AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander"
feuilleton.
TWEEDE BLAD.
BINNENLAND.
Een Liefdesdroom.
24e Jaargang
No. 256
Zalardag
1 Mei 1S26
Leven en levensprogram.
(Nadruk verboden).
Veelal plegen wij de menschen te ver
deden in sterke en zwakke naturen. De
eersten zijn de mannen uit één stuk, de
enengieken, die wetem wait zij willen en
rec'bt op hun doel afstevenen. De anderen
zijn de meegaanden, diie hun gedrag van
omstandigheden laten afhangen, die kneed
baar zijn en op de kruispunten des levens
wijfelen of hangen.
Gewoonlijk gaat onze welgezindheid uit
naar de eerste gToep. Deze sterke men-
schen wekken ons ontzag; wij benijden hun
hunne vastheid van gang en hun zeifbe-
heersc'hing. Voor de tweede groep gevoe1.en
wij medelijden, zoo geen verachting.
Toch is het de vraag, of wij deze waar
de ering niet hebben te herzien. Zijn wij
niet eenzijdig bij onze beoordeeling en
laten wij ons ook hier niet weer bedrie
gen door schijn? En kan zich in zooge
naamde flinkheid iets van levensamnvaoht
openbaren, terwijl meegaandheid een gave
kan wezen.
Ik werd in mijn stereotiep oord*eel aan
hét twijfelen gebracht, doordat ik toevalli
gerwijs twee kennissen uit mijn jeugd
terugzag. Het uiterlijk is vaak een proef op
die som. Beiden waren van gelijken leeftijd,
maar hoe verschillend bleek het leven op
hen te hébben gewerkt. De één was ver
ouderd', verschrikkelijk. Vóór zijn tijd grijs,
stijf en krom; met zorgelijke rimpels op
het gelaat en een d'offe vermoeidheid in
de oogen. Den ander kon ik het nauwe
lijks aanzien, dat er ©iruds onze vorige ont
moeting twintig jaren waren verloop en-
Todh was het den eerste steeds naar den
vleesche gegaan en de laatste had veel te
leurstelling, zorg en verdriet doorleden.
Hoe kwam het, dat het leven him beiden
een stempel had opgedrukt, juist omge
keerd als men verwachten zou?
Terstond begreep ik, dat het verschil in
karakter hier de oplossing moest geven Ik
had d'en eerste gekend als een van die
„sterken", die weten wat ze willen. Hij
had als jongmensdh reeds zijn stellige op
vattingen omtrent het leven; hij ging uit
van vaste begiwselén en hield die onwrik
baar vast. Hij kende hét verschil tusschen
goed en kwaad, stelde zijn voorwaarden
aan mensch en maatschappij, gehoor
zaamde zelf ook aan een onvoorwaardelijk
gebod. Hij begon zijn loopbaan volgens
een welomschreven program, dat hij op
grond van redelijke overwegingen en
zedelijke eischen had opgemaakt- Bn zoo
wilde hij van meet af aan 't leven dwinger!,
zich aan zijn waanwijs gezag te onderwer
pen.
Bn dit werd die vermoeiende strijd van
den dag: telkens en onophoudelijk te er
varen, diat 't leven zich niet laat dwingen,
dat het een anderen kant opgaat met de
moraal, met den godsdienst, met maat
schappij, politiek, zeden en gewoonten,
dan hij zich in het onbuigzame hoofd had
gezet. Dit verbitterde en ontzenuwde hem
ondanks zijn uiterlijken welstand en zijn
uiterlijk welslagen; telkens en onophoude
lijk te ervaren, dat de men® oh en anders
waren dan hij ze had willen hébben; dat
zijn superieuren anders waren dén supe
rieuren behooren te zijn en zijn minderen
anders dan minderen behooren te zijn; dat
zijn vrouw anders was dan zijn in de door
Ihem steeds gepropageerde huwelijks-
theorie moest wezen en dat zijn kinderen,
toen diie kwamen, heelemaal niet paster, in
het paedagogische kader, dat hij 'bij voor
baat reeds voor hen had opgezet.
Omdat hij sterk -was en een man uit één
Stuk, bond hij den strijd aan met het
speelsche leven, dat „spottend lacht met elk
systeem". Hij trachtte de dingen te dwin
gen om te worden zooals hij vond dat ze
moesten zijn- Daardoor werd hij een stroef
en weerstrevend ondergeschikte, een lus
tig superieur, een nurksch echtgenoot en
een heeischzuohtig huisvader. Daardoor
weid hij e?n opposant in de politiek, een
drijver in den godsdienst, een droogstop
pel in de moraal. Daardoor verouderde hij
ivoor zijn tijd, uitgeput in dézen ongelijken
strijd.
Waait wie met het leven strijdt, strijdt
niet een overmachtig pojtuur. Hij is als
een dwingend ikiindy dait die vuisten balt
tegen den regen, als een hond die blaft
tegen de maan. Het leven laat zich dé wet
niet voorschrijven; het ontsnapt aan elke
controle; het uit zich in krachten, die wil
en redé te boven gaan; het is als een
onderstroom, die, dwars tegen de ziohtbaTe
golven in, het water voortstuwt naar een
onbekend doel. Het leven is een spel \an
verrassingen en wie het leven wil leven,
moet gelijken op den wilg aan den sloot
wal, die niet den storm meezwiept zonder
te brekenw
Meegaandheid is waarlijk een gave en
zij is het geheim, waardoor mijn andere
vriend, ondanks zijn vele lotgevallen en
moei'teny ongerept is gebleven. Ook hij
heeft gevochten als een dapper nian, maar
hij heeft zich niét onoverwinnelijk geacht.
Als een goed veldheer wist hij zijn plan. te
veranderen niet de wisselende omstandig
heden;; els een goed havenmeester naar
het getij de bakens te verzetten. Hij was
niet koppig als een kind, dat zijn zin wil
hebben, maar wijs als een ervarene, die
weet, dat de miensdh wikt, dodh God be
schikt. Hij kende dé overgave; de nederige
heid om zich neer te leggen bij onver
klaarbare, maar onloochenbare machten;
hij. steldé zichzelf niet in 't middelpunt van
't grenzenloos heelal, doch gevoelde zich
afhankelijk van hem onbekende weiten en
doeleinden, die hij als eeni majestueus ge
heimenis eerbiedigde.
Daarom volgde hij dlem wisselenden loop
der geschiedenis met kiniderlijike nieuws
gierigheid en veiheugde hij zich bij voor
baat m elke verrassing- Daarom vermoak-
te 'hij zich met de wonderlijke tegenstrij
digheden van leven en. lot en wist hij met
zachten humor het bestendig vervloeien
van gebeurtenissen en beginselen te aan
vaarden. Zijn buigzaamheid hdeld hem
jong en zijn zwakheid; was zijn kracht.
Want lenigheid is de eerste voorwaarde
oni te leven; lenigheid van geest en ge
dachte, lenigheid van program en beginsel
en de hoogste vorm van levenskunst open
baart zich, wannéér deze lenigheid tot be
valligheid wordt en men vrijwillig en met
een geloovig hart zich leert leiden door
hetgeen grootse!»er en belangrijker is dan
het eigen ik- Zich voegend naar de opper
ste wijsheid en in haar richting strevendé
blijvend, behoudt, men de eeuwige jeugd.
H. G. CAfNNEGIETER.
KONINKLIJKE BESLUITEN.
Toegekend de Eere-medaillc der Oranje
Oranje Nassau-orde in zilver aan G. J. Ver
hoeven, meesterknecht bij de Koninklijke Be-
schuit- en Koekfabrieken der firma J. H. Haust
en Zonen te Amsterdam
in goud aan C. H. Marscha], chef der afdee-
ling behangerij, tevens eerste verkooper bij d<v
Koninklijke Nederlandsche Meubelfabriek H. P.1
Mutters en Zoon te 's-Gravenhoge
benoemd tot burgemeester van Callantsoog
Mr. D. Breebaart Kzn.
benoemd tot ridder van den Nederlandscher.
Leeuw, Mr. K. Meyer Wiersma, president de*
rechtbank te Dordrecht
op verzoek eervol ontslagen als president van
de rechtbank te Dordrecht met dank Mr. K
Meyer Wiersma en benoemd als zoodanig Mr.
H. Heuvelink, thans rechter in gemeld college
DE VERJAARDAG VAN DE PRTNSES.
De viering in den Haag.
Men meldt ons uit den Haag:
Gisterochtend kleurden de velerwegc op tc
mci-Uen nationale oranje- of oranje-blanjo
bleu-vlaggen vioolijk de straten en pleinen der
Koninklijke Residentie ter eere van den 17en
verjaardag van Prinses Juliana. Allereerst van
de oificieele gebouwen en de Departementen
van Algemeen Bestuur en vele andere percee-
len, waarin Rijksdiensten gehuisvest zijn; de
gebouwen tot Provinciale of Gemeentelijken
dienst bestemd, de kerktorens ,tal van particu
liere woningen- en, in .miniatuur, van de beu
gels der motorwagens van-de Haagsche Tram
en van dc Noord-Zuidhollandsche trams Sche-
veningenLeiden, voorts van verschillende
taxi's en particuliere auto's enz. En, als ge
woonlijk, prykten. de gevels- dor vele gezant
schapsgebouwen ei. consulaten met dc vlaggen
der in den Haag vertegenwoordigde landen.
Men zag ook vrij veel oranje dragen, vooral
door dc Haagsche schoolgaande jeugd, voor
welke heden een namiddag-vacantiedag was
aangebroken en tevens een- feestmiddag, tc
danken weder aan het initiatief van het ruste
loos werkzame Haagsche comité voor Volks
feesten, welk feest) ditmaal bijzondere luister
zou ontvangen door de te verwachten aanwe
zigheid van de verjarende Prinses en meerdere
leden van de Koninklijke Familie.
Ook het ambtenarencorps werd in het go-
not van middagvacantie gesteld.
Een vroolijk en fleurig aanzien haddch we
derom de prachtige middenlanen van het Lan
ge Voorhout, aan welks toegangen zoowel op
den Kneuterdijk als aan het Tournooiveld be-
vlagde en bebloemde frontispices een goed ef
fect maakten bjj de kleurige versiering van
rood, wit en blauwe of oranje vanen aan lijnen
overlangs gespannen van boom tot boom.
In datzelfde Voorhout, dicht in dc nabijheid
van het Paleis der Koningin-Moeder, stond
ook dc muziektent, waar des middags de Resi
dentie-Harmoniekapel haar feestconcert zou
geven.
In het Koninklijk Paleis aan het Noordeinde
en voornoemd Paleis van de Koningin-Moeder
Emma, lagen registers van gclukwcnsching, op
welke, den geheelen dag door, de civiele en
militaire autoriteiten, het diplomatieke corps,
mitsgaders zeer vele particulieren hunne hand-
teckeningen plaatsten.
DE GEZANT BIJ DEN H. STOÉL.
Zijn benoeming tot gezant te
Weenen tc verwachten.
Naar dc Msb. verneemt zal jhr. mr. O. F. A.
M. van Nispen tot Sevenaar, die in verband
met het votum der Tweede Kamer zal aftre
den als gezant bij den H. Stoel, worden be
noemd tot gezant te Weenen als opvolger van
wijlen jhr. mr. W. M. van Wecde van Beren-
camp.
In 1915 werd jhr. mr. Van Nispen tot Seve
naar benoemd tot buitengewoon gezant bij
den H. Stoel.
DE VOLKSWELVAART.
Een Commissie van Onderzoek.
Door den Minister van Arbeid, Handel en
Nijverheid is thans ingesteld een sub-commis
sie voor de Economische Politiek, die een on
derzoek zal hebben in te stellen naar de om
standigheden, welke verschillende takken van
ons volksbestaan ongunstig beïnvloeden en de
uit dat onderzoek voortvloeiende voorstellen
zal hebben te doen met betrekking tot de vraag
welke maatregelen door de Regecring in het
belang van de algemeene welvaart kunnen en
moeten worden genomen.
Zooals bekend is, ondervond deze aangele
genheid vertraging door de verschillende Mi
nister-wisselingen.
Dc installatie der Commissie zal plaats vin
den op 4 Mei a.s.
HET ONAANNEMELIJK TRACTAAT
De vergadering te Leiden.
In 'het Groot-Auditorium van het Acade
miegebouw aan het Rapenburg te Leiden
heeft Donderdagavond de Ver. voor Staat
kunde een vergadering gehouden, waarin het
verdrag met België behandeld werd. Voor
het verdrag spraken de hceren: H. Dunlop,
prof. ir. J. Nelemans en mr. F. J. W. Dricn.
Prof. dr. H. T. Colenbrondcr en ir. A. P'ate
hadden zich bereid verklaard om te debat tee-
Rcdc Dunlop.
De eerste spreker, dc heer H. Dunlop, ver
dedigde het verdrag nun dc hund van dc vol
gende stellingen:
I Het feit dat Nederland in het bezit is
van dc Schelde legt Nederland dc verplich
ting op, die rivier zoo te behandelen alsof zij
Belgisch bezit ware, opdat duidelijk blijkc da*
dc in 1648 geschapen toestand voor goed tel
'het verleden behoort.
II. Weliswaar kan niet bewezen worden, dat
Rotterdam gecncrlci schade door het Antwer
pen—Moerdijk-kanaal zou kunnen lijden. Maar
dergelijke projecten hebben ook vroeger
steeds bezwaren gewekt, die later sterk over
dreven bleken tc zijn.
III. Voor Nederland is het cxpcdicercn van
goederen, hoe belangrijk ook voor de wel
vaart, en hoezeer zelfs ook expeditie van
goederen een belangrijk onderdeel von d»;
productie mag hecten, toch geenszins het be
gin cn het einde van alle wijsheid.
Rede Nclcmuns.
Prof. Nclcmans poneert dc volgende stellin
gen:
I. Een goede staat van de Schelde, op den
duur alleen te bereiken door normaliscering,
waartoe het verdrag den weg opent, druischt
niet in tegen de veiligheid van den water
staatkundigen toestand van Zeeland.
II. De ondergang van 'Zeeland ware het be
derf van dc Schelde en een mogelijke ramp
voor Antwerpen.
III. Het beheer der Schelde door een com
missie, wier taak tot dc bevaarbaarheid cn de
scheepvnartbelangen is beperkt, is uit admi
nistratief en politioneel oogpunt niet in strijd
met de belangen der polders.
Rede Diion.
Tenslotte verdedigde mr. F. W. J. Drion de
volgende stellingen:
I. Het Tractaat, thans met België gesloten,
is slechts een uitwerking van de algemeene
bepalingen van het Tractaat van 1839.
II. Noch de opheffing van art. VII, noch
die von art. XIV van het Tractaat van 1839
is als een offer voor Nederland tc beschou
wen.
III. Het is een Ncdcrlandsch belang dot de
verhouding tusschen België en Nederland door
die beide landen, en niet door de grootc mo
gendheden wordt bepaald.
Aan het debat nam allereerst deel prof. dr
H. T. Colenbrander. Hij sprak er zijn vreugd*1
over uit, dat door de voorstanders van hei
tractaat niet meer wordt gewerkt met het
schrikbeeld van evcntucelc internationale ver
wikkelingen na verwerping. Hij kon niet declen
de opinie van den heer Drion als zou het trac
taat een normale uitwerking zijn van dot van
1839. Veeleer is het een uitvloeisel van den
stand van zaken van T9I9.
Immers in het verdrag van 1839 wordt
slechts gesproken van toezicht op de Schelde-
werken, terwijl nu aan Nederland het beheei
door een internationale commissie zou wor
den opgedrongen. Spr. beroept zidh op hot
verschil tusschen de woorden „conserver" (in
1839) en „entretenir" (1925). Het riohtsnocr
van deze commissie van beheer is het schecp-
vaartbelang van 'Antwerpen, zoools ook uit
drukkelijk staat geformuleerd. Geen melding
wordt hiernaast gemaakt van het belang der
Zeeuwsche oeververdediging.
Wat de mogelijkheid van normaliseering van
de Schelde betreft, daaraan wordt door het
verdrag niets veranderd (tegenover stelling 1
ven prof. Neelemans). Het is volgens spr. niet
normaal, dat Nederland verantwoordelijk zou
zijn voor een vaarwater, dat niet van tractaten.
maar van de natuur afhankelijk is.
In 1919 te Parijs (4 Juni) werd door Neder
land de beslissing verkregen, dat geen interna
tionale servituten zouden worden gevestigd en
geen afstand van souvereiniteit zcu geschie
den. Het verdrag brengt wel internationale
servituten. Spr. toont dit uitvoerig aan.
Waar bij dit verdrag geen sprake van reci
prociteit blijkt te zijn (immers zelfs met de be
langen van Terneuzen of die van Holland's
spoorvervoer worden tegemoetgekomen), moet
aannenüng van dit verdrag worden ontraden.
Hierna voerde het woord ir. A. Plate. Hij
zag de bedoeling von 't AntwerpenMoerdijk-
kanaal in 't aftappen van verkeer van A'dom
en Rotterdam. Antwerpen daarentegen gaat
hierdoor ver vooruit. En waar de regeering
er niet toe komt, Amsterdam een behoorlijke
Rijn verbinding te geven, is hot onbillijk zich
ten bate van Antwerpen dergelijke verplichtin
gen te laten opleggen. En dot terwijl België
ons niet terwille is, doch uitsluitend Antwerpen
bevoordeelt, door bijv. dc surhixe-rcgeling. Een
belangengemeenschap zoools de heer Dunlop
die wil, is moeilijk te verwezenlijken, gezien
het Belgisch protectionisme, waartoe Holland
wel niet zal willen overgaan.
Nu weer düp^ eerendc, merkte dc heer
Drion nog op, z. i. wel degelijk uit de
nict-aanneming internationale complicaties
zouden voortvloeien.
Hij volhardt bij zijn mccping, dat dit trac
taat blijft binnen de spheer van het tractaat
van 1839. De hceren Dunlop cn NclemonS
voerden ook nog het woord, de laatste herin
nerde nog -on zijn artikelen over „conserve!**
cn dc occonomischc Statistische Berichten.
Aan het slot spruk prof. mr..H. Krabbe als
zijn meening uit, dat dc Statcn-Gencronl het
verdrag behooren aan tc nemen, donr dit een
belangrijke mijlpaal zou zijn op den weg der
ontwikkeling van het internationale redht, door
Iet werken van den factor der onbaatzuchtig
heid.
Een hierna gehouden stemming wees op 56
tegenstanders en 8 voorstanders.
UIT DE S. D. A. P.
Dc tweede voorzitter.
Zaterdag 24 April vergaderde het partijbe
stuur der S.D.A.P.
Als tweeden voorzitter van het pnrtijbestuur
werd aldus Het Volk de heer J. H. Schaper
herkozen.
Volgens mcdcdeeling van het Bureau der
S. A. I. zullen twee commissies worden samen
gesteld die het koloniale en het ontwapenings-
vraagstuk zullen bestudeeren. Door het partij
bestuur werden aangewezen om voor dc S.D.A.
P. in deze commissie zitting te nemen resp. dc
hceren W. H. Vliegen cn J. W. Alborda.
Besprekingen werden gevoerd over te tref
fen maatregelen voor de a.s. Eerste Kamerver
kiezing.
Besloten werd het salaris van den secretoris-
penningmeester met 500. per jaar te ver-
hoogen.
Het P.B. besloot naar aanleiding van het
congresbesluit om voor het lidmaatschap van
de commissie die tot took heeft na te gaan op
welke wijzo de samenstelling vun de groslijst
voor de Kamerverkiezing zal behooren te ge
schieden cn of in de bcstaundc regeling ver
andering dient te worden gebracht dc volgen
de leden uit te noodigen Mr. G. v. d. Bergh,
P. dc Bruin, W. Brcdmnn, J. \V. Matthysen, J.
Onderdijk, W. H. Vliegen, C. Werkhoven, P,
Wicrsum cn Mr. Ribbius Pcletier.
Een uitvoerige bespreking vond plaats met
dc hceren Chr. G. Cramer, Joh. Vlcming cn
J. E. Stokvis over de verhouding van dc
S.D.A.P. tot dc Indische partij. De volgende
bijeenkomst werd vostgcstcld op 15 Mei a.s.
NEDERLANDSCHE VEREENIGING VOOR
KOELTECHNIEK.
Een gTootschc herdenking van
Prof. Kamcrlingh Onnes.
In het natuurkundig laboratorium to Lcidcn>
waar prof. Kamcrlingh Onnes jaren lang zijn
grootschen wetenschappclijken arbeid heeft
verricht en dat door zijn onderzoekingen inter
nationale vermaardheid heeft gekregen, h'eeft
vandaag de Nederlandsche Vereeniging voöt
Koeltechniek haar dertigste algemeene verga
dering gehouden, welke vergadering geheel
wos gewijd aan de herdenking von dezen groo-
ten geleerde en natuuronderzoeker, tevens
voorzitter der Vereeniging.
De herdenking droeg een internationaal ka
rakter. Uit verschillende landen waren afge
vaardigden overgekomen om mede dezen voor-
treffelijken geleerde dp dezen dag te herden
ken en dc regeering) die den wensch te ken
nen had gegeven deze herdenking te willen
bijwonen, was vertegenwoordigd door den
minister.
Van de familie von wijlen prof. Kemerlingh
Onnes waren aanwezig zijn zoon, mr. A. H.
Kamcrlingh Onnes en diens echtgenoote, de
broeder van wijlen den hoogleeraar, de heer
A. J. Kamcrlingh Onnes, oud-dirccteur van het
bureau voor handelsinlichtingcn te Amsterdam,
dc heer H. H. Kamcrlingh Onnes, neef van den
overledene, zijn zwager mr. dr. Ch. A. Bijle-
veld, lid van den Centr. Raad van Beroep en
zijn neef, de heer M. I. \V. J. Bijleveld, oud-lid
der Tweede Kamer. Onder dc talrijke aanwe
zigen waren verder dc oudste vriend van prof.
Onnes, prof. dr. H. A. Lorentz.
Onder de officieele personen uit het buiten
land waren o.m. Mr. J. Raymond, Hon. Se<-
Een verstandig mensch heeft ieder uur een
vaste taak.
naar het Engelsch van
EMMELÏNE MORRISSON.
Geautoriseerde vertaling van M. Hcllema.
19
Het was bijna twee jaar geleden, sedert hij
Iris Stapleton had gezien, maar hij was niet
veranderd ten opzichte van haar. Tremayne
had1 zelden over haar gesproken, hoewel hij
dikwijls in Rome was geweest. Zij hadden daai*
een zomervacantie tezamen doorgebracht, en
hij was te Weenen geweest om Cassillis daar
te installeeren. Julian had gehoord van Jack
Stapleton's dood en dat Iris cn haar grootmoe
der Hendley hadden verlaten, maar niets meer.)
Er was dien avond carnaval op het ijs, en,
Cassillis, een uitstekend schaatsenrijder, was
weldra in het midden er van.
Longley verstond de kunst niet zoo goed, en,
hij stond wat ter zijde het schitterende toonecj
te bewonderen, toen een stem naast hem plotr
seling zeide
„Dit is heel wat beter dan Hendley, hè
Er stond een meisje naast hem, dat anV
woordde op die opmerking, „Ik had nooit vaji
zoo iets gedroomd," zeide zij, de oogen gq-
richt op hei bewegelijke bonte schouwspel.
„Je bent dus blij, dat je gekomen bent
ofschoon je weet, Iris
Iris I Hij herkende het gouden haar en haar'
stem en deed snel een schrede voorwaarts, on
zeker of hij de ontmoeting aangenaam vond
of njet.
„Juffrouw Stapleton I" riep hij uit.
Zij draaide zich snel om cn stond tegenover
hem.
„Wel, het is meneer Langley! Stel je voor
u te ontmoeten in GrindelwaldL lk dacht, dat
u predikant waart ergens in Londen. Dat zeide
Geoffrey. Hoe komt u hier
Hij vertelde haar, dat hij eens vacantie had
genomen, en aarzelde, of hij ook zou zeggen,
wie zijn metgezel was. Misschien wist zij, dat
Cassillis er was hij wist niet, of ze brief
wisseling hielden. Het bleek echter weldra, dat
dit niet het geval was, want een harer eerste
vragen was„Hoe gaat het met Julian Cas
sillis en waar is hij? Weet u dat?"
„Op ecnige meters afstand," antwoordde
Langley aarzelend, „hij rijdt schaatsen. Wij
hebben elkaar dezen morgen te Bazel ontmoet
Hij is op de doorreis van Weenen en'ik kom
van Engeland. Waar logeert u V'
„Dat is toevallig. Wij logeeren door ook
Het is vreemd, dat wij u niet hebben gezien,
maar er zijn zooveel menscheen."
„Mevrouw Humphreys en ik dineerden in do
Beer," zeide Iris, en zij begon hem tc vertellen,
hoe lang zij op reis waren en waar zij waren
geweest. Cassillis verscheen echter niet en
daar het Iaat was, trok haar geleidster haai
eindelijk mee.
„Zeg hem, dat ik hem morgenochtend wü
zien," riep Iris nog onder het weggaan.
Zoo geschiedde het, dat de eerstvolgendo
ontmoeting van de twee jonge lieden plaats
had in den schitterenden zonneschijn buiten het
hotel.
Langley had Cassillis den vorigen avond het
nieuws medegedeeld, en om de waarheid te
zeggen was hij zeer verwonderd over de wijze,
waarop het werd ontvangen, want Cassillis had
met geen enkel woord zijn blijdschap te ken
nen gegeven. Hij was stil blijven zitten, zoo stil
dat men een speld had kunnen hooren vollen
in de ruime ledige veranda, en hij was heel
bleek geworden. Na een poosje zeide hij
„Welk een merkwaardige samenloop van
omstandigheden," en zijn stem was haast toon
loos geweest.
Langley was den volgenden morgen aanwe
zig bij hun ontmoeting, en als hij later daar
aan terugdacht, begreep hij niet, dat hij toen
niet terstond de waarheid had geraden.
Iris beheerschte zich nog het meest, maar
toen zij buiten kwam en Julian bij dc deur zag
staan, verloor zij haar gedwongen kalmte toch
eenigszins. Haar kleur kwam en ging, zij haal
de diep adem en sloeg haar oogen neer.
Cassillis ging terstond op haar toe en stak
zijn hond uit, greep de hare en hield ze vast
terwijl hij op haar neerzag.
Een oogenblik later was alle gedwongenheid
voorbij, zij lachten en begroetten elkaar en ver
telden elkaar hun lotgevallen, maar Langley
kon het onaangename gevoel niet van zich of-
zetten, dat er een of ander geheim was. Hij keek
naar Iris' hond. Die was verbonden, en toen
Cassillis er naar vroeg, zeide zij, dat zij ze
had bezeerd bij het hockey spelen op het ijSv
en bloosde sterk bij die eenvoudige verklaring.
Doch Cassillis koesterde geen achterdocht.
Na het eeiste oogenblik straalde hij van vreug
de.
Zij brachten samen een heerlijken dog door
en genoten van alle soorten sport. Cassillis
vond alles goed, zoolang hij maar bij haar kon
zijn en haar maar kon zitten aankijken, over
tuigd dat zij in haar wit kleedje met een bont
mutsje op het gouden haar het mooiste v/ns,
wat er in de wereld kon worden gevonden.
De eerste wanklank kwam dien avond, toen
Iris er op aandrong te gaan dansen, in plaats
van den avond door te brengen met hem alleen,
zooals hij wenschte. Zij maakte geen ander*
verontschuldiging dan dat alles nog zoo nieuw
voor haar was en zij er van wilde genieten,
maar het kwam Langley, die er naar luisterde,,
voor, alsof ze Julian geen gelegenheid wilde
geven haar onder vier oogen te spreken.
Zoo ging het den volgenden dag ook. Zij
brachten dien buiten door op de ijs- en glijba
nen, maar waren geen oogenblik alleen, totdat
mevrouw. Humphreys na het diner verklaarde
niet meer te willen uitgaan en Iris noodzaakte
bij hoor te blijven.
Mevrouw Humphreys had het koud en zat,
dicht bij den radiator bridge te spelen. Iris had
nooit last van de koude en hield niet van het
kaartspel. Zij en Cassillis zalen aan het andere
einde der zaal en beiden zwegen.
Zij had hem gevraagd, wat hij zou doen, als
hij na verloop van zijn drie jaar naar Engeland
terugkeerde, maar dat wist hij niet.
„Misschien zal ik wel niet in Londen blijven,"
antwoordde hij. „Dat zal wel van meneer Tre
mayne afhangen, veronderstel ik. Wat wil jij.
hebben, dat ik doe
Die plotselinge, onverwachte vraag deed haar
schrikken.
„Wat bedoel je?" vroeg zij. „Wat heb ik
daarmee noodig?"
„Je hebt Tremayne nooit van ons verteld-
wei
Zij bloosde hevig, toen zij zijn blik ontmoette
„Wij hebben natuurlijk wel over je gespro
ken, maar Geoffrey pTaat niet veel over /.ijn
beschermelingen."
„Je weet wel, wat ik bedoel. Heb je er zelf»
nooit tegen hem op gezinspeeld, hoe de zakefi
staan Hij is toch je voogd, zoowel als de mij
ne Denk je, dot hij bezworen tegen mij zal
hebben
'Zij huiverde even. „Wat ter wereld bedoel je
toch Hoe en waarom zou hij bezwaren tegen
je hebben."
„Tegen ons huwelijk, meen ik."
Er ontstond een zeer onaangename stilte
„Hoor eens, Julian, dat is bespottelijk," zeidi*
zij met een verlegen, zachte stem. „Ik kan niét
met je trouwen. Waarom daarover te praten
Men kan niet trouwen op niets, en wij hebben
geen van beiden iets."
„Ik zal later rijk worden," zeide hij bedaard
„Dat weet ik nu wel. Ik zal Tremayne iederen
cent teruggeven, dien hij voor mij heeft be^
steed." Hij keek haar recht in dc oogen. „E*
wij zullen toch trouwen, Iris."
Weer huiverde zij en gaf geen antwoord.
„Ik wou, dat het nu al zoo ver was," ging hf'
voort, „eer wij weer afscheid moeten nemen
voor een jaar, maar dat .is niet mogelijk. Ik het
nog altijd mijn bijzondere 'huwelijksvergunning
maar natuurlijk is die hier niet gpldig. Als je
in Engeland waart de eerste week, als ik daar
kom, zou ik er terstond voor hebben gezorgd,
doch je zult er wel niet zijn."
„Och, in 's hemels naam, neem alles toch
niet zoo ernstig op 1" Zij was verlegen en ver
schrikt. „Wij kunnen niets doen en en jc
maakt, dat iedereen naar ons kijkt Wees toet
niet dwaas, Julian; wij waren nog maar kin-
deren twee jaar geleden waarom daaraor
nog te denken?" Zij hield op, niet in slaat mee:
te zeggen en wenschte, dat hij haar toch nié
zoo bleef aankijken. Zijn oogen waren vol ver
wijt en zij wist niet, hoe hem mede te deelen
wat hij toch moest weten.
Wordt vervolgd.