KINDERRUBRIEK Voor de Kleintjes. De rubriek van Oom Karei. Tot mijn vreugde heb ik kunnen merken uit do brieven, die ik van jelui ontving, dat mijn plan voor onze fcestkrant van 13 Februari nog al instemming heeft gevonden. Er waren er onder jelui, clie de opmerking maakten „maar als iedoi^neefje en ieder nichtje iets voor de fecsikrant inzendt, dan komt er veel te veel en dan kan het niet allemaal in één krant." Dot is ook zoo. Maar ik zal zien dot ik van de redactie voor die eene keer, net zooals ver leden jaar, weer do beschikking krijg over twee pagina's. Nu beslaat de kinderkrant al tijd maar een pagina, maar voor die ccne „feestkraht kon er misschien nog wel ééntje bij. En dan kan cr natuurlijk veel meer ge- plautst worden don gewoonlijk. Mocht er to veel zijn, dan kies ik het beste en het aar digste van jelui inzendingen eruit voor de fcestkrant en de rest wordt dan over do vol gende weken verdeeld. Moor zoo'n vaart zol het wel niet loopcn denk ik. Het is natuurlijk dc bedoeling dat de inzendingen voor do fcestkrant ook ecnigszins verband houden met het tweejarig bestaan van onze kinderkrant. Doet dus allen jc best om wat te maken, een gedichtje, ccn opstelletje, een versje een spreuk, een mop, wat je maar wilt. En dan herinner ik er nog eens aan, wat ik dc vorige keer ook al zeiDoe alles voor de fcestkrant in een aparte envelop en zet vooral daarop „Voor dc Kinderkrant van 13 Februari. Aan Oom Karei". Beschrijf het pap'er ann één zijde en maak dat ik het uiterlijk op T Februari heb. Dnn kan ik alles in orde maken en je zult eens zien, wat oen aardig „jubilcum"-nummcr we dan krijgen. Hiér volgt een versje, dot ik ontving van K a p e 1. Het heet HANDJES THUIS Ons Jantje was zoo b_os, zoo boos En weet jc, hoe het kv.am Hij kreeg van moedertje vandaag Dc dunste boterham. Wij mochten appelstroop ei op Maar Jantje niemendal, Dat was, voor 't arme kereltje Een akelig geval. En tcch, toch, was 't voor Jannemon Een welverdiende straf. Want Jantje beet van 't versche brood Gewoon de korstjes of. Als moeder uit dc kamer ging Nam hij z'n kansje waar. Want op do bordjes stonden dan De sneetjes voor ons klaar. Hij knabbelde noar hartelust. Maar nu raakt Jan voortnon Na zóón geweldig strenge straf De korstjes niet meer aan RAADSELS. De oplossingen van dc vorige raadsels wa ren I. Eind goed al goed, met dc woorden eend, een, dal. goed. Gooi. If. Een nieuwjaarsgroet van Flaproos, met dc wcordcn Jan, onr, ioos, Greet, niouw, poes, vin la en of. III. Dc dijkbreuk bij Grove, met Dina, egel, duif, IJsel, koek, berm, roer, Elbe (Ecms) uren, kast. Bets, IJlst, geel, riks, Arie, vlug cn Eist. De prijs is gewonnen door Kabouter die hem Maandag aan het bureau van het Dag blad kon komen halen. VRAAGSTUK. Dc oplossing vnn het vraagstuk was Ezel, Wezel. NIF.UWF RAADSELS I. X X X X X X X X X XXX Op de 1ste rij komt een medeklinker. Op de 2de rij een dier. Op de 3de rij iets lekkers. Op de 4de rij het gevrougde woord. Op dc 5de rij een hoofdstad in ons land. Op de 6de rij een afsluiting. Op de 7de rij een medeklinker. H l gevraagde woord bezorgt jelui vaak veel genoegen. II Het geheel bestaat uit 18 letters en 2 woor-> den. 7, 17, 10 5 is een dier. 12, 14, 10 is een deel van ccn kippenhok. 11, 6, 15 is aan een visch. I, 13, 9, 4 is een getal. 16, 5, 28, 18 is eón plaats in de provincie Utrecht. XXX XXX XXX XXX A X EI. X X P ats in bovenstaande kruisjeslijncn letters, zoodat de verschillende regels te lezen geven. 1. een bloeiende heester. 2. een vrucht van een boom. 3. komt uit de schooi steen. 4. is een boom. 5. een verkorte vrouwennaam, vioeger in Amsterdam wel bekend. 6. een medeklinker. De beginletters vormen wocr het eerste woord. VAN TANTE RIEK. Kreeg ik onderstaand handwerkje voor nichtjes om zelf ccn poppenmuts te maken. Van witte wol opzetten zooveel aantal ste ken, dat het de pop van oor tot oor rijkt. Maar het moet door drie deelbaar zijn. Dus la ten we zeggen voor een groote pop 90 ste ken. Dan breien we heen en terug steéds recht. Op Theebezoek. door C. E. DE LILLE HOGERWAARD -Mevrouw Marie, wat smrakt die thee Mij en mijn kleine Door «och fijn; - Wij vinden 't beiden eenig, hoor f Bij u op theebezoek te zijn. - Zoo Mevrouw Zus, dat hoor ik graag; II woont zóó bij ons in de buurt, - Nu u verhuisd bent, dat ik lug Naar u een boodschap heb gestuurd. - Mijn kleine Nikker-Prikkerbaas Deed 't briefje bij u in de bus, - En weet u, wat de jongen vroeg Moes, geef m'een plaats naast Mevrouw Zus De badpop, gladde, vlugge Toos, Zei daad'lijk: 'k klauter op haar schoot Als ieder thee drinkt en druk praat, Klifn ik fluks in een stoelepoot. De kleine Ted zegt nog niet veel, Hij is voor vreemden ec .'at bang. Voor u, die zóó van kind'ren houdt, Duurt Ted's verlegenheid niet lang. De dames praten nog een poos De heeren zwijgen. D'één voert Ted, De ander smult in stilt'en heeft Zijn kopje voor den mond gez:'. Deelcn we nu 90 steken in drieën don krijgen we 30 steken voor deel. Don moeten we ook 30 ribbels hebben. Zijn we aan dc 70ste ribbel dan breien we de volgende toer30 steken afkanten, 30 steken breien, 30 steken afkantcn. Zoo houden we de middelste 30 ste ken over. Die breien wc weer heen en terug recht, totdat we daar ook weer 30 ribbels hebben. Don kanten we nf. naaien heel netjes dc zijkanten dicht. En haken er in het rond een picotje er om. Dan zetten we er lintjes aan en klaar is de muts. Is ze van achteren wat ruim. dan moet dat met het picotje ingehaakt worden, 't Is een zeer eenvoudige muts die d<* kleintjes ook kunnen maken RUILHANDELHOEKJE. Ik heb nog enkele oude Verkade's plaatjes gekregen cn wel voor de albums Friesland, Herfst, do Vecht, Langs de Zuiderzee, Bosch'cn Heide en het Naardermeer. Kees de Plaaggeest gefopt. door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. Kees was een plaaggeest. Plagen was zijn lust en ziin leven en hij deed dit niet op een aardige manier, zoodat je eigenlijk zelf niet goed wist, of je lachen moest of boos worden; neen, hij richtte het altijd wel zóó in, dat hij een ander het land aan joeg en hem op de een of andere wijze leelijk beetnam. Het gevolg hiervan was, dat er tusschen Kees en de jongere zusjes en broertjes dikwijls gekibbeld werd, ja, het was zelfs zóó erg, dat de neefjes en nichtjes alleen dan gTaag bij Oom en Tante Verster (zoo heetten de ouders van Kees) op visite kwamen, als zij wisten, dat Kees uit was. 't Liefst kwamen zij, als hij uit logeeren was, dat was het veiligst. Natuurlijk vonden de ouders van Kees het allesbehalve prettig, dat hun jongen zoo geschuwd werd en zij deden, wat zij kon den om hem dit leelijke gebrek of te lee- ren. Wat zij echter ook bedachten, niets mocht balen: geen vriendelijk woord van Moeder, geen strenge straf van Vader, 't was alles te vergeefs, 't Kon al eens zijn, dat hij de kleintjes een paar dagen met rust liet, plotseling stak het kwelduiveltje weer in hem op: gooide hij onverhoeds den met moeite opgebouwden toren van Broertje met één slag om, zei hij tegen zijn zusje Mientje, die juist met gespannen aan dacht in haar boek verdiept was, dat Moe der haar geroepen had, trok hij stilletjes de breipennen uit Koosje's kous of zelte Fanny's etensbakje boven op de kast, zoo dat het arme dier er niet bij kon, in één woord, hij werd langzamerhand de schrik van iedereen. Op een keer kwam Oom Bert, Moeders jongste broer, een paar weken logeeren. 't Was een echte grappenmaker en alle kinderen, ook Kees, hielden veel van hem. Zij konden bij hem een potje breken, alleen met het leelijke gebrek van Kees had Oom geen geduld. Oom had natuurlijk alle ge legenheid Kees gade te slaan en merkte ook, dat iedereen eigenlijk een hekel aan den jongen kreeg. Dat vond hij werkelijk jammer en hij zon op een middel, waardoor hij Kees zijn plaagzucht zou kunnen af- leeren. Zoodra de gelegenheid zich voor deed, zou hij dit in toepassing brengen en de gelegenheid bood zich maar al te spoedig aan. De heele klas van Kees zou n.t. op een Zondag Kees woonde in UtTecht een grooten fietstocht maken door het Gooi en de vaders van Tom Tellinga en Frits de Geer zouden hen vergezellen. Het plan was prachtig in elkaar gezet: precies acht uur afrit van het huis der familie Tellinga op de Biltstraat en dan over Hilversum het Gopi in, ldngs de mooie fietspaden en tegen vijf uur ongeveer weer thuis. Ieder zou zijn eigen boterhammen en een kleine versna pering meebrengen, zoodat de inwendige mensch genoeg versterkt kon worden on derweg. En dat mocht ook wel, want als je fietst, heb je altijd trek. Zaterdag van tevoren ,wera er door heel wat jongens naar de lucht gekeken en de weerglazen hadden in langen tijd niet zóó veel belangstelling ondervonden als juist dien dag. Zij stonden gelukkig best, liepen zelfs nog vooruit en zooals Toon de Koe wijsgeerig opmerkte, de wind stond in den goeden hoek; allemaal voorteekenen dus, dat de dag zou slagen. Den vorigen avond had Moeder de boter hammen en de versnapering voor Kees in gepakt en deze had ze al aan het stuur van zijn fiets gehangen, zijn karretje goed ge smeerd, nagekeken, of er niets aan haperde en de banden opgepompt. De boterhammen, die voor zijn ontbijt moesten dienen, had hij in een trommeltje mee naar zijn slaap kamer genomen met een glas melk. Dan kon hij 's morgens zoo vlug mogelijk weg. 't Laatste werkje, vóór Kees in bed stap te, was: zijn wekker op kwart na zeven zet ten, dan zou hij zich vast niet verslapen en kon hij mooi op tijd zijn. Op dien wekker was hij trotsch, hij had dien op zijg laatsten verjaardag van Vader en Moeder gekregen en behoefde nu 's morgens nooit meer ge roepen te worden. Alles was dus in orde en Kees sliep wel dra in. Hij sliep een vasten jongensslaap, ja, droomde misschien al van den volgen den dag, toen Oom Bert heel behoedzaam binnensloop enhet klokje van den wekker verzette een vol uur achteruit "de wekker zou dus afloopen, als hij kwart na zeven uur wees, doch het in werkelijk heid al kwart over acht was. Oom Bert had gedacht: „dit is nu misschien eens een gelegenheid, dat ik Kees van zijn leelijk gebrek genezen kan c-n de jongen is do laatste dagen weer zoo aan den gang ge weest, dat hij werkelijk straf verdiend heeft." Even gerulschloos als Oom Bert geko men was, verdween hij ook weer. Kees was rustig blijven doorslapen en vermoedde van den prins geen kwaad. Den volgenden morgen rrrrrrrrt ging de wekker af en sprong Kees uit zijn bed. 's Zondagsmorgens was het altijd heel rustig in huis: iedereen bleef wat langer liggen en Mina, het dagmeisje, behoefde dan niet te komen. Vlug kleedde Kees zich aan, hapte gauw zijn boterham op, dronk zijn glas melk leeg en ging naar de gang, waar zijn fiets al kant en klaar stond. Den vorigen avond had hij iedereen al goedendag gezegd, dan hoefde hij niemand zoo vroeg te storen. In zijn haast wierp hij geen blik op de gang klok en daar zijn horioge zooals dit bii jongens wel eens een enkel keertje voor komt juist stuk was, drong het volstrekt niet tot hem door, dat hij zich een uur ver gist had. Vroolijk sprong hij op zijn fiets. Hè, wat een heerlijk weertjeDe zon scheen en 't was een strakblauwe lucht, 't Kon wel eens warm worden vandaag f Maar dat was niet erg op de fiets, je ving toch altijd het minste windje. Het was kwart vóór acht op zijn wek kertje, toen Kees van Kuis ging en na een minuut of tien kwam hij bij het huis der familie Tellinga aan. Hij was de eerste. Hoe vreemd, want zóó vroeg was het toch niet meerf Zij zouden echter wel spoedig komen opdagen. Maar wie er aankwam, geen jongen uit zijn klas. Hij begon er hoe langer hoe minder van te begrijpen: hij had nu zeker al wel een kwartier staan wachten en besloot eindelijk maar eens aan te bel len. Mevrouw Tellinga, die zog, dat Kees het was, deed zelf open. Verwonderd vroeg zij: „Zoo Kees, ben jc daar eindelijk? Ze hebben tot half negen gewacht, maar toen begrepen zc, dat je niet meer kwam en zijn ze weggereden." Met groote oogen staarde Kees mevrouw Tellinga aan. „Tot half negen, mevrouw?" vroeg hij verwonderd. „Ik was hier al vóór achten en heb zoowat een kwartier staan wachten.1' „Maar jongen, gaat- je klok dan wel goed Je hebt je stellig een uur vergist, 't Is nu kwart na negen." „Kwart na negen F" riep Kees ontzet uit. „Nou snap ik èr heelemaal niets van, want mijn wekker loopt als de beste." „Dan heb je hem zeker verkeerd gesteld, Kees. 't Is wel erg jammer, maar iedereen dacht vast, dat je niet meer kwam. Ze zijn nu al drie kwartier weg en je kunt hen dus onmogelijk meer inhalen. Ik zou, als ik jou was, maar naar huis gaon. Dan kun je mis schien nog een onder plannetje voor van daag maken." „J-ja, dat is het beste. Dag mevrouw I" zei Kees. Het huilen stond hem werkelijk nader dan het lachen, 't Was ook zoo'n heel groote teleurstelling F Landerig trapte hij nu huiswaarts. De heele familie was beneden en niemand behalve Oom Bert natuurlijk begreep, hoe het kwam dot Kees zoo onverwacht terug was. Ze hadden hem al minstens in Hilversum gewaand. „Mijn wekker moet verkeerd geweest zijn!" was het ecnige, wat Kees zei en hij stormde naar boven om een onderzoek in te stellen naar het ongelukkige' voorwerp. Neen, de wekker was in orde, alleen het was er nu half negen op, dus was hij een uur achter. Och, och, wat een pech en hoe jammer van dien móoien Zondag I Hij kon zich nog niet begrijpen, dat hij zoo dom was geweest, zijn wekkertje een uur achter te zetten. Uit verveling besloot hij maar wat op zijn ééntje rond te rijden. Heel amusant was dat echter niet en al gauw ging hij weer naar huis. Daar stond Oom Bert juist in de gang. „Zoo Kees, al weer terug?" vroeg hij. „Och ju, 't is zoo saai alleen en iedereen is vandaag naar st Gooi." „Weet je, hoe het kwam, dat je wekker achter was?" vroeg Oom nu. „Nee, natuurlijk niet. Oom F" „Nu, ik zal het je zeggen: ik heb hem achtergezet." „U, Oom f Hè, wat v de rest hield hij nog in. „Ja jongen, i k. 'k Wilde je eens plagen, zie je. In den tijd, sinds ik hier logeer, heb jij de onderen zóóveel geplaagd, dat ik jou nu eens wilde plagen, in de hoop je op die manier dat leelijke gebrek af te leeren. Je merkt nu wel, dat het geen prettige gewaar wording is, als ze je een kool stoven." „Ja Oom, maar „Neen jongen, geen maren. Je hebt nu zelf eens ondervonden, hoe plezierig het is." „Dat 's zeker F" „Nu, Sul je dan in het vervolg je leven beteren „Ik zol mijn best doen, Oom, maar daar net was ik eigenlijk heel boos op u." „Dat begrijp ik, jongen. Doch lang boos zou ik maar niet blijven. Heb je zin van middag met mij naar Doorn te fietsen? Dan kan het toch nog een prettige dag voor je worden en zijn wij weer heelemaal goede vrienden, is het niet? Je moet maar den ken, ik deed het met een goede bedoeling." „Ja Oom en ik zal mijn best doen om voortaan niet meer te plagen." „Flink zoo, Kees, dot is een goed voor nemen." Dien middag fietsten Oom Bert en Kees heel genoeglijk naar Doom. Opgewekt kwamen zij tegen den eten weer thuis. De mislukte fietstocht door het Gooi werd echter niet door Kees vergeten. Hij beterde werkelijk zijn leven en als de oude plaaglust weer eens bovenkwam, hoefden Vader of Moeder maar te zeggen: „Kees, denk aan dien mislukten fietstocht door het Gooi F" en onze Kees bedacht zich nog juist bijtijds. CORRESPONDENTIE. Gymnast. Ja, als ik er wat heb, zal ik zc klaar leggen. Op 't oogenblik is mijn voorraad weer uitgeput, maar ik krijg er wel weer. En dan zul ik het in de kant zetten. Goed, zao wat jc kunt maken. Scholekster. Dot uitstellen is toch ge vaarlijk. Gelukkig dat Jo me dan toch niet heelemaal bent vergeten. Het trof dus mooi cn je kunt de plaatjes goed gebruiken. Jc, ik wil heel graag aquariumbonnen cn -plaatjes heb ben. En er zijn heel veel neefjes cn nichtjes die ze ook opsparen. Neen, ik ken die album niet. Ik denk ook wel, dat die feestkrant er goed zal uitzien. Ja natuurlijk, maar ik zol toch mijn best deen om zoaveel mogelijk te plaatsen. Lees maar wat ik cr in het begin van deze krent van schrijf. Vuurtoren. Vondt jc zc moeilijk Ik dacht juist dat ze nog al gemakkelijk waren. Ja, zoo'n bouwprent is erg leuk cn ook leerzoem. De volgende keer hoor ik dus meer van je. Kapel. Ja, dat is ook zoo. En dat ge beurt ook. Maar als er meerdere neefjes cn nichtjes zijn, die een versje inzenden, dan komt de eerste natuurlijk ook het eerst aan de beurt. En als het iets is, dat in verband staat met het 2-jorig bestaan vnn de kinderkrant, dan wordt het tot zoolang bewaard. Doe jc best maan. Zwartkop. Best mogelijk. Jo. hoi is nog niet erg dik. Moor als hot zoo door blijft goan, zat hij wel gauw geopend worden. Misschien is hij nu al open. Mimosa. Goed, zend moor wat aardigs in. Stormvogel. Ik weet het niet- Het lijkt or wel erg veel op. Jelui zouden het natuurlijk wel groog willen hè Sprinkhaan. Goed zoo. Moor het papier aan een kont beschrijven hoor F Als jelui o'lc- maal meewerken zal het best leuk worder- Elèvc. Jn, danr heb je gelijk in. Doch teen ik dot raadsel kroeg, was het nog wel actueel. Gelukkig is dio watersnood nu weer voorbij. Moor alle ellende, die het veroorzaakt heeft is nog long niet geweken. Kabouter. Bedenk mnor eens goed. Mis schien vindt jc dan wel iets. Als ik het maar voor het eind van deze maand heb. Cecilia. Dnt begrijp ik volkomen. De vol gende keer dus misschien wat meer hè Quonnl». Wat jammer. Zoo, druk gehad. Dat is dus een gezellig gesprek geweest. Neen, dat valt niet mee. Hij zal de ccnigstc niet zijn, die daar niet over te spreken was. Nimf. Do raadsels geven mij altijd de grootste verrassingen. Dc één vindt ze geweldig lastig en do onder vindt diezelfde rondsels heel mokkolijk. Jo, als je wacht duurt dc tijd oltijd lang. Wielrenner. Ja, nu zijn er weer drie. Denk cr om, niet dezen Zaterdag, maar eerst 13 Februari komt de fcestkrant. Bobbic. Jo, nu begrijp ik het wel, moor ik denk dot het toch wel wat te moeilijk zal zijn. Ik zal het in ieder geval bewaren. Zoodat je het nog wel eens zult zien Gymnast. Weet je, dat cr nog een pakje voor jc klaar ligt aan het bureau. Kom dat eens holen. Blauwe Distel. II; heb nog altijd een st\rl; vnn jo vader Wil je dot nog terug hebben. Ik zal het voor jc klaar leggen, dan kan jo het komen halen. Goudenregen. Van jou ligt hier nog oltijd ccn foto, waar jo op stoot. I het do bedoeling, dat jo die terug moet hebben. Schrijf dot eervs. Bruintje. Wat ccn plozicr heb jij gehad I Waar is het tlérdo raadsel gebleven. Wais dat zóó moeilijk of heb jc het vergeten. Blauwe Distel. Dot is goed. Stuur het versje dc volgende weck mnor. Dank jc wel voor jc bijdrogen. Lees jc ook even v/at ik je hierboven al geschreven heb. II; had toen jo brief nog niet. T. Hartelijk donk voor het raadsel. Ik zol het bewaren voor het bewuste feestnum mer. Als het kon graag iets voor do jongcris en de meisjes. Ton Ncvcu. Ja, zoo had hot in jo vocan- tic moeten zijn. Dot was ccn mooie film hé Ik heb hem ook gezien. Dot h dus uitstel van exccutif. Jelui komen cr dus niet of. Je rebus is heel aardig. Vlinder. Dat is ccn prachtig voornemen. En doen ook hoor I Don ben jij vast cn zeker ook wel eens de gelukkige prijswinnaar. Wacht dus maar nf. En doe don vooral geregeld mee. Roze Knop. Waren dm laatste twee zóó vrccsclijk moeilijk. De volgcndo keer beten- hoor I LACHHOEKJE. Da sproeiwagen. Een beer cn zijn zoon kwamen voor het eerst in dj stad. Door zagen zo een sproeiwagen. „Hei, boas I" riep de knoop den voerman toe, „weet je wet, dat jo ol jo water verliest „Domoor", zei zijn vader doarep, „jo ziet toch wel, dot dc man het opzettelijk doet om do ondeugende jongens von zijn wagen te houden. „Hetgeen." Meester: „Piet, noem eens een zin, waar het woordje „hetgeen" in voorkomt." Piet (na lang denken): „M'n vader het geen centc." Klein misverstand. Een klerk komt to laat op 't kantoor. Zijn chef houdt hem zijn horlcgo vooi* cn zegt: „Kijk eens, meneer Pcpermon I" „O, wat een mooi horloge I" luidt het ver heugde antwoord. „Dank u, dank u I hoe wist u, dat ik vandaag jarig ben Fik! Wat kijk je bedrukt, beste Eikkie, mijn hord I je dartelt ook liever vrij over den grond, dan hier in de tobbe te rillen en tóch moet 't gebeuren, zoo goed als bij ons kom, dopper geboend met geplas cn geplons och, stumperd, wat zit je te (rillen I Nu, hoor eens, ik help je en ben'je straks klaar, dan hollen en draven we fijn met elkaar, dan gaat er je bloed weer aan 't slroomen; en wordt je soms moe, dan maar gauw In je mand, maar eerst nog een klontje gesneept V't mijn hand en daarna maar heerlijk aap 't droomen HERMANN A.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1926 | | pagina 11