RUBRIEK Da rubrisk van Oom Karei. Dc vorig© week schreef ik jelui, dat ik meende, dat de sneeuw en net ijs de schuld waren, dat ik zco weinig briefjes kreeg. En voor een gedeelte schijn ik daarin gelijk gehod te hebben. Deze week kreeg ik er weer enkele meer. Ik geloof, dat de laatste keeren de raad sels nog al moeilijk waren. Verschillende neef jes cn nichtjes schreven me tenminste, dat het hun erg veel moeite gekost had om de oplos singen te vinden cn bij sommigen is er zelfs de heclc familie aan te pas gekomen om mee te helpen zoeken. Voer zoo'n enkele keer is dat natuurlijk niet zoo heel erg, maar het is de bedoeling toch niet. Daarom heb ik de voor raad raadsels, die ik nog had eens duchtig na gezocht en ik geloof, dot ik er nu voor deze week wel een paar minder moeilijke uitgezocht heb. Die voorraad begint nu aardig op te dun nen. Ik heb er nog maar een paar, en die zijn weer veel lastiger. Als jelui zelf dus nog raad sels weten, die niet te moeilijk zijn op te los sen, stuur ze me dan maar, want ik kan ze best gebruiken. Wat een rare winter hebben wc toch hè Do eene dag sneeuwt het cn vriest het dat het kraakt en den volgenden dag loopt dc sneeuw weer met straaltjes van de daken af door de dcoi. Maar, ilc weet het nietik heb zoo'n ver moeden, dnt dc vorst het wel weer gauw zal vinnen. En c'an begint de pret weer opnieuw. Schaatsenrijden, bobslecden, sneeuwballen gooien (natuurlijk niet in de stad. dat is veel te gevaarlijk 1) en alle andere heerlijke winter vermaken komen dnn aan de beurt. En dan dc Kerstvncant'e. Als cr dan sneeuw cn ijs is, dan boffen jelui heelcmaol. Wie weet, gebeurt het niet. Eenige weken geleden vroeg ik jelui om eens iets te bcdenk.en voor je kinderkrant. Ik bedeel zoo iets a!s een opstellen prijsvraag, raadsel-kampioenwedstrijd, klcurwedstrijd of iets anders. Ik hcordc tot nu nog van niemand hierover iels Schrijven jelui me nu eens, wat je het aard-gstc vindt. Want dat mag je na tuurlijk zelf zeggen. Dus denk er nu de vol gende koer eens aan om je mecning eens te zeggen. Ik voor mij zou een kleurwedstrijd wel aardig vinden, maar als jelui iets anders leuker vir.dcn, don vind ik het ook goed. Nu hc-b ik nog oon jelui allen een verzoek. De volgende week Zaterdag is het 2de Kerst dag. Dan komt er geen kinderkrant. In de plaats daarvan komt de kinderkrant nu a.s. Donderdag. Maar voor deze koer moet ik jul lie briefjes en oplossingen uiterlijk Maandag 12 uur in mijn bezit hebben. Dus allen Zater dag cn Zondag even schrijven en zorgen dat dc briefjes uiterlijk Maandag cm 12 uur in de bus van het Dagblad liggen. Van onze neef Driehoek kreeg ik nog een aardig gedichtje, dat hier volgt. „WINTERVERMAAK." Nu de Winter is gekomen. Dus de Herfst is nu voorbij; Met zijn stormen en zijn regen Weg met dat ruwe jaargetij I Nu zal dc Winterkoning toonen Wat hij heeft al in zijn macht. En hij liet sneeuwvlokken vallen Die vormden een kleed, zoo donzig zacht. En geen jaargetij kent beter, Dc behoefte van de jeugd Als onze oude Winterkoning En zoo genoot de jeugd met graote vreugd. Maar zie die arme vogels. Ze hebben geen voedsel meer. En smceken aan U mcnschcn, Ach strooi toch een enkel kruimpje neer. Er. na slechts enkele nachten, Gepaard met sterke vorst. Lagen alle sterke stroomen. Bedekt met een harde korst. En kinderen zoowel als groeten, Spoedden zich toen noar de boon. En dochten bij zich zeiven. Zou ik die kunst nog wel verstoon? Maar dat verleert niet zoo spoedig. Als men wel had gedacht, Want na, een klein kwartiertje. Had men 't weer geheel in z'n macht. En wat werd er heerlijk genoten. Van d'ie gezonde Wintersport, En iedereen die tijd had ging genieten, Want. die IJstijd is soms maar kort RAADSELS. De oplossingen van de vorige raadsels waren. I. Oudejaarsavond, met de woorden Otto huis, bede, opoe, maja, hals. Aken, iris, rest, Mina, Java, boes, naam en idem. TL Kcrstvocantie, met K., den, eerst. Dinsdag, roomtaart, Stoiwogels, Kcrstvocan tie, Vijf-December, Aaidappel, Maandag, Lo ten. Eik cn E. De prijs is deze keer gewonnen door Dra ver. H:j kan Maandag aan het bureau van het Dagblad worden gehaald, dan zal ik hem klaar leggen. NIEUWE RAADSELS. I. Mijn geheel bestaat uit 17 letters. De woorden moeten onder elkaar gezet worden, elk wcord is vier letters en nu vormen do eerste letters iets waaraan al de kinderen met blijdschap denken. Op de eerste rij een meisjesnaam. Cg> de tweede rij wat met schrijven wordt gebruikt Op de derde rij een ontkenning. Op de vierde rij een getal. Op de vijfde rij een jongensnaam. Op -le zesde r:; ^en bloem. Op de zevende rij een geldstuk. Op de achtste rij een jongensnaam. Op de negende rij gebtuikt een schoenmaker. Op de 10de rij ziet men in Artis. Op de Tide rij vindt men in de kachel. Op de T2de rij een griezelig diertje. Op de 15de rij iets wat men op school niet gTaag in zijn thema heeft. Op de 14de rij een dom beest. Op de 15de rij een beest. Op de 16de rij iets wat 's avonds te zien is. Ojj de 17de rij een lichaamsdeel. II. Onderstaande kruisjes en punten te ver vangen door letters, zóó dat de door dc kruis jes gevormde lijnen hetzelfde woord noemen cn wel iets, waarvan blijkbaar alle neven cn nichten erg veel hcuden. X X X X X XXXXX X XXX XX X X X X X le regel is een medeklinker. 2e regel is het binnenste van een vrucht. 3e regel is niet het begin. 4c regel is iets wat we dagelijks op school gebruiken. 5c regel is de bewoner van een klein plaatsje. 6e regel is het gevraagde woord. 7e regel is dc bewoner van een land in Europa. 8c regel zijn fijne zoetwatervisscb.cn. 9c regel is ccn gedeelte van den dog. 10e regel is ccn lichaamsdeel. 11e regel is een medeklinker en gelijk aan dc middelste letter van do 4de regel, RUILHANDELHOEKJE. Jelui weten dat Quoriab een Plcynes-album heeft te ruilen. Hij wil die graag ruilen tegen een volle of lecgc Verkadc's album of Vei- kade's-aquarium plgatjes. De volgende keer zal ik weer eens alles op noemen wat ik te ruilen heb. Zoo langzamer hand heb ilc er weer heel wat bijgel: re gen. DE SCHRANDERE JONGEN. Een jongen, die nog nooit tc water was ge weest, zag ecnige andore jongens baden en zwemmen. Teen dacht hijZwemmen is geen kunst, dat kon ik ook wél. Het is niets anders don je armen cn becnen ferm te roeren. Kom- aan, ik zal het dadelijk eens prcbee'cn. Hij iTok vlug zijn pakje uit cn sprong in 't water. Hij sloeg ook ferm met ziinc armen en becnen, maar 't hielp hem niet. Hij begon dadelijk te j zinken, en 't was gelukkig dat enkele voorbij gangers de drenkeling hadden opgemerkt, an- dors wos hij zeker verdronken. Spoedig was hij weder op het droge en toen hij van den eerste schrik wos bekomen, zog hij wel dot zwemmen toch ook een kunst is. Maar wat zei nu de schrandere bol Ik ga niet wéér te water, voor ik goed zwem men heb geleerd. (Ingez. door Driebeek.) tr> de Sneeuw. door C. E. de Lille Hogerwaard. Midden in het bosch stond de bosch- wachlerswoning. 's Zomers, als er veel menschen korter of langer lijd logeerden in die streek, welke om haar natuurschoon bekend was, kwamen er dikwijls wandelaars en fietsers voorbij. Meestal gingen zij dan aan de vroolijk rood geschilderde tafeltjes zitten pn bestelden melk, thee of limonade om hun dorst le lesschen. A[s vanzelf kwam het dan altijd tot een praatje met de vrien- i delijke boschwachtersvrouw. I Maar in den winter lag het huisje er al heel eenzaam en verlaten, ver van den grooten weg. De kinderen moesten wel an derhalf uur loopen, vóór zij de school be reikten. Dat was 's morgens dus al vroeg opstaan; 't was nog niet eens goed licht, als ze van huis gingen, 's Middags was het al heelemaal donker, als ze thuiskwamen. Moeder was altijd blij, als haar troepje weer veilig bij elkaar was na zoo'n dag, want el wist ze wel, dat zij regelrecht uit school kwamen, er kon onderweg in het donkere bosch toch zooveel gebeuren. Hektor, de trouwe waakhond, scheen niet minder blij te zijn. Hij kondigde ten minste de komst der jeugd reeds vooruit met een luid geblaf en een wild naar builen rennen aan. En als Hektor tegen de kinderen op sprong dacht kleine Berlha, de jongste van het viertal, altijd „Nu zijn we bijna thuis!" Haar oe entjes waven de kortste en de weg viel haar dikwijls lang, ai liep zij dap per mee en liet zij den anderen niet mer ken, dat zij erg moe werd. Koen, de oud ste, vertelde onderweg meestal verholen uit de boeken, die hij uit de schoolbiblio theek geleend had. Dat kortte den weg al tijd een heel eind op, zoodat het soms zelfs gebeurde, dat Bertha op eens ver heugd uitriep „Daar is Hekkie al!*' 't Was net, alsof de weg bij mooi weer in den zomer veel korter was. De vogels zongen dan zoo vroolijk, de eekhorentjes huppelden van den éénen boom op den anderen en er was allerlei te zien, om van de mooie bloemen, die er in het bosch groeiden, nog niet eens te spreken. Maar 's winters! 's Winters, als er sneeuw lag! Ja, clan scheen* het eerst wel prettig in het bosch, zoo mooi en sprookjesachtig. Overal, waar je keek, was net zuiver wit. De dennafcoomen schenen allen in Kerst- boomen herschapen te zijn. Wat za«en zij er heel anders uit dan gewoonlijk! De knoestige den met de vele stammen, waar zij altijd langs kwamen en die Anna, het oudste zusje, den Familie-Den noemde, omdat het net leek, alsof het er eigenlijk een heeleboel waren, de Familie-Den, die in schemerdonker soms zóó dreigend er uit kon zien, dat Berlha er altijd gouw voorbijliep en Koen stevig een hand gaf, wes nu een goedige priisoord met wit haar en een witten baard. N u heette hij de Sprookjes-Den en zou Bertha best alleen lcn~s hern heen hebben durven loopen. Op een nacht in December was er ver bazend veel sneeuw gevallen. Moeder twijfelde, of zij haar troepje wel naar school zou laten gaan. De lucht was nog dik en cis er nog meer sneeuw viel, zou het wel eens kunnen gebeuren, dat zij den weg naar huis niet konden terug vinden. Alles zag cr met sneeuw zoo heel an ders uit en hoe licht konden de kinderen van het pad cfraken, als het door de sneeuw onkenbaar geworden was. „Als Koon er niet tij 'was, hield ik jullie stellig thuis," zei Moeder. „Nu zullen we het er dan maar op wegen en hopen, dat er niet meer sneeuw vslt." En nadat Anna, Dirk en Bertha beloofd hadden, te deen wat Koen zei en "*'^edar haar oudsten zoon op het hart gedrukt had. toch vooral goed op den weg le lelten, ging het viertal naar school. Nrrwdijks weren zij echter onderwee, of de sneeuw viel opnieuw in dichte vlokken neer. ,,'t Is gelukkig niet zoo denker door al die sneeuw," zei Koen. „Eigenlijk is regen veel erger." „Ja, maar met regen kun je gemakkelijker den weg herkennen," meende Anna toch. „Ga maar met mij mee," stelde Koen ziin zusje gerust, „ik weet den weg. We zullen niet verdwalen." Even huiverde Bertha. Stijf klemde zij de tanden op elkaar. Zij wilde niet huilen en dapper zijn als de enderen. Verkleumd kwam het viertal op school aan. Zij leken wel Eskimo's. Ha, daar zijn onze bosch-bewcnersriep de meester vroolijk uit. „Maakt plaats bij de kachel, kinderen. Dan kunnen zij zich warmen En nadat zij de sneeuw goed afgeschud en hun mutsen, mantels en jassen aan den kapstok gehangen hadden, deden de kin deren zich aan de lekkere kachelwarmte te gced. Het duurde niet lang, of de les begon Koen keek nu en dan eens naar builen, waar de sneeuw nog altijd in dikke vlokken omlaag dwarrelde: ,/t Zal een zure terug tocht worden," dacht hij. Tusschen twaalf en twee bleven de kin deren op school over. Eerst werden de boterhammen uit de trommeltjes verorberd. Die lieten zich best smaken Het sneeu wen had nu opgehouden en de jeugd ging in den grooten tuin spelen. Er werd een reuzen-sneeuwpop gemaakt en later door de jongens een echt sneeuwgevecht geleverd, terwijl de meisjes baantje gleden. Of ze pret haddenSneeuw was toch maar al les in den winter en het klokje van twee uur sloeg veel te vroeg, naar het eenparig oordeel ven de jeugd. Tegen dria uur begon de wind op te ste ken en viel er opnieuw sneeuw. Meester zei tegen Keen, dat hij en zijn zusjes en broertje nu maar dadelijk naar huis moes ten gaan. Hoe eerder hoe beter, meende hij. Het viertal ondernam den terugtocht dus. De sneeuw striemde hun in)het gezicht, daar zij den wind juist tegen hadden. Zij liepen zco vlug als de sneeuw dit toeliet ej» hielden elkaar allen bij de hand. Praten konden zij bijna niet en er was dus geen sprake van, dat Keen vertellen kon om den weg wet op te korten. Het werd een ware sneeuwstorm en hoe wel liet bosch anders zoo beschut was, voel den de kinderen nu maar al te goed de kracht van den wind. Kleine Bertha's voetjes begonnen pijn te doen en het arme kind dreigde in tranen uit tc barsten. Kwamen zij don nooit aan den witten Sprookjes-Den? Die stond juist op de helft. Maar neen, de Sprookjes-Den die gemakkelijk uit alle andere dennen tc herkennen was, "was nog nergens te zien „We zijn hem zeker al voorbij T meende Anna. „Onmogelijk T We zouden hem stellig gezien hebben," zei Dirk. „Ik begrijp er niets van; we loopen al minstens een uur.' Koen zei niets. Als hij wat zei, zou hij moeten beken nen, dat zij verdwaald waren en hij wilde den moed er zoo long mogelijk in houden Elk oogenblik konden zij immers weer op den goeden weg uitkomen! Hij spande zijn oogen tot het uiterste in en speurde angstig in het rond. 't Was nu bijna heelemaal donker. O, waar waren ze toch in het groote bosch? Koen had den weg naar school al zoo heel, heel dikwijls afgelegd en kon maar niet begrijpen, dat zij verdwaald waren. En toch was het zoo, al wilde hij het den an deren nog niet bekennen. „Waar is de Sprookjes-Den nou?" vroeg Bertha met een bevend stemmetje. „We hebben 'm nog niet I" zei Koen. „O, Koen f We zijn verdwaaldriep Anna plotseling uit, terwijl zij in tranen uit barstte. Ook Bertha zette het nu op een schreien. Over Dirk's wang biggelde een dikke traan. „Van de kou!" zei Dirk, maar de enderen en hij zelf wisten wel beter. Koen beet zich op de lippen. „Moed verloren, alles verloren!" hield hij zichzelf voor en zoo opgewekt mogelijk zei hij; „We moeten allen dicht bij elkaar blij ven, dan gebeurt er niets en we kunnen elk oogenblik bij den Sprookjes-Den uitko men." Maar hoe dapper zij ook doorliepen, steeds verder dwaalden zij af. Bertha's voetjes deden nu zóó vreeselijk pijn, dat zij niet meer voort kon. En dragen door die dikke sneeuw kon Koen haar ook niet. Wat moesten ze doen?! Koen was wanhopend. W i st hij maar, wat hij doen moest om veilig thuis te ko men. Geen offer zou hem tc groot zijn. Maar hij wist het niet Ze moesten verder, wilden zij niet in sneeuwen. Maar Bertha kon niet meer en wie weet, of zij niet steeds verder ven huis afdwaalden Plotseling hoorde hij een hond blaffen. Dat was Hektor! Brave HekkieNu klonk het nog duideliiker en daar heel in de verte zagen de kinderen een licht. Het kwam naderbij, maar nog vóór zii ont dekt hadden, dat het een lantaarn in Vaders hand was, kwam Hektor luid blaf fend. kwispelstaartend en half del van op winding naar hen toe rennen. In het volgend oogenblik riepen allen: ..Hektori Hekkie! Brave hond I" Nu w a s er redding. Alle vier voelden het. al konden zij nog niet zeggen hoe Even later herkende Vader zijn tToepje pn zagen de. kinderen het licht vlak bij zich. ..Vader! O, Vader!" riepen allen tegelijk uit. „Kom maar gauw mee I Thuis praten wij er wel overzei Vader, terwijl hij Bcrtha op ziin sterken arm nam. Gelukkig waren de kinderen r.ict heel ver van huis en in het veilige weten, dat Vader fcii hen was en den weg wist, liepen dl drie anderen dopper mee. Dat was een thuiskomst! Moeder hed warme slemp gekookt. Of die smaakte! Zii werden er weer heele maal lekker warm van. En terwijl allen om de kachel zaten, ver telde Vader, hoe hij vanwege het slechte weer, met Hektor er op uit gedaan was, om hen tegemoet te loooen, hoe Hektor plotseling van den eigenlijken weg afge slagen ,en steeds snuffelend doorgeloopen was. Vader begreep, dat de hond het spoor der kinderen ontdekt hed, al was dit niet gemakkelijk in de nog steeds vallende sneeuw. „Zonder Hekkie zou ik jullie nooit ge vonden hebben," eindigde Vader zijn ver haal, terwijl hij den hond aanhaalde. „Zonder Hekkie waren wij vast inge sneeuwd," zei Koen. De vers-endiVe hond liet zich door de kinderen liefkoozen, denkbaar, dat hij het troepje weer veili? thuis had gebrast. Dat Hektor dien avond een lekker maal V"', za! wel niemand verwonderen. En verdiend was het, vinden jullie ook r.iet Dwergen. Dwergen vormen geen afzonderlijk soort 'an menschengeslacht, geen zoogenaamd ras. Zij zijn afwijkingen of spelingen der natuur en komen niet alleen onder de men schen, maar ook onder de d: ren voor. Dwergen zijn menschen, welke bijzonder klein zijn, doch zij behoeven volstrekt niet gebrekkig te wezen. Met de airren en pia.den is het evenzoo gesteld. Er zijn b.v. paarden in de Schot- sche Hooglanden, die bijzonder klein zijn, terwijl er zeer lage gewassen bestaan, die op gebergten groeien. Van deze laatste worden in den tuinbouw onder de dwergen gerangschikt die boomen, waarvan de stammen niet in de hoogte schieten, maar zich even boven den wortel in takken ver deden. Zij kunnen echter zeer goede vruchten dragen. In het algemeen leveren eenige deelen van den aardbodem menschen, dieren en planten op, die hoewel niet tot de eigen lijke dwergsoorten b'ehoorcnde, zich toch door hun kleine gestalte en omvan^ vnn an deren onderscheiden, zooals b.v. de bewo ners van Groenland, Lapland enz. De koude luchtstreken schijnen één der hoofdoorza ken van zulke ingekrompen gestalten te zijn. Zoo viel mij o. a. bij het beklimmen van den Broeken (hoogste punt in den Harz) op, dat de dennen, hoe h'ooger wij kwamen, steeds kleiner werden en eindelijk heelemaal verdwenen waren. De natuur behandelt de dwergen onder de menschen lang niet altijd stiefmoeder lijk en er worden onder hen dikwijls perso nen aangetroffen, wier vernuft bijzonder sterk ontwikkeld is. Aan de Noordsche ho ven ontbrak het nog in dc eerste helft der 18de eeuw nimmer aan kamerdwergen, die dikwijls tevens de rol van hofnar vervul den. Behalve deze wezenlijk levende dwergen beslaan er denkbeeldige in dc oude fabel leer, waar zij pygmeën genoemd werden en stof tot vele verdichte beschrijvingen van h in lotgevallen en daden geleverd hebben. Reeds Homerus maakte ze tot het voor werp zijner zangen, en latere Griekschc en Romeinschc schrijvers gaven de zonder lingste beschrijving van een volksstam uit dwergen samengesteld, wier woonplaatsen uit eierschalen bestonden, terwijl volgons dezelfde fabelachtige verhalen een leger dier pygmeën den ingeslopen Hercules aanviel en zij daardoor maatregelen namen, alsof zij een stad belegeren moesten. Maar de ster ke Hercules ontwaakte, ,rmlochte bij het zien dier kleine mannetjes, wikkelde hen in zijn leeuwenhuid en droeg zó aldus weg. In den geest van deze verdichting zijn in de achttiende eeuw de reizen von Gulliver door den vernuftigen Engelschen schrijver Swift vervaardigd, waarin de hoofdper soon dc grappigste tnfereel^n o^m»t van zijn ontmoetingen en aanrakingen met een dwergachtig volkje, aan hetwelk hij den naam van Lilliputters gaf. Sinds dien tijd wordt deze naam gebruikt voor alles wat bijzonder klein is. CORRESPONDENTIE. Ccciliu. Dar.]; je wel voor het ndrcs. Neen, dat heb ik Wel begrepen. Je was trouwens de cenigste niet. Zoozoo, maar dot zal deze keer wel niet noodig zijn denk ik. Draver. Neen, ik heb je heel lang gemist. Wat een geluksvogel ben jij. Met dc hardviji derij een eerste prijs en nu ook weer do ge-« lukkige. Wat ccn prachtige cr. nuttige cadeoux heb jij gekregen. Nu kan je aan het werk gaan. Krijg ik ook eens wat mooi's van je. Ilc houd erg van zulk werk Kapel. Zoo, zoo, waar ben jij zoo lang gc^ bleven. Je winterslaap is dus nu al geëindigd. Prachtig hoor I En d<Je nu maar trouw moe en doe je best maar op de raadsels. Dun wordt jij ook wel eens de gelukkige prijswinnaar. Ouonob. Ja, je was de eerste. Zoo moet het altijd, hoor Ik heb jc niet gezien op de baan, trouwens ik ken alle neven cn nichten niet per soonlijk. Zoo'n vraag staat in het ruilhandel- hoekje. Bobbic. Dus bijna altijd op de schaats ge weest. Wat ccn pret. En er komt nog meer I Gymnast. Ja, heel erg zelfs. Ook dat heb ik gedaan. Er waren er nu wel meer, heel veel was het nog niet. McJ. Dank jo wel voor je raadsels. Ze ko men bost van pos. Dat óénc zal ik neg een paar weken bewaren, dat lijkt me voor dit ge val beter. Ik bedoel dat veronderde raadsel. Driehoek. Hetgeen je mc zond, kwam me prachtig vnn pns. Ga maar zoo voort. Bevalt het boek je Ja, dot wist ik, wont ik wos cr ook. Ton Novcu. Ja, je hnd gelijk Maar 't heeft dit keer helaas niet mogen helpen. Doch ecr> volgende keer beter hoor I P. v. M. Prachtig dat je er weer bent. Kies nu maar gauw een schuilnaam en doe mooi trouw mee. Dank jo wel voor het gezondene. Bruno. Wat een feestdag zol dot worden. Jo, ik kan me begrijpen, dut je er naar verlangt. Speurder. Zeker weinig tijd hè. Je brict" was tenminste niet Mg lang! Goudenregen. Neen, ik knn mo vooistellcn dat je er toen weinig zin in had. Het is ook inels erg hoorf Doe nu maar weer mee. Deze keer zirn ze niet zoo lastig, zooals je wel zult bemerken. Mimosa. Wot een drukte. En dan kon cr we) eens iets bij inschieten, dat is zoo. Kooltje Vuur. Gelukkig dat jo nu weer be ter bent en weer zelf kon schrijven, 't Zal wel pijn gedaan hebbpn hé Dc volgende kotv j^pot niet, moor don wel. Nimf. Zeg hem maar, dat hij mee moet doen, hoor. Jo, moor je moet toch weer eens begint nen. Het kan niet altijd vacantic blijven. En nu komt de Kerstvacantio weer Hoi-.Jje Plok. Schrijf zelf je briefjes maar hoor. Dat vind ik veel aardiger, dan dat je het laat doen. Wat een knappert ben jij. Een 10 voor jc sommen! Prachtig hoor I Sprinkhaan. Neen, mooi was het ijs niet. Maar dat kwam door al die sneeuw. Nu zal het wel beter zijn. Zwartkop. Jo, ik heb het gemerkt. Nu zijn ze weer veel gemakkelijker cn zat iedereen 7.© v/el kunnen oplossen, denk ik. Ja, nu begint de ijspret misschien weer opnieuw. Quonob. Wil je met je Pleynes-album eens gaan naar Stationstrnot 34a?

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1925 | | pagina 7