KINDERRUBRIEK
Voor de Kleintjes.
De rubriek van Oom Karei.
Tot mijn vreugde heb ik kunnen merken uit
do brieven, die ik van jelui ontving, dat mijn
plan voor onze fcestkrant van 13 Februari nog
al instemming heeft gevonden. Er waren er
onder jelui, clie de opmerking maakten „maar
als iedoi^neefje en ieder nichtje iets voor de
fecsikrant inzendt, dan komt er veel te veel
en dan kan het niet allemaal in één krant."
Dot is ook zoo. Maar ik zal zien dot ik van de
redactie voor die eene keer, net zooals ver
leden jaar, weer do beschikking krijg over
twee pagina's. Nu beslaat de kinderkrant al
tijd maar een pagina, maar voor die ccne
„feestkraht kon er misschien nog wel ééntje
bij. En dan kan cr natuurlijk veel meer ge-
plautst worden don gewoonlijk. Mocht er to
veel zijn, dan kies ik het beste en het aar
digste van jelui inzendingen eruit voor de
fcestkrant en de rest wordt dan over do vol
gende weken verdeeld. Moor zoo'n vaart zol
het wel niet loopcn denk ik. Het is natuurlijk
dc bedoeling dat de inzendingen voor do
fcestkrant ook ecnigszins verband houden met
het tweejarig bestaan van onze kinderkrant.
Doet dus allen jc best om wat te maken, een
gedichtje, ccn opstelletje, een versje een spreuk,
een mop, wat je maar wilt. En dan herinner ik
er nog eens aan, wat ik dc vorige keer ook al
zeiDoe alles voor de fcestkrant in een
aparte envelop en zet vooral daarop „Voor
dc Kinderkrant van 13 Februari. Aan Oom
Karei". Beschrijf het pap'er ann één zijde en
maak dat ik het uiterlijk op T Februari heb.
Dnn kan ik alles in orde maken en je zult
eens zien, wat oen aardig „jubilcum"-nummcr
we dan krijgen.
Hiér volgt een versje, dot ik ontving van
K a p e 1. Het heet
HANDJES THUIS
Ons Jantje was zoo b_os, zoo boos
En weet jc, hoe het kv.am
Hij kreeg van moedertje vandaag
Dc dunste boterham.
Wij mochten appelstroop ei op
Maar Jantje niemendal,
Dat was, voor 't arme kereltje
Een akelig geval.
En tcch, toch, was 't voor Jannemon
Een welverdiende straf.
Want Jantje beet van 't versche brood
Gewoon de korstjes of.
Als moeder uit dc kamer ging
Nam hij z'n kansje waar.
Want op do bordjes stonden dan
De sneetjes voor ons klaar.
Hij knabbelde noar hartelust.
Maar nu raakt Jan voortnon
Na zóón geweldig strenge straf
De korstjes niet meer aan
RAADSELS.
De oplossingen van dc vorige raadsels wa
ren
I. Eind goed al goed, met dc woorden eend,
een, dal. goed. Gooi.
If. Een nieuwjaarsgroet van Flaproos, met
dc wcordcn Jan, onr, ioos, Greet, niouw, poes,
vin la en of.
III. Dc dijkbreuk bij Grove, met Dina, egel,
duif, IJsel, koek, berm, roer, Elbe (Ecms)
uren, kast. Bets, IJlst, geel, riks, Arie, vlug
cn Eist.
De prijs is gewonnen door Kabouter die
hem Maandag aan het bureau van het Dag
blad kon komen halen.
VRAAGSTUK.
Dc oplossing vnn het vraagstuk was Ezel,
Wezel.
NIF.UWF RAADSELS
I.
X X X
X
X
X
X
X
X
XXX
Op de 1ste rij komt een medeklinker.
Op de 2de rij een dier.
Op de 3de rij iets lekkers.
Op de 4de rij het gevrougde woord.
Op dc 5de rij een hoofdstad in ons land.
Op de 6de rij een afsluiting.
Op de 7de rij een medeklinker.
H l gevraagde woord bezorgt jelui vaak veel
genoegen.
II
Het geheel bestaat uit 18 letters en 2 woor->
den.
7, 17, 10 5 is een dier.
12, 14, 10 is een deel van ccn kippenhok.
11, 6, 15 is aan een visch.
I, 13, 9, 4 is een getal.
16, 5, 28, 18 is eón plaats in de provincie
Utrecht.
XXX
XXX
XXX
XXX
A X
EI.
X
X
P ats in bovenstaande kruisjeslijncn letters,
zoodat de verschillende regels te lezen geven.
1. een bloeiende heester.
2. een vrucht van een boom.
3. komt uit de schooi steen.
4. is een boom.
5. een verkorte vrouwennaam, vioeger in
Amsterdam wel bekend.
6. een medeklinker.
De beginletters vormen wocr het eerste
woord.
VAN TANTE RIEK.
Kreeg ik onderstaand handwerkje voor
nichtjes om zelf ccn poppenmuts te maken.
Van witte wol opzetten zooveel aantal ste
ken, dat het de pop van oor tot oor rijkt.
Maar het moet door drie deelbaar zijn. Dus la
ten we zeggen voor een groote pop 90 ste
ken. Dan breien we heen en terug steéds recht.
Op Theebezoek.
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD
-Mevrouw Marie, wat smrakt die thee
Mij en mijn kleine Door «och fijn;
- Wij vinden 't beiden eenig, hoor f
Bij u op theebezoek te zijn.
- Zoo Mevrouw Zus, dat hoor ik graag;
II woont zóó bij ons in de buurt,
- Nu u verhuisd bent, dat ik lug
Naar u een boodschap heb gestuurd.
- Mijn kleine Nikker-Prikkerbaas
Deed 't briefje bij u in de bus,
- En weet u, wat de jongen vroeg
Moes, geef m'een plaats naast
Mevrouw Zus
De badpop, gladde, vlugge Toos,
Zei daad'lijk: 'k klauter op haar
schoot
Als ieder thee drinkt en druk praat,
Klifn ik fluks in een stoelepoot.
De kleine Ted zegt nog niet veel,
Hij is voor vreemden ec .'at bang.
Voor u, die zóó van kind'ren houdt,
Duurt Ted's verlegenheid niet lang.
De dames praten nog een poos
De heeren zwijgen. D'één voert Ted,
De ander smult in stilt'en heeft
Zijn kopje voor den mond gez:'.
Deelcn we nu 90 steken in drieën don krijgen
we 30 steken voor deel. Don moeten we
ook 30 ribbels hebben. Zijn we aan dc 70ste
ribbel dan breien we de volgende toer30
steken afkanten, 30 steken breien, 30 steken
afkantcn. Zoo houden we de middelste 30 ste
ken over. Die breien wc weer heen en terug
recht, totdat we daar ook weer 30 ribbels
hebben. Don kanten we nf. naaien heel netjes
dc zijkanten dicht. En haken er in het rond
een picotje er om. Dan zetten we er lintjes aan
en klaar is de muts. Is ze van achteren wat
ruim. dan moet dat met het picotje ingehaakt
worden, 't Is een zeer eenvoudige muts die d<*
kleintjes ook kunnen maken
RUILHANDELHOEKJE.
Ik heb nog enkele oude Verkade's plaatjes
gekregen cn wel voor de albums Friesland,
Herfst, do Vecht, Langs de Zuiderzee, Bosch'cn
Heide en het Naardermeer.
Kees de Plaaggeest gefopt.
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Kees was een plaaggeest. Plagen was
zijn lust en ziin leven en hij deed dit niet
op een aardige manier, zoodat je eigenlijk
zelf niet goed wist, of je lachen moest of
boos worden; neen, hij richtte het altijd
wel zóó in, dat hij een ander het land aan
joeg en hem op de een of andere wijze
leelijk beetnam. Het gevolg hiervan was,
dat er tusschen Kees en de jongere zusjes
en broertjes dikwijls gekibbeld werd, ja, het
was zelfs zóó erg, dat de neefjes en nichtjes
alleen dan gTaag bij Oom en Tante Verster
(zoo heetten de ouders van Kees) op visite
kwamen, als zij wisten, dat Kees uit was.
't Liefst kwamen zij, als hij uit logeeren
was, dat was het veiligst.
Natuurlijk vonden de ouders van Kees
het allesbehalve prettig, dat hun jongen zoo
geschuwd werd en zij deden, wat zij kon
den om hem dit leelijke gebrek of te lee-
ren. Wat zij echter ook bedachten, niets
mocht balen: geen vriendelijk woord van
Moeder, geen strenge straf van Vader, 't
was alles te vergeefs, 't Kon al eens zijn,
dat hij de kleintjes een paar dagen met
rust liet, plotseling stak het kwelduiveltje
weer in hem op: gooide hij onverhoeds den
met moeite opgebouwden toren van
Broertje met één slag om, zei hij tegen zijn
zusje Mientje, die juist met gespannen aan
dacht in haar boek verdiept was, dat Moe
der haar geroepen had, trok hij stilletjes
de breipennen uit Koosje's kous of zelte
Fanny's etensbakje boven op de kast, zoo
dat het arme dier er niet bij kon, in één
woord, hij werd langzamerhand de schrik
van iedereen.
Op een keer kwam Oom Bert, Moeders
jongste broer, een paar weken logeeren.
't Was een echte grappenmaker en alle
kinderen, ook Kees, hielden veel van hem.
Zij konden bij hem een potje breken, alleen
met het leelijke gebrek van Kees had Oom
geen geduld. Oom had natuurlijk alle ge
legenheid Kees gade te slaan en merkte
ook, dat iedereen eigenlijk een hekel aan
den jongen kreeg. Dat vond hij werkelijk
jammer en hij zon op een middel, waardoor
hij Kees zijn plaagzucht zou kunnen af-
leeren. Zoodra de gelegenheid zich voor
deed, zou hij dit in toepassing brengen en
de gelegenheid bood zich maar al te
spoedig aan.
De heele klas van Kees zou n.t. op een
Zondag Kees woonde in UtTecht een
grooten fietstocht maken door het Gooi en
de vaders van Tom Tellinga en Frits de
Geer zouden hen vergezellen. Het plan was
prachtig in elkaar gezet: precies acht uur
afrit van het huis der familie Tellinga op de
Biltstraat en dan over Hilversum het Gopi
in, ldngs de mooie fietspaden en tegen vijf
uur ongeveer weer thuis. Ieder zou zijn
eigen boterhammen en een kleine versna
pering meebrengen, zoodat de inwendige
mensch genoeg versterkt kon worden on
derweg. En dat mocht ook wel, want als je
fietst, heb je altijd trek.
Zaterdag van tevoren ,wera er door heel
wat jongens naar de lucht gekeken en de
weerglazen hadden in langen tijd niet zóó
veel belangstelling ondervonden als juist
dien dag. Zij stonden gelukkig best, liepen
zelfs nog vooruit en zooals Toon de Koe
wijsgeerig opmerkte, de wind stond in den
goeden hoek; allemaal voorteekenen dus,
dat de dag zou slagen.
Den vorigen avond had Moeder de boter
hammen en de versnapering voor Kees in
gepakt en deze had ze al aan het stuur van
zijn fiets gehangen, zijn karretje goed ge
smeerd, nagekeken, of er niets aan haperde
en de banden opgepompt. De boterhammen,
die voor zijn ontbijt moesten dienen, had
hij in een trommeltje mee naar zijn slaap
kamer genomen met een glas melk. Dan
kon hij 's morgens zoo vlug mogelijk weg.
't Laatste werkje, vóór Kees in bed stap
te, was: zijn wekker op kwart na zeven zet
ten, dan zou hij zich vast niet verslapen en
kon hij mooi op tijd zijn. Op dien wekker
was hij trotsch, hij had dien op zijg laatsten
verjaardag van Vader en Moeder gekregen
en behoefde nu 's morgens nooit meer ge
roepen te worden.
Alles was dus in orde en Kees sliep wel
dra in. Hij sliep een vasten jongensslaap,
ja, droomde misschien al van den volgen
den dag, toen Oom Bert heel behoedzaam
binnensloop enhet klokje van den
wekker verzette een vol uur achteruit
"de wekker zou dus afloopen, als hij kwart
na zeven uur wees, doch het in werkelijk
heid al kwart over acht was. Oom Bert had
gedacht: „dit is nu misschien eens een
gelegenheid, dat ik Kees van zijn leelijk
gebrek genezen kan c-n de jongen is do
laatste dagen weer zoo aan den gang ge
weest, dat hij werkelijk straf verdiend
heeft."
Even gerulschloos als Oom Bert geko
men was, verdween hij ook weer. Kees was
rustig blijven doorslapen en vermoedde van
den prins geen kwaad.
Den volgenden morgen rrrrrrrrt
ging de wekker af en sprong Kees uit zijn
bed. 's Zondagsmorgens was het altijd heel
rustig in huis: iedereen bleef wat langer
liggen en Mina, het dagmeisje, behoefde
dan niet te komen.
Vlug kleedde Kees zich aan, hapte gauw
zijn boterham op, dronk zijn glas melk leeg
en ging naar de gang, waar zijn fiets al
kant en klaar stond. Den vorigen avond
had hij iedereen al goedendag gezegd, dan
hoefde hij niemand zoo vroeg te storen. In
zijn haast wierp hij geen blik op de gang
klok en daar zijn horioge zooals dit bii
jongens wel eens een enkel keertje voor
komt juist stuk was, drong het volstrekt
niet tot hem door, dat hij zich een uur ver
gist had.
Vroolijk sprong hij op zijn fiets. Hè, wat
een heerlijk weertjeDe zon scheen en
't was een strakblauwe lucht, 't Kon wel
eens warm worden vandaag f Maar dat
was niet erg op de fiets, je ving toch altijd
het minste windje.
Het was kwart vóór acht op zijn wek
kertje, toen Kees van Kuis ging en na een
minuut of tien kwam hij bij het huis der
familie Tellinga aan. Hij was de eerste. Hoe
vreemd, want zóó vroeg was het toch niet
meerf Zij zouden echter wel spoedig
komen opdagen. Maar wie er aankwam,
geen jongen uit zijn klas. Hij begon er hoe
langer hoe minder van te begrijpen: hij had
nu zeker al wel een kwartier staan wachten
en besloot eindelijk maar eens aan te bel
len.
Mevrouw Tellinga, die zog, dat Kees het
was, deed zelf open. Verwonderd vroeg zij:
„Zoo Kees, ben jc daar eindelijk? Ze
hebben tot half negen gewacht, maar toen
begrepen zc, dat je niet meer kwam en zijn
ze weggereden."
Met groote oogen staarde Kees mevrouw
Tellinga aan.
„Tot half negen, mevrouw?" vroeg hij
verwonderd. „Ik was hier al vóór achten en
heb zoowat een kwartier staan wachten.1'
„Maar jongen, gaat- je klok dan wel
goed Je hebt je stellig een uur vergist,
't Is nu kwart na negen."
„Kwart na negen F" riep Kees ontzet uit.
„Nou snap ik èr heelemaal niets van, want
mijn wekker loopt als de beste."
„Dan heb je hem zeker verkeerd gesteld,
Kees. 't Is wel erg jammer, maar iedereen
dacht vast, dat je niet meer kwam. Ze zijn
nu al drie kwartier weg en je kunt hen dus
onmogelijk meer inhalen. Ik zou, als ik jou
was, maar naar huis gaon. Dan kun je mis
schien nog een onder plannetje voor van
daag maken."
„J-ja, dat is het beste. Dag mevrouw I"
zei Kees. Het huilen stond hem werkelijk
nader dan het lachen, 't Was ook zoo'n heel
groote teleurstelling F
Landerig trapte hij nu huiswaarts. De
heele familie was beneden en niemand
behalve Oom Bert natuurlijk begreep,
hoe het kwam dot Kees zoo onverwacht
terug was. Ze hadden hem al minstens in
Hilversum gewaand.
„Mijn wekker moet verkeerd geweest
zijn!" was het ecnige, wat Kees zei en hij
stormde naar boven om een onderzoek in
te stellen naar het ongelukkige' voorwerp.
Neen, de wekker was in orde, alleen het
was er nu half negen op, dus was hij
een uur achter. Och, och, wat een pech
en hoe jammer van dien móoien Zondag I
Hij kon zich nog niet begrijpen, dat hij
zoo dom was geweest, zijn wekkertje een
uur achter te zetten. Uit verveling besloot
hij maar wat op zijn ééntje rond te rijden.
Heel amusant was dat echter niet en al
gauw ging hij weer naar huis.
Daar stond Oom Bert juist in de gang.
„Zoo Kees, al weer terug?" vroeg hij.
„Och ju, 't is zoo saai alleen en iedereen
is vandaag naar st Gooi."
„Weet je, hoe het kwam, dat je wekker
achter was?" vroeg Oom nu.
„Nee, natuurlijk niet. Oom F"
„Nu, ik zal het je zeggen: ik heb hem
achtergezet."
„U, Oom f Hè, wat v de rest hield
hij nog in.
„Ja jongen, i k. 'k Wilde je eens plagen,
zie je. In den tijd, sinds ik hier logeer, heb
jij de onderen zóóveel geplaagd, dat ik jou
nu eens wilde plagen, in de hoop je op die
manier dat leelijke gebrek af te leeren. Je
merkt nu wel, dat het geen prettige gewaar
wording is, als ze je een kool stoven."
„Ja Oom, maar
„Neen jongen, geen maren. Je hebt nu
zelf eens ondervonden, hoe plezierig het
is."
„Dat 's zeker F"
„Nu, Sul je dan in het vervolg je leven
beteren
„Ik zol mijn best doen, Oom, maar daar
net was ik eigenlijk heel boos op u."
„Dat begrijp ik, jongen. Doch lang boos
zou ik maar niet blijven. Heb je zin van
middag met mij naar Doorn te fietsen?
Dan kan het toch nog een prettige dag voor
je worden en zijn wij weer heelemaal goede
vrienden, is het niet? Je moet maar den
ken, ik deed het met een goede bedoeling."
„Ja Oom en ik zal mijn best doen om
voortaan niet meer te plagen."
„Flink zoo, Kees, dot is een goed voor
nemen."
Dien middag fietsten Oom Bert en Kees
heel genoeglijk naar Doom. Opgewekt
kwamen zij tegen den eten weer thuis.
De mislukte fietstocht door het Gooi
werd echter niet door Kees vergeten. Hij
beterde werkelijk zijn leven en als de oude
plaaglust weer eens bovenkwam, hoefden
Vader of Moeder maar te zeggen: „Kees,
denk aan dien mislukten fietstocht door het
Gooi F" en onze Kees bedacht zich nog
juist bijtijds.
CORRESPONDENTIE.
Gymnast. Ja, als ik er wat heb, zal ik zc
klaar leggen. Op 't oogenblik is mijn voorraad
weer uitgeput, maar ik krijg er wel weer. En
dan zul ik het in de kant zetten. Goed, zao
wat jc kunt maken.
Scholekster. Dot uitstellen is toch ge
vaarlijk. Gelukkig dat Jo me dan toch niet
heelemaal bent vergeten. Het trof dus mooi cn
je kunt de plaatjes goed gebruiken. Jc, ik wil
heel graag aquariumbonnen cn -plaatjes heb
ben. En er zijn heel veel neefjes cn nichtjes
die ze ook opsparen. Neen, ik ken die album
niet. Ik denk ook wel, dat die feestkrant er
goed zal uitzien. Ja natuurlijk, maar ik zol
toch mijn best deen om zoaveel mogelijk te
plaatsen. Lees maar wat ik cr in het begin van
deze krent van schrijf.
Vuurtoren. Vondt jc zc moeilijk Ik dacht
juist dat ze nog al gemakkelijk waren. Ja,
zoo'n bouwprent is erg leuk cn ook leerzoem.
De volgende keer hoor ik dus meer van je.
Kapel. Ja, dat is ook zoo. En dat ge
beurt ook. Maar als er meerdere neefjes cn
nichtjes zijn, die een versje inzenden, dan komt
de eerste natuurlijk ook het eerst aan de beurt.
En als het iets is, dat in verband staat met
het 2-jorig bestaan vnn de kinderkrant, dan
wordt het tot zoolang bewaard. Doe jc best
maan.
Zwartkop. Best mogelijk. Jo. hoi is nog
niet erg dik. Moor als hot zoo door blijft goan,
zat hij wel gauw geopend worden. Misschien
is hij nu al open.
Mimosa. Goed, zend moor wat aardigs in.
Stormvogel. Ik weet het niet- Het lijkt or
wel erg veel op. Jelui zouden het natuurlijk
wel groog willen hè
Sprinkhaan. Goed zoo. Moor het papier
aan een kont beschrijven hoor F Als jelui o'lc-
maal meewerken zal het best leuk worder-
Elèvc. Jn, danr heb je gelijk in. Doch
teen ik dot raadsel kroeg, was het nog wel
actueel. Gelukkig is dio watersnood nu weer
voorbij. Moor alle ellende, die het veroorzaakt
heeft is nog long niet geweken.
Kabouter. Bedenk mnor eens goed. Mis
schien vindt jc dan wel iets. Als ik het maar
voor het eind van deze maand heb.
Cecilia. Dnt begrijp ik volkomen. De vol
gende keer dus misschien wat meer hè
Quonnl». Wat jammer. Zoo, druk gehad.
Dat is dus een gezellig gesprek geweest. Neen,
dat valt niet mee. Hij zal de ccnigstc niet zijn,
die daar niet over te spreken was.
Nimf. Do raadsels geven mij altijd de
grootste verrassingen. Dc één vindt ze geweldig
lastig en do onder vindt diezelfde rondsels heel
mokkolijk. Jo, als je wacht duurt dc tijd oltijd
lang.
Wielrenner. Ja, nu zijn er weer drie.
Denk cr om, niet dezen Zaterdag, maar eerst
13 Februari komt de fcestkrant.
Bobbic. Jo, nu begrijp ik het wel, moor
ik denk dot het toch wel wat te moeilijk zal
zijn. Ik zal het in ieder geval bewaren. Zoodat
je het nog wel eens zult zien
Gymnast. Weet je, dat cr nog een pakje
voor jc klaar ligt aan het bureau. Kom dat
eens holen.
Blauwe Distel. II; heb nog altijd een st\rl;
vnn jo vader Wil je dot nog terug hebben.
Ik zal het voor jc klaar leggen, dan kan jo
het komen halen.
Goudenregen. Van jou ligt hier nog oltijd
ccn foto, waar jo op stoot. I het do bedoeling,
dat jo die terug moet hebben. Schrijf dot eervs.
Bruintje. Wat ccn plozicr heb jij gehad I
Waar is het tlérdo raadsel gebleven. Wais dat
zóó moeilijk of heb jc het vergeten.
Blauwe Distel. Dot is goed. Stuur het
versje dc volgende weck mnor. Dank jc wel
voor jc bijdrogen. Lees jc ook even v/at ik je
hierboven al geschreven heb. II; had toen jo
brief nog niet.
T. Hartelijk donk voor het raadsel. Ik
zol het bewaren voor het bewuste feestnum
mer. Als het kon graag iets voor do jongcris
en de meisjes.
Ton Ncvcu. Ja, zoo had hot in jo vocan-
tic moeten zijn. Dot was ccn mooie film hé
Ik heb hem ook gezien. Dot h dus uitstel van
exccutif. Jelui komen cr dus niet of. Je rebus
is heel aardig.
Vlinder. Dat is ccn prachtig voornemen.
En doen ook hoor I Don ben jij vast cn zeker
ook wel eens de gelukkige prijswinnaar. Wacht
dus maar nf. En doe don vooral geregeld mee.
Roze Knop. Waren dm laatste twee zóó
vrccsclijk moeilijk. De volgcndo keer beten-
hoor I
LACHHOEKJE.
Da sproeiwagen.
Een beer cn zijn zoon kwamen voor het eerst
in dj stad.
Door zagen zo een sproeiwagen.
„Hei, boas I" riep de knoop den voerman toe,
„weet je wet, dat jo ol jo water verliest
„Domoor", zei zijn vader doarep, „jo ziet
toch wel, dot dc man het opzettelijk doet om do
ondeugende jongens von zijn wagen te houden.
„Hetgeen."
Meester: „Piet, noem eens een zin, waar het
woordje „hetgeen" in voorkomt."
Piet (na lang denken): „M'n vader het geen
centc."
Klein misverstand.
Een klerk komt to laat op 't kantoor.
Zijn chef houdt hem zijn horlcgo vooi* cn
zegt: „Kijk eens, meneer Pcpermon I"
„O, wat een mooi horloge I" luidt het ver
heugde antwoord. „Dank u, dank u I hoe wist
u, dat ik vandaag jarig ben
Fik!
Wat kijk je bedrukt, beste Eikkie, mijn
hord I
je dartelt ook liever vrij over den grond,
dan hier in de tobbe te rillen
en tóch moet 't gebeuren, zoo goed als bij
ons
kom, dopper geboend met geplas cn geplons
och, stumperd, wat zit je te (rillen I
Nu, hoor eens, ik help je en ben'je straks
klaar,
dan hollen en draven we fijn met elkaar,
dan gaat er je bloed weer aan 't slroomen;
en wordt je soms moe, dan maar gauw In
je mand,
maar eerst nog een klontje gesneept V't
mijn hand
en daarna maar heerlijk aap 't droomen
HERMANN A.