KINDERRUBRIEK
De rubriek van Oom Karei.
Wat hebben jelui nu weer kunnen genieten
van de sneeuw en van het ijs. En zoo lang
achter elkaar. Dat gebeurt niet al te dikwijls.
Jelui bent nutuurlijk iederen dag op de ijsbaan
geweest. Het ijs was ook prachtig mooi. Je
zou best een heelen dag door kunnen rijden.
En druk was het er ook. Vooral Woensdag
middag, toen die schoonrijdster er was, jut-
frouw Olga Schiffelers, die op alle wedstrijd
den zoowat dc eerste prijzen wint. Hebben je
lui haar ook zien rijden. Het was keurig,
't Leek net of het haar heelemaol geen moeite
en inspanning kostte. Als je haar zag zou je
gaan denken, dat schoonrijdcn hcclemoal geen
kunst is en dat iedereen het wel kan. Maar
dot zou toch nog niet meevallen, denk ik. H:t
zal wel heel wat oefening kosten. Maar om
hot te zien is het prachtig. Op het oogenblik
dat ik dit schrijf dooit het hard en do ijsbaan
ziet er nu niets aanlokkelijk uit. Moar mis
schien vriest het wel weer wat op. Wc zullen
maar afwachten.
Van tante Riek wat denkt die tante Riek
i toch altijd aan onze krant kreeg ik een
aardig gedichtje voor jelui, dat ik hier laat
volgen. Het heet:
DE DIEF GEVANGEN.
s Avonds kwam een berenleider
Met zijn bruintje bij een boer.
Vroeg heeft U voor mij een slaapplaats
En voor bruin-de boer wat voer 2
Ja, voor U dat zal wel lukken
Sprak dc boermaar voor U maat
Heb ik nu geen enkel hokjo
En het is ook wel wat laat.
Doch ik weet wat, 't vette varken
Dat noar den slogcr wordt gebracht.
Kan wel in de schuur logeeren
't Is ook maar voor cenc nacht
Sluit Uw beer maar in dot hok op
In mijn huis wil ik hem niet
Want ik vind dat 't lieve bccstj»
Wel een weinig grimmig ziet.
Spoedig gingen allen slopen
Doch een dief op spek belust
Wilde 't vette vurken stelen
B Sloop van geen gevaar bewust
1
I Héél voorzichtig in het hokje
Pakte „bruintje-" bij zijn oor
K Doch voor zulk een hartelijkheden
Dankte beeroom vricnd'liik hoor I
Met zijn dikke ruige pooten
Pakte hii dc roovcr beet
En geen denken aan ontkomen
Wat voor moeite deze ook deecL
Moeder Muis is aan het wosschen.
Staat vol ijver aan de tob;
Omdot zij 't vandaag zoo druk heeft,
Was zij al om zes uur op.
Moeder Muis is altijd bezig.
Werkende voor haar gezin:
Schrobben, boenen, koken, naaien.
Ja, haar werk houdt heel wat in.
Nu vandaag is 't waschdag, weet je,
Mina, buurvrouw's keukenmeid.
Helpt haar alles op te hangen.
Heeft nog juist een uurtje tijd.
Zie je wel het waschgoed hangen,
Vroolijk wapp'rend aan de lijn
Blouses, kousen, hemden, broeken 1
'k Denk, dat 't spoedig droog zal zijn.
't Is te hopen voor de muisjes,
Want d i e liggen nu in bed,
Omdat zij geen kleertjes hebben,
't Is voor hen vandaag geen pret I
Weidta ging dc man aan 't schreeuwen
Luider dan een varken ken
r Was er niet gouw hulp verschcr.cn.
Opgegeten was de man.
Wel nog liet de boer hem loopen
Doch hij kwam niet spoedig ir.ee»-
Om een vorkentje te stelen
Lang nog dacht hij onn dien b e c r
NIEUWE RAADSELS.
I. Hot geheel is een spreekwoord van drio
woorden en negentien letters.
I. 2, 12, 14 is een dier
6, 18, 9, 1 gebruikt de bakker.
3, 15, 16 vindt men in het bergland.
8, 7, 17 is niet leeg.
13, '4, 5 is een slecht cijfer.
II, 15, 19 wordt in do huishouding gebruikt.
11, 10, 9, 13 zijn gedeelten van het etmaal.
II. Éen ancer, minder bekend, moar toch
zeer waar spreekwoord van 38 letters cn 10
woerden is het volgende.
17, 22, 13, 13, 29, 8, 13, 22, 12, 19. 35
is een oudheid van Amersfoort.
7, 2, 25, 32, 26 is een meubel.
3, 2, 13, 12, 31. 15, 22, 27 is ccn be-
oemd man uit de geschiedenis.
21, 23, 4, 38, 18, 32, 37 is een plaats in
Overijscl.
1, 2, 19, 6. 26 is een jongensnaam.
13, 2, 13, 25, 6, 19 is ccn schrijfortikel
36, 5, 15, 19 is ccn inwendig lichaamsdeel.
Het ontevreden Paard.
Een paard werd dikwijls bereden. Het
kreeg dan een zadel op zijn rug en een
buikriem en stijgbeugels aan en al wat
er verder voor een ruiter noodig is.
„Neen", riep het paard uit, „dat is toch al
te gekWaarom ben ik niet met een zadel
geboren, dan hoefde men mij niet zoo'n
ding op den rug te leggen. Ik ben niet ge
schapen zooals het eigenlijk moest."
„Maar hoe wil je dan geschapen wor
den vroeg Jupiter, die zooals de fabel
dichter zei, aan olie dieren het leven gege
ven had.
„Wel, met een zadel 1" luidde het ant
woord.
„Je hebt het maar voor het zeggen," zei
Jupiter.
„Nu, als dat zoo is, zou ik ook wel een
anderen hals willen hebben, b.v. zooals die
van een zwaan."
„Best. Verder niets?"
„Mijn manen en mijn staart bevallen mi)
evenmin," antwoordde het paard. „Ik be
grijp eigenlijk niet, waartoe die lange haren
dienen. Men zegt wel, dat het is om de
vliegen van mij af te houden, maar het zou
vrij wat beter zijn, als ik meer haar op mijn
lichaam had."
„Heel goed," zei Jupiter weer. „Niets
meer
„Ja, een kleinigheid nog: ik loop altijd
met mijn hoofd naar beneSen; ik zou het
veel liever omhoog willen dragen."
„UitstekendHeb je misschien nog een
wensch
„Ja, eigenlijk is het al long een grief van
mij, dat ik mijn beenen zoo mal door elkaar
sla. Ik zou veel liever eerst de beide rech-
terbeenen tegelijk en dan de linkerfc'éenen
oplichten. Dot zou veel mooier staan. Miin
beenen konden dan tevens wat langer cn
slanker zijn."
„Is dat alles
„Dikwijls heb ik dorst. Zou er geen mid
del zijn, dat ik steeds water bij mij kon dra
gen Vóór mijn borst heb ik plaats ge
noeg."
„Ook daarvoor zal ik zorgen. Zul je te
vreden zijn, els all^s zóó gebeurt
„Zeker, maar dan zou ik wel wat minder
kleur willen hebben. Ik ben overtuigd, dat
wat blonder lint mij veel beter zou staan."
Jupiter sprak zijn machtwoord uit en in
het volgend oogenblik was het paard ver
anderd in eenkameel.
Het veranderde paard, vol trots over dc
verbeteringen, die op zijn verzoek in rijn
uiterlijk aangebracht waren, holde naar de
rivier om zijn beeltenis ie aanschouwen.
Maar och, wat schrikte hij geweldig!
Hij was echter niet de eenige, die schrik-
20, 9, 18, 19 is ccn kleine opening in deur te. Al de andere paarden waren dezelfde
oi gordijn.
10, 29. 28, Tl ccn viervoetig dier,
24, 2, 16, 35, T9 is con drank
14, 6, 34, 30 is con gedeelte van het mes.
OPLOSSINGEN.
meening toegedaan en vanaf dat oogenblik
zoo zegt men worden de paarden
door een hevigen schrik bevangen, zoodro
zij een kameel zien.
Een kameel en een dromedaris verschil
len niet veel. Alleen in plaats van twee
bulten heeft de dromedaris er één, doch
overigens ziet hii er ongeveer hetzelfde uit
Do oplossingen der vorige rondsels waren..
IL Rondsel, me, r, pad, (aap-kot), toort, I *n van loopen betreft, htj
aodsel. Assen, hek, L 1 n0E beurtelings ztjn rechter- en zyn
II. Voor dierenvrienden, met de wooiden linkerpooien op. Nu hij geen paard meer
eend, en, vin, vier. Doorn. 'sr spreken-we dus ook nifet meer van „bee-
IüL Sering ,m?t sering-, eikel, roet, rook. j nen." Als je ooit zeeziek wilt zijn, zonder
iep. na g. zelfs de zee moar gezien te hebben, doo
De prijs is gewonnen door Vlinder die dan eens een ritje op een dromedaris of
Maandag kan afhalen aan ons bureau.
VAN TANTE RIEK
kreeg ik voor dc nichtjes nog iets over hel
maken van een
oen kameel.
Hoe hef fcorrof, dat er op het
eiland Borneo geen OEsfan-
üen gevonden worden»
HANDWERKMANDJE.
Jullie hebben Zéker wel een klein leeg bloe
menmandje. Dal moeten jullie eens goed
schoonmaken. En dan met gekleurd satinet voe
rt. Ook kan je er een dicht mandje van ma-
k°n' dan moet je een rechte reep riemen die vestigen en de bewoners uitnoodigde.
^riet een zoom van 2 c-M. net het middelpunt
•aakt. Dat is dan de schuif waar oen koordje
doorheen gaat. Dan hebben jullie een aardig -
liandwerkmandje voor restjes v.oi en andere j vangen en geblinddoekt m den. groeten
dingen in te bewaren I «ad gebracht. Daar droeg hij zijn bood-
De olifanten waren bezig op verschil
lende eilanden en langs de kusten van den
Indischen Oceaan volksplantingen aan te
leggen. Het opperhoofd van hun stam zond
daarom een grooten aap, die bij hen in
hooge achting stond, naar de binnenlanden
van Borneo met het bericht, dat een nieu
we volksstam zich in hun midden wilde ko-
een verbond met hen te sluiten.
De afgezant werd aan de voorposten onN
schap voor en overhandigde ten teeken
zijner zending, gelijk hij zeide, een tand
van den vorst. De olifant had terecht ge
dacht: „Wanneer zij zoo'n tand zien, zullen
zij beven voor het reusachtige dier, dot
zulke tanden heeft en gaarne met elke
voorwaarde genoegen nemen."
Nu was de vorst des lands, een oud. eer
waardig stekelvarken. Hij hoorde het ver
haal aan en beval zijn dienaren den afge
zant een oogenblik naar buiten te bren
gen. Er had daarna een ernstige beraadsla
ging plaats. Weigerde men den olifant te
ontvangen, dan zou hij hun den oorlog ver
klaren; liet men hem vrij komen, don zou
zulk een geducht dier hen weldra overheer-
schen en geheel tot onderwerping brengen.
Geen der raadslieden wist den vorst te zeg
gen, wat er tot welzijn van het land gedaan
moest worden en deze was wel genood
zaakt zelf een besluit te nemen. Hij liet den
afgezant weer binnenkomen en reikte hem
door tusschenkomst van zijn eersten minis
ter één zijner dikste stekels over.
„Ga," zoo gebood de vorst, „cn zeg uw
heer, dat wij hem met zijn onderdanen
gaarne in ons land zullen ontvangen. Wii
danken hem voor den tand, dien hij ons als
teeken zijner welwillendheid heeft toege
zonden.' Wij zullen dien als een kostbaar
geschenk vlak tegenover onzen troon laten
ophangen. En opdat de koning, uw meester,
zich eenigszins een denkbeeld zal kunnen
maken van het volk, dat dit gelukkig eiland
bewoont, zoo zenden wij hem, als een tee
ken onzer bijzondere gunst, een haartje
uit onzen baard."
Met schrik ontving de olifant dit geschenk
en hij waagde het niet, een land binnen te
trekken, waar de dieren zulk haar in den
baard droegen. Aan zulke reusachtige we
zens wilde hij zijn onderdanen niet over
leveren.
Sedert dien tijd hebben de olifanten er
steeds van afgezien zich op het eiland Bor
neo te vestigen en de familie der stekel
varkens regeert er nog ongestoord en ge
niet de hoogste achting der onderdanen.
Aardbeien 5n da Sneeuw
Oudejaars-sprookje door HERMANNA.
Tegen het eind van December, in üe da
gen als Kerstmis voorbij is, wordt het stil
in 't greote dennenwoud. De dennen en
sparren staan weer vredig en .ongestoord;
geen houthakkers verontrusten hen mei
hun groote, scherpe bijlen, geen sleden,
met zware paarden bespannen, komen aan
gegleden over den hard bevroren grond,
om straks, hoog opgeladen met dennen, die
voor Kerstboomen zullen dienen, stad
waarts te trekken.
Er gaat als 't ware een zucht van ver
lichting door 't bosch. Zachtkens bewegen
zich de forsche takken en fijn als poeder
stuift de sneeuw er el.
Ja, zoo stil, zoo rustig is het in 't bosch
a oor' den oppervlakkigen wandelaar. De
kinderen echter, die in deze streek thuis
behooren, weten het je wel anders le
vertellen; zij hebben 't in de lange winter
avonden, bij 't lustig knappend vuurtje van
dennenappels, wel ven grootvader of groot
moeder gehoord, dat diep verscholen in de
rotsspleten en weggekropen in 't zachte,
warme mos, tal van kaboutertjes wonen, de
goede kabouters van 't woud, die zich ver
bergen voor de menschen, omdat deze te
groot en te grof voor hen zijn, maar zich
bij groote uitzondering corns aan kinderen
wel eens willen vcrloonen.
Dat is daar een fcedriivig gedoe, een vlij
tig, aanhoudend arbeiden in de rotsen en
onder den grond, van 't kleine, rustelooze
volkje f Wie scherp van gehoor en stil van
gemoed is, kan soms wel het zachte tikken
cn kloppen en hameren hooren cn ook 't
fijne gezoem ven ontelbare stemmetjes
waarnemen.
Liesje's grootmoeder vertelde, dat zij de
kabouters meermalen had gehoord. Gezien
had zij die kleine wezentjes nooit, of ja,
toch ééns, toen ze als klein meisje in 't
bosch dwaalde om aardbeien te zoeken,
had zij 't tipje van een mosgroen punt
mutsje om den hoek van een rotsblok ge
zien en even later had zij de prachtigste
aardbeien gevonden, die ze toen voor veel
geld in de stad had kunnen verkoopen.
Dat was geweest toen haar vader zoo
ziek was pit niets verdiende en haar moe
der geen raad wist met al haor kleine kleu
ters, die alijd honger hadden en haast geen
kleertjes bezaten om aan te trekken. Groot
moeder was de oudste van dot troepje ge
weest en had haar moeder geholpen, waar
zc maar kon.
Zouden daarom de kabouters héér óók
bijgestaan hebben f
Liesje dacht van wèll
Ons Liesje heette net als grootmoeder cu
was ook precies zoo'n klein r»eisje als
grootmoeder was geweest: een handig
hulpje voor moeder in het groote gezin,
waarvan zij 't eudste kind was. Liesje's
moeder was een arme weduwe, die erg to
tobben had jn hard moest werken om 't
brood voor haar kinderen te verdienen.
Vooral den laatsten tijd hod zij 't door al
lerlei tegenspoed heel moeilijk gehad. Zij
zelf had een leelijken val gedaan, die hi»ar
reel pijn veroorzaakte en belette uit werken
te gaan; haor beste melkgeit was plotseling j
gestorven en wat nog het ergste van al
les was de oude boer, aan wien hoer I
huisje toebehoorde cn die altijd heel goed
voor haar was geweest, was ongeneeslijk
ziek noar een inrichting in de stad gebracht
en nu wilde zijn zoon, die 't bestuur der zo-
ken op zich genomen had, een hardvochtig
man, dat zij hem dadelijk al de achterstal
lige huur zou betalen, iets wat dc arme
weduwe onmogelijk kon doen. Mij dreigde,
indien zij niet spoedig betaalde, haar uit t
huisje te zullen loten zetten.
Dat waren treurige Kerstdagen geweest!
Als zij grootmoeder niet hadden gehad, zou
't er al heel zielig voor de vrouw en haar
troepje hebben uitgezien. Grootmoeder was
zelf arm en kon dus niet veel doen, maar
toch had zij voor'elk kind een paar wantjes
als Kerstgeschenk gebreid en voor moeder
hGd zij een onsje koffie en een klein zakje
suiker gebracht; bovendien had zij Liesje
geholpen 't huisje netjes in orde te maken
voor de feestdagen.
Nu waren er weer eenige dagen verho
pen, sombere, donkere dagen, ol schitterde
de sneeuw buiten nog zoo helder en vroo
lijk.
Dc onbarmhartige huisheer was weer ge
komen om zijn geld en zoo had hij ge
zegd nu wilde hij niet meer van uitstel
hooren .Vóórdat het jaar ten einde was,
moest hij ol het achterstallige hebben,
zoo niet, dan zou hij de vrouw met baar
kinderen door het gerecht uit 't huisje lo
ten zetten en dan moest ze maar zien, waar
ze met haar troepje terechtkwam; 't zou
hem een zorg wezenl Op voorspraak van
zijn vader behoefde zij in 't geheel niet
meer te rekenen; de oude man was zóó'
ziek, dat hij van niets afwist en de dokters
in dc stad hadden gezegd, dat hij nooit
weer beter zou worden
Dit en nog veel meer had de man onder j
vloeken en bedreigingen gesproken, ten
oanhoore van de arme, verschrikte kinde
ren, die achter Liesje, 't dappere, oudste
zusje, weggekropen waren, terwijl moeder
zachtjes schreide in de bedsteê en vond, j
dat zulke harde woorden nog veel meer j
pijn deden dan de val haar veroorzaakt
had.
Liesje was niet alleen flink en handig,
ze was ook verstandig en had een liefde
vol hartje.
Als de brdertjes en zusjes ol lang slie- j
pen, lag zij nog klaar wakker onder haar
hun dekentje op 't tochtige zoldervertrek-
je cn dacht er over na, hoe 't dreigende ge- j
vaar toch van moeder en de kinderen zou.
kunnen afgewend worden.
Zoo brak dc angstig door de weduwe
verwachte Oudejaarsdag aan. Als het geld
er vóór den avond niet was en hoe zou
't er#kunnen zijn? zou de hardvochtige
mnn'haar en haar troepje uit het huisje la- J
ten zettenHoe treurig zou 't nieuwe jaar
dan voor haar beginnen I
Zuchtend en van piin Steunend, trachtte
zij 's morgens op te staan.
„Moeder", zei Liesje, zoo gauw zij de
kleintjes gewasschen en gekleed en van 't1
laatste stukje brood met wat water een dun
papje gekookt had, „zou ik niet eens naar
grootmoeder loopen? Misschien weet
grootmoeder raad, net als met Kerstmis,
toen werd 't toch nog wel een heel klcip
beetje prettig, weet u nog wel?"
„Och kind", antwoordde moeder, „je
mag gerust naar grootmoeder gaan, maar
wot zal 't geven?
Je maakt 't oude mensch maar naar en
helpen kan ze ons toch niet. Waar zou
grootmoeder zooveel geld4 op eens van
daan moeten halen?"
„Ik wou toch zoo graag gaan", zei Liesje
zacht, maar beslist „ik kan Hansje en
Bartje wel meenemen, dan hebt u 't waj
rustiger."
In de slee, hè Lies?" vroeg Hansje blij
en Bartje juichte„ja, in de slee mee nasr
grootmoeder!"
„Best, hoor", antwoordde hun zusje op
gewekt; „ik zal jullie wel sleden." En vtoo-
lijk ging zij 't sleetje uit 't schuurlje halen.
Moeder dacht bij zichzelf, dat 't toch wel
gelukkig v;gs, dat kinderen zoo gauw weer
de zorgen vergaten en ven alles een plei-
ziertje wisten te maken. Maar, wat Liesje
betrof, had zij 't hierin nu toch mis. Liesje
cs de groote zorg heelemaal niet verge- i
ten, maar ze had hoop moeder nog te kun- 1
nen helpen c-n daarom kon ze nu vroolijk 1
zijn met de broertjes.
't Was Liesje namelijk in den afgeloopen
'nacht in den zin gekomen, dat grootmoeder
als klein meisje ook zco'n zorgvollen tijd
had doorgemaakt en toen hed zij op een
keer in 't bosch bij 't aardbeien zoeken im- i
mers een kabouter gezien? Nu ja, een ka-'
bouter eigenlijk niet, moar don toch het
puntje van zijn mosgroen mutsje, en daarna
was alles goed gewordenze had buiten-
I gewoon prachtige aardbeien bij mossa's
gevonden en er toen later in de stod veel
geld voor gekregen. Zoo was haor moeder
uit de ergste zorg gekomen en verder was
alles ook van lieverlede beter gegaan.
Als grootmoeder zoo docht Liesje t
haar nu eens kon beduiden op welk plekje
in 't bosch dit was geweest, dan kon zij
daar óók heen gaan en don o, dan
zeg zc misschien ook wel een heel klein
tipje vim een kaboutertje, ol was T maar
net als grootmoeder indertijd, 't puntje van
zijn mosgroen mutsjel En Koe 't don wel
verder zou toegaan? Aardbeien waren er nu
toch niet in de sneeuw, zooals op dien zo-
merschen dag, toen grootmoeder die ka-»
bouterontmoeting gehad had?
Neen, natuurlijk niet! Maar door wou
Liesje nu niet over tobben. Als zij eerst
maar precies 't plekje wist, dan zou ze er
alléén heengaan, zonder de broertjes. Een
beetje griezelig vond Liesje het wel, maar,
als ze dan weer aan moeder docht, werd
ze weer flink en dopper.
Wat grootmoeder opkeek, toen ze de drie
kinderen zag, op dezen vroegen, donkeren
wintermorgen f Liesje kwam maar dadelijk
met haar vraag voor den dag, terwijl Hans
je en Bartje atct grootmoeders poes gingen
spelen.
(Wordt vervolgd).
CORRESPONDENTIE.
Bobbic. Prachtig, doe jc best moar. Ju,
jullie hebben weer kunnen genieten. Dut is al
tijd zoo, .hoe langer cn hoe meer er op gei
veilen wordt, des to slechter wordt het.
Kapel. Voor jelui is het wol prettig, muar
daur in het overstroomde land vindt men het
heelemaal niet prettig. Die zullen wel weer
met groot verlangen naar bolero tiiden uitzien.
't Moot er diep treurig zijn, nu met dit weet»
Ja cn nu liggen cr nog ccn paar raadsels van
je. Die komen nu ook guuw aan <lc beurta
denk ik.
Vuurtoren. lk zul wat plaatjes Bosch cn
Heide voor jc klaar leggen. Kom die dan even
halen. Wil je ook van dio wapens hebben? Of
heb je die nog niet noodig.
Gymnast. Ja, je moet het waarnemen,
zoolong de gelegenheid er is. Als do dooi in
valt, dan is het weer gedaun met dc pret.
En dat is iets waaraan niemand Iets kan doen.
Misschien gebeurt dat wel, maar denk er dan
om het op tijd, dus voor I Februari in 1*
sturen.
SprInkhnun. 1 Heerlijk hé Dun kun jo
hcclemanl genieten, 't Is to hopen van nict<
Moor jc hebt cr nu al ccn hcclcn tijd van kunt
nen profitccrcn.
Vlinder. Ja, maar dot is niet altijd zoo.
Krijg je er nog niet genoeg vun ?I Dut gc-»
beurt zeker niet zoo gouw.' Dot kan ill me
best begrijpen. Ju, die- sneeuw op het ijs is
niet prettig, moar dc laatste dogen was dat
toch al véél minder.
Rozenknop. Het torste raadsel was niet
hcclcmQal goed. Maar wat jij er van gemaakt
hebt, is weer oen nieuw raadsel geworden, dot
ik zal bewaren voor ccn volgenden keer. Zoo
zie jc, dut je door een raadsel niet good op
te lossen, weer ccn ander raadsel kun maken#
Misschien bon je den volgenden keer gelukkiger-.
Hou munr goeden moed l
Bruintje. Goed zoo, hcol aardig hoort
Ju, dat is allemaal heel goed en wel. Maar
toch lied je nog dat derde raadsel or bij moei
ten zotten.
Draver, Pas maar op dat jc geen onge
lukken maokt met al dut gestoei op het ijs*
Want jo kan lcelijk terecht komen hoor. Ju,
ik heb het ook gezien. Prachtig hè. Makkelijk
zoo'n wekkor.
Ton Nevcu. Dat krijg je toch ook wol.
Tenminste, ik heb gehoord van wel. Vroeger
was dat altijd zoo.
Pietje Puk. Hartelijk welkom in ons mi dn
don. Uitstekend hoor. En doe maar trouw moa
aan het oplossen van do raadsels,
Edclwcisz. Hé, ben jo-daor ook weer/ Wat
heb ik je lang gemist I En ben je nu heele
maal beter? Pas nu maar op, unders krijg jc
het weer tc pakken. Vooral met dit weer moet
je nu erg voorzichtig zijn.
Goudbnard. Jn, dut begrijp ik. Moor nu
is olies weer in orde hè, cn zie ik je woer
geregeld meedoen. Natuurlijk ben ik daar niet
boos om. Door knn jc toch niets aan 'doen I
Stormvogel. Zoo, dat is leclijkcr. Oom
Karei zoo maar vergeten .Maar met ul die ijs-
pret kan ik mc dot ook eigenlijk wel een boet je
voorstellen. Ja, Ik weet wel genoeg, moGf 't is
juist leuk als het van jelui komt Moor als jc
niets weet ,don kun je ook niets maken.
Nimf. Wat voor wedstrijd bedoel jr. Voor
onze kinderkrant Dat heb ik immers toch al
geschreven hoe dat goot. Lees dot nog maor
eens in dc laatste twee kinderkranten. Daar
stuot alles in. Wat ccn pret heb jij gehad. Ik
zou cf joloersch op worden I
Appelsnoet. -• Ik weet er alles van. Niets
erg hoor I
Lelietje vun Dalen. Wat heeft er aan ge*
schceld Heerlijk dat je nu weer beter bent,
hoor. Wat toevallig dat jc tegelijk met de kin
derkrant jarig bcr.t. Dat ir. dus een dubfcol
feest voor je.
Blauwe Distel. Goed, die krijg ik dus nog
van jc.
Kaubouter. Doe dat maor, hoor. Misschien
v/cl, 't Ken al gauw, mnar 't kan ook later
zijn. Dat moet je maar afwachten. Het gaat bij
loting. Wat een prachtig papier heb jij
Quonab. Wat scheelt hem eigenlijk. Wcnf
hij is toch ziek, waar Ik geloof niet dut het
daar verboden is te bobslccden. Van welk O
album
Elèvc. Zoozoo, Niet voel zin hebben is
anders niet erg mooi hoorl Den volgenden keer
beter dus I
1 ijs. Heel goed. Doo maar trouw mefl
met de raadsels op te lossen. Dan zol het lot
jou ook wel eens aanwijzen als prijswinnaar.
T. Ik zal er voor zorgen. Neen, heelemaal
niet. Het idee lijkt mc prachtig. Krijg ik het
tijdig
OOM KAREL<