KINDERRUBRIEK.
Voor de Kleintjes.
De rubriek van Oom Karei.
de agent gaat h- in één adem voort.
„Vi'aar kan ik te weten komen, of mijn
Bruno is gevonden? Want ik ben hier
vreemd, weet u. Ik ben met mijn Bruno uit
Zwitserland gekomen. We zijn op reis naar
Ziezoo, in deze Krant komt net laatste wat Holland. Daar moeten we overmorgen in
eigenlijk nog bestemd was voor ons feestnum- (en Grcus ,reden En als ;k mijr,
mer. Jc ziet dus wel, dut ik genoeg voorraad r
had. Daar hadden de neefjes en luchtjes wel ^uno met spoedig terogvmd, wat moet t-k
voor gezorgd. dar> beginnen
Ik hud cr dus eigenlijk wel drie pagina's mee agé-nt stuit den woordenvloed vnn
kunnen vullen. IVIaar nu hebben we het maar den radéloozen man, door hom den wég te
over drie kranten verdeeid, dan hebben jelui wijzen naar hét hoofdibuteau. Daarheen rent
er drie keer plezier van. In de volgende krant nu weer op een draf, hij, die zijn Bruno zoekt,
zal ik don ook zeggen, hoe het gaat met de £n 0p bureau aangekomen, vertelt hij
extra prijzen. Want jc w'cet, voor dc beste weer hetzelfde, wat hij zooeven den agent
feest-inzendingen stel ik ccn pnar extra prij- heeft medeyedeeld. De agenten, ja, zelfs d*
zen beschikbaar, terwijl ik ook van lonte Riek
Inspecteur, allen denken, dat de man,
nog twee extra prijzen voor jelui ontvang. rr- 1/
wr 1 ii- die bu na onvers laan-baar rransoh spreekt.
Wat dat is, moet nog een veirassing blijven.
Maar het zijn mooie prijzen, dat wil ik wel het over kind heeft, dat Bruno heet
zeggen- Jammer, dat er een paar inzendingen vooral als de Inspecteur bij de vraag: „Ho*
waren, die niet geschikt waren om opgenomen oud is je Bruno? als antwoord krijgt: „Mijn
te worden. Djc moest ik helaas terzijde legger». Bruno is bijna zes jaar oud, mijnheer". Een
Maar dat is,zoo heel erg niet, want er was d,er agenten, die natuurlijk ook denkt, dai
genoog. De meesten van jelui stellen erg veel Bruno het zoontje van den man is, zegt op
belang in Vckode's aquariuxm Dan moeten je- eens tQt den inspect€Ur; „Zouden de Zige»'-
man. „Als mijn Bruno had gewild, zou hij
jou het allereerste verslonden hebben.
Maar hij doet geen kwaad
lui nu eens gaan kijken bij Oostervecn in de
Langestraat. Dat zal jelui vast wel leuk vinden
at daar te zien is. Ik zal mijn praatje met
jelui nu maar eindigen, want cr is nog vrij
veel, dat een plaatsje moet vinden. In de eer
ste piaots laat ik hier nu een versje volgen
an Kapel. Het heet
MET HUISJE OP *T VELD.
Bons Haas woont alleen
In een huisje van steen
H^t is er wel klein
Maar hij vindt het er fijn
Heel crct'lijk en net
Met een lekker warm bed
En turf op het vuur.
Als het builen is guur
Ook wordt cr gestookt
Als de pot meet gekookt
Dan bakt hij cn braadt
Als een echte koksmaat
Nu is hij al klaar
Want het <?tei\ is gaar
De soep staat gereed
Maar ze is nog wot heet
Daar hoort hij zijn naam
Ziet een koopvrouw nan '1 raam
Een mandvol met fruat
Lokt tot koopen hem uit
Voor billijken prijs
Een uitmuntende spijs
Bij do dampende snert
Een passend dessert
„Wel, geef maar een pond P
Zegt ons haasje terstond
„Hetzij zuur of zoet
Een appel smaakt goed"-
(Ingcz. door Kapel.")
RAADSELS.
Dc- oplossingen der vorige raadsels waren
I. Harderwijk met de woorden ar,
ahrd, dijk, herder, wrak.
II Na ar den, andijvie, armband, rechter,
diploma, electro. Nnarden.
Do prijs is gewonnen door Z w a 1 u w dia
hem Maandag aan ons bureau kon komen
fhalcn.
NIEUWE RAADSELS.
ners, die hier van morgen zoo heel vroeg
voorbijtrokken, den knaep misschien heb-,
ben ontmoet en meegenomen?"
„Ach ja, dat is best mogeÜjW" roept bijna
schreiende de man. „En dan zullen c*
Zigeuners hem de kunsten laten maken, die»
ik hem met zooveel liefde en geduld heb
geleerd. Ach, en nu zie ik miin armen
Bruno nooit meer terug!"
„Kom, wees maar bedaard", sprak vrien-
delijk de Inspecteur, ,,'t waren misschien
gèen echte Zigeuners, 't Was misschien een
vroolijk troepje, dat hier langs trok. En
houd maar goeden moed, wie weet, hoe
I gairw je den jongen weer terug hebt."
De man was waarschijnlijk te bedroefd
I om het woord „jongen" te hooren, of mis-
sdhien lette hij er niet op. Hij lette nu al
leen op alles, wat de Inspecteur den agent
|\roeg. „Zag je ook, waarheen de Zigeuners
(gingen, Gilotte?"
„Ze liepen den weg op naar den boule-
vard Fiére Orban, mijnheer", was het ant
woord. „Waarschijnlijk zijn ze den kant van
Vévignis uit."
I „Zag je ook, dat ze een knaap bij zich
I hadden?"
„Hè, een knaap, wat was dat nu weer?
dacht de man. Maar weer luisterde hij naar
wat de agent antwoordde: „Dat kon ik niet
onderscheiden, mijnheer; 't was nog bijna
I donker."
I ,,'t Beste is, dat ik de gendarmen var»
[Vévignis maar even o^bel", dacht de In
specteur, en dat deed hij dan ook dadelijk,
en gaf bevel zich te posteeren bij de ver-
schillende tramhalten tusschen Vévignis en
de eerste halte vanaf Luik. Daarna liet hij
een auto komen, stopte den nu zeer ver-
baasden man er in en gaf daarna den chauf
feur bevel hem te brengen naar Vévignis,
en vooral goed op te letten en langzaam
1 te rijden, als hij op den weg Zigeuners zag,
omdat deze lieden er van werden verdacht,
het zoontje van den man te hebben meege
nomen.
Zoo zou er natuurlijk een groote verwav-
I ring zijn ontstaan, als niet juist op dit
j oogemblik een a-gent was komen vertellen,
dat eenige ge-maskerden, waaronder Zigeu-
de tram
I Ongeveer een uur later, vent nu 't een
echte beer was, mocht hij niet met de tram
terug, en de auto was veel te klein voor
Bruno, stond de man met zijn beer weer
j voor den Inspecteur.
i „Hier is mijn Bruno, mijn/heer", sprak h'j
vroolijk. „En ik dank u wel vriendelijk voor
de moeite!"
„Hè, wat nu?!" riep de Inspecteur ver
baasd uit. „Moest alles in rep en roer wor
den gebracht door een beer? Ik dacht, dat
Bruno je zoontje was!"
„Ik heb mijn beer lief, alsof hij mijn zoon
was, mijnheer", sprak nu met aandoening in
zijn stem de man. „Ik vond hem, als heel
klein beertje, in één der wouden van Si-
lezië. 't W-as in de laatste maanden van
den oorlog, 't Beestje, dat misschien zijn
moeder verloren had, was ziek en zwak, toen
'k het vond. Ik verzorgde het zoo goed ik
kon, deelde met hem het weinige voedsel,
d-at ik had. Daardoor hechtte Bruno zich aan
mij. Tweemaal redde hij mijn leven. En nu
verdient hij, door het maken van kunsten,
den kost voor ons beiden, want ik kan niet
werken, ziet u maar zelf." Hij toonde nu
zijn twee handen, die in den oorlog vreese-
!ijk verminkt waren. „En nog nooit is h!i
weggeloopen, mijn Bruno", ging hij voort.
I „Hoe dit nu is gebeurd, begrijp ik nog niet"
„Wel", sprak lachend de Inspecteur, „\k
denk dat Bruno het Carnaval heeft willen
meevieren, en je ziet, dat dit hem goed
gelukt, want allen in de tram, zelfs de con
ducteur, zagen hem voor een Carnavals-
gast aan-
„Ja, ja, mijn Bruno is slim", zei de man,
en toen ging hij met Bruno heen.
TANTE JOH.
DE SNEEUWKLOKJES.
De sneeuwklokjes stoen nu zoo prachtig in
bloei
Ze sieren nu velden en wegen.
En waar ze verschijnen, het windje ook woei
Klinkt vroolijk hun liedje je tegen.
Ze zingen „Do Lente, de Lente die komt
De Lente, de Lente z a 1 komen.
De Lente met 't frisch groene klcedjcn aan,
Dat ze spreidt over veld', struik en boomen
Do berken, de wilgen, dc elzen ook al.
Hun knoppen die zwellen, cn
Vlug zal wel el
't Groen spruitje tc voorschijn komen.
(Ingez. door Blauwe Distel.)
1 ners en e-en grijze beer, in d>e tram voor
I. Mijn geheel is iets dat nooit verveelt. Het Seraing zaten. „De tram is juist vertrok-
erste woord en de begint etters der II andere k&n"f zej hij.
I „Dan moet je den men naar Seraing
brengen, chauffeur", beval do Inspecteur.
„Maar vlug wat, en kijk vooral goed uit bij
ormen het gevraagde woord.
Op de eerste regel het gevraagde wooid.
Op do 2de®regel, waar eer. eend graag in is.
Op de 3de regel een vogel.
Op dc 4de regel een stad in Zuid Holland. oe tramhalten.
Op do 5de regel iets dat licht geeft. Terwijl de m£n in de auto den weg naar
Seraing opreed, dacht hij alleen aan de
Zigeuners, dié, naar hij dacht, in de tram
Op de 8ste regel en stad in Noord-Holland, raten- En in dien tijd dacht de Inspecteui
Op de 9de regel een klecdingsluk.
Op de 10de regel een telwoord.
(lp de 11de regel een voornaamwoord.
Op de I2de regel een medeklinker.
oor velen een groot genoegen
9, 0, 12, 5, 4 is niet smal
1, II, 5 is een deel van het hoofd
T, 7, 2, 3, 13 is een bewoarnloots
water.
aan Bruno, als aan een kléinen, stouten
knaap, die misschien niet door de Zigeu
ners was meegenomen, doch stilletjes was
weggeloopen- En de gendarmen, die op
(Ingcz. door Lelietje van Dalen.) post waren gezet bij de halten tusschen Luik
<?n Vévignis, wachtten tevergeefs op de
IT. Mijn geheel bestaat uit 15 letters cn is Zigeuners.
Doch een paar gendarmen, die juist op
den weg naar Seraing liepen en bij één
der tramhalten bleven staan, om per tram
naar Seraing terug te keeren, zagen bij aan
komst der tram iets bijzonder vreemds.
Eerst sprong uit de tiam een vrouw met een
kind, de vrouw woedend de vuisten ballend
en schreeuwende tegen een grooten, grij
zen beer, die juist door den condrtcteur de
tram wervJ uitgeduwd en die nijdig gTomde.
En achter dezen beer het booze gezicht
van den conducteur en de vroolijk lachende
gezichten der andere passagiers.
„Wel, wat is hier gebeurd?" vroeg één
der gendarmen lachend. „Waarom schreeuwt
die vrouw zoo boos tegen dien beer?"
„Die beer is een oplichter, een dtiefl"
brom'de de conducteur. „Eerst steelt hij het
IJDELTUITJE
Kleino blonde krullcbol
stond voor het spiegelglas.
En keek heel verwonderd
dat er nog zoo'n zusie was
Net die blonde krullen.
Ook zoo'n strik in 't haar
Net zoo'n witte jurk ann.
Hc, wat was dat vaar.
Kleine blonde krullcbol
Keek verbaasd hoar aan.
En vroeg toen verwonderd.
Waor kom jij vandaan
Geef mij eens een zoentje
Praat nu óók eens zeg.
Ach, wat ben jij klein cn dom.
Neen I nu loop i k weg.
ÏÏI. Met een m Lcn
uisdicren.
Met een h
Met ccn d.
ik een eigenschap van
ben ik erg brandbaar,
vind men mij bijna overal.
(Ingez. door Watergeus.)
Een Vermakelijke Vasten-
avondvertelling.
(Vervolg)
Terwijl men zich in de tram nvj* den kind een wafel uit de hand, en toen ik bij
eer bezighield, liep er een man ais rade- hem kwam om geld voor den rit, hield hij
oos door de rue Guillemins, een^der vlak zich alsof hij sliep. Daarna deed hij als
bij het Hoofd-station gelegen straffen. Hij een echte beer, begon te grommen en t®
Kas blootshoofds en, hoewel het dien mor- brommen, en nu, nu doet hij nog zoo. Reken
gen vrij koud was, zonder jas of das. Zoe- hem ma-ar gerust in, hoor
kende keek hij overal rond; alle slopjeb en Nog had de conducteur niet uitgespro-
steegjes liep hij door, om daarna weer terug ken, of daar kwam in woeste vaart een auto
te komen in de hoofdstraat, die hij ten aantuffen. Een man, blootshoofds en zon
einde liep, totdat hij een daar posleerenden der jas sprong er uit, snelde op den beer
politie-agent aanklampte met de vraag: toe, en riep: „Ach, ben je daar, mijn jon-
„Ach, mijnheer de agent, hebt u mijn lieven gen! Kom toch bij den baas, mijn beste
Bruno soms gezien? Hij is weggeloopen uit Brunol"
den wagen en hij is nergens te vinden! Den En toen rtu de passagiers zagen, hoe
geheelen nacht heb ik al overal loopen Bruno, op echte berenmanier, zijn baas om-
Deken, langs de boulevards en door de helsde, riepen allen: „O, wij^ dachten wel,
parken, ja, waar al niet. En nu hoorde ik dat het een echte beer was! En daarna
zooeven, dat misschien de politie hem ge- kropen, zij allen zoo ver mogelijk in de
vonden heeft en zoolang onder dak heeft trauf. Maar de conducteur, die nog buiten
gebracht, totdat er iemand naar hem komt stond, vroeg sidderend van angst aan den
vragen. Is dat zoo? Ach, mijn arme, lieva man: „Zeg, je zult hem nu toch niet meer
Bruno, als de politie hem nu maar gevon- los laten loopen, wel?
den heeft. En waar is het bureau, mijnheer «Wees. m^r nes*" lang zei*-lachend oe
(Ingez. door Mandarijntje).
De Hongerige Struisvogel.
Verhaaltje op Rijm
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Marinus woond' in Afrika,
Heel ver dus hier vandaan.
Hij was er met zijn Ouders pas
Per stoomboot heengegaan.
Beviel Marinus daar heel best;
Wat zag de jongen veel!
De vreemde dieren vond hij 't leukst
In 't warme werelddeel.
Op zeek'ren dag drijft hij zijn tol
Een mooien, fel gekleurd
Op 't erf. De tol draait vroolijk rond.
Waar weet je, wat gebeurt?
Een Struisvogel met langen hols
Heeft honger, slikt den tol
Zoo maar pardoes in één hap op,
Hij had zijn bekje vol.
Jou gulzig beest I snikt Rinus nu,
Blijf af, versta je 't, zeg?
Och, och, 't is vrees'lijk hard voor mij:
Mijn mooie tol plots weg 1
't Is hard
i n mij
antwoordt de
Struis
Maar denk je, dat i k zucht
Ik had zoo'n honger en ik dacht:
Die tol, dat was een vrucht.
Houd op met huilen, kleine baas
En loop naar huis, maar gauw I
Als je niet heel vlug beenen maakt,
Hap 'k in een kuit van jou I
Marinus vlucht en Moeder vraagt:
Wat is er aan de hand?
Een tolleneterl
snikt de
knaap.
ALLEEN UIT.
Roosje is zoo deftig
met haar parasol
cn haar mopie taschje
Roosje vindt het dol,
zoo alleen te loopen;
'n pakje heelt ze mee,
dat is een presentje
voor haar nichtje Bé,
die zoo lang moet liggen
tot haar groot verdriet,
heerlijk zal ze 't vinden,
als ze Roos straks ziet I
HERMANNA.
Vóór dén Verjaardag
„Wij hebben een geheimpje,
„hé Zus broer weet het niet
„wat zal hij morgen kijken,
„als hij je weet wel ziet I"
Bropr Jaap is morgen jarig
en roept„o, 'k weet het al,
,/k Krijg vast van jullie samen
„een mooien, grooten bal."
Heleentje kijkt heel oolijk
haar groote zuster aan;
„mis Jaapje," zegt ze vroolijk.
„je bent er ver vandaan I
„Wat jij krijgt is vcfel leuker,
„het is een „stil I" spreekt zus,
,.je mag het niet verklappen
„geef mij maar gauw een kus."
„Neen Jaapje, je moet wachten;
„het is gauw morgen, vent
„dan krijg je van Heleentje
„en mij een mooi present."
HERMANNA.
Van alles wat.
WIE HÊT EERSTE BROOD
GEBAKKEN HEEFT.
Wie het broodbakken uitgevonden heeft,
weet men niet, doch het is gemakkelijk uit
te maken, dat reeds de oude Egyptenaren
en Assyriërs het brood gekend hebben, al
zal ook het voedsel, dat men toen brood
noemde, door ons daarvoor niet gehouden
worden, want het bestond uit een mengsel
vdn-meel, olie en kruiden en was zeer ge
zocht, ja zelfs onontbeerlijk bij alle maal
tijden.
De oude Grieken hebben het eerst het
brood samengesteld, zooals wij het kennen
en bereiden. Naar men vertelt, zou een slaaf
uit vergeetachtigheid het overgeblevene
van een schotel meeldeeg in een aarden
pot dagen achtereen hebben laten staan.
Toen hij het deeg eindelijk wilde weg
gooien, scheelde het maar heel weinig, of
hij werd op heeterdaad betrapt. Uit angst
voor straf gooide hij er daarom versch meel
overheen.
Wat stond hij echter verbaasd te kijken,
toen al het deeg bij het mengen plotseling
aan het rijzen en gisten ging. Zijn meester
en diens gasten waren zeer tevreden over
het lekkere, luchtige brood, dat uit het zoo
genaamde „bedorven deeg" ontstaan was.
Zoo was het eerste goede brood in de
wereld gekomen, en in heel Athene was
men er zóó mee ingenomen, dat zich daar
spoedig broodbakkers vestigden. Weldra
vermeerderden de broodsoorten en het
duurde niet lang, of het brood van Athene
werd voor het beste in geheel Griekenland
gehouden.
RU1LHANDEI.HOEKJE,
Gymnast vil graag van Geranium, d©
Sunlight bonnen, hebben. Hij heeft echter niets
te ruilen. Hij vraagt of hij zc kan koopen
tegen I cent per stuk
VuurtOTcn schreef mo
In het ruilhandelhoekje stond dat Mol graag
de ontbrekende nummers v«n Pleines album Ilf
wilde hebben. Hiervan heb-fc 49, 50, 51, 53,
54, 55, 56, 57, 58, 62, 63, 05, 66, 67, 70
Als Mol daarvan wat wjl hebben dan zól ik u
dc pUstjcs opsturen.
CORRESPONDENTIE.
Cecilia. Wat jammer, dot jc zc vergeten
had jn tc zenden. Vooral nis zc allemaal goed
bleken te zijn. Ja, zoo ging het ook wel, nl
vond het eerste plan aardiger. Maar daar
viel niets meer aan te Veranderen.
Mol. Jn, je zult wol nog heel wot pleat jc»
kunnen gebruiken. Mnor anderen moeten ook
eens ccn beurt hebben. Ik kon niet mijn k'einc
voorraad onn jou alleen geven. Er zijn nog
veel meer liefhebbers voor Maar nis ik nog
wat to missen heb, krijg jij ook nog wat hoorl
Di© fabriek wns heel aardig. En nu moot j©
daar ook eens gaan kijken. Neef L» Nieweg wit
pvcntuecle liefhebbers thuis bij hem ontvangen.
Ju, die dieren vinden hun oude tehuis altijd
weer terug.
Eersteling. Je mag bij do oplossingen nog
wel wat anders schrijven hoorSchrijf moor
wat j© wilt.
Draver. Ja, dat heb ik gezien. Mooi, ui
dio gclo bloempjes hè. Dut zijn aardige kunst
stukjes, die jc hem geleerd hebt.
Roelof V. In de eerste plaats komen voor
het ruil handel hoekje in aanmerking nichtje»
en neefjes, die geregeld meedoen. Als er dan
nog iets over is. kunnen bij uitzondering ook
andoren wot krijgen.
Gymnast. Ik zal je vraag overbrengen.
Maar heb je niet wat anders om te ruilen
Winterkoninkje. Voor ons ruilhondel-
hockjc kan ik ultijjd alles gebruiken. Stuur die
plaatjes maar eens. Ook dat raadsel wil ik
graag van je hebben.
Bobbie. Dat moet nog een verrassing blij
ven. Misschien komt cr nog wel eens zoo'n
wedstrijd. Ik znl zien of ik cr nog heb. Want
cr is erg veel vraag naar.
Zwaluw. Wat voor plaatjes wil jc nu
hebben Je raadsels zijn heel aardig en koi
men me best van pas. Ook de mop is leuk.
Ik zol zo zoo gauw mogelijk plaatsen.
Watergeus. Ja, eigenlijk gezegd, ver
moedde ik dut wel zoo wat. Mijn vermoeden
blijkt dus goed geweest te zijn. Wat een aar
dig© ruudsels. Weer eens iets anders don ge
woonlijk. En zo zijn ook niet zoo heel moeilijk.
Jc zol zc wel eens in de krant zien staan.
Thijs. Wat ren prachtig gedicht heb jij
gemankt. Het komt in de krant hoor I Waarom
wil. je me het raadsel niet sturen
Bever. Heb je dc album If nu heclemnnl
vol. Ik zol nog wat andere Plcines-plnntjes
voor je klaar leggen. Kom je die don even
hulcn
Bruno, Ja, het huiswerk mag natuurlijk
niet onder de krant lijden. Dnt moet altijd
voorgaan.
Elèvc. Gelukkig, dot je het met me eens
bent. Een prachtig voornemen, hoor. En doen
ook I Don krijg je er hoc longer hoc mcci
plezier in.
Krullckop. Dat heb ik gemerkt. Zc liggen
nog op,je komst te wachten. Dank jc wel vooi
je raadsel. Ik zal het bewaren. Dan komt het
gouw in de krant, denk ik.
Scholekster. Dunk je wel voor de postzegels.
Er zijn ergo mooie bij. Ik zal zc door sturen
met je verzoek.
Blauwe Distel. Nu, het is prachtig hoor.
Allemaal toch mooie cijfers. En gecri'. enkel©
onvoldoende f
Scholo. Goed zoo, volhouden hoor 1
Wielewaal. Neen, dat hebben we nog
niet gehad. Maar je moet eens zelf zoo'n ver-
hanltjo maken f
Kuboutcr. Neen, dc vraagstukken niet.
Alleen do raadsels.
Vlinder. Den volgenden keer schrijf je
toch zeker wat meer hè
Kapel. Ju, dat schreef een familielid van
je ook al. Zoo iets kon wel eens voorkomen.
Nimf. Ja, het is het beste zoo iets mao»'
zelf tc doen en niet aan onderen over te loten.
Dan kan het vergieten worden.
Appclsnoet. Zeker datzelfde feest als
Goudbnord bedoeld. Zitten jelui samen? En
kennen jelui elkaar.? Leuk hè jonge duifjes»
Zwartkop. Het kan wel zijn dot je vergeten
bent. Maar had je cr wat bij geschreven. Of
alleen maar de rondsels opgelost!
Lelietje von Dolen. Wat een leuk raadsel
is dut. Het komt in de krant hoor. Wanneer
wéét ik nog- niet, maar het komt er inreken
duar maar op.
Stormvogel. Prachtig, stuur maar zooveel
ic wilt.
Rozcknop. Neen, dot is hcelemool nfel
prettig. Den volgenden weer wat vroeger hoorf
Speurder. Hoe kwam dat. Dat lijkt m©
heeïemnal niet prettig. Ik zal <?r eens ovei
denken.
Kumpiocn, Ju, dat weet ik vooruit ook
niet. Goed, ik kan ze altijd wel gebruiken, al
zijn or ook dubbelen bij. Dot opstel was werke
lijk leuk. Het had eens echt moeten gebourenl
Dat zou een mooie vertooning zijn geweest.
Edclwcisz. Ik ben cr geweest. Het was
aardig hè. Heb je nog flink gegrabbeld cn ge
schoten en met de ringen gegooid
Mimosa. Gelukkig dat je nu weer beter
bent. Het weer wordt nu ook weer mooier om
uit te gaan.
Madeliefje. Welkom. Doe maar trouw mee
met de roadsels. Dat zcl jo best bevallen.
Goudbaërd. Wat een feest znl dnt worden
Daar hoor ik zeker nog wel eens wat van hè,
hoe <l:»t is nfgeloopcn
Wielrenner. Ook al vergelen! Dut is wel
jammer. Dat was wel org leerzaam hè En je
hebt meteen een prettige ochtend gehad.
Wik.^- Ja, dat ken ik me begrijpen. Ik
donk wel, dnt je het mooi zol vindcri. Vindt je
dat beter don je tegenwoordige naam.
Vink. Neen, dnt gaat niet. Moor ik zal
het bewaren tot ccn anderen keer. Dat vindt jo
wel goed hè
Bruintje. Jn, dat weet ik. Daar kon jo
mooie vinden. Hot versie is erg leuk, en zal
•wel een plaatsje kunnen vinden.
Ton Neveu. Interessant, vindt je niet. On
der zoo'n microscoop kan je heel mooi© din
gen zien. Het is toch ccn flinke vergrooting
-OOM KAREL.
ONZE MOPPENTROMMEL
Vooruitgang.
Bij ons wordt dc schouwburg zóó uitstekend
ingericht, dat men in Shakespaere's „Zomer
nachtdroom" de bloemen'werkelijk rtrïkë
Neen maar, dan moet jo bij ons komen, daar
spelen zc Schiller's „Roovers" zoo fijn, dat je
na dc voorstelling je horloge kwijt bent-
A