AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander" feuilleton. TWEEDE BLAD. BINNENLAND. Een Liefdesdroom. 24e Jaargang No. 256 Zalardag 1 Mei 1S26 Leven en levensprogram. (Nadruk verboden). Veelal plegen wij de menschen te ver deden in sterke en zwakke naturen. De eersten zijn de mannen uit één stuk, de enengieken, die wetem wait zij willen en rec'bt op hun doel afstevenen. De anderen zijn de meegaanden, diie hun gedrag van omstandigheden laten afhangen, die kneed baar zijn en op de kruispunten des levens wijfelen of hangen. Gewoonlijk gaat onze welgezindheid uit naar de eerste gToep. Deze sterke men- schen wekken ons ontzag; wij benijden hun hunne vastheid van gang en hun zeifbe- heersc'hing. Voor de tweede groep gevoe1.en wij medelijden, zoo geen verachting. Toch is het de vraag, of wij deze waar de ering niet hebben te herzien. Zijn wij niet eenzijdig bij onze beoordeeling en laten wij ons ook hier niet weer bedrie gen door schijn? En kan zich in zooge naamde flinkheid iets van levensamnvaoht openbaren, terwijl meegaandheid een gave kan wezen. Ik werd in mijn stereotiep oord*eel aan hét twijfelen gebracht, doordat ik toevalli gerwijs twee kennissen uit mijn jeugd terugzag. Het uiterlijk is vaak een proef op die som. Beiden waren van gelijken leeftijd, maar hoe verschillend bleek het leven op hen te hébben gewerkt. De één was ver ouderd', verschrikkelijk. Vóór zijn tijd grijs, stijf en krom; met zorgelijke rimpels op het gelaat en een d'offe vermoeidheid in de oogen. Den ander kon ik het nauwe lijks aanzien, dat er ©iruds onze vorige ont moeting twintig jaren waren verloop en- Todh was het den eerste steeds naar den vleesche gegaan en de laatste had veel te leurstelling, zorg en verdriet doorleden. Hoe kwam het, dat het leven him beiden een stempel had opgedrukt, juist omge keerd als men verwachten zou? Terstond begreep ik, dat het verschil in karakter hier de oplossing moest geven Ik had d'en eerste gekend als een van die „sterken", die weten wat ze willen. Hij had als jongmensdh reeds zijn stellige op vattingen omtrent het leven; hij ging uit van vaste begiwselén en hield die onwrik baar vast. Hij kende hét verschil tusschen goed en kwaad, stelde zijn voorwaarden aan mensch en maatschappij, gehoor zaamde zelf ook aan een onvoorwaardelijk gebod. Hij begon zijn loopbaan volgens een welomschreven program, dat hij op grond van redelijke overwegingen en zedelijke eischen had opgemaakt- Bn zoo wilde hij van meet af aan 't leven dwinger!, zich aan zijn waanwijs gezag te onderwer pen. Bn dit werd die vermoeiende strijd van den dag: telkens en onophoudelijk te er varen, diat 't leven zich niet laat dwingen, dat het een anderen kant opgaat met de moraal, met den godsdienst, met maat schappij, politiek, zeden en gewoonten, dan hij zich in het onbuigzame hoofd had gezet. Dit verbitterde en ontzenuwde hem ondanks zijn uiterlijken welstand en zijn uiterlijk welslagen; telkens en onophoude lijk te ervaren, dat de men® oh en anders waren dan hij ze had willen hébben; dat zijn superieuren anders waren dén supe rieuren behooren te zijn en zijn minderen anders dan minderen behooren te zijn; dat zijn vrouw anders was dan zijn in de door Ihem steeds gepropageerde huwelijks- theorie moest wezen en dat zijn kinderen, toen diie kwamen, heelemaal niet paster, in het paedagogische kader, dat hij 'bij voor baat reeds voor hen had opgezet. Omdat hij sterk -was en een man uit één Stuk, bond hij den strijd aan met het speelsche leven, dat „spottend lacht met elk systeem". Hij trachtte de dingen te dwin gen om te worden zooals hij vond dat ze moesten zijn- Daardoor werd hij een stroef en weerstrevend ondergeschikte, een lus tig superieur, een nurksch echtgenoot en een heeischzuohtig huisvader. Daardoor weid hij e?n opposant in de politiek, een drijver in den godsdienst, een droogstop pel in de moraal. Daardoor verouderde hij ivoor zijn tijd, uitgeput in dézen ongelijken strijd. Waait wie met het leven strijdt, strijdt niet een overmachtig pojtuur. Hij is als een dwingend ikiindy dait die vuisten balt tegen den regen, als een hond die blaft tegen de maan. Het leven laat zich dé wet niet voorschrijven; het ontsnapt aan elke controle; het uit zich in krachten, die wil en redé te boven gaan; het is als een onderstroom, die, dwars tegen de ziohtbaTe golven in, het water voortstuwt naar een onbekend doel. Het leven is een spel \an verrassingen en wie het leven wil leven, moet gelijken op den wilg aan den sloot wal, die niet den storm meezwiept zonder te brekenw Meegaandheid is waarlijk een gave en zij is het geheim, waardoor mijn andere vriend, ondanks zijn vele lotgevallen en moei'teny ongerept is gebleven. Ook hij heeft gevochten als een dapper nian, maar hij heeft zich niét onoverwinnelijk geacht. Als een goed veldheer wist hij zijn plan. te veranderen niet de wisselende omstandig heden;; els een goed havenmeester naar het getij de bakens te verzetten. Hij was niet koppig als een kind, dat zijn zin wil hebben, maar wijs als een ervarene, die weet, dat de miensdh wikt, dodh God be schikt. Hij kende dé overgave; de nederige heid om zich neer te leggen bij onver klaarbare, maar onloochenbare machten; hij. steldé zichzelf niet in 't middelpunt van 't grenzenloos heelal, doch gevoelde zich afhankelijk van hem onbekende weiten en doeleinden, die hij als eeni majestueus ge heimenis eerbiedigde. Daarom volgde hij dlem wisselenden loop der geschiedenis met kiniderlijike nieuws gierigheid en veiheugde hij zich bij voor baat m elke verrassing- Daarom vermoak- te 'hij zich met de wonderlijke tegenstrij digheden van leven en. lot en wist hij met zachten humor het bestendig vervloeien van gebeurtenissen en beginselen te aan vaarden. Zijn buigzaamheid hdeld hem jong en zijn zwakheid; was zijn kracht. Want lenigheid is de eerste voorwaarde oni te leven; lenigheid van geest en ge dachte, lenigheid van program en beginsel en de hoogste vorm van levenskunst open baart zich, wannéér deze lenigheid tot be valligheid wordt en men vrijwillig en met een geloovig hart zich leert leiden door hetgeen grootse!»er en belangrijker is dan het eigen ik- Zich voegend naar de opper ste wijsheid en in haar richting strevendé blijvend, behoudt, men de eeuwige jeugd. H. G. CAfNNEGIETER. KONINKLIJKE BESLUITEN. Toegekend de Eere-medaillc der Oranje Oranje Nassau-orde in zilver aan G. J. Ver hoeven, meesterknecht bij de Koninklijke Be- schuit- en Koekfabrieken der firma J. H. Haust en Zonen te Amsterdam in goud aan C. H. Marscha], chef der afdee- ling behangerij, tevens eerste verkooper bij d<v Koninklijke Nederlandsche Meubelfabriek H. P.1 Mutters en Zoon te 's-Gravenhoge benoemd tot burgemeester van Callantsoog Mr. D. Breebaart Kzn. benoemd tot ridder van den Nederlandscher. Leeuw, Mr. K. Meyer Wiersma, president de* rechtbank te Dordrecht op verzoek eervol ontslagen als president van de rechtbank te Dordrecht met dank Mr. K Meyer Wiersma en benoemd als zoodanig Mr. H. Heuvelink, thans rechter in gemeld college DE VERJAARDAG VAN DE PRTNSES. De viering in den Haag. Men meldt ons uit den Haag: Gisterochtend kleurden de velerwegc op tc mci-Uen nationale oranje- of oranje-blanjo bleu-vlaggen vioolijk de straten en pleinen der Koninklijke Residentie ter eere van den 17en verjaardag van Prinses Juliana. Allereerst van de oificieele gebouwen en de Departementen van Algemeen Bestuur en vele andere percee- len, waarin Rijksdiensten gehuisvest zijn; de gebouwen tot Provinciale of Gemeentelijken dienst bestemd, de kerktorens ,tal van particu liere woningen- en, in .miniatuur, van de beu gels der motorwagens van-de Haagsche Tram en van dc Noord-Zuidhollandsche trams Sche- veningenLeiden, voorts van verschillende taxi's en particuliere auto's enz. En, als ge woonlijk, prykten. de gevels- dor vele gezant schapsgebouwen ei. consulaten met dc vlaggen der in den Haag vertegenwoordigde landen. Men zag ook vrij veel oranje dragen, vooral door dc Haagsche schoolgaande jeugd, voor welke heden een namiddag-vacantiedag was aangebroken en tevens een- feestmiddag, tc danken weder aan het initiatief van het ruste loos werkzame Haagsche comité voor Volks feesten, welk feest) ditmaal bijzondere luister zou ontvangen door de te verwachten aanwe zigheid van de verjarende Prinses en meerdere leden van de Koninklijke Familie. Ook het ambtenarencorps werd in het go- not van middagvacantie gesteld. Een vroolijk en fleurig aanzien haddch we derom de prachtige middenlanen van het Lan ge Voorhout, aan welks toegangen zoowel op den Kneuterdijk als aan het Tournooiveld be- vlagde en bebloemde frontispices een goed ef fect maakten bjj de kleurige versiering van rood, wit en blauwe of oranje vanen aan lijnen overlangs gespannen van boom tot boom. In datzelfde Voorhout, dicht in dc nabijheid van het Paleis der Koningin-Moeder, stond ook dc muziektent, waar des middags de Resi dentie-Harmoniekapel haar feestconcert zou geven. In het Koninklijk Paleis aan het Noordeinde en voornoemd Paleis van de Koningin-Moeder Emma, lagen registers van gclukwcnsching, op welke, den geheelen dag door, de civiele en militaire autoriteiten, het diplomatieke corps, mitsgaders zeer vele particulieren hunne hand- teckeningen plaatsten. DE GEZANT BIJ DEN H. STOÉL. Zijn benoeming tot gezant te Weenen tc verwachten. Naar dc Msb. verneemt zal jhr. mr. O. F. A. M. van Nispen tot Sevenaar, die in verband met het votum der Tweede Kamer zal aftre den als gezant bij den H. Stoel, worden be noemd tot gezant te Weenen als opvolger van wijlen jhr. mr. W. M. van Wecde van Beren- camp. In 1915 werd jhr. mr. Van Nispen tot Seve naar benoemd tot buitengewoon gezant bij den H. Stoel. DE VOLKSWELVAART. Een Commissie van Onderzoek. Door den Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid is thans ingesteld een sub-commis sie voor de Economische Politiek, die een on derzoek zal hebben in te stellen naar de om standigheden, welke verschillende takken van ons volksbestaan ongunstig beïnvloeden en de uit dat onderzoek voortvloeiende voorstellen zal hebben te doen met betrekking tot de vraag welke maatregelen door de Regecring in het belang van de algemeene welvaart kunnen en moeten worden genomen. Zooals bekend is, ondervond deze aangele genheid vertraging door de verschillende Mi nister-wisselingen. Dc installatie der Commissie zal plaats vin den op 4 Mei a.s. HET ONAANNEMELIJK TRACTAAT De vergadering te Leiden. In 'het Groot-Auditorium van het Acade miegebouw aan het Rapenburg te Leiden heeft Donderdagavond de Ver. voor Staat kunde een vergadering gehouden, waarin het verdrag met België behandeld werd. Voor het verdrag spraken de hceren: H. Dunlop, prof. ir. J. Nelemans en mr. F. J. W. Dricn. Prof. dr. H. T. Colenbrondcr en ir. A. P'ate hadden zich bereid verklaard om te debat tee- Rcdc Dunlop. De eerste spreker, dc heer H. Dunlop, ver dedigde het verdrag nun dc hund van dc vol gende stellingen: I Het feit dat Nederland in het bezit is van dc Schelde legt Nederland dc verplich ting op, die rivier zoo te behandelen alsof zij Belgisch bezit ware, opdat duidelijk blijkc da* dc in 1648 geschapen toestand voor goed tel 'het verleden behoort. II. Weliswaar kan niet bewezen worden, dat Rotterdam gecncrlci schade door het Antwer pen—Moerdijk-kanaal zou kunnen lijden. Maar dergelijke projecten hebben ook vroeger steeds bezwaren gewekt, die later sterk over dreven bleken tc zijn. III. Voor Nederland is het cxpcdicercn van goederen, hoe belangrijk ook voor de wel vaart, en hoezeer zelfs ook expeditie van goederen een belangrijk onderdeel von d»; productie mag hecten, toch geenszins het be gin cn het einde van alle wijsheid. Rede Nclcmuns. Prof. Nclcmans poneert dc volgende stellin gen: I. Een goede staat van de Schelde, op den duur alleen te bereiken door normaliscering, waartoe het verdrag den weg opent, druischt niet in tegen de veiligheid van den water staatkundigen toestand van Zeeland. II. De ondergang van 'Zeeland ware het be derf van dc Schelde en een mogelijke ramp voor Antwerpen. III. Het beheer der Schelde door een com missie, wier taak tot dc bevaarbaarheid cn de scheepvnartbelangen is beperkt, is uit admi nistratief en politioneel oogpunt niet in strijd met de belangen der polders. Rede Diion. Tenslotte verdedigde mr. F. W. J. Drion de volgende stellingen: I. Het Tractaat, thans met België gesloten, is slechts een uitwerking van de algemeene bepalingen van het Tractaat van 1839. II. Noch de opheffing van art. VII, noch die von art. XIV van het Tractaat van 1839 is als een offer voor Nederland tc beschou wen. III. Het is een Ncdcrlandsch belang dot de verhouding tusschen België en Nederland door die beide landen, en niet door de grootc mo gendheden wordt bepaald. Aan het debat nam allereerst deel prof. dr H. T. Colenbrander. Hij sprak er zijn vreugd*1 over uit, dat door de voorstanders van hei tractaat niet meer wordt gewerkt met het schrikbeeld van evcntucelc internationale ver wikkelingen na verwerping. Hij kon niet declen de opinie van den heer Drion als zou het trac taat een normale uitwerking zijn van dot van 1839. Veeleer is het een uitvloeisel van den stand van zaken van T9I9. Immers in het verdrag van 1839 wordt slechts gesproken van toezicht op de Schelde- werken, terwijl nu aan Nederland het beheei door een internationale commissie zou wor den opgedrongen. Spr. beroept zidh op hot verschil tusschen de woorden „conserver" (in 1839) en „entretenir" (1925). Het riohtsnocr van deze commissie van beheer is het schecp- vaartbelang van 'Antwerpen, zoools ook uit drukkelijk staat geformuleerd. Geen melding wordt hiernaast gemaakt van het belang der Zeeuwsche oeververdediging. Wat de mogelijkheid van normaliseering van de Schelde betreft, daaraan wordt door het verdrag niets veranderd (tegenover stelling 1 ven prof. Neelemans). Het is volgens spr. niet normaal, dat Nederland verantwoordelijk zou zijn voor een vaarwater, dat niet van tractaten. maar van de natuur afhankelijk is. In 1919 te Parijs (4 Juni) werd door Neder land de beslissing verkregen, dat geen interna tionale servituten zouden worden gevestigd en geen afstand van souvereiniteit zcu geschie den. Het verdrag brengt wel internationale servituten. Spr. toont dit uitvoerig aan. Waar bij dit verdrag geen sprake van reci prociteit blijkt te zijn (immers zelfs met de be langen van Terneuzen of die van Holland's spoorvervoer worden tegemoetgekomen), moet aannenüng van dit verdrag worden ontraden. Hierna voerde het woord ir. A. Plate. Hij zag de bedoeling von 't AntwerpenMoerdijk- kanaal in 't aftappen van verkeer van A'dom en Rotterdam. Antwerpen daarentegen gaat hierdoor ver vooruit. En waar de regeering er niet toe komt, Amsterdam een behoorlijke Rijn verbinding te geven, is hot onbillijk zich ten bate van Antwerpen dergelijke verplichtin gen te laten opleggen. En dot terwijl België ons niet terwille is, doch uitsluitend Antwerpen bevoordeelt, door bijv. dc surhixe-rcgeling. Een belangengemeenschap zoools de heer Dunlop die wil, is moeilijk te verwezenlijken, gezien het Belgisch protectionisme, waartoe Holland wel niet zal willen overgaan. Nu weer düp^ eerendc, merkte dc heer Drion nog op, z. i. wel degelijk uit de nict-aanneming internationale complicaties zouden voortvloeien. Hij volhardt bij zijn mccping, dat dit trac taat blijft binnen de spheer van het tractaat van 1839. De hceren Dunlop cn NclemonS voerden ook nog het woord, de laatste herin nerde nog -on zijn artikelen over „conserve!** cn dc occonomischc Statistische Berichten. Aan het slot spruk prof. mr..H. Krabbe als zijn meening uit, dat dc Statcn-Gencronl het verdrag behooren aan tc nemen, donr dit een belangrijke mijlpaal zou zijn op den weg der ontwikkeling van het internationale redht, door Iet werken van den factor der onbaatzuchtig heid. Een hierna gehouden stemming wees op 56 tegenstanders en 8 voorstanders. UIT DE S. D. A. P. Dc tweede voorzitter. Zaterdag 24 April vergaderde het partijbe stuur der S.D.A.P. Als tweeden voorzitter van het pnrtijbestuur werd aldus Het Volk de heer J. H. Schaper herkozen. Volgens mcdcdeeling van het Bureau der S. A. I. zullen twee commissies worden samen gesteld die het koloniale en het ontwapenings- vraagstuk zullen bestudeeren. Door het partij bestuur werden aangewezen om voor dc S.D.A. P. in deze commissie zitting te nemen resp. dc hceren W. H. Vliegen cn J. W. Alborda. Besprekingen werden gevoerd over te tref fen maatregelen voor de a.s. Eerste Kamerver kiezing. Besloten werd het salaris van den secretoris- penningmeester met 500. per jaar te ver- hoogen. Het P.B. besloot naar aanleiding van het congresbesluit om voor het lidmaatschap van de commissie die tot took heeft na te gaan op welke wijzo de samenstelling vun de groslijst voor de Kamerverkiezing zal behooren te ge schieden cn of in de bcstaundc regeling ver andering dient te worden gebracht dc volgen de leden uit te noodigen Mr. G. v. d. Bergh, P. dc Bruin, W. Brcdmnn, J. \V. Matthysen, J. Onderdijk, W. H. Vliegen, C. Werkhoven, P, Wicrsum cn Mr. Ribbius Pcletier. Een uitvoerige bespreking vond plaats met dc hceren Chr. G. Cramer, Joh. Vlcming cn J. E. Stokvis over de verhouding van dc S.D.A.P. tot dc Indische partij. De volgende bijeenkomst werd vostgcstcld op 15 Mei a.s. NEDERLANDSCHE VEREENIGING VOOR KOELTECHNIEK. Een gTootschc herdenking van Prof. Kamcrlingh Onnes. In het natuurkundig laboratorium to Lcidcn> waar prof. Kamcrlingh Onnes jaren lang zijn grootschen wetenschappclijken arbeid heeft verricht en dat door zijn onderzoekingen inter nationale vermaardheid heeft gekregen, h'eeft vandaag de Nederlandsche Vereeniging voöt Koeltechniek haar dertigste algemeene verga dering gehouden, welke vergadering geheel wos gewijd aan de herdenking von dezen groo- ten geleerde en natuuronderzoeker, tevens voorzitter der Vereeniging. De herdenking droeg een internationaal ka rakter. Uit verschillende landen waren afge vaardigden overgekomen om mede dezen voor- treffelijken geleerde dp dezen dag te herden ken en dc regeering) die den wensch te ken nen had gegeven deze herdenking te willen bijwonen, was vertegenwoordigd door den minister. Van de familie von wijlen prof. Kemerlingh Onnes waren aanwezig zijn zoon, mr. A. H. Kamcrlingh Onnes en diens echtgenoote, de broeder van wijlen den hoogleeraar, de heer A. J. Kamcrlingh Onnes, oud-dirccteur van het bureau voor handelsinlichtingcn te Amsterdam, dc heer H. H. Kamcrlingh Onnes, neef van den overledene, zijn zwager mr. dr. Ch. A. Bijle- veld, lid van den Centr. Raad van Beroep en zijn neef, de heer M. I. \V. J. Bijleveld, oud-lid der Tweede Kamer. Onder dc talrijke aanwe zigen waren verder dc oudste vriend van prof. Onnes, prof. dr. H. A. Lorentz. Onder de officieele personen uit het buiten land waren o.m. Mr. J. Raymond, Hon. Se<- Een verstandig mensch heeft ieder uur een vaste taak. naar het Engelsch van EMMELÏNE MORRISSON. Geautoriseerde vertaling van M. Hcllema. 19 Het was bijna twee jaar geleden, sedert hij Iris Stapleton had gezien, maar hij was niet veranderd ten opzichte van haar. Tremayne had1 zelden over haar gesproken, hoewel hij dikwijls in Rome was geweest. Zij hadden daai* een zomervacantie tezamen doorgebracht, en hij was te Weenen geweest om Cassillis daar te installeeren. Julian had gehoord van Jack Stapleton's dood en dat Iris cn haar grootmoe der Hendley hadden verlaten, maar niets meer.) Er was dien avond carnaval op het ijs, en, Cassillis, een uitstekend schaatsenrijder, was weldra in het midden er van. Longley verstond de kunst niet zoo goed, en, hij stond wat ter zijde het schitterende toonecj te bewonderen, toen een stem naast hem plotr seling zeide „Dit is heel wat beter dan Hendley, hè Er stond een meisje naast hem, dat anV woordde op die opmerking, „Ik had nooit vaji zoo iets gedroomd," zeide zij, de oogen gq- richt op hei bewegelijke bonte schouwspel. „Je bent dus blij, dat je gekomen bent ofschoon je weet, Iris Iris I Hij herkende het gouden haar en haar' stem en deed snel een schrede voorwaarts, on zeker of hij de ontmoeting aangenaam vond of njet. „Juffrouw Stapleton I" riep hij uit. Zij draaide zich snel om cn stond tegenover hem. „Wel, het is meneer Langley! Stel je voor u te ontmoeten in GrindelwaldL lk dacht, dat u predikant waart ergens in Londen. Dat zeide Geoffrey. Hoe komt u hier Hij vertelde haar, dat hij eens vacantie had genomen, en aarzelde, of hij ook zou zeggen, wie zijn metgezel was. Misschien wist zij, dat Cassillis er was hij wist niet, of ze brief wisseling hielden. Het bleek echter weldra, dat dit niet het geval was, want een harer eerste vragen was„Hoe gaat het met Julian Cas sillis en waar is hij? Weet u dat?" „Op ecnige meters afstand," antwoordde Langley aarzelend, „hij rijdt schaatsen. Wij hebben elkaar dezen morgen te Bazel ontmoet Hij is op de doorreis van Weenen en'ik kom van Engeland. Waar logeert u V' „Dat is toevallig. Wij logeeren door ook Het is vreemd, dat wij u niet hebben gezien, maar er zijn zooveel menscheen." „Mevrouw Humphreys en ik dineerden in do Beer," zeide Iris, en zij begon hem tc vertellen, hoe lang zij op reis waren en waar zij waren geweest. Cassillis verscheen echter niet en daar het Iaat was, trok haar geleidster haai eindelijk mee. „Zeg hem, dat ik hem morgenochtend wü zien," riep Iris nog onder het weggaan. Zoo geschiedde het, dat de eerstvolgendo ontmoeting van de twee jonge lieden plaats had in den schitterenden zonneschijn buiten het hotel. Langley had Cassillis den vorigen avond het nieuws medegedeeld, en om de waarheid te zeggen was hij zeer verwonderd over de wijze, waarop het werd ontvangen, want Cassillis had met geen enkel woord zijn blijdschap te ken nen gegeven. Hij was stil blijven zitten, zoo stil dat men een speld had kunnen hooren vollen in de ruime ledige veranda, en hij was heel bleek geworden. Na een poosje zeide hij „Welk een merkwaardige samenloop van omstandigheden," en zijn stem was haast toon loos geweest. Langley was den volgenden morgen aanwe zig bij hun ontmoeting, en als hij later daar aan terugdacht, begreep hij niet, dat hij toen niet terstond de waarheid had geraden. Iris beheerschte zich nog het meest, maar toen zij buiten kwam en Julian bij dc deur zag staan, verloor zij haar gedwongen kalmte toch eenigszins. Haar kleur kwam en ging, zij haal de diep adem en sloeg haar oogen neer. Cassillis ging terstond op haar toe en stak zijn hond uit, greep de hare en hield ze vast terwijl hij op haar neerzag. Een oogenblik later was alle gedwongenheid voorbij, zij lachten en begroetten elkaar en ver telden elkaar hun lotgevallen, maar Langley kon het onaangename gevoel niet van zich of- zetten, dat er een of ander geheim was. Hij keek naar Iris' hond. Die was verbonden, en toen Cassillis er naar vroeg, zeide zij, dat zij ze had bezeerd bij het hockey spelen op het ijSv en bloosde sterk bij die eenvoudige verklaring. Doch Cassillis koesterde geen achterdocht. Na het eeiste oogenblik straalde hij van vreug de. Zij brachten samen een heerlijken dog door en genoten van alle soorten sport. Cassillis vond alles goed, zoolang hij maar bij haar kon zijn en haar maar kon zitten aankijken, over tuigd dat zij in haar wit kleedje met een bont mutsje op het gouden haar het mooiste v/ns, wat er in de wereld kon worden gevonden. De eerste wanklank kwam dien avond, toen Iris er op aandrong te gaan dansen, in plaats van den avond door te brengen met hem alleen, zooals hij wenschte. Zij maakte geen ander* verontschuldiging dan dat alles nog zoo nieuw voor haar was en zij er van wilde genieten, maar het kwam Langley, die er naar luisterde,, voor, alsof ze Julian geen gelegenheid wilde geven haar onder vier oogen te spreken. Zoo ging het den volgenden dag ook. Zij brachten dien buiten door op de ijs- en glijba nen, maar waren geen oogenblik alleen, totdat mevrouw. Humphreys na het diner verklaarde niet meer te willen uitgaan en Iris noodzaakte bij hoor te blijven. Mevrouw Humphreys had het koud en zat, dicht bij den radiator bridge te spelen. Iris had nooit last van de koude en hield niet van het kaartspel. Zij en Cassillis zalen aan het andere einde der zaal en beiden zwegen. Zij had hem gevraagd, wat hij zou doen, als hij na verloop van zijn drie jaar naar Engeland terugkeerde, maar dat wist hij niet. „Misschien zal ik wel niet in Londen blijven," antwoordde hij. „Dat zal wel van meneer Tre mayne afhangen, veronderstel ik. Wat wil jij. hebben, dat ik doe Die plotselinge, onverwachte vraag deed haar schrikken. „Wat bedoel je?" vroeg zij. „Wat heb ik daarmee noodig?" „Je hebt Tremayne nooit van ons verteld- wei Zij bloosde hevig, toen zij zijn blik ontmoette „Wij hebben natuurlijk wel over je gespro ken, maar Geoffrey pTaat niet veel over /.ijn beschermelingen." „Je weet wel, wat ik bedoel. Heb je er zelf» nooit tegen hem op gezinspeeld, hoe de zakefi staan Hij is toch je voogd, zoowel als de mij ne Denk je, dot hij bezworen tegen mij zal hebben 'Zij huiverde even. „Wat ter wereld bedoel je toch Hoe en waarom zou hij bezwaren tegen je hebben." „Tegen ons huwelijk, meen ik." Er ontstond een zeer onaangename stilte „Hoor eens, Julian, dat is bespottelijk," zeidi* zij met een verlegen, zachte stem. „Ik kan niét met je trouwen. Waarom daarover te praten Men kan niet trouwen op niets, en wij hebben geen van beiden iets." „Ik zal later rijk worden," zeide hij bedaard „Dat weet ik nu wel. Ik zal Tremayne iederen cent teruggeven, dien hij voor mij heeft be^ steed." Hij keek haar recht in dc oogen. „E* wij zullen toch trouwen, Iris." Weer huiverde zij en gaf geen antwoord. „Ik wou, dat het nu al zoo ver was," ging hf' voort, „eer wij weer afscheid moeten nemen voor een jaar, maar dat .is niet mogelijk. Ik het nog altijd mijn bijzondere 'huwelijksvergunning maar natuurlijk is die hier niet gpldig. Als je in Engeland waart de eerste week, als ik daar kom, zou ik er terstond voor hebben gezorgd, doch je zult er wel niet zijn." „Och, in 's hemels naam, neem alles toch niet zoo ernstig op 1" Zij was verlegen en ver schrikt. „Wij kunnen niets doen en en jc maakt, dat iedereen naar ons kijkt Wees toet niet dwaas, Julian; wij waren nog maar kin- deren twee jaar geleden waarom daaraor nog te denken?" Zij hield op, niet in slaat mee: te zeggen en wenschte, dat hij haar toch nié zoo bleef aankijken. Zijn oogen waren vol ver wijt en zij wist niet, hoe hem mede te deelen wat hij toch moest weten. Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1926 | | pagina 5