KINDERRUBRIEK
[jdBSm
De rubriek van Oom Karei.
x
xxxxxxxxxxxxx
Wie
Weggeloopen!
Hoe Napoleon woord hield.
Voor de Kleintjes.
Haar Portret.
—5
Hetgeen ik gedocht «n verwacht heb, is uit
gekomen. Het aaniol briefjes, dat ik'deze week
mocht ontvangen was juist een dozijn. En van
die 12 neefjes en nichtjes wu n er'vier, die
de raadsels opgelost hadden. En dat verwon
dert mij niets, dot er zoo weinigen zijn. Want
jelui hebben natuurlijk allemaal gedocht de
Kinderkrant en Oom Karei loopen niet weg,
maar met het 'is kan het ieder oogenblik ge
daan zijn. En eigenlijk gezegd, vind ik dat
cok heelemaal niet erg Tenminste niet voor
zoo'n enkel keertje. Als ik in jelui p'aots was
geweest, don 'had ik misschien net zco ge
dacht en hetzelfde gedaan. Woni ols het ijs
er eenmaal is, don moet ie het waarnemen.
Wat een drukte was het die paar dagen op
de ijsbaan hè Het ijs wr.s wel niet erg mooi,
maar het ging toch wel. Hebben jelui ook nog
meegedaan aan den wedstrijd in het hardrijden,
die er Dinsdagmiddag was. Ik geloof da- ik et
heel wat bekende ge7)chten bij zag Wat een
verrassing was dat. toen Zondag St. Nico'nas
od de baan kv.am. Jelui hebben natuurlijk
allemaal braaf rrcorabbeld naar de pepemoten,
die de Zwarte Pieten wat waren er veel
rondstrooiden Jelui hodden zeker nog niet
genoeg van Za erdcgavond. Ik denk toch wei
dat er teen ook nog wel flink ge-noapt zal zijn.
Maar daar 's zoo'n St Nicolans-avond ook
juist een goede gelegenheid voor
Ik \ertelde je reeds, dat er maar 4 neefjes
en nichtjes waren, die de iaatste raadsels had
den opgelost en van die vier had er niet één
de oplossirgen goed. Voor deze keer zal ik
nu deze week dezelfde raadsels nog eens ge
ven. Ik doe dat omdoi ik begrijp, de* ip door
het iis niet veel aan de kinderkrant hebt kun
nen doen. Nu is het ijs weer over. du^ alle
maal do raa^s^ls no-7 eens crer»robeerd De
neefjes en nichtjes, die mij. ondanks de drukte
toch neg «chreven, behoeven dat nu niet meer
te doen. He» moe* nn'mrylifk wel. mA/ir noodig
is het niet. Ik zal dc briefjes, die ik nu ont
vangen nPb oroed bewaren, t^t de volgende
keer. We doen de hcelo zonk van de rnadse's
dus nog eens over. Ik laat zc hier nogmaals
volgen. Het zijn twee raadsels.
RAADSELS.
I. Het is weer een zig-zag-roadsel, dat vol
gons dc dikke kruisjes gelezen een belangrijke
gebeurtenis in het jaar is. 1
XX XX Ss een jongensnaam.
XXV-X is een woonplaats.
XXXV is een verzoek.
XXVX is een familielid.
X V X X is voor menig rookar een lekkernij
XXX X is een lichaamsdeel.
XVXX is een plaats in Duitschland.
XX 'V js ccp bloemennaam.
XXX - is een overblijfsel.
X X v X is een meisicsnaam.
XX XX js CPn cjiand in Tndiö.
XXv X ïs niét vricndc'ijk.
Xv/ X hebben i ïllie aMcn.
X
is gelijk aan hetzelfde."
X
X
X
i i X
X
X
X
i X
X
X
X
Bo\enslaonde kruisjes en puntjes te vervan
gen door letters zóó, dat de met kruisjes
aangeigeven kiuislijnen hetzelfde woord noe
men cn wel iets waarnaar alle neven en nich
ten al weder verlangen
De bovenste en dc onderste ietter moet naar
geraden worden.
De 2de en de 12de regel geven *elk den
naam van een boom (niet dezelfde). De mid
delste letter van den 2dcn regel is dezelfde a's
de onderste letterde laatste letter van den
I2den regel is dezelfde als de bovenste letter.
Bij een hardloopwedstrijd moeten wc pro-
beeren te zijn wat regel 5 noemt.
Voor liefdadige doeleinden verkoopt men
dikwijls het genoemde op regel II.
Regels 4 cn 10 noemen ieder een velschil
lende dac der week.
Regels 5 en 9 noemen ieder iets om te eten*
wat op den vijfden regel staat is e'genlijk voor
feesten bestemdwat op regel 9 genoemd
wordt krijgen we bijna dagelijks.
Regel 6 noemt ons dieren met lange vleu
gels die heel goed en bijna onvermoeid vlie
gen
Regel 8 is de dog van pepernoten cn mar
sepein.
RUILHANDELHOEKJE.
Een nichtje, die postzegels verzamelt, heeft
nog heel weinig zegels van Nederland en ko
loniën. Vooral do oude soort met hooffevc
waarde dan 40 cent wil zij gvaa*r hebben Ook
de jubileunwegels heeft zij in de hooge waarde
nog nie» f 025 cn hooget). Don Imd zij graag
nog c-drukken van T en hooger. Van de ko
loniën heeft zij alleen de laagste waarden. Wie
kan haar waf op streek Ihelpen met een cn
ander. Die zendt het maar aan mij, don zorg
ik voor verdere doorzending.
Quonab heeft een Pleines-aibura met ve<^
plaatjes (no. VI) tc ruilen. Wie wil daarvoor
wat in de plaats geven? Zeg jelui het mast
in de briefjes, wat je wil ge"»cnr dan zal ik het
weer aan Quonab doorgeven.
OOM KAREL.
Naar het Engelsch van E. R. CROOM.
Vrij bewerkt door
C. E. de Lille Hogerwaard.
„Sam, jongen, jij moet voor Moeder zor
gen en op Mieke passen, totdat ik terug
kom," zei boer Nelissen, terwijl hij zich ge
reed maakte om in gezelschap van Bas, den
herdershond, en zijn kudde schapen er op
uit te gaan.
„Best, Vader!" riep Sam zijn vader n3,
en hij ging op de teenen staan om zoo groot
mogelijk te lijken, want hij voelde zich in
dat oogenblik op en top een man.
Reeds dikwijls had hij een dergelijke op
dracht gekregen en wanneer Moeder dan
zijn vier-jarig zusje aangekleed had en hij
met haar naar buiten ging, liep Sneeuw
witje, het lievelingslammetje en trouwe
vriendje, achter zijn klein meesteresje aan.
Nu en dan bewoog het even zijn staartje
en liet het een „Bê-ê-ê" hooren, alsof het
zeggen wilde: „Broertjes zijn goed en wel,
maar i k ben toch eigenlijk degene, die op
het kleine ding past."
Daar Sam dien dag echter een massa te
doen had hij hielp zijn vader en moe
der trouw bracht hij Mieke en het lam
metje naar de hooischuur. Hij dacht, dat
zij daar heerlijk konden spelen in het lek
kere, zachte hooi en er veilig zouden zijn,
terwijl hij kon doorgaan met takkenbossen
voor den winter op elkaar te stapelen.
De morgen was in een wip om, zooals
het altijd gaat, wanneer iedereen druk
bezig is. Vóór Sam er dan ook aan dacht,
hoorde hij Moeder bellen, ten teeken, dat
het middagmal gereed was. Sam kwam er
dadelijk op af.
„Waar is Mieke?" vroeg de jongen, ter
wijl hij aan tafel ging zitten. „Is ze er nog
niet
„Ik dacht, dat ze bij jou was," antwoord
de Moeder achter de dampende soeppan.
,,'k Heb haar in de hooischuur gelaten,
want ik dacht, dat ze daar veilig was," zei
Sam. Zijn gezicht betrok plotseling bij de
gedachte aan hetgeen hij Vader beloofd
had en zoo slecht nagekomen was.
„Ga dan eens pauw kijken, jongenzei
Moeder. „Zij zal de bel misschien niet ge
hoord hebben."
„MiekeMiekeriep hij luid. ,/t Eten
is klaar f Mieke 1"
Maar geen Mieke kwam er aan. Zelfs
geen zwak geblaat verbrak de stilte. In het
volgend oogenblik was Sam in de schuur,
maar nergens kon hij een spoor van zijn
zusje noch van het lammetje ontdekken.
Waar konden ze zijn
Alles scheen plotseling om den jongen
rond te draaien, terwijl hij zich angstig af
vroeg, wat hem te doen stond. Natuurlijk
haar zoeken. Hij zou geen oogenblik rust
hebben, vóór hij haar gevonden had. Maar
waar moest hij haar zoeken? Aan zijn eten
dacht hij niet meer. Al had hij nog geen
half uur geleden ook nog zoo'n honger ge
had, n u zou hij geen brok door dc keel
hebben kunnen krijgen.
Geheel buiten adem holde hij naar den
stal, daarna naar het kippenhok en den
tuin, en eindelijk naar den eenden-vijver.
Alles wilde hii afzoeken, vóór hij naar Moe
der terugkeerde met het verpletterend be
richt, dat kleine Mieke nergens te vinden
was. Het mocht hem echter niet baten: hij
ontdekte geen spoor van Mieke of het
lammetje.
„O Moeder, Moeder, ze is weg stamel
de Sam eindelijk met een doodsbleek ge
zicht vóór de open keukendeur.
„Weg! Waarheen?" riep de moeder uit,
terwijl zij van schrik den soeplepel op één
der borden vallen liet.
„Loop, jongen, loopriep zij nu uit, „en
sta daar niet als een idioot te kijken."
Met de bel m de hand snelde zij naar de
voordeur en luidde daar uit alle macht, in
de hoop, dat de beide vluchtelingen het
hooren en naar huis komen zouden.
„Ik heb overal gezocht," zei Sam, terwijl
hij zijn hand naar het hoofd bracht, in de
hoop daar een nieuw denkbeeld vandaan
te halen.
„Het kan niet anders, Moeder," begon
hij weer, „zii is met Sneeuwwitje weggeloo-
pen en ze zijn samen verdwaald. Ik ga ze
zoeken en zal ze weer thuis brengen. Wees
maar niet ongerust. Moeder."
En Sam begaf zich op weg.
Hoewel hij nog maar twaalf jaar oud was,
had hij zijn vader en moeder altijd met al
lerlei geholpen, daar zij te arm waren om er
een knecht" op na te houden.
Meer dan eens had hij de berghellingen
afgezocht om verdwaalde schapen of lam-
ik?
n i>Av
meren op te sporen. Hij had daarbij ge
leerd zijn oogen en ooren goed te gebrui
ken.
Gelukkig had het in den otgeloopcn nacht
geregend, zoodat de grond zacht was en hij
gemakkelijk de sporen van Mieke's
s hoentjes met daarnaast de afdrukken van
Sneeuwwitje's pootjes ontdekte, al was dit
eerst niet zoo heel eenvoudig, omdat zij
telkens gekruist en soms zelfs geheel uit-
gewischt waren door andere sporen.
Maar de liefde voor zijn zusje maakte
Sèms oogen helder. Geruimen tijd volgde
hii het spoor, totdat hij eindelijk tot zijn
groote verbazing ontdekte, dat hij al een
heel eind den berg opgeloopen was. Hij
had zóó naar den grond getuurd, dat hij
heelemaal niet gemerkt had, hoe hoog hij
reeds gestegen was.
Telkens bleef hij even stilstaan en luis
terde aandachtig. Geen kleine Mieke hoor
de hij echter roepen of schreien en geen
Sneeuwwitte blaten, al moesten zij beiden
honger hebben.
Wel hoorde hij heel in de verte andere
schapen.
Zouden zij samen ven een rots gevallen
zijn
Bij die afschuwelijke gedachte ging de
jongen aan den kant van den weg zitten
en verborg hij het gezicht in de handen,
terwijl dikke tranen tusschen zijn vingers
door druppelden.
„O, MiekeMiekeAls ik maar beter
op je gepast had, zou dit vreeselijke niet
gebeurd zijn!" En hij vond zichzelf al een
heel slechte jongen. Maar stil! Wat was dat?
Hoorde hii daar niet een hond blaffen Ja,
daar was het weer en de jongen had plotse
ling wel kunnen juichen-van vreugde, toen
het blaffen van Bes. Vaders trouwen her
dershond, tot hem doordrong.
Een schel fluiten volgde en Bas holde
ulotseling over de rotsblokken naar bene
den.In het volgend oogenblik stond hij hij
gend en kwispelstaartend vóór den jongen,
alsof hij zeggen wilde:
„Hier ben ik en ik zal je helpen."
Even later kwam zijn baas het hobbelige
pad af. Hij had Sam hooren [luiten en was
bang, dat er thuis iets gebeurd was.
„Wat is er-, Sam riep hij, terw ijl hij na
derbij kwam.
„O, VaderMieke en Sneeuwwitje zijn
weg en ik kan ze nergens vinden 1"
Sam had, terwijl hij dit zei, zóó'n onge-
'ïijrHg gezicht, dat zelfs een veel strenger
iemand dan baas Nelissen er door vertee-
derd zou worden.
„Dan moeten we hen zoeken. We zullen
het er later nog wel eens over hebben,
hoe het gekomen is, maar nu is het, ons
eerste werk, de kleine meid te zoeken."
Sam wees zijn vader de voetsporen,
welke hem tot nu toe geleid hadden. Hoe
rotsachtiger het pad echter werd, hoe moei
lijker zij te volgen waren. Maai zij mochten
geen oogenblik verloren laten gaan, want
de duisternis zou binnen niet langen tijd
invallen. En wat zou er van de beide arme
lammetjes worden, wanneer zij er door
overvallen werden? Daaraan durfden zij
niet denken
„Hallo, Vader f Als we beneden in het
veld v.aren, zou ik zeggen, dat er onder dien
boom roode bloemen groeiden," riep Sam
plotseling, terwijl hij naar iets roods wees,
dat door. de bladeren van een laag-hangen-
den boomtak heen schemerde.
„Maar dat zijn geen bloemen, jongen
riep boer Nelissen nu op zijn beurt uit, bijna
buiten zichzelven van vreugde. „Het is het
roode jurkje van Mieke 1"
En zonder een woord meer te zeggen, lie
pen zij zoo vlug mogelijk in de richting van
het roode jurkje. Sam hield daarbij Bas
bij zijn halsband vast uit angst, dat de hond
het slapende kind (zij zagen al heel gauw,
dat het sliej-») verschrikt wakker zou maken
en het veel kans liep van de rotsen te val
len.
Na ongeveer tien minuten ingespannen
geklommen te hebben, kwamen zij aan de
plek, waar de beide vluchtelingen lagen.
Het was net een plaatje.
Daar lag Mieke stijf legen de warme wol
len vacht van Sneeuwwitje aangedrukt en
vest in slaap.
Gelukkig voor haar was Sneeuwwitje
zacht en warm, want de wind woei koud
langs de berghelling. Hij^ deerde het kleine
ding echter niet.
Het eerste wat haar wakker maakte, was
de warme tong van Bas, die haar in het
gezicht likte, want het trouwe dier had zich
los weten te werken, toen hij dicht het
roode bundeltje_ gekomen was.
„Lieve kind f Goddank, dat je veilig
bent 1" riep baas Nelissen uit, terwijl hij het
dierbare vrachtje in zijn wijde jas wikkel
de, alsof het een jong, verkleumd lammetje
was.
Sneeuwwitje werd minder zachtzinnig ge
wekt en zag zich genoodzaakt veel vlugger
naar beneden te loopen dan hii eigenlijk
wilde, met dien vervelenden Bas achter zich
aan, die hem luid blaffende op de hielen
zat, alsof het 't leukste grapje der wereld
was, dat hij kans liep zijn nek te breken
bij het springen over de rotsblokken en
steenen.
Maar eindelijk kwam de kleine stoet, na
cenige keeren gestruikeld te zijn, toch vei
lig beneden. Allen haastten zich naar huis
om Moeder gerust te stellen.
Vader en Sam voelden zich aanmerkelijk
verlicht, nu hun lieveling buiten gevaar was.
Het duurde niet lang meer, of zij kregen
de boerderij in het gezicht, waor Moeder
in de geopende deur in duizend angsten op
hen stond te wachten.
Door een wild hoera-geroep bracht Sam
haar op de hoogte van het goede nieuws.
Bas blafte luid, nog steeds het angstige
Sneeuwwitje vóór zich uit drijvend. De
trouwe hond gaf eveneens op luidruchtige
wijze zijn vreugde te kennen.
Moeder kon niet langer wachten. Zij
snelde hen tegemoet en drukte het kleine
meisje zóó stevig tegen zich aan, alsof zij
haar nooit meer los zou laten.
„Sneeuwwitje en ik zullen nooit meer
weglooptn. Moeder," zei het kleine ding,
terwijl een mollig bruin handje de tronen
van Moeders wangen wegveegde.
En dit was ook de laatste keer, dat Mieke
feu haar lievelingslammetje Sneeuwwitje
wegliepen.
Zoools bekend is, kreeg Napoleon zijn op
leiding aan de Militaire Academie te
Brienne.
Nu hield Napoleon bijzonder veel van
vruchten, een eigenschajr, welke hij met
de meesle jongelieden gemeen had.
Een arme fruitvrouw, bij wie hij altijd
kocht, verdiende menigen stuiver aan hem.
Soms gebeurde het echter, dat Napoleon
geen geld had om de vrouw te betalen. Zij
gaf hem echter crediet en hij betaalde haar
altijd, zoodra hij dit kon.
Toen de tijd aanbrak, waarop Napoleon
Brienne zou verlaten, was hij de vrouw
nog eenig geld schuldig, want den laatslen
keer, dat hij een paar perziken kocht, zei
hij:
„Vrouwtje, ik ga hier weg en heb op
het oogenblik geen geld om je te betalen,
maar ik zal je niet vergeten."
„O meneer," antwoordde de koopvrouw,
„ga gerust heen zonder mij die perziken te
betalen. De Hemel behoede u!"
Te midden van een roemrijke loopbaan,
zooals Napoleon had, valt het niet te ver
wonderen, dat ook het beste geheugen der
gelijke kleinigheden vergat. Dat hij niet
meer aan de fruitvrouw en zijn schuld
dacht, is dus niet vreemd.
Napoleon werd Keizer. In al dien tijd had
de koopvrouw slechts zijn belofte:
„Ik zal je niet vergeten
Het zou echter blijken, dat Napoleon
woord wist te houden.
Na vele jaren kwam hij in Brienne terug.
Hij bezocht de plaats, waar hij een deel
van 2ijn jeugd had doorgebracht, in cognito
met een vriend.
Plotseling, terwijl hij door de stad liep,
bleef hij in één der stiaten stilstaan, bracht
de hand aan het hoofd als iemand, die zich
iets in Het geheugen tracht terug te roepen
en noemde den naam der fruitvrouw. Haar
winkeltje was spoedig gevonden en hij en
zijn metgezel traden er binnen. Een smalle
deur verleende toegang tot een klein, doch
helder winkeltje. De fruitvrouw stond ach
ter de toonbank.
„Kan ik hier wat vruchten koopen?"
vroeg de Keizer.
„Zeker meneer," antwoordde de vrouw.
„Wat wenscht u Hier heb ik prachtige
meloenen." En zij liet hem eenige zien.
Plotseling vroeg de Keizer.
„Men zegt, dot de Keizer vandaag in da
stad is. Kent u hem?"
MOf ik den Keizer ken?! Dat zou ik den
ken antwoordde de vrouw. „Hij heeft heel
wat vruchten bij mij gekocht, toen hij de
Militaire Academie hier bezocht."
„En betaalde hij altijd hetgeen hij
kocht
Ja, altijd."
Nu zei de bezoeker tegen haar
„Vrouwtje, je zegt mij de waarheid niet,
of je hebt een slecht geheugen, want ten
eerste herken je den Keizer niet, die hiej
vóór je staat en ten tweede is hij je nog
wat schuldig voor de perziken, welke hij
den laatslen keer kocht en nog altijd niet
betaalde."
De metgezel van Napoleon had intus-
schen een groote som gelds op de toon
bank uitgeteld.
Het vrouwtje herkende nu den Keizer en
viel voor hem op de knieën, terwijl zij nau
welijks woorden kon vinden om aan haar
dankbaarheid uiting tc geven.
Later gal de Keizer bevel het huisje a!
te beken en een nieuw op dezelfde plaats
te bouwen.
„Het huisje zal mijn naam dragen," zei
hij, „en ik beloof je, dat ik voor je kinderen
zorgen zal."
Trouw aan zijn woord gaf Napoleon haar
dochter bij haar huwelijk een bruidsschat
en liet hij op zijn kosten den zoon opleiden
aan de Militaire Academie, die door- hem
zelf indertijd bezocht werd.
Brief aan Sint Nicolaas.
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD
Zocht, heel zachtj'es in den nacht
Heeft de Sint ons veel gebracht:
Suikergoed en marsepein,
Chocolade-letlers, fün
Speelgoed ookeen autobus
Voor mij'. En voor kleine Zus
'n Popje in het rood gekleed
En dat dus Roodkapje heet.
Jammer, dot 'k den Sint niet zag
En ik juist te slopen lag.
Moeder zeiIk weet wat, kind f
Schrijf een briefje aan den Sint.
Zus kon nog niet schrijven, maar
Daarom doe je 't ook voor haar.
'k Kreeg van Moeder mooi papier.
Wat ik schreef? Je leest het hier:
Lieve, beste Sinterklaas,
Wees bedankt door Koos Vermaas
En zijn zusje Margarect
Voor al wat U bij ons reedt.
Doe de groeten ook aan Piet.
Echt doen, hoor! Vergeet U 't niet?
'k Denk wel, dot Uw lieve paard
Smult van 't brood, dot 't had
bewaard.
Moeder zeiHij houdt van wit,
Dat is 't best voor zijn gebit.
I k a| dus het bruine brood
Dapper, want ik ben al groot I
Maar'k at toch een stukje al
Van den wortel, dien Moes cof
Voor Uw paardSint, wees niet
boos,
'k Doe het hcusch nooit weer f
Uw KOOS,
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Kom Zusje, zit nu even stil
Ik teeken je vlug uit.
Neen, niet je vingertj' in den mond.
Dat mag niet, kleine guits
Want weet je, dat slaat vrees lijk dom,
Dat doet geen (linke meid.
Ja Zusje, 'k weet het al vooruit:
Vast heb je later spijt. 1
Sta j' eenmaal zóó op het portret.
Dan kan 't niet anders zijn.
Of ieder zegt: Och, lieve help T
Wat is die Zus nog klein!
CORRESPONDENTIE.
Alle neven cn nichten. Denken jullie er voor
al aan te zorgen, dat do briefjes uiterlijk
Woensdagochtend negen uur in de bus van
het bureau van het Dog-blad zijn
Bruno. Wat heb jij genoten. Zoo lang achter
een. Jo, nu is er weer een oinó aan de pret,
moor misschien komt er nog wel meer I
Kabouter. Ik heb je een heclen tijd gemist
maar het doet me toch plezier, dat je er weer
bent. Zoo, is olies goed gegaan. Jc hebt je
naam dus eer aan gedaan. Ze waren bijna
goed. Ze tellen natuurlijk mee voor de vol
gende koer.
Mol. Dar.k je wel voor je raadsels. Deze keer
staan cr nog dezelfde in als verleden week,
wegens dc weinige oplossingen. Anders hadden
ze cr nu al ingestaan. Maar ik zal zc zuinig
bewaren tot de volgende week.
Handje Plek. Had hef eerste nu maar alleen
ingezonden. Wot aardig, dcc ketting. Er zul
len wel heel veel vogels op afkomen, denk ik.
Neen, die vogeltjes schijnen gouw nan iemand
tc wennen. Voeder ze moor goed hoorIk
vind het altijd prettig als ccn nichtje of eer»
neefje aan dc kinderkrant wil mee werken. Do
bedoeling is eigenlijk, dat »k cr heel weinig
in schrijf, b.v. alleen een voorstukje en do
correspondentie, en dat de neefjes en nichtjes
voor het overige zorgen. Het moet een oporto
krant van- en voor jelui zijn. Ik kan dus van
alles gebruiken, raadsels, recepten, handwerk
jes-opgaven, aardige moppen, anecdotes, enz.
Je begrijpt zelf wel wat ik bedoel. En dan ver
der voor het ruilhandelhoekjeZie maar wat
je doen kon. Dit geldt natuurlijk niet alleen
voor jou, moor allemaal mogen meedoen.
Stormvogel. Zoo, waren ze toen zoo heel erg
moeilijk. Ik ben ook best tevreden hoor. Ja,
zoo'n radio-toestel is een prachtig cadeau. Ik
zelf heb er ook een en geniet er heel veel van.
Dat zal jij ook we! gaan doen denk ik.
Appelsnoet. Nu hebben jelui er dus allebei
een. Jc zult er al wel heerlijk mee gesleed
hebben hè. Jammer voor jc dot het nu ofgeloo-
pen is. Je had het tweede raadsel vergeten I
Goudbaard. Vindt jc schaatsen prettiger don
ccn slee. Maar a!s je het nu allebei krijgt, den
heb je heelemaal geen klagen. Als er nu moor
weer sneeuw en ijs komt I
Nimf. Waarom dacht je, dat ik geen schaal-'
sen zou rijden Jc hebt dus ook al volop ge
noten van het ijs en de sneeuw. Goed, zend
je raadsel moor in. Natuurlijk kom jc ook wc*,
aan de beurt. Houd maar goeden moed.
Edclwcisz. Wat heb jij een massa mooie din
gen gekregen. En wat een heerlijke lekkernijen.
Vond je het niet jammer, dat St. Nicolaas niet
wilde binnenkomen. Ik denk dat hij weinig tijd
had en nog heel veel andere -bezoeken moest
"afleggen.
Quonab. Heb je ook oen prijs gewonnen met
die hardrijderij? Vond je dat draaiorgel zoo
mooi. Het was in ieder geval beter don dot van
twee jaar terug.
Snuffelaar. Er is al een „speurder", dus moet
jij deze schuilnaam maar nemen. Het doet er
ook eigenlijk weinig toe. Denk er om, dat je bij
dc opgeloste raadsels ook dc -woorden zet.
Anders heb je ze niet volledig cn kunnen ze
niet mee tellen voor een prijs.
Ton Nevcu. Vind jc de raadsels in den laat-
sten tijd zoo moeilijk. Ja, de avonden zijn nu
erg lang, moor dat geeft juist mcoi den tijd
om de raadsels op te lossen.