KINDERRUBRIEK. VOOR DE KLEINTJES Ow.- door C. E. de Lïlle Hogerwaard Eén - twee. Hopla Kec, Keurig springt klein Poesje Nel In de bocht. Zij kent het wel. Miesje draait met Moor het touw Pas op, Moortje, niet te gauw Eén - twee, Hopla Kee, Nel springt fout en is dus af. Neemt het touw, dat Mies haar gaf, Draait op haar beurt in de meat Daar roept Moeder: 't Wordt al leat Eén - twee, Hopla Kee, Uit is voor vandaag de pret Poesjes moeten nu naar bed. Morgen springen zij weèr fijn In den voorjaars-ionneschijn. Eén - twee. Hopla Kee, Wie van jullie springt er mee? De rubriek valt Oorfi Karei. Wat hebben jelui je kranig gehouden met de opstellenwedstrijd. Toen hot zulk mooi weer was, was ik eigenlijk wel een beetje hang, dat cr niet veel deelnemers zouden zijn. Want dan gaan jelui natuurlijk liever wandelen en fiet sen, dan opstellen maken. Maar daar heb il? me toch leelijk in vergist, dat moet ik eerlijk bekennen. Want er zijn heel wat opstellen binnengekomen, zooveel zelfs, dat ik ze nog niet eens allemaal heb kunnen doorlezen Ik zal jelui nu ccist eens vertellen, hoe het verder met den wedstrijd gaat. Ik ga nu eerst alle op stellen rustig doorlezen. Als dat gebeurt is het valt nog" niet mee hoeveel tijd daarmee heen gaat zal ik uit dc opstellen een keus maken van zes, die ik dc beste vind. Die zea opstellen komen dan het eerst in dc krant, ge nummerd van 1 tot en met 6. Uit die zes op stellen moeten jelui don de beste kiezen, die jelui vinden, die oen prijs waard zijn. Ik weet nog niet hoeveel prijzen er beschikbaar ge steld zullen worden, maar det zal ik je dan de volgende week wel vertellen. De volgendo week komen dan ook de eerste van de zes op stellen. De andere opstellen komen ook wel in dc krant, maar later. De volgende keer hier over nog meer bijzonderheden. Jelui weten nu alvast wat dc bedoeling is. Jelui allemaal vor men nu de „jury", die de prijzen toekent. Nu volgen eerst da RAADSELS OPLOSSINGEN De oplcssi: gen van de raadsels van da vorige week zijn L Geen gast tat last met aas. teen, to, gal, st. gons, net. II. Correspondentie met ons, tien, Cor, teenen, roos, rond cn post. III. B o r k, kerk, zerk, werk en merk. Vraagstuk Koffiemolen De prijs is gewonnen door Bobbie, die hem Maandag aan ons bureau kan komen af halen NIEUWE RAADSELS- I X X X X x x X 'x X x X t X X Op de knrisjeslijnen komt dc naam van een dier. Op de eerste rij een uitroep. Op de tweede rij iedereen. In dc laatste dagen hebben we nog al gehad wat op de derde rij staat. Op dc vierde rij het gevraagde woord. Op de vijfde rij een nuttig dier. Op de zesde rij een verkorte meisjesnaam. Op dc zevende rij een letter van het alpha bet (ook een drenk). (Ingcz. door Uil) H. Het geheel is "een spreekwoord van 7 woor den cn 33 letters. I, 13, 19, 26 zit aan een boom. 2, 4, 17 is een telwoord. 3, 6, 16, '22 is een drank. 4, 11, 20, 21 is een watervogel 5, 7, 18 is een wiel. 8, 24, 24, 23 Is net bovenste van dc melk 9, 14, 27 is een deel ven de weck, 15, 51, 25, 33 vindt men nnn 't strand 28, 29 komt na dc vloed. 30 cn 32 zijn medeklinkers. (Ingez. door Wielewaal). DE BRUILOFT VAN KABOUTER „GOED" 1 Wij vieren feest In éénen geest En willen lustig zingen. Dat maakt ons blij. Van zorgen vrij, In 't midden dezer kringen. O, hoe zalig klopt nu 't ware vriendenhart. 't Denkt niet om den morgen. Nog om bange zorgen, 't Voelt geen leed of smart. Laat ons dan vrij Vferheugd en blij, 't Genot van 't ~:ngcn smaken Vereend van zin Stemm' ieder in. Om veel pliczier te maken. O, hoe zalig enz. Het u-es do kabouterzangTereenigng „Klein maar dapper", die onder leiding ven haar di recteur, kabouter „Notenbalkdoor het ringen van bovenstaand lied hulde bracht aan kabouter „Goed" toen d<^m huwde met Prinses „Goud glans" dochter van den Elfenkoning. Eerst wa ren zij door het maanlichte bosch gemarcheerd op de mrvnt van het marschüed Eén, twee, dvie, vier Trekken wij van hier Kameraden vlug ter been. Nu weer lustig aongctrêen, Ieder weer wel dat dc voeten, Telkens links beginnen moeten. Dat wc letten op do maat. Sierlijk, flink, gemakkÜjk gaot. Romplamplom, rnmplnmplam, Ramplamplem, rnmplnmplan Voorwaarts gaan we man aan man. Eéén, twee, drie, vier. Trekken wij van hier. Hebt ge trouw uw teak volbracht Bij Uw werk goed nagedacht. Dan is 't prettig' te marchecrcn Eiken dog iets nieuws tc loeren Dat bevalt ons evenzeer En verheugt ons meet en meer. .Ramplamplom, enz. Met, lampions, fakkels en flambouwen, trok de stoet door het bosch; 't was een echt toe- verachtig gezicht Kabouter „Goed" en z'n bruid verschenen nl gauw voor de deur van hun wo ning. begroet door het gejuich der saèmge- stroomde menigte. Toen werd het galarijtuig voorgebracht, getrokken door 12 jonge haasjes en stapte het paar in om een tocht door ka- bouteiland te maken, doch de hnasjes werden afgespannen en vervangen door een groep jon ge kobouters, die het rijtuig voorttrokken on der dc opwekkende toonen van het krekelfan-* farekorps „Springen cn Snerpen", dot het ka- boutervolkslied deed hooren, hetwelk weldra door^ ieder uit volle borst werd meegezongen. Het was een feest zooels het bosch nog nim mer had aanschouwd. Alle boschbewoners kwa men dan ook uit hunne hoton cn nesten en juichten/ den voorbijtrekkenden stoet luide toe De eekhoorntjes bod?»* eene schoonc verzame ling eikels aan, anderen kwamen met anemo nen, boschviooltjcs en velerlei andere bloemen. Koning Leeuw had Reintje de Vos als verte genwoordiger gezonden, die kabouter „Goed" namens zijn meester, een gouden lessenaar aanbood, waarbij hij zelf nog voegde een paar kippen en een haan, waar hij beweerde eerlijk te zijn aangekomen, hoewel de ekster hem meermalen nariep „gauwdief'. Toen do rijtoer was afgeloopen liet kabouter „Goed" allerlei lekkernijen strooien en werden allen onthaald op Berkewijn cn honing. Op het feestterrein (con open plek in 't bosch) werden volksspelen gehouden, terwijl een paar draai molens van meester Uil en verschillende kraampjes ook daar waren opgesteld. Vooral het specialiteiten theater van Mr. Aap, waar gedresseerde menschen werden vertoond, trok vele kijkers, 't Was dan ook aardig te zien ver telde Mr. Spreeuw, hoe deze plompe, logge wezens dr merkwaardigste toeren verrichtten op commando van den directeur. Den gehpelen nacht duurde de pret, doch iccn do dageraad begon aan te breken, trok ieder Welgemoed haar huis, dankbaar en vol daan. Jammer dat een door Mr. Pluimstaart genomen kiek mislukte, doordat Mevrouw Pairwr er met hoar staart juist voor was gaan staan pronken. Het uitgebreide verslag ddt den volgenden dog in de plaatselijke courant „Boschlust" verscheen, maakte echter alles weer goed. Een kinderfeest besloot de rij van festivitei ten, die bij allen nog lang in blijde herinne ring zal blijven. 6 Regenlied;©. O Regentje, zeg Regentje, Wat maak je alles natf O, als ik bij jouw droevigheid Geen vroolijk hartje had. Wat sou ik dan een domoor zijn, Als ik niet stellig wist, Dat achter jou is Zonneschijn En 'k heb me nooit vergist. O Regentje, zeg Regentje, Je zet de straten blonk En iedereen zegt: Foei, wat naart Geen enkele zegt: Donk 1 Ze denken nietWat is dst fijn, Wat zal het gTas nu prachtig rijn 1 'k Denk, als er nooit eens regen wss. Dan misten ze je pos. O Regentje, zeg Regentje, Jij msakt de bloemen blij, Jij maakt de kind'ren immers groot, Jij regen van de Mei 1 En als je weer vporbij zult zijn, Dan geurt 'de heele wereld lijn. Dag Zonnetje f zegt iedereen; Aan jou denkt dan niet één. O Regentje, zeg Regentje, Zoo zal 't niet altijd gaan, Want wordt de oogst'eens mooi en goed, Dat heb j ij ook gedaan. Je moet er immers altijd zijn, Je hoort ook bij den Zonneschijn Was er alleen maar Zonnegloed, Geen mensch vond dat toch goed. TRUUS SALOMONS. Een aardig Tafereeltje uil den Watersnood-tijd. Jol Ho zult allemaal natuurlijk veel 'nebben hooren spreken over de vreeseüjke ramp, die ons land dezen winler heeft geteisterd, is 't niet? Hoe de dijken op versoheiden plaatsen doorbraken, waardoor het water alles overstroomde on hoe langer hoe hoo- ger steeg, en de huizen binnenstroomde, hooger, al maar hooger, zoodat 't zells de bovenverdieping onder water zette, en de menschen, die al op den zolder huisden, verplicht waren op 't dak te klimmen, eer ze gered konden worden, en dat in die bittere koudel Vreeselijk hebben zij dan ook ge- Wen, zóó erg, dat jullie die, als je van school thuiskwaamt, heerluk je kondt war men bij de goed brandende kachel, je dit haast niet zult kunnen voorstellen. En niet oi'een de mensohen, ook de dieren hebben bittere ellende doorstaan en menig dier, sems eén heele stal met koeien, en heel veel kippen, hebben 't leven daarbij gelaten, omdat ze niet bijtijds gered konden wor den. Zoo was er ook een gezin, dat al hooger en hooger was gaan huizen, nadat ze eerst gelukkig nog de koeien uit den stal op veiliger plaatsen hadden kunnen brengen, maar eindelijk stond het water zóó hoog, dat 't tot aan de zolderramen kwam, en zij zoo gauw mogelijk :n de boot moesten stappen, die hen kwam 'nalen. Er waren in dat gezin vijf kinderen, en hun vader hielp mee aen 't dichtstoppen van de dijken, zoo dat moeder de vtouw het heel druk had met de zorg voor haar kindaren bij de red ding, en 't dus geen wonder was, dat zij, voor 't oogenbük den hond en de poes vergat, die op een zolderkamertje aan den achterkant raten. Toen ze al ean poosje weg waren met de boot en zij hun woning niet meer konden tien, bedacht 't oudste kind, ean jongen vRn tien jear, opeens, dat ze die dieren verge ten hadden, maar er was geen denken «an om terug te keeren: de soldaten in de boot hedden tooh al moeite genoeg om tegen den stroom op (e roeien, cn er moesten nog meer rr.erzshen gered worden, er. die gin- 'gen vdiSr de dieren. Jullie leunt begrijpen, hoe vreeselijk de kinderen dat vonden, ze hielden zooveel van hun trouwen Bello, en de poes had twee lieve kleine poesjes, die pas drie weken oud waren, rulke schattige diertjes; zouden die nu moeten verdrinken? Ze huilden bij die gedochte. Bello kon ten minste nog zwemmen, die zou zich dus misschien nog kunnen redden, maer een poes, die zoo beng voor water is. zeker niet, en ol hed ze 't gekund, dan zou ze nooit haer kleintjes hebban verlaten, daarvoor was ze een te goede moeder. Het was dus wel zeker, dat ze hun dieren nooit meer terug zouden tien, tenzij er een wonder mocht gebeuren. Inmiddels was 't water zóó gestegen, dat 't nu ook de zolderkamer bereikte aan den achterkant, en Bello's mand angstwekkend naderde. Poes zot een eindje verder terug, In een mandje rïret hengsel, met haar Iwee kindertjes worm tegen zich aangedrukt. Nu begreep de hond, dat t ernst werd, en dat hij zich door 't luik, dat open stond, redden moest. Maar hoe d«n met Poes? Dia wilde hij toch niet achterlaten 'mi met haar kleintjes jonimerlijk om te komen En wat deed de slimme Bello, die heele goeie maatjes met de poeservfnmllie was, toen? Dat zal ik ju'lie nu eens gauw vertellen. Hij pakte het mandje bij 't hengsel tus- schen zijn stevige tanden, en wierp zich in den vloed, steeds rijn kop hoog opgeheven, opdat t mandje, met zijn bewoners, goed droog zou blijven, an nu ging hij zwem mende de richting uit, die de boot genomen had. Hij schoot wel weinig op, want 't was moeilijk werk, maar eindelijk <verd hij toch voor zijn moeite beloond, want ginds ont dekte hij de boot, die juist menschen uit een andere woning afhaeMe, en dus stilleg. Dat gaf het vermoeide dier nieuwen moed. cn hij worstelde met zijn mandje tegen 't water, totdat de kinderen hem herkenden, en men wachtte, tot hij de boot had be reikt, waarin 't trouwe dier toen liefderijk werd opgenomen. De arme hond was geheel uitgeput en rilde van de koude, en in 't mandje lagen de poesen alle drie, zonder det hun een haer was gekrenkt. Wet weren de kinderen gelukkigl Een der mannen had een dek, dat hij over het kletsnatte dier heenlegde, zoodat het weer wat kon bijkomen. Jullie begrijpt allen wel, dat 't trouwe dier de held van den dag werd, en dot men hem een plaatsje Inruimde in 't huis, waar de familie een gastvrij ondetdak vond, toen men zijn geschiedenis hoorde. Maer de poesjes, die :oo wonderbaar gered waren, werden ook niet vergeten, en moohten bij hun trouwen makker bl'jver. die hen zoo moedig van ccn wissen dooi gered had. ANNA K. Hasr verdiende Loon. Het koren stond rijp op het veld en de goudgele halmen glansden in het zonne licht. Hoog in de lucht jubelde de leeuwe rik. terwijl kleirve schapenwolkjes op het fra-aie landschap neerkeken. Daar kwam de hamster uit zijn woning te voorschijn. Jullie weet zeker, det dit knaagdier groote verwoestingen op de •korenvelden aanricht. Hij was juist bezig het gouden koren in rijn vooiraadkamers, te verzamelen voor den winter. Nu en dan voelde haj met rijn snijtanden, of d<e konels wel zwaar genoeg waren; da lichte liet hij voor den boer achter. Juist rioop hij om een distel heen, toen hij een muisje ontmoette. Het diertje schrikte geweldig en wist niet, waorheen het zich wenden moest. Eer het kon wegsprin gen. hed de hamster het reeds tusschen ri-e voorpooten en keek het grimmig aan. „Zoo, U'lc.ne riiefl zei hij barsch, „jij be:vt hel dus, die mfj mijn koren on U te hit? Hoe durf je het wagen in mijn nabijheid te ko men? Weet je dam niet, det 3c je dooden kan?" „Ach, lieve meneeri" bad het muisje in doods angst, „lont mij leven! Ik heb nog nooit iets uit uw veld' gestolen-en was het ook werkelijk niet van plan. Ik ging alleen maar eens wat wandelen in den zonne- sdhajnl Maar eis ik geweten had, dat gij hier woont, was ik heusbh niet zoo dichtbij gekomen!" „Nu jdk je, kledn, dom dingl" riep de hamster uit. ,,'t ITeipt je echter niets, je komt iwet weer vrij. Maar ik wi'i je niet doodlen; je zult bij mij blijven en mijn vrouw in het huishouden helpen. Den zul je het mij niet meer lastig makenl" Hoe het muisje ook bad en vleide, hoe luid het ook om hulp riep, het hielp niets. De onverbiddelijke hamster nam het me© naar zifn woning. Daar kwam het onder het strenge toe- zwiht van mevrouw hamster, en deze was el net zoo brommig nis haar man; rij was geen haar beter. •Er brak voor het airme muisje een leven van zwaren arbeid aan- 't Moest heioen bij het opstapelen van het koren in de voor- raadk'amers en op de kleine hamstertjes passen en bun op tijd te eten geven. Aan berispingen ontbrak het niet en ons muisje verlangde erg naar haar vroegere vrijheid terug. Op een nacht, toen de hems terfamilie in een diepen slaap was, stond' het muisje heel stil op, om heimelijk weg te sluipen. In de duisternis stootte het echter tegen de hamster aan. Deze sprong dadelijk op en gaf het aime ding een paar geduchte klap pen met rijn gTooten voorpoot, zoodat het muisje aide lust tot vluchten verging. Den volgenden dag, judst toen de 'hamster rijn middagdutje deed, werd hdj door direur nende voetstappen gewekt. Hij sprong op en ijlde naar de huisdeur om te zien, wet er gebeurde. Daar zag hij den boor, oen wien de akker toebehoorde, met knechten en meiden bezig. De scherpe sikkels intoch ten m de halmen en de aren vielen op den grond. „Opgepast!" zei de hamster in rich zeil en keerde schielijk in rijn huis terifg. „Vrouw!" was het eerste wat hij zei, „zorg dat de kinderen binnen blijven. De boer is op het veld en het zou al heel slecht met ons af loops n, als hij ons vond. Wij zuilen ons hier beneden, rustig houden, totdat het gevaar voorbij is." Toen wendde hij zich tot het muisje er, ging voort: „Jij gaat naar boven en verstopt je bij de huisdeur. Ais de boer nu onze woning nadert en er gevaar dreigt, dat hij ons huis ontdekt, dan moet je ons onmiddellijk ko men waarschuwen, zocdat wij den tijd heb ben te vluchten." „Ik zal goed opletten," zei hei muisje, maar het dacht: „Nu ben je in mijn macht bruine brombeer! De maaiers kwamen nader en het muisje hoorde den boer zeggen» „Ik wou, dat ik de hamster vinden kon, die zoo in mijn koren heeft hu togen ouden!" En al zoekend en op den grond luren# ging de boer verder. Het muisje hooide na eendgen tijd doch in de verte hoe de zeisen gewet werden. Het gevaar voor de hem ster was dus geweken- „Nu is het tijd," dacht het muisje, „orr. mij uit de weten te maken.1' Het sprong vlug in een greppel en liep wet hei 1 oppen kon. Plotseling bleet hot echter stilstaan en overlegde b:j zich zelf: „Als ik den boei- nu eens wees, waar hij de hamster vinden kan-. Als hij den roover vindt, heb ik mij gewroken! Als ik maar vast wist, dat de boer mij geen kwaad zcu doen. Maar kom, gekheid, hij zal rfdj immers dankbaar zijn! Ik waag het erop en ga neer hem toe Deer zog het muisje, cl at do maaiers weer naderden. Niet ver van de woning van de hamster bleven zij stHstaon en gin gen rij 2itten öm hun avondboterham te nuttigen. Langzaam ging het muisje near den boer en zei: „Meneer boer, ik wil u zeggen, waor de hamster woont, die uw koren gestolen heeft" Verwonderd keek de boer om zic{) hebn. Eerst wilde hfj naar het brutale muisje slaan, doch hij bedacht zich en zei: „Goed, wijs mij den weg don maar!" Haastig trippelde het muisje vooruit. De boer volgde met rijn hond. Zoo kwamen ze bij de woning van de hamster. „Donk je," zei de boer. „Kees, pak!" Of de hond zij* boos niet goed begreep, weet ik ntet, maar ctot is zeker: In een oogenblik hod hij de verraderlijke mute gé- pakt en dood gebeten. Het muisje bod nu hoor verdiende loon voor haar «nood ver* raad. Daarna riep de boer zijn knecht en in enkele minuten wr.S de geheelc hanvster- facnilie gevangen en werden de korendie-' ven onschadelijk gemaakt. CORRESPONDENTIE. Jnn Pietcrsz. Cocn. Dat had al eens eer der in dc krant gestoan. Mnnr voor ©cn en kele keer is dnt niet zoo heel erg. Leuk, dat je het mooi vndt. Scholekster. Ik zal wat plaatjes voor j«- klaar leggen. Kom die don even aanhalen. Goed hoor, det komt dan wel terecht. Zwartkop. Neen, maar het is toch altijd wel oordig nis je het nog' in het vooruitzicht hebt. 't Was toch niet zoo erg druk als vorige jaren, vond je wel Jo, dc zomer is er wéér voordat je het weet. Wielrenner. Nog wel gefeliciteerd hoor! Dat zo! wel een fijne dog voor je zijn geweest. Heb je veel cadeautjes gekregen. Prachtig, het schiet dus ol goed op. Gymnast. Vond je het geen schitterende tocht. En wut een prachtig gezicht hè, ol die vruchtboomcn in bloei Er viel heel vcol tc ge nieten Bobbie. Goed, zoek mnnr wöt op, went ik heb cr niets meer voor. 't Is wel nnfdig als daar oo»k weer eens iets van in dc krant komt Klcin-Duimpjc. Aardige beestjes zijn dat hè. Dc hebben bijna heelemnol dó kleur van de boomen, zoodat je ze haast niet kunt on derscheiden. Zoo zijn er heel veel van zulke diertjes. Je zult zc op je wandelingon wel meer zien. Paddestoel. -Jó, dot zijn mooie boeken, én jc kunt er telkens wel weer opnieuw aan be ginnen Ze vervelen nooit. De Eersteling. Dank je wel voor je aar** dige raadsel, 't Zal wel wel gauw in dc krant komen. Dc Vriendschap. Ja, dit jaar hebben dé scholen vrijaf gehad. Jc hebt dus een aardig fietstochtje gemaakt. Door is zoo'n vrij© mid dag ook net goed voor. En op zoo'n middag kan je heel wat zien en genieten. Datheb je zelf zeker ook wel ondervonden. Grove Dirk. Neen, nog niotdaarmee wacht ik totdat zc allemaal binnen zijn. Den ga ik lezen cn uitzoeken. Zoo, dus jo lost ook nog andere raadsels op. En rijn die gemakke lijker of -^moeilijker Havik. Gelukkig dat je nu weer hcelemaal beter bent. Graag, Ik kan cr altijd gebruiken. Natuurlijk niet tc moeilijk hoor I Knor. Dat is niet een prettige herinnering onn de scnoonmonk. Daar moet je maar geen gewoonte van maken Winterkoninkje. Jk zal zien, wat ik voor jc doen kon. Tot nu toe zijn er nog geen aan biedingen. Ncgclia. Zoo, ga jc naar dc huishoud school. En ol zoo gouw? Daar krijg je weer heel wat anders tc leeren. Lelietje van Dalen. 't Is te hopen voor je, dat je nu gouw heelemonl beter bent, en niet meer noar den dokter behoeft tc gaan. Gn je dan weer noar de school terug? Pijl. De rondsels moeten uiterlijk 's Woens dagsochtends 9 uur binn«.n zijn. Van de ge vraagde nummers heb ik cr moor één. Die zal ik klapr leggen voor je. Donk je wel voor de omslagen. Scholo. Ik heb het gekregen. Toch maar goed, dat jc eraan begonnen bent, hè? En is het jc nog al meegevallen Drover. Ja, een heel klein briefje zelfs Moor* de volgende keer wordt dc brief zeker wel langer hè. Ton Neveu. Dnt was wel een schitterende film hé. Daar heb je zeker wel erg van geno ten. Dat heb ilc tenminste vel. Masker. Ik geloof het wel, maar liet is nog niet. nan de beurt. Nog even geduld, dus I Ik zal aen jc denken. Herinner er mij zoo nu en dan nog mnnr eens aan. Kabouter. En heb je du weddenschap ge wonnen Eigenlijk moet jc daar altijd lust voor hebben. Kapel. Natuurlijk kun jc dio ruilen, als je maar dc gevraagde nummers opgeeft. Zend dan tegelijk die Lensyeldplaoties. Donk je wel voor je raadsel. Uil. Wel gefeliciteerd! Wat een feest zal dot zijn. Een mooi rapport heb je meege bracht, hoor. Vink. Jo, dat begrijp ik. Thijs. Veel genoegen bp je feest. Vlinder. Dnt is ook het beste wat je doen kunt. Dan vergeet jc het nooit. Prachtig, bn ntt nog meer vooruit. Mol. Er liggen nog een pear bonnon klaar voor je. Wil je die even komen holen. Annemone. Zllverpupicr heb ik heelemeol niet en zilver nog minder. Met spijt me dot ik je daaraan niet kon helpen. Stormvogel. Jo, de weken vliegen otn. Vond je het niet aardig. Waar ben jc geweest? OOM KAREL. RUILHANDELHOEKJE. Is cr een van do neefjes of nichtjes genegen zijn Pleincsalbym UI, desnoods zonder ploot- jes tc ruilen tegen een Verk-de's Aquarium- album met 35 bonnen? Zoo ja, don kan die tich vervoegen Kopclwcg 3L De voorraad o:n tc ruilen is nog aangevuld met eenfee Sickosz-Ömslagen.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1926 | | pagina 7