KINDERRUBRIEK De rubriek van Oom Karei. Wat hebben jelui nu weer kunnen genieten van de sneeuw en van het ijs. En zoo lang achter elkaar. Dat gebeurt niet al te dikwijls. Jelui bent nutuurlijk iederen dag op de ijsbaan geweest. Het ijs was ook prachtig mooi. Je zou best een heelen dag door kunnen rijden. En druk was het er ook. Vooral Woensdag middag, toen die schoonrijdster er was, jut- frouw Olga Schiffelers, die op alle wedstrijd den zoowat dc eerste prijzen wint. Hebben je lui haar ook zien rijden. Het was keurig, 't Leek net of het haar heelemaol geen moeite en inspanning kostte. Als je haar zag zou je gaan denken, dat schoonrijdcn hcclemoal geen kunst is en dat iedereen het wel kan. Maar dot zou toch nog niet meevallen, denk ik. H:t zal wel heel wat oefening kosten. Maar om hot te zien is het prachtig. Op het oogenblik dat ik dit schrijf dooit het hard en do ijsbaan ziet er nu niets aanlokkelijk uit. Moar mis schien vriest het wel weer wat op. Wc zullen maar afwachten. Van tante Riek wat denkt die tante Riek i toch altijd aan onze krant kreeg ik een aardig gedichtje voor jelui, dat ik hier laat volgen. Het heet: DE DIEF GEVANGEN. s Avonds kwam een berenleider Met zijn bruintje bij een boer. Vroeg heeft U voor mij een slaapplaats En voor bruin-de boer wat voer 2 Ja, voor U dat zal wel lukken Sprak dc boermaar voor U maat Heb ik nu geen enkel hokjo En het is ook wel wat laat. Doch ik weet wat, 't vette varken Dat noar den slogcr wordt gebracht. Kan wel in de schuur logeeren 't Is ook maar voor cenc nacht Sluit Uw beer maar in dot hok op In mijn huis wil ik hem niet Want ik vind dat 't lieve bccstj» Wel een weinig grimmig ziet. Spoedig gingen allen slopen Doch een dief op spek belust Wilde 't vette vurken stelen B Sloop van geen gevaar bewust 1 I Héél voorzichtig in het hokje Pakte „bruintje-" bij zijn oor K Doch voor zulk een hartelijkheden Dankte beeroom vricnd'liik hoor I Met zijn dikke ruige pooten Pakte hii dc roovcr beet En geen denken aan ontkomen Wat voor moeite deze ook deecL Moeder Muis is aan het wosschen. Staat vol ijver aan de tob; Omdot zij 't vandaag zoo druk heeft, Was zij al om zes uur op. Moeder Muis is altijd bezig. Werkende voor haar gezin: Schrobben, boenen, koken, naaien. Ja, haar werk houdt heel wat in. Nu vandaag is 't waschdag, weet je, Mina, buurvrouw's keukenmeid. Helpt haar alles op te hangen. Heeft nog juist een uurtje tijd. Zie je wel het waschgoed hangen, Vroolijk wapp'rend aan de lijn Blouses, kousen, hemden, broeken 1 'k Denk, dat 't spoedig droog zal zijn. 't Is te hopen voor de muisjes, Want d i e liggen nu in bed, Omdat zij geen kleertjes hebben, 't Is voor hen vandaag geen pret I Weidta ging dc man aan 't schreeuwen Luider dan een varken ken r Was er niet gouw hulp verschcr.cn. Opgegeten was de man. Wel nog liet de boer hem loopen Doch hij kwam niet spoedig ir.ee»- Om een vorkentje te stelen Lang nog dacht hij onn dien b e c r NIEUWE RAADSELS. I. Hot geheel is een spreekwoord van drio woorden en negentien letters. I. 2, 12, 14 is een dier 6, 18, 9, 1 gebruikt de bakker. 3, 15, 16 vindt men in het bergland. 8, 7, 17 is niet leeg. 13, '4, 5 is een slecht cijfer. II, 15, 19 wordt in do huishouding gebruikt. 11, 10, 9, 13 zijn gedeelten van het etmaal. II. Éen ancer, minder bekend, moar toch zeer waar spreekwoord van 38 letters cn 10 woerden is het volgende. 17, 22, 13, 13, 29, 8, 13, 22, 12, 19. 35 is een oudheid van Amersfoort. 7, 2, 25, 32, 26 is een meubel. 3, 2, 13, 12, 31. 15, 22, 27 is ccn be- oemd man uit de geschiedenis. 21, 23, 4, 38, 18, 32, 37 is een plaats in Overijscl. 1, 2, 19, 6. 26 is een jongensnaam. 13, 2, 13, 25, 6, 19 is ccn schrijfortikel 36, 5, 15, 19 is ccn inwendig lichaamsdeel. Het ontevreden Paard. Een paard werd dikwijls bereden. Het kreeg dan een zadel op zijn rug en een buikriem en stijgbeugels aan en al wat er verder voor een ruiter noodig is. „Neen", riep het paard uit, „dat is toch al te gekWaarom ben ik niet met een zadel geboren, dan hoefde men mij niet zoo'n ding op den rug te leggen. Ik ben niet ge schapen zooals het eigenlijk moest." „Maar hoe wil je dan geschapen wor den vroeg Jupiter, die zooals de fabel dichter zei, aan olie dieren het leven gege ven had. „Wel, met een zadel 1" luidde het ant woord. „Je hebt het maar voor het zeggen," zei Jupiter. „Nu, als dat zoo is, zou ik ook wel een anderen hals willen hebben, b.v. zooals die van een zwaan." „Best. Verder niets?" „Mijn manen en mijn staart bevallen mi) evenmin," antwoordde het paard. „Ik be grijp eigenlijk niet, waartoe die lange haren dienen. Men zegt wel, dat het is om de vliegen van mij af te houden, maar het zou vrij wat beter zijn, als ik meer haar op mijn lichaam had." „Heel goed," zei Jupiter weer. „Niets meer „Ja, een kleinigheid nog: ik loop altijd met mijn hoofd naar beneSen; ik zou het veel liever omhoog willen dragen." „UitstekendHeb je misschien nog een wensch „Ja, eigenlijk is het al long een grief van mij, dat ik mijn beenen zoo mal door elkaar sla. Ik zou veel liever eerst de beide rech- terbeenen tegelijk en dan de linkerfc'éenen oplichten. Dot zou veel mooier staan. Miin beenen konden dan tevens wat langer cn slanker zijn." „Is dat alles „Dikwijls heb ik dorst. Zou er geen mid del zijn, dat ik steeds water bij mij kon dra gen Vóór mijn borst heb ik plaats ge noeg." „Ook daarvoor zal ik zorgen. Zul je te vreden zijn, els all^s zóó gebeurt „Zeker, maar dan zou ik wel wat minder kleur willen hebben. Ik ben overtuigd, dat wat blonder lint mij veel beter zou staan." Jupiter sprak zijn machtwoord uit en in het volgend oogenblik was het paard ver anderd in eenkameel. Het veranderde paard, vol trots over dc verbeteringen, die op zijn verzoek in rijn uiterlijk aangebracht waren, holde naar de rivier om zijn beeltenis ie aanschouwen. Maar och, wat schrikte hij geweldig! Hij was echter niet de eenige, die schrik- 20, 9, 18, 19 is ccn kleine opening in deur te. Al de andere paarden waren dezelfde oi gordijn. 10, 29. 28, Tl ccn viervoetig dier, 24, 2, 16, 35, T9 is con drank 14, 6, 34, 30 is con gedeelte van het mes. OPLOSSINGEN. meening toegedaan en vanaf dat oogenblik zoo zegt men worden de paarden door een hevigen schrik bevangen, zoodro zij een kameel zien. Een kameel en een dromedaris verschil len niet veel. Alleen in plaats van twee bulten heeft de dromedaris er één, doch overigens ziet hii er ongeveer hetzelfde uit Do oplossingen der vorige rondsels waren.. IL Rondsel, me, r, pad, (aap-kot), toort, I *n van loopen betreft, htj aodsel. Assen, hek, L 1 n0E beurtelings ztjn rechter- en zyn II. Voor dierenvrienden, met de wooiden linkerpooien op. Nu hij geen paard meer eend, en, vin, vier. Doorn. 'sr spreken-we dus ook nifet meer van „bee- IüL Sering ,m?t sering-, eikel, roet, rook. j nen." Als je ooit zeeziek wilt zijn, zonder iep. na g. zelfs de zee moar gezien te hebben, doo De prijs is gewonnen door Vlinder die dan eens een ritje op een dromedaris of Maandag kan afhalen aan ons bureau. VAN TANTE RIEK kreeg ik voor dc nichtjes nog iets over hel maken van een oen kameel. Hoe hef fcorrof, dat er op het eiland Borneo geen OEsfan- üen gevonden worden» HANDWERKMANDJE. Jullie hebben Zéker wel een klein leeg bloe menmandje. Dal moeten jullie eens goed schoonmaken. En dan met gekleurd satinet voe rt. Ook kan je er een dicht mandje van ma- k°n' dan moet je een rechte reep riemen die vestigen en de bewoners uitnoodigde. ^riet een zoom van 2 c-M. net het middelpunt •aakt. Dat is dan de schuif waar oen koordje doorheen gaat. Dan hebben jullie een aardig - liandwerkmandje voor restjes v.oi en andere j vangen en geblinddoekt m den. groeten dingen in te bewaren I «ad gebracht. Daar droeg hij zijn bood- De olifanten waren bezig op verschil lende eilanden en langs de kusten van den Indischen Oceaan volksplantingen aan te leggen. Het opperhoofd van hun stam zond daarom een grooten aap, die bij hen in hooge achting stond, naar de binnenlanden van Borneo met het bericht, dat een nieu we volksstam zich in hun midden wilde ko- een verbond met hen te sluiten. De afgezant werd aan de voorposten onN schap voor en overhandigde ten teeken zijner zending, gelijk hij zeide, een tand van den vorst. De olifant had terecht ge dacht: „Wanneer zij zoo'n tand zien, zullen zij beven voor het reusachtige dier, dot zulke tanden heeft en gaarne met elke voorwaarde genoegen nemen." Nu was de vorst des lands, een oud. eer waardig stekelvarken. Hij hoorde het ver haal aan en beval zijn dienaren den afge zant een oogenblik naar buiten te bren gen. Er had daarna een ernstige beraadsla ging plaats. Weigerde men den olifant te ontvangen, dan zou hij hun den oorlog ver klaren; liet men hem vrij komen, don zou zulk een geducht dier hen weldra overheer- schen en geheel tot onderwerping brengen. Geen der raadslieden wist den vorst te zeg gen, wat er tot welzijn van het land gedaan moest worden en deze was wel genood zaakt zelf een besluit te nemen. Hij liet den afgezant weer binnenkomen en reikte hem door tusschenkomst van zijn eersten minis ter één zijner dikste stekels over. „Ga," zoo gebood de vorst, „cn zeg uw heer, dat wij hem met zijn onderdanen gaarne in ons land zullen ontvangen. Wii danken hem voor den tand, dien hij ons als teeken zijner welwillendheid heeft toege zonden.' Wij zullen dien als een kostbaar geschenk vlak tegenover onzen troon laten ophangen. En opdat de koning, uw meester, zich eenigszins een denkbeeld zal kunnen maken van het volk, dat dit gelukkig eiland bewoont, zoo zenden wij hem, als een tee ken onzer bijzondere gunst, een haartje uit onzen baard." Met schrik ontving de olifant dit geschenk en hij waagde het niet, een land binnen te trekken, waar de dieren zulk haar in den baard droegen. Aan zulke reusachtige we zens wilde hij zijn onderdanen niet over leveren. Sedert dien tijd hebben de olifanten er steeds van afgezien zich op het eiland Bor neo te vestigen en de familie der stekel varkens regeert er nog ongestoord en ge niet de hoogste achting der onderdanen. Aardbeien 5n da Sneeuw Oudejaars-sprookje door HERMANNA. Tegen het eind van December, in üe da gen als Kerstmis voorbij is, wordt het stil in 't greote dennenwoud. De dennen en sparren staan weer vredig en .ongestoord; geen houthakkers verontrusten hen mei hun groote, scherpe bijlen, geen sleden, met zware paarden bespannen, komen aan gegleden over den hard bevroren grond, om straks, hoog opgeladen met dennen, die voor Kerstboomen zullen dienen, stad waarts te trekken. Er gaat als 't ware een zucht van ver lichting door 't bosch. Zachtkens bewegen zich de forsche takken en fijn als poeder stuift de sneeuw er el. Ja, zoo stil, zoo rustig is het in 't bosch a oor' den oppervlakkigen wandelaar. De kinderen echter, die in deze streek thuis behooren, weten het je wel anders le vertellen; zij hebben 't in de lange winter avonden, bij 't lustig knappend vuurtje van dennenappels, wel ven grootvader of groot moeder gehoord, dat diep verscholen in de rotsspleten en weggekropen in 't zachte, warme mos, tal van kaboutertjes wonen, de goede kabouters van 't woud, die zich ver bergen voor de menschen, omdat deze te groot en te grof voor hen zijn, maar zich bij groote uitzondering corns aan kinderen wel eens willen vcrloonen. Dat is daar een fcedriivig gedoe, een vlij tig, aanhoudend arbeiden in de rotsen en onder den grond, van 't kleine, rustelooze volkje f Wie scherp van gehoor en stil van gemoed is, kan soms wel het zachte tikken cn kloppen en hameren hooren cn ook 't fijne gezoem ven ontelbare stemmetjes waarnemen. Liesje's grootmoeder vertelde, dat zij de kabouters meermalen had gehoord. Gezien had zij die kleine wezentjes nooit, of ja, toch ééns, toen ze als klein meisje in 't bosch dwaalde om aardbeien te zoeken, had zij 't tipje van een mosgroen punt mutsje om den hoek van een rotsblok ge zien en even later had zij de prachtigste aardbeien gevonden, die ze toen voor veel geld in de stad had kunnen verkoopen. Dat was geweest toen haar vader zoo ziek was pit niets verdiende en haar moe der geen raad wist met al haor kleine kleu ters, die alijd honger hadden en haast geen kleertjes bezaten om aan te trekken. Groot moeder was de oudste van dot troepje ge weest en had haar moeder geholpen, waar zc maar kon. Zouden daarom de kabouters héér óók bijgestaan hebben f Liesje dacht van wèll Ons Liesje heette net als grootmoeder cu was ook precies zoo'n klein r»eisje als grootmoeder was geweest: een handig hulpje voor moeder in het groote gezin, waarvan zij 't eudste kind was. Liesje's moeder was een arme weduwe, die erg to tobben had jn hard moest werken om 't brood voor haar kinderen te verdienen. Vooral den laatsten tijd hod zij 't door al lerlei tegenspoed heel moeilijk gehad. Zij zelf had een leelijken val gedaan, die hi»ar reel pijn veroorzaakte en belette uit werken te gaan; haor beste melkgeit was plotseling j gestorven en wat nog het ergste van al les was de oude boer, aan wien hoer I huisje toebehoorde cn die altijd heel goed voor haar was geweest, was ongeneeslijk ziek noar een inrichting in de stad gebracht en nu wilde zijn zoon, die 't bestuur der zo- ken op zich genomen had, een hardvochtig man, dat zij hem dadelijk al de achterstal lige huur zou betalen, iets wat dc arme weduwe onmogelijk kon doen. Mij dreigde, indien zij niet spoedig betaalde, haar uit t huisje te zullen loten zetten. Dat waren treurige Kerstdagen geweest! Als zij grootmoeder niet hadden gehad, zou 't er al heel zielig voor de vrouw en haar troepje hebben uitgezien. Grootmoeder was zelf arm en kon dus niet veel doen, maar toch had zij voor'elk kind een paar wantjes als Kerstgeschenk gebreid en voor moeder hGd zij een onsje koffie en een klein zakje suiker gebracht; bovendien had zij Liesje geholpen 't huisje netjes in orde te maken voor de feestdagen. Nu waren er weer eenige dagen verho pen, sombere, donkere dagen, ol schitterde de sneeuw buiten nog zoo helder en vroo lijk. Dc onbarmhartige huisheer was weer ge komen om zijn geld en zoo had hij ge zegd nu wilde hij niet meer van uitstel hooren .Vóórdat het jaar ten einde was, moest hij ol het achterstallige hebben, zoo niet, dan zou hij de vrouw met baar kinderen door het gerecht uit 't huisje lo ten zetten en dan moest ze maar zien, waar ze met haar troepje terechtkwam; 't zou hem een zorg wezenl Op voorspraak van zijn vader behoefde zij in 't geheel niet meer te rekenen; de oude man was zóó' ziek, dat hij van niets afwist en de dokters in dc stad hadden gezegd, dat hij nooit weer beter zou worden Dit en nog veel meer had de man onder j vloeken en bedreigingen gesproken, ten oanhoore van de arme, verschrikte kinde ren, die achter Liesje, 't dappere, oudste zusje, weggekropen waren, terwijl moeder zachtjes schreide in de bedsteê en vond, j dat zulke harde woorden nog veel meer j pijn deden dan de val haar veroorzaakt had. Liesje was niet alleen flink en handig, ze was ook verstandig en had een liefde vol hartje. Als de brdertjes en zusjes ol lang slie- j pen, lag zij nog klaar wakker onder haar hun dekentje op 't tochtige zoldervertrek- je cn dacht er over na, hoe 't dreigende ge- j vaar toch van moeder en de kinderen zou. kunnen afgewend worden. Zoo brak dc angstig door de weduwe verwachte Oudejaarsdag aan. Als het geld er vóór den avond niet was en hoe zou 't er#kunnen zijn? zou de hardvochtige mnn'haar en haar troepje uit het huisje la- J ten zettenHoe treurig zou 't nieuwe jaar dan voor haar beginnen I Zuchtend en van piin Steunend, trachtte zij 's morgens op te staan. „Moeder", zei Liesje, zoo gauw zij de kleintjes gewasschen en gekleed en van 't1 laatste stukje brood met wat water een dun papje gekookt had, „zou ik niet eens naar grootmoeder loopen? Misschien weet grootmoeder raad, net als met Kerstmis, toen werd 't toch nog wel een heel klcip beetje prettig, weet u nog wel?" „Och kind", antwoordde moeder, „je mag gerust naar grootmoeder gaan, maar wot zal 't geven? Je maakt 't oude mensch maar naar en helpen kan ze ons toch niet. Waar zou grootmoeder zooveel geld4 op eens van daan moeten halen?" „Ik wou toch zoo graag gaan", zei Liesje zacht, maar beslist „ik kan Hansje en Bartje wel meenemen, dan hebt u 't waj rustiger." In de slee, hè Lies?" vroeg Hansje blij en Bartje juichte„ja, in de slee mee nasr grootmoeder!" „Best, hoor", antwoordde hun zusje op gewekt; „ik zal jullie wel sleden." En vtoo- lijk ging zij 't sleetje uit 't schuurlje halen. Moeder dacht bij zichzelf, dat 't toch wel gelukkig v;gs, dat kinderen zoo gauw weer de zorgen vergaten en ven alles een plei- ziertje wisten te maken. Maar, wat Liesje betrof, had zij 't hierin nu toch mis. Liesje cs de groote zorg heelemaal niet verge- i ten, maar ze had hoop moeder nog te kun- 1 nen helpen c-n daarom kon ze nu vroolijk 1 zijn met de broertjes. 't Was Liesje namelijk in den afgeloopen 'nacht in den zin gekomen, dat grootmoeder als klein meisje ook zco'n zorgvollen tijd had doorgemaakt en toen hed zij op een keer in 't bosch bij 't aardbeien zoeken im- i mers een kabouter gezien? Nu ja, een ka-' bouter eigenlijk niet, moar don toch het puntje van zijn mosgroen mutsje, en daarna was alles goed gewordenze had buiten- I gewoon prachtige aardbeien bij mossa's gevonden en er toen later in de stod veel geld voor gekregen. Zoo was haor moeder uit de ergste zorg gekomen en verder was alles ook van lieverlede beter gegaan. Als grootmoeder zoo docht Liesje t haar nu eens kon beduiden op welk plekje in 't bosch dit was geweest, dan kon zij daar óók heen gaan en don o, dan zeg zc misschien ook wel een heel klein tipje vim een kaboutertje, ol was T maar net als grootmoeder indertijd, 't puntje van zijn mosgroen mutsjel En Koe 't don wel verder zou toegaan? Aardbeien waren er nu toch niet in de sneeuw, zooals op dien zo- merschen dag, toen grootmoeder die ka-» bouterontmoeting gehad had? Neen, natuurlijk niet! Maar door wou Liesje nu niet over tobben. Als zij eerst maar precies 't plekje wist, dan zou ze er alléén heengaan, zonder de broertjes. Een beetje griezelig vond Liesje het wel, maar, als ze dan weer aan moeder docht, werd ze weer flink en dopper. Wat grootmoeder opkeek, toen ze de drie kinderen zag, op dezen vroegen, donkeren wintermorgen f Liesje kwam maar dadelijk met haar vraag voor den dag, terwijl Hans je en Bartje atct grootmoeders poes gingen spelen. (Wordt vervolgd). CORRESPONDENTIE. Bobbic. Prachtig, doe jc best moar. Ju, jullie hebben weer kunnen genieten. Dut is al tijd zoo, .hoe langer cn hoe meer er op gei veilen wordt, des to slechter wordt het. Kapel. Voor jelui is het wol prettig, muar daur in het overstroomde land vindt men het heelemaal niet prettig. Die zullen wel weer met groot verlangen naar bolero tiiden uitzien. 't Moot er diep treurig zijn, nu met dit weet» Ja cn nu liggen cr nog ccn paar raadsels van je. Die komen nu ook guuw aan <lc beurta denk ik. Vuurtoren. lk zul wat plaatjes Bosch cn Heide voor jc klaar leggen. Kom die dan even halen. Wil je ook van dio wapens hebben? Of heb je die nog niet noodig. Gymnast. Ja, je moet het waarnemen, zoolong de gelegenheid er is. Als do dooi in valt, dan is het weer gedaun met dc pret. En dat is iets waaraan niemand Iets kan doen. Misschien gebeurt dat wel, maar denk er dan om het op tijd, dus voor I Februari in 1* sturen. SprInkhnun. 1 Heerlijk hé Dun kun jo hcclemanl genieten, 't Is to hopen van nict< Moor jc hebt cr nu al ccn hcclcn tijd van kunt nen profitccrcn. Vlinder. Ja, maar dot is niet altijd zoo. Krijg je er nog niet genoeg vun ?I Dut gc-» beurt zeker niet zoo gouw.' Dot kan ill me best begrijpen. Ju, die- sneeuw op het ijs is niet prettig, moar dc laatste dogen was dat toch al véél minder. Rozenknop. Het torste raadsel was niet hcclcmQal goed. Maar wat jij er van gemaakt hebt, is weer oen nieuw raadsel geworden, dot ik zal bewaren voor ccn volgenden keer. Zoo zie jc, dut je door een raadsel niet good op te lossen, weer ccn ander raadsel kun maken# Misschien bon je den volgenden keer gelukkiger-. Hou munr goeden moed l Bruintje. Goed zoo, hcol aardig hoort Ju, dat is allemaal heel goed en wel. Maar toch lied je nog dat derde raadsel or bij moei ten zotten. Draver, Pas maar op dat jc geen onge lukken maokt met al dut gestoei op het ijs* Want jo kan lcelijk terecht komen hoor. Ju, ik heb het ook gezien. Prachtig hè. Makkelijk zoo'n wekkor. Ton Nevcu. Dat krijg je toch ook wol. Tenminste, ik heb gehoord van wel. Vroeger was dat altijd zoo. Pietje Puk. Hartelijk welkom in ons mi dn don. Uitstekend hoor. En doe maar trouw moa aan het oplossen van do raadsels, Edclwcisz. Hé, ben jo-daor ook weer/ Wat heb ik je lang gemist I En ben je nu heele maal beter? Pas nu maar op, unders krijg jc het weer tc pakken. Vooral met dit weer moet je nu erg voorzichtig zijn. Goudbnard. Jn, dut begrijp ik. Moor nu is olies weer in orde hè, cn zie ik je woer geregeld meedoen. Natuurlijk ben ik daar niet boos om. Door knn jc toch niets aan 'doen I Stormvogel. Zoo, dat is leclijkcr. Oom Karei zoo maar vergeten .Maar met ul die ijs- pret kan ik mc dot ook eigenlijk wel een boet je voorstellen. Ja, Ik weet wel genoeg, moGf 't is juist leuk als het van jelui komt Moor als jc niets weet ,don kun je ook niets maken. Nimf. Wat voor wedstrijd bedoel jr. Voor onze kinderkrant Dat heb ik immers toch al geschreven hoe dat goot. Lees dot nog maor eens in dc laatste twee kinderkranten. Daar stuot alles in. Wat ccn pret heb jij gehad. Ik zou cf joloersch op worden I Appelsnoet. -• Ik weet er alles van. Niets erg hoor I Lelietje vun Dalen. Wat heeft er aan ge* schceld Heerlijk dat je nu weer beter bent, hoor. Wat toevallig dat jc tegelijk met de kin derkrant jarig bcr.t. Dat ir. dus een dubfcol feest voor je. Blauwe Distel. Goed, die krijg ik dus nog van jc. Kaubouter. Doe dat maor, hoor. Misschien v/cl, 't Ken al gauw, mnar 't kan ook later zijn. Dat moet je maar afwachten. Het gaat bij loting. Wat een prachtig papier heb jij Quonab. Wat scheelt hem eigenlijk. Wcnf hij is toch ziek, waar Ik geloof niet dut het daar verboden is te bobslccden. Van welk O album Elèvc. Zoozoo, Niet voel zin hebben is anders niet erg mooi hoorl Den volgenden keer beter dus I 1 ijs. Heel goed. Doo maar trouw mefl met de raadsels op te lossen. Dan zol het lot jou ook wel eens aanwijzen als prijswinnaar. T. Ik zal er voor zorgen. Neen, heelemaal niet. Het idee lijkt mc prachtig. Krijg ik het tijdig OOM KAREL<

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1926 | | pagina 7