veel vlugger naar beneden te loopen dan hii eigenlijk wilde, met dien vervelenden Bas achter zich aan, die hem luid blaffende op de hielen zat, alsof het 't leukste grapje der wereld was, dat hij kans liep zijn nek te breken bij het springen over de rotsblokken en steenen. Maar eindelijk kwam de kleine stoet, na cenige keeren gestruikeld te zijn, toch vei lig beneden. Allen haastten zich naar huis om Moeder gerust te stellen. Vader en Sam voelden zich aanmerkelijk verlicht, nu hun lieveling buiten gevaar was. Het duurde niet lang meer, of zij kregen de boerderij in het gezicht, waor Moeder in de geopende deur in duizend angsten op hen stond te wachten. Door een wild hoera-geroep bracht Sam haar op de hoogte van het goede nieuws. Bas blafte luid, nog steeds het angstige Sneeuwwitje vóór zich uit drijvend. De trouwe hond gaf eveneens op luidruchtige wijze zijn vreugde te kennen. Moeder kon niet langer wachten. Zij snelde hen tegemoet en drukte het kleine meisje zóó stevig tegen zich aan, alsof zij haar nooit meer los zou laten. „Sneeuwwitje en ik zullen nooit meer weglooptn. Moeder," zei het kleine ding, terwijl een mollig bruin handje de tronen van Moeders wangen wegveegde. En dit was ook de laatste keer, dat Mieke feu haar lievelingslammetje Sneeuwwitje wegliepen. Zoools bekend is, kreeg Napoleon zijn op leiding aan de Militaire Academie te Brienne. Nu hield Napoleon bijzonder veel van vruchten, een eigenschajr, welke hij met de meesle jongelieden gemeen had. Een arme fruitvrouw, bij wie hij altijd kocht, verdiende menigen stuiver aan hem. Soms gebeurde het echter, dat Napoleon geen geld had om de vrouw te betalen. Zij gaf hem echter crediet en hij betaalde haar altijd, zoodra hij dit kon. Toen de tijd aanbrak, waarop Napoleon Brienne zou verlaten, was hij de vrouw nog eenig geld schuldig, want den laatslen keer, dat hij een paar perziken kocht, zei hij: „Vrouwtje, ik ga hier weg en heb op het oogenblik geen geld om je te betalen, maar ik zal je niet vergeten." „O meneer," antwoordde de koopvrouw, „ga gerust heen zonder mij die perziken te betalen. De Hemel behoede u!" Te midden van een roemrijke loopbaan, zooals Napoleon had, valt het niet te ver wonderen, dat ook het beste geheugen der gelijke kleinigheden vergat. Dat hij niet meer aan de fruitvrouw en zijn schuld dacht, is dus niet vreemd. Napoleon werd Keizer. In al dien tijd had de koopvrouw slechts zijn belofte: „Ik zal je niet vergeten Het zou echter blijken, dat Napoleon woord wist te houden. Na vele jaren kwam hij in Brienne terug. Hij bezocht de plaats, waar hij een deel van 2ijn jeugd had doorgebracht, in cognito met een vriend. Plotseling, terwijl hij door de stad liep, bleef hij in één der stiaten stilstaan, bracht de hand aan het hoofd als iemand, die zich iets in Het geheugen tracht terug te roepen en noemde den naam der fruitvrouw. Haar winkeltje was spoedig gevonden en hij en zijn metgezel traden er binnen. Een smalle deur verleende toegang tot een klein, doch helder winkeltje. De fruitvrouw stond ach ter de toonbank. „Kan ik hier wat vruchten koopen?" vroeg de Keizer. „Zeker meneer," antwoordde de vrouw. „Wat wenscht u Hier heb ik prachtige meloenen." En zij liet hem eenige zien. Plotseling vroeg de Keizer. „Men zegt, dot de Keizer vandaag in da stad is. Kent u hem?" MOf ik den Keizer ken?! Dat zou ik den ken antwoordde de vrouw. „Hij heeft heel wat vruchten bij mij gekocht, toen hij de Militaire Academie hier bezocht." „En betaalde hij altijd hetgeen hij kocht Ja, altijd." Nu zei de bezoeker tegen haar „Vrouwtje, je zegt mij de waarheid niet, of je hebt een slecht geheugen, want ten eerste herken je den Keizer niet, die hiej vóór je staat en ten tweede is hij je nog wat schuldig voor de perziken, welke hij den laatslen keer kocht en nog altijd niet betaalde." De metgezel van Napoleon had intus- schen een groote som gelds op de toon bank uitgeteld. Het vrouwtje herkende nu den Keizer en viel voor hem op de knieën, terwijl zij nau welijks woorden kon vinden om aan haar dankbaarheid uiting tc geven. Later gal de Keizer bevel het huisje a! te beken en een nieuw op dezelfde plaats te bouwen. „Het huisje zal mijn naam dragen," zei hij, „en ik beloof je, dat ik voor je kinderen zorgen zal." Trouw aan zijn woord gaf Napoleon haar dochter bij haar huwelijk een bruidsschat en liet hij op zijn kosten den zoon opleiden aan de Militaire Academie, die door- hem zelf indertijd bezocht werd. Brief aan Sint Nicolaas. door C. E. DE LILLE HOGERWAARD Zocht, heel zachtj'es in den nacht Heeft de Sint ons veel gebracht: Suikergoed en marsepein, Chocolade-letlers, fün Speelgoed ookeen autobus Voor mij'. En voor kleine Zus 'n Popje in het rood gekleed En dat dus Roodkapje heet. Jammer, dot 'k den Sint niet zag En ik juist te slopen lag. Moeder zeiIk weet wat, kind f Schrijf een briefje aan den Sint. Zus kon nog niet schrijven, maar Daarom doe je 't ook voor haar. 'k Kreeg van Moeder mooi papier. Wat ik schreef? Je leest het hier: Lieve, beste Sinterklaas, Wees bedankt door Koos Vermaas En zijn zusje Margarect Voor al wat U bij ons reedt. Doe de groeten ook aan Piet. Echt doen, hoor! Vergeet U 't niet? 'k Denk wel, dot Uw lieve paard Smult van 't brood, dot 't had bewaard. Moeder zeiHij houdt van wit, Dat is 't best voor zijn gebit. I k a| dus het bruine brood Dapper, want ik ben al groot I Maar'k at toch een stukje al Van den wortel, dien Moes cof Voor Uw paardSint, wees niet boos, 'k Doe het hcusch nooit weer f Uw KOOS, door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. Kom Zusje, zit nu even stil Ik teeken je vlug uit. Neen, niet je vingertj' in den mond. Dat mag niet, kleine guits Want weet je, dat slaat vrees lijk dom, Dat doet geen (linke meid. Ja Zusje, 'k weet het al vooruit: Vast heb je later spijt. 1 Sta j' eenmaal zóó op het portret. Dan kan 't niet anders zijn. Of ieder zegt: Och, lieve help T Wat is die Zus nog klein! CORRESPONDENTIE. Alle neven cn nichten. Denken jullie er voor al aan te zorgen, dat do briefjes uiterlijk Woensdagochtend negen uur in de bus van het bureau van het Dog-blad zijn Bruno. Wat heb jij genoten. Zoo lang achter een. Jo, nu is er weer een oinó aan de pret, moor misschien komt er nog wel meer I Kabouter. Ik heb je een heclen tijd gemist maar het doet me toch plezier, dat je er weer bent. Zoo, is olies goed gegaan. Jc hebt je naam dus eer aan gedaan. Ze waren bijna goed. Ze tellen natuurlijk mee voor de vol gende koer. Mol. Dar.k je wel voor je raadsels. Deze keer staan cr nog dezelfde in als verleden week, wegens dc weinige oplossingen. Anders hadden ze cr nu al ingestaan. Maar ik zal zc zuinig bewaren tot de volgende week. Handje Plek. Had hef eerste nu maar alleen ingezonden. Wot aardig, dcc ketting. Er zul len wel heel veel vogels op afkomen, denk ik. Neen, die vogeltjes schijnen gouw nan iemand tc wennen. Voeder ze moor goed hoorIk vind het altijd prettig als ccn nichtje of eer» neefje aan dc kinderkrant wil mee werken. Do bedoeling is eigenlijk, dat »k cr heel weinig in schrijf, b.v. alleen een voorstukje en do correspondentie, en dat de neefjes en nichtjes voor het overige zorgen. Het moet een oporto krant van- en voor jelui zijn. Ik kan dus van alles gebruiken, raadsels, recepten, handwerk jes-opgaven, aardige moppen, anecdotes, enz. Je begrijpt zelf wel wat ik bedoel. En dan ver der voor het ruilhandelhoekjeZie maar wat je doen kon. Dit geldt natuurlijk niet alleen voor jou, moor allemaal mogen meedoen. Stormvogel. Zoo, waren ze toen zoo heel erg moeilijk. Ik ben ook best tevreden hoor. Ja, zoo'n radio-toestel is een prachtig cadeau. Ik zelf heb er ook een en geniet er heel veel van. Dat zal jij ook we! gaan doen denk ik. Appelsnoet. Nu hebben jelui er dus allebei een. Jc zult er al wel heerlijk mee gesleed hebben hè. Jammer voor jc dot het nu ofgeloo- pen is. Je had het tweede raadsel vergeten I Goudbaard. Vindt jc schaatsen prettiger don ccn slee. Maar a!s je het nu allebei krijgt, den heb je heelemaal geen klagen. Als er nu moor weer sneeuw en ijs komt I Nimf. Waarom dacht je, dat ik geen schaal-' sen zou rijden Jc hebt dus ook al volop ge noten van het ijs en de sneeuw. Goed, zend je raadsel moor in. Natuurlijk kom jc ook wc*, aan de beurt. Houd maar goeden moed. Edclwcisz. Wat heb jij een massa mooie din gen gekregen. En wat een heerlijke lekkernijen. Vond je het niet jammer, dat St. Nicolaas niet wilde binnenkomen. Ik denk dat hij weinig tijd had en nog heel veel andere -bezoeken moest "afleggen. Quonab. Heb je ook oen prijs gewonnen met die hardrijderij? Vond je dat draaiorgel zoo mooi. Het was in ieder geval beter don dot van twee jaar terug. Snuffelaar. Er is al een „speurder", dus moet jij deze schuilnaam maar nemen. Het doet er ook eigenlijk weinig toe. Denk er om, dat je bij dc opgeloste raadsels ook dc -woorden zet. Anders heb je ze niet volledig cn kunnen ze niet mee tellen voor een prijs. Ton Nevcu. Vind jc de raadsels in den laat- sten tijd zoo moeilijk. Ja, de avonden zijn nu erg lang, moor dat geeft juist mcoi den tijd om de raadsels op te lossen.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1925 | | pagina 7