KINDERRUBRIEK. Voor de Kleintjes. De rubriek van Oom Karei. de agent gaat h- in één adem voort. „Vi'aar kan ik te weten komen, of mijn Bruno is gevonden? Want ik ben hier vreemd, weet u. Ik ben met mijn Bruno uit Zwitserland gekomen. We zijn op reis naar Ziezoo, in deze Krant komt net laatste wat Holland. Daar moeten we overmorgen in eigenlijk nog bestemd was voor ons feestnum- (en Grcus ,reden En als ;k mijr, mer. Jc ziet dus wel, dut ik genoeg voorraad r had. Daar hadden de neefjes en luchtjes wel ^uno met spoedig terogvmd, wat moet t-k voor gezorgd. dar> beginnen Ik hud cr dus eigenlijk wel drie pagina's mee agé-nt stuit den woordenvloed vnn kunnen vullen. IVIaar nu hebben we het maar den radéloozen man, door hom den wég te over drie kranten verdeeid, dan hebben jelui wijzen naar hét hoofdibuteau. Daarheen rent er drie keer plezier van. In de volgende krant nu weer op een draf, hij, die zijn Bruno zoekt, zal ik don ook zeggen, hoe het gaat met de £n 0p bureau aangekomen, vertelt hij extra prijzen. Want jc w'cet, voor dc beste weer hetzelfde, wat hij zooeven den agent feest-inzendingen stel ik ccn pnar extra prij- heeft medeyedeeld. De agenten, ja, zelfs d* zen beschikbaar, terwijl ik ook van lonte Riek Inspecteur, allen denken, dat de man, nog twee extra prijzen voor jelui ontvang. rr- 1/ wr 1 ii- die bu na onvers laan-baar rransoh spreekt. Wat dat is, moet nog een veirassing blijven. Maar het zijn mooie prijzen, dat wil ik wel het over kind heeft, dat Bruno heet zeggen- Jammer, dat er een paar inzendingen vooral als de Inspecteur bij de vraag: „Ho* waren, die niet geschikt waren om opgenomen oud is je Bruno? als antwoord krijgt: „Mijn te worden. Djc moest ik helaas terzijde legger». Bruno is bijna zes jaar oud, mijnheer". Een Maar dat is,zoo heel erg niet, want er was d,er agenten, die natuurlijk ook denkt, dai genoog. De meesten van jelui stellen erg veel Bruno het zoontje van den man is, zegt op belang in Vckode's aquariuxm Dan moeten je- eens tQt den inspect€Ur; „Zouden de Zige»'- man. „Als mijn Bruno had gewild, zou hij jou het allereerste verslonden hebben. Maar hij doet geen kwaad lui nu eens gaan kijken bij Oostervecn in de Langestraat. Dat zal jelui vast wel leuk vinden at daar te zien is. Ik zal mijn praatje met jelui nu maar eindigen, want cr is nog vrij veel, dat een plaatsje moet vinden. In de eer ste piaots laat ik hier nu een versje volgen an Kapel. Het heet MET HUISJE OP *T VELD. Bons Haas woont alleen In een huisje van steen H^t is er wel klein Maar hij vindt het er fijn Heel crct'lijk en net Met een lekker warm bed En turf op het vuur. Als het builen is guur Ook wordt cr gestookt Als de pot meet gekookt Dan bakt hij cn braadt Als een echte koksmaat Nu is hij al klaar Want het <?tei\ is gaar De soep staat gereed Maar ze is nog wot heet Daar hoort hij zijn naam Ziet een koopvrouw nan '1 raam Een mandvol met fruat Lokt tot koopen hem uit Voor billijken prijs Een uitmuntende spijs Bij do dampende snert Een passend dessert „Wel, geef maar een pond P Zegt ons haasje terstond „Hetzij zuur of zoet Een appel smaakt goed"- (Ingcz. door Kapel.") RAADSELS. Dc- oplossingen der vorige raadsels waren I. Harderwijk met de woorden ar, ahrd, dijk, herder, wrak. II Na ar den, andijvie, armband, rechter, diploma, electro. Nnarden. Do prijs is gewonnen door Z w a 1 u w dia hem Maandag aan ons bureau kon komen fhalcn. NIEUWE RAADSELS. ners, die hier van morgen zoo heel vroeg voorbijtrokken, den knaep misschien heb-, ben ontmoet en meegenomen?" „Ach ja, dat is best mogeÜjW" roept bijna schreiende de man. „En dan zullen c* Zigeuners hem de kunsten laten maken, die» ik hem met zooveel liefde en geduld heb geleerd. Ach, en nu zie ik miin armen Bruno nooit meer terug!" „Kom, wees maar bedaard", sprak vrien- delijk de Inspecteur, ,,'t waren misschien gèen echte Zigeuners, 't Was misschien een vroolijk troepje, dat hier langs trok. En houd maar goeden moed, wie weet, hoe I gairw je den jongen weer terug hebt." De man was waarschijnlijk te bedroefd I om het woord „jongen" te hooren, of mis- sdhien lette hij er niet op. Hij lette nu al leen op alles, wat de Inspecteur den agent |\roeg. „Zag je ook, waarheen de Zigeuners (gingen, Gilotte?" „Ze liepen den weg op naar den boule- vard Fiére Orban, mijnheer", was het ant woord. „Waarschijnlijk zijn ze den kant van Vévignis uit." I „Zag je ook, dat ze een knaap bij zich I hadden?" „Hè, een knaap, wat was dat nu weer? dacht de man. Maar weer luisterde hij naar wat de agent antwoordde: „Dat kon ik niet onderscheiden, mijnheer; 't was nog bijna I donker." I ,,'t Beste is, dat ik de gendarmen var» [Vévignis maar even o^bel", dacht de In specteur, en dat deed hij dan ook dadelijk, en gaf bevel zich te posteeren bij de ver- schillende tramhalten tusschen Vévignis en de eerste halte vanaf Luik. Daarna liet hij een auto komen, stopte den nu zeer ver- baasden man er in en gaf daarna den chauf feur bevel hem te brengen naar Vévignis, en vooral goed op te letten en langzaam 1 te rijden, als hij op den weg Zigeuners zag, omdat deze lieden er van werden verdacht, het zoontje van den man te hebben meege nomen. Zoo zou er natuurlijk een groote verwav- I ring zijn ontstaan, als niet juist op dit j oogemblik een a-gent was komen vertellen, dat eenige ge-maskerden, waaronder Zigeu- de tram I Ongeveer een uur later, vent nu 't een echte beer was, mocht hij niet met de tram terug, en de auto was veel te klein voor Bruno, stond de man met zijn beer weer j voor den Inspecteur. i „Hier is mijn Bruno, mijn/heer", sprak h'j vroolijk. „En ik dank u wel vriendelijk voor de moeite!" „Hè, wat nu?!" riep de Inspecteur ver baasd uit. „Moest alles in rep en roer wor den gebracht door een beer? Ik dacht, dat Bruno je zoontje was!" „Ik heb mijn beer lief, alsof hij mijn zoon was, mijnheer", sprak nu met aandoening in zijn stem de man. „Ik vond hem, als heel klein beertje, in één der wouden van Si- lezië. 't W-as in de laatste maanden van den oorlog, 't Beestje, dat misschien zijn moeder verloren had, was ziek en zwak, toen 'k het vond. Ik verzorgde het zoo goed ik kon, deelde met hem het weinige voedsel, d-at ik had. Daardoor hechtte Bruno zich aan mij. Tweemaal redde hij mijn leven. En nu verdient hij, door het maken van kunsten, den kost voor ons beiden, want ik kan niet werken, ziet u maar zelf." Hij toonde nu zijn twee handen, die in den oorlog vreese- !ijk verminkt waren. „En nog nooit is h!i weggeloopen, mijn Bruno", ging hij voort. I „Hoe dit nu is gebeurd, begrijp ik nog niet" „Wel", sprak lachend de Inspecteur, „\k denk dat Bruno het Carnaval heeft willen meevieren, en je ziet, dat dit hem goed gelukt, want allen in de tram, zelfs de con ducteur, zagen hem voor een Carnavals- gast aan- „Ja, ja, mijn Bruno is slim", zei de man, en toen ging hij met Bruno heen. TANTE JOH. DE SNEEUWKLOKJES. De sneeuwklokjes stoen nu zoo prachtig in bloei Ze sieren nu velden en wegen. En waar ze verschijnen, het windje ook woei Klinkt vroolijk hun liedje je tegen. Ze zingen „Do Lente, de Lente die komt De Lente, de Lente z a 1 komen. De Lente met 't frisch groene klcedjcn aan, Dat ze spreidt over veld', struik en boomen Do berken, de wilgen, dc elzen ook al. Hun knoppen die zwellen, cn Vlug zal wel el 't Groen spruitje tc voorschijn komen. (Ingez. door Blauwe Distel.) 1 ners en e-en grijze beer, in d>e tram voor I. Mijn geheel is iets dat nooit verveelt. Het Seraing zaten. „De tram is juist vertrok- erste woord en de begint etters der II andere k&n"f zej hij. I „Dan moet je den men naar Seraing brengen, chauffeur", beval do Inspecteur. „Maar vlug wat, en kijk vooral goed uit bij ormen het gevraagde woord. Op de eerste regel het gevraagde wooid. Op do 2de®regel, waar eer. eend graag in is. Op de 3de regel een vogel. Op dc 4de regel een stad in Zuid Holland. oe tramhalten. Op do 5de regel iets dat licht geeft. Terwijl de m£n in de auto den weg naar Seraing opreed, dacht hij alleen aan de Zigeuners, dié, naar hij dacht, in de tram Op de 8ste regel en stad in Noord-Holland, raten- En in dien tijd dacht de Inspecteui Op de 9de regel een klecdingsluk. Op de 10de regel een telwoord. (lp de 11de regel een voornaamwoord. Op de I2de regel een medeklinker. oor velen een groot genoegen 9, 0, 12, 5, 4 is niet smal 1, II, 5 is een deel van het hoofd T, 7, 2, 3, 13 is een bewoarnloots water. aan Bruno, als aan een kléinen, stouten knaap, die misschien niet door de Zigeu ners was meegenomen, doch stilletjes was weggeloopen- En de gendarmen, die op (Ingcz. door Lelietje van Dalen.) post waren gezet bij de halten tusschen Luik <?n Vévignis, wachtten tevergeefs op de IT. Mijn geheel bestaat uit 15 letters cn is Zigeuners. Doch een paar gendarmen, die juist op den weg naar Seraing liepen en bij één der tramhalten bleven staan, om per tram naar Seraing terug te keeren, zagen bij aan komst der tram iets bijzonder vreemds. Eerst sprong uit de tiam een vrouw met een kind, de vrouw woedend de vuisten ballend en schreeuwende tegen een grooten, grij zen beer, die juist door den condrtcteur de tram wervJ uitgeduwd en die nijdig gTomde. En achter dezen beer het booze gezicht van den conducteur en de vroolijk lachende gezichten der andere passagiers. „Wel, wat is hier gebeurd?" vroeg één der gendarmen lachend. „Waarom schreeuwt die vrouw zoo boos tegen dien beer?" „Die beer is een oplichter, een dtiefl" brom'de de conducteur. „Eerst steelt hij het IJDELTUITJE Kleino blonde krullcbol stond voor het spiegelglas. En keek heel verwonderd dat er nog zoo'n zusie was Net die blonde krullen. Ook zoo'n strik in 't haar Net zoo'n witte jurk ann. Hc, wat was dat vaar. Kleine blonde krullcbol Keek verbaasd hoar aan. En vroeg toen verwonderd. Waor kom jij vandaan Geef mij eens een zoentje Praat nu óók eens zeg. Ach, wat ben jij klein cn dom. Neen I nu loop i k weg. ÏÏI. Met een m Lcn uisdicren. Met een h Met ccn d. ik een eigenschap van ben ik erg brandbaar, vind men mij bijna overal. (Ingez. door Watergeus.) Een Vermakelijke Vasten- avondvertelling. (Vervolg) Terwijl men zich in de tram nvj* den kind een wafel uit de hand, en toen ik bij eer bezighield, liep er een man ais rade- hem kwam om geld voor den rit, hield hij oos door de rue Guillemins, een^der vlak zich alsof hij sliep. Daarna deed hij als bij het Hoofd-station gelegen straffen. Hij een echte beer, begon te grommen en t® Kas blootshoofds en, hoewel het dien mor- brommen, en nu, nu doet hij nog zoo. Reken gen vrij koud was, zonder jas of das. Zoe- hem ma-ar gerust in, hoor kende keek hij overal rond; alle slopjeb en Nog had de conducteur niet uitgespro- steegjes liep hij door, om daarna weer terug ken, of daar kwam in woeste vaart een auto te komen in de hoofdstraat, die hij ten aantuffen. Een man, blootshoofds en zon einde liep, totdat hij een daar posleerenden der jas sprong er uit, snelde op den beer politie-agent aanklampte met de vraag: toe, en riep: „Ach, ben je daar, mijn jon- „Ach, mijnheer de agent, hebt u mijn lieven gen! Kom toch bij den baas, mijn beste Bruno soms gezien? Hij is weggeloopen uit Brunol" den wagen en hij is nergens te vinden! Den En toen rtu de passagiers zagen, hoe geheelen nacht heb ik al overal loopen Bruno, op echte berenmanier, zijn baas om- Deken, langs de boulevards en door de helsde, riepen allen: „O, wij^ dachten wel, parken, ja, waar al niet. En nu hoorde ik dat het een echte beer was! En daarna zooeven, dat misschien de politie hem ge- kropen, zij allen zoo ver mogelijk in de vonden heeft en zoolang onder dak heeft trauf. Maar de conducteur, die nog buiten gebracht, totdat er iemand naar hem komt stond, vroeg sidderend van angst aan den vragen. Is dat zoo? Ach, mijn arme, lieva man: „Zeg, je zult hem nu toch niet meer Bruno, als de politie hem nu maar gevon- los laten loopen, wel? den heeft. En waar is het bureau, mijnheer «Wees. m^r nes*" lang zei*-lachend oe (Ingez. door Mandarijntje). De Hongerige Struisvogel. Verhaaltje op Rijm door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. Marinus woond' in Afrika, Heel ver dus hier vandaan. Hij was er met zijn Ouders pas Per stoomboot heengegaan. Beviel Marinus daar heel best; Wat zag de jongen veel! De vreemde dieren vond hij 't leukst In 't warme werelddeel. Op zeek'ren dag drijft hij zijn tol Een mooien, fel gekleurd Op 't erf. De tol draait vroolijk rond. Waar weet je, wat gebeurt? Een Struisvogel met langen hols Heeft honger, slikt den tol Zoo maar pardoes in één hap op, Hij had zijn bekje vol. Jou gulzig beest I snikt Rinus nu, Blijf af, versta je 't, zeg? Och, och, 't is vrees'lijk hard voor mij: Mijn mooie tol plots weg 1 't Is hard i n mij antwoordt de Struis Maar denk je, dat i k zucht Ik had zoo'n honger en ik dacht: Die tol, dat was een vrucht. Houd op met huilen, kleine baas En loop naar huis, maar gauw I Als je niet heel vlug beenen maakt, Hap 'k in een kuit van jou I Marinus vlucht en Moeder vraagt: Wat is er aan de hand? Een tolleneterl snikt de knaap. ALLEEN UIT. Roosje is zoo deftig met haar parasol cn haar mopie taschje Roosje vindt het dol, zoo alleen te loopen; 'n pakje heelt ze mee, dat is een presentje voor haar nichtje Bé, die zoo lang moet liggen tot haar groot verdriet, heerlijk zal ze 't vinden, als ze Roos straks ziet I HERMANNA. Vóór dén Verjaardag „Wij hebben een geheimpje, „hé Zus broer weet het niet „wat zal hij morgen kijken, „als hij je weet wel ziet I" Bropr Jaap is morgen jarig en roept„o, 'k weet het al, ,/k Krijg vast van jullie samen „een mooien, grooten bal." Heleentje kijkt heel oolijk haar groote zuster aan; „mis Jaapje," zegt ze vroolijk. „je bent er ver vandaan I „Wat jij krijgt is vcfel leuker, „het is een „stil I" spreekt zus, ,.je mag het niet verklappen „geef mij maar gauw een kus." „Neen Jaapje, je moet wachten; „het is gauw morgen, vent „dan krijg je van Heleentje „en mij een mooi present." HERMANNA. Van alles wat. WIE HÊT EERSTE BROOD GEBAKKEN HEEFT. Wie het broodbakken uitgevonden heeft, weet men niet, doch het is gemakkelijk uit te maken, dat reeds de oude Egyptenaren en Assyriërs het brood gekend hebben, al zal ook het voedsel, dat men toen brood noemde, door ons daarvoor niet gehouden worden, want het bestond uit een mengsel vdn-meel, olie en kruiden en was zeer ge zocht, ja zelfs onontbeerlijk bij alle maal tijden. De oude Grieken hebben het eerst het brood samengesteld, zooals wij het kennen en bereiden. Naar men vertelt, zou een slaaf uit vergeetachtigheid het overgeblevene van een schotel meeldeeg in een aarden pot dagen achtereen hebben laten staan. Toen hij het deeg eindelijk wilde weg gooien, scheelde het maar heel weinig, of hij werd op heeterdaad betrapt. Uit angst voor straf gooide hij er daarom versch meel overheen. Wat stond hij echter verbaasd te kijken, toen al het deeg bij het mengen plotseling aan het rijzen en gisten ging. Zijn meester en diens gasten waren zeer tevreden over het lekkere, luchtige brood, dat uit het zoo genaamde „bedorven deeg" ontstaan was. Zoo was het eerste goede brood in de wereld gekomen, en in heel Athene was men er zóó mee ingenomen, dat zich daar spoedig broodbakkers vestigden. Weldra vermeerderden de broodsoorten en het duurde niet lang, of het brood van Athene werd voor het beste in geheel Griekenland gehouden. RU1LHANDEI.HOEKJE, Gymnast vil graag van Geranium, d© Sunlight bonnen, hebben. Hij heeft echter niets te ruilen. Hij vraagt of hij zc kan koopen tegen I cent per stuk VuurtOTcn schreef mo In het ruilhandelhoekje stond dat Mol graag de ontbrekende nummers v«n Pleines album Ilf wilde hebben. Hiervan heb-fc 49, 50, 51, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 62, 63, 05, 66, 67, 70 Als Mol daarvan wat wjl hebben dan zól ik u dc pUstjcs opsturen. CORRESPONDENTIE. Cecilia. Wat jammer, dot jc zc vergeten had jn tc zenden. Vooral nis zc allemaal goed bleken te zijn. Ja, zoo ging het ook wel, nl vond het eerste plan aardiger. Maar daar viel niets meer aan te Veranderen. Mol. Jn, je zult wol nog heel wot pleat jc» kunnen gebruiken. Mnor anderen moeten ook eens ccn beurt hebben. Ik kon niet mijn k'einc voorraad onn jou alleen geven. Er zijn nog veel meer liefhebbers voor Maar nis ik nog wat to missen heb, krijg jij ook nog wat hoorl Di© fabriek wns heel aardig. En nu moot j© daar ook eens gaan kijken. Neef L» Nieweg wit pvcntuecle liefhebbers thuis bij hem ontvangen. Ju, die dieren vinden hun oude tehuis altijd weer terug. Eersteling. Je mag bij do oplossingen nog wel wat anders schrijven hoorSchrijf moor wat j© wilt. Draver. Ja, dat heb ik gezien. Mooi, ui dio gclo bloempjes hè. Dut zijn aardige kunst stukjes, die jc hem geleerd hebt. Roelof V. In de eerste plaats komen voor het ruil handel hoekje in aanmerking nichtje» en neefjes, die geregeld meedoen. Als er dan nog iets over is. kunnen bij uitzondering ook andoren wot krijgen. Gymnast. Ik zal je vraag overbrengen. Maar heb je niet wat anders om te ruilen Winterkoninkje. Voor ons ruilhondel- hockjc kan ik ultijjd alles gebruiken. Stuur die plaatjes maar eens. Ook dat raadsel wil ik graag van je hebben. Bobbie. Dat moet nog een verrassing blij ven. Misschien komt cr nog wel eens zoo'n wedstrijd. Ik znl zien of ik cr nog heb. Want cr is erg veel vraag naar. Zwaluw. Wat voor plaatjes wil jc nu hebben Je raadsels zijn heel aardig en koi men me best van pas. Ook de mop is leuk. Ik zol zo zoo gauw mogelijk plaatsen. Watergeus. Ja, eigenlijk gezegd, ver moedde ik dut wel zoo wat. Mijn vermoeden blijkt dus goed geweest te zijn. Wat een aar dig© ruudsels. Weer eens iets anders don ge woonlijk. En zo zijn ook niet zoo heel moeilijk. Jc zol zc wel eens in de krant zien staan. Thijs. Wat ren prachtig gedicht heb jij gemankt. Het komt in de krant hoor I Waarom wil. je me het raadsel niet sturen Bever. Heb je dc album If nu heclemnnl vol. Ik zol nog wat andere Plcines-plnntjes voor je klaar leggen. Kom je die don even hulcn Bruno, Ja, het huiswerk mag natuurlijk niet onder de krant lijden. Dnt moet altijd voorgaan. Elèvc. Gelukkig, dot je het met me eens bent. Een prachtig voornemen, hoor. En doen ook I Don krijg je er hoc longer hoc mcci plezier in. Krullckop. Dat heb ik gemerkt. Zc liggen nog op,je komst te wachten. Dank jc wel vooi je raadsel. Ik zal het bewaren. Dan komt het gouw in de krant, denk ik. Scholekster. Dunk je wel voor de postzegels. Er zijn ergo mooie bij. Ik zal zc door sturen met je verzoek. Blauwe Distel. Nu, het is prachtig hoor. Allemaal toch mooie cijfers. En gecri'. enkel© onvoldoende f Scholo. Goed zoo, volhouden hoor 1 Wielewaal. Neen, dat hebben we nog niet gehad. Maar je moet eens zelf zoo'n ver- hanltjo maken f Kuboutcr. Neen, dc vraagstukken niet. Alleen do raadsels. Vlinder. Den volgenden keer schrijf je toch zeker wat meer hè Kapel. Ju, dat schreef een familielid van je ook al. Zoo iets kon wel eens voorkomen. Nimf. Ja, het is het beste zoo iets mao»' zelf tc doen en niet aan onderen over te loten. Dan kan het vergieten worden. Appclsnoet. Zeker datzelfde feest als Goudbnord bedoeld. Zitten jelui samen? En kennen jelui elkaar.? Leuk hè jonge duifjes» Zwartkop. Het kan wel zijn dot je vergeten bent. Maar had je cr wat bij geschreven. Of alleen maar de rondsels opgelost! Lelietje von Dolen. Wat een leuk raadsel is dut. Het komt in de krant hoor. Wanneer wéét ik nog- niet, maar het komt er inreken duar maar op. Stormvogel. Prachtig, stuur maar zooveel ic wilt. Rozcknop. Neen, dot is hcelemool nfel prettig. Den volgenden weer wat vroeger hoorf Speurder. Hoe kwam dat. Dat lijkt m© heeïemnal niet prettig. Ik zal <?r eens ovei denken. Kumpiocn, Ju, dat weet ik vooruit ook niet. Goed, ik kan ze altijd wel gebruiken, al zijn or ook dubbelen bij. Dot opstel was werke lijk leuk. Het had eens echt moeten gebourenl Dat zou een mooie vertooning zijn geweest. Edclwcisz. Ik ben cr geweest. Het was aardig hè. Heb je nog flink gegrabbeld cn ge schoten en met de ringen gegooid Mimosa. Gelukkig dat je nu weer beter bent. Het weer wordt nu ook weer mooier om uit te gaan. Madeliefje. Welkom. Doe maar trouw mee met de roadsels. Dat zcl jo best bevallen. Goudbaërd. Wat een feest znl dnt worden Daar hoor ik zeker nog wel eens wat van hè, hoe <l:»t is nfgeloopcn Wielrenner. Ook al vergelen! Dut is wel jammer. Dat was wel org leerzaam hè En je hebt meteen een prettige ochtend gehad. Wik.^- Ja, dat ken ik me begrijpen. Ik donk wel, dnt je het mooi zol vindcri. Vindt je dat beter don je tegenwoordige naam. Vink. Neen, dnt gaat niet. Moor ik zal het bewaren tot ccn anderen keer. Dat vindt jo wel goed hè Bruintje. Jn, dat weet ik. Daar kon jo mooie vinden. Hot versie is erg leuk, en zal •wel een plaatsje kunnen vinden. Ton Neveu. Interessant, vindt je niet. On der zoo'n microscoop kan je heel mooi© din gen zien. Het is toch ccn flinke vergrooting -OOM KAREL. ONZE MOPPENTROMMEL Vooruitgang. Bij ons wordt dc schouwburg zóó uitstekend ingericht, dat men in Shakespaere's „Zomer nachtdroom" de bloemen'werkelijk rtrïkë Neen maar, dan moet jo bij ons komen, daar spelen zc Schiller's „Roovers" zoo fijn, dat je na dc voorstelling je horloge kwijt bent- A

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1926 | | pagina 7