AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander» «Me BINNENLAND. TWEEDE BLAD. FEUILLETON. Een Liefdesdroom. Opvoeding en Onderwijs, \j Nieuwe Wegen. X. Diritschland stond in de voorgaande eeuw ongetwijfeld aan de spifcs van de ont wikkeling van net intieUeotiraiistisdhe sohool- wezen- Ben flink deel van het Hollands ene sdh ooisysteem is op Duitsehe leest ge- sdhoieid. Merkwaardiigerwijz-e blinkt Duitsch- Qand oók in onze-f. tijd uit door s-toulmoe- diige pogingen om te geraken tot hervor ming der oude sdhool. In ziekeren zin behoeft ons dit niet te ver wonderen. Onze naburen zijn gegaan, ge steund mogen we wel zeggen,' door ven woestijn van leed en bittere ondervinding. Bn in de smart keert de mensoh zich bin nenwaarts, hij trekt zich terug in zichzelf als een wild dier in zijn hol. Dan. komt hij tot bewustzijn van zijn fouten en gebre ken, van de oorzaak van zijn snwt. En hij kan, daaruit de kradbt putten om zijn leven opnieuw te beginnen op een gezondere basis, met een kostbare geleerde les in ihoofd en hart. Zoo is het duizenden Duitschers gegaan. Velen zijn de oogen geopend1 en hun pogin gen tot hervorming zijn geboren uit smarte lijke beproevingen. Hoort deze woorden van •een Duitsch opvoeder, door den heer Cor (Bruyn geciteerd in een artikel over de Hamburger Gemeim schaf tssohulen„Wij ihebben een zware schuld op ons geladen. Medeschuldig zijn wij aan de zedelijke ellen de der menschheid. Wij hadden moeten opvoeden tot zedelijk handelen, tot goed heid, tot liefde en wij hebben opgevoed tot egoïsme en machtswaan. Wij hadden moeten opvoeden lot geeste lijk vrije menschen en wij hebben, in dienst van een autocratisch systeem, ons laten ge bruiken ails werktuigen om op te voeden tot vereering zonder innerlijk gevoel, tot overgave zonder innerlijken drang, tot ge hoorzaamheid zonder innerlijken plicht. Bn het zaad ds bloedig opgeschoten. Mil- lioenen moeders dragen rouw om haar zonen, wien wij liefde leerden voor een idool, niet voor den mensdh. Wij zijn mede schuldig. Wij roepen U op, opvoeders, broeders, in Frankrijk, in Rusland, in de" geheele wereld, laat ons boeten dow de daad. Slechts één daad -verzoent: weest van ston de aan broeders voor uw jonge modern en- schen; verbreekt de banden, die gij door systeem en doode kultirurstof om hun jon gen geest hebt gelegd. Laat ze zelf groeien: sloopt de mpren, die gij om hun jonge 'harten hebt gebouwd', leeft in liefde met hen, spreekt er niet over. Laat gemeen schap zijn tusschen U en hen. Laat uw jonge genooten hun leven in de gemeen schap met U zelf bepalen.'' Deze oproeping is teekemend voor een gemoedstoestand, dien wij ten onzent niet kennen, omdat de voorwaarden om hem re doe-> ontstaan 'hier ten eenenmale ontbro ken hebben- De ellende van den oorlog na t geluwde enthousiasme, de vernedering ven verslagen te zijn, het alles omverwer pende van de revolutie; door deze poort moesten talloozen gaan om tot ontwaken te karnen. Maar nog wat anders moest ook vooraf gaan. de Duitsc.he jeugdvormmg en de Duit sehe vrouwenbeweging, zooals Dr. Fr. Ivarsen in zijn „Deutsche Versuchschulen der Gegenwart und ihre Probleme terecht tracht aan ie toonen. Reeds vóór 1914 or ganiseerde zich de Duitsehe jeugd'. En haar beginselverk aring getuigt van ontwaakt innerlijk zelfbewustzijn, getuigt van krach tig jong leven. Zij wilde „zich afwenden van 't zuiver intellectualisme en rationalis me, er. zoeken te komen tot nieuwe vormen op alle gebied van 't openbare leven". Ze wilde „haar eigen leven soheppen> onder eigen verantwoordelijkheid en in overeen stemming met wat ze gevoelde als goed en waar". Zoo eisohte deze jeugd reeds vóór de misdaden van den oorlog: innerlijke vrij heid, het recht van doelstelling des levens, zelfbepaling. Zag deze jeugd niet reeds in tuïtief d'e waarheid van Spinoza's woord (zie Ethica), dat: vrijheid is de gebonden heid aan eigen wezen? Laten wij niet na laten hier in het voorbijgaan te vermelderu dat ook in ons land soortgelijke klanken te beluisteren zijn. Geheel in den geest van den nieuweren tijd is b.v. de beginselver klaring van de Practische Idealisten Asso ciatie, bij verkorting P. I- A- genoemd, die zich richt tot alle „werkelijke idealisten van welken stand of welke richting ook, maar Ln het bijzonder tot all e jongeren, in wie de idealen der komende orde leven", en die aldus luidt: „In plaats van ons te laten meesleep en. door de verkeerde sleur en te laten ver lammen door gewoonte, willen wij onszelf blijven, waar we ons ook bevinden en steeds blijven streven naar de volgende idealen te leven: Wij willen de menschheid dienen, in plaats van eigen eer en voordeel na te jagen. Wij willen onze lagere natuur be- heerschen, in plaats van haar onbeteugeld te laten. Wij willen de innerlijke werkelijk heid dier dingen onderscheiden van. hun uiterlijk en schijn. Met alle gelijkgezinden willen wij in eenheid samenwerken, om, be zield door deze idealen, een betere samen leving te vormen, en we zullen ons hierbij door geen uiterlijke verschillen laten ver- de elan." Men ziet deze beginselverklaring is in geen minder verheven geest opgesteld als die der Duitsehe evenknieën. Ook den u iter lijken vorm wenschen onze jongeren minder strak dan wij ze kennen in onze instituten. Bij de P- I. A- b.v. lezen wij, wordt geen contributie geheven. Ze heeft geen statuten of reglementen, geen wer kend bestuur met niet-werkende leden. Haar beginsel is dat van samenwerking: ieder is medewerker. Elke plaatselijke afdeeling heeft haar leider, die het werk verdeelt en leidt. Dat is al. Men begrijpt, dat deze geest het moge lijk heeft gemaakt schoolgemeenschappen te stichten als die van Geheeb en Wyne- ken (Wichersdorf in het Thüringerwoud Wie 'hiervan meer wil weten verwijzen wij naar: Gustav Wyneken" Wichersdiorf). Die zelfde geest heerscht in talrijke jeugdbon den, waarvan de bekendste ongetwijfeld de „WandervÖgel" zijn, die, mandoline of goitaar en ransel op den rug, hun vrijen tijd geven aan verre wandeltochten, aan kam pveren en karperaadschappelijken omgang Diezelfde geest heeft ook de Hamburger gemeenschapsscholen mogelijk gemaakt De ontwikkeling er van gaat hand aan hand met die der arbeidersbeweging en vrouwen beweging, in 't bijzonder wat betreft ondei de vrouwen der arbeidersbevolking- Tot schade der sociale ontwikkeling is de arbeider te lang gehouden buiten mede zeggenschap in de bedrijven, waarin hij werkt, zegt Fr. Karsen- Va-naf den middel- eeuwsdhem handarbeider,, die met liefde zijn werk uit eigen innerlijken drang schiep, over den fabrieksslaaf der 19de eeuw heen, komen we thans tot een zich bewust wor dende arbeidersklasse, waarvan de enkeling niet kan terugkeeren tot het bedrijf van de middeleeuwen. Er ontstaat een nieuwe ver houding tussdhen de arbeidende groep en den arbeid: geen mechanisme meer, zoo wordt gevraagd, maar 'het bedrijf moet zijn een organisme. Deze drang gaat natuurlijk hónd aan nancl met de verdere ontplooiing van het men- sdhelijk ras tot scherper geaccentueerd individualisme, waarover we reeds vroeger schreven en dat meer en meer èlle werkers in de samenleving gaat aandoen. Wij kunnen in deze artikelen, waar het niet om sociologie gaat, maar om opvoe ding, slechts deze uitingen constaleeren en ze niet iin een breed wetenschappelijk en wijsgeerig verband bezien. Toch moeten wij er nog aan toevoegen, dat de bewustwor ding der vrouw in onzen tijd gevolg moet zijn van soortgelijken drang, ook in prole tarische kringen. Deze verschillende factoren nu hebben •mogelijk gemaakt, dat e enige jaren geleden een massabeweging ontstond bij de uitroe ping van de republiek in Duitsch land, welke de sociale revolutie ook onmiddellijk wilde doen doordringen tot de scholen. En dan zien we daar h'et zeer merkwaardige verschijnsel, dat de Pruisische stramme staatsschool omzwaait tot een gemeen schapsschool, waar kinderen, personeel en ouders in1 voortdurend contact met elkaar leeren samenwerken tot verwezenlijking van hun ideaal. ,Over het resultaat dier poging in een volgend opstel. J. H. BOLT. KON. BESLUITEN. Benoemd tot Rechter Rechtbank Utrecht Mr. J. W. Suringar, thans idem Assen; tot Substituut-Officier Justitie Rechtbank Zwolle Mr. J. C. van Hasselt, thans idem Win schoten tot Notaris te Rotterdam R. L. Verhey, candidaat-notaris Rotterdam; te Zwolle, M. Meppelink, notaris Fijnaart; te Kruimingen J. J. van Dijke, candidiat-notaris Kruimingen; te Scheveningen J. J. M. Braun, candidaat-no- taris, wonende 's Gravenhagc; te Hilvaren beek H. V. A. Pollen, candidaat-notaris Roer mond; te Mill, D. de Vries, candidaat-notaris. wonende Cuyk; te Emmen, J. Boser, candi- daatnotaris, wonende Groningen. Bij K. B. zijn herbenoemd tot burgemeester der gemeenten: Baarle-Nassau W. C. J. Mensen; Berghem: P. A. J. M. Bauduin, secretaris; Ossendrecht: F. J. van de Ven, secretaris; Deil: Mr. W. M. Kalff; Doesburg: Jhr. Mr. G. A. A. Nahuys-. Leiderdorp: G. van der Valk Bouman, secreta ris; Waddinxveen: P. A. Troost; Dubbeldam- G. F. de Roo; Rozenburg: L. Neyeris; Noord- welle en Serooskerke (S.)J. Schooff, secreta ris der gemeente Serooskerke (S.)Biggeker- ke: L. Simonse; Koewacht: A. F. J. M. Die- rick; Dreischer: E. H. P. van Nahuys, secre taris BaarderadeelE. van Dauwen; Maas- bracht: H. H. H. van de Venne, secretaris; Mook en Middelaar: H. J. J. Scngers; Stram proy; J. M. Danders. benoemd tot directeur van het Telegraafkan toor te Groningen H. C. Felser, thans adj.-in specteur P. T. T. te Zwolle; ontbonden zijn met dank de Centrale Com missie voor de in 1925 te Para's gehouden in ternationale tentoonstelling van moderne, de coratieve en industrieele kunst, de commissie van uitvoering en. de tentoonstellingscommis sie en zijn de commissaris-generaal, Ir. dc Bir Leuveling Tjeenk, en het- gedelegeerd lid dei Centrale Commissie te Parijs, A. J. van Maas- lijk met dank eervol ontheven van hun func tie; voorts bevorderd tot commandeur der Oran- je-Nassau orde E. Heldring, te Amsterdam, lid-voorzitter der Centrale Commissie en van de commissie van uitvoering; benoemd tot ridder Nederlandsche Leeuw Ir. J. de Bie Leuvelink Tjeenk, te Amsterdam lid der Commissie van Uitvoering, lid-voorzit ter der tentoonstellingscommissie en commis saris-generaal, mr. H. H. Westendorp, te Am- sterdam, lid der Centrale Commissie en van de Commissie van Uitvoering. benoemd fot ridder in dc Oranje-Nassau- ordc mr. A. E. van Saher, tc Amsterdam, lid en secretaris dei Centrale Commissie en van de Commissie van uitvoering; J. F. Staal en H. Th. Wijdeveld, architecten te Amsterdam, allen in verband met bovengenoemde tentoon stelling te Parijs; ontbonden met dank dc Staatscommissie voor dc herziening van het Indisch privaat- en strafrecht, bestaande uit dc heeren mr. A. H. Du Mosch, lid levens vice-voorzitter; mr. J. J. Hagen, lid-secretaris; mr. dr. M. S. Koster, mr. P. C. A. Collard, B. P. v.. d. Zwaan en W. Boekhout, leden, en zijn benoemd tot ridder Ned. Leeuw de heeren mr. J. J. Hagen en W. Boekhout voornoemd, leden van de bizondere commissie uit die Staatscommissie. DE OPHEFFING VAN HET GEZANTSCHAP BIJ DEN H STOEL. Een schrijven van het Ncder- londsch episcopoof. De Maasbode verneemt, dat het Doorluchtig Episcopaat van Nederland aan den Heiligen Vader den volgenden brief heeft verzenden UTRECHT, 0 Mei 1920 Heilige Vader, De Aartsbisschop van Utrecht 'en dc Suf- ■■egann Bisschopoen zijn ten zeerste be droefd, dat onze Koningin genoodzaakt is ge weest. tegen Haar bedoeling. Haar Gezant bi' *^en Heiligen Stoc-1 terug te roepen, wegens •O politieke stemming tengevolge vnn den K,mt vnn sommiVr andersdenkenden tegen den Sc linken godsdienst Ondnt dus de verhoudingen met onze niet Katholieke medeburgers niet nog slechter wn<- ^on en de Kerk danrdoor geen schade lij de, wagen wip hot Uwe Heiligheid, die zich nog '*orf geleden jegena de Katholieken van Nf- Vrland zoo welwillend toonde, met aandrang verzoeken, dat Zij zich alsnog gewaardig^s 'laar Gezant, den Internuntius, bij ons te hou den Moge God enz. (w.g HENR. v. d. WETERING, Aartsbissohop A. J CALLIER, Bisschop van Haarlem L. J. A SCHRIJNEN. Bisschop vnn Roermond P HOPMANS. Bisschop van Breda A. F DIEPEN. Bisschop van 's-Hertogenbcsrh EV. UITWISSELING VAN VEE MET FRANKRIJK EN NEDERLAND. Een onderhoud met don Minister Donderdag hebben, naar aan het V. D.-bureau ••meld wordt de voorzitter en c"» hoofdbo- -tuursüd van den Ned Bond von Veehandela ren, een onderhoud gehad met Z Exc den Minister van Binnenlondsche Zaken en Land bouw. over de eventue.ele uitwisseling van vee tusschen Nederland en Frankrijk, waarbij het 'antstbcdoelde land ons slachtvee zou leveren, ♦erwij! wij een overeenkomstig aantal stuks cok vee zouden exnorteeren Genoemde com missie der veehandelaren adviseerde den Mi nister dergelijke transacties niet aan gaan, voor welk ndvies overwegingen van occonomi- schen aard den doorslag gaven Van het vee, dat Frankrijk zou leveren, slachtvee is hiet reeds in overvloed, terwijl bovendien de invoer an geslacht vlecsch reeds meer don vol doende geacht moet worden. De commissie achtte deze transactie ook geen algemeen ndsbelang. daar slechts in het gunstigste -val enkele fokkers er doch nog geenszins zeker eenig vooideel door zouden kunnen behalen. Op grond hiervan en nog andere over-; •gingen meende dc commissie dat een der gelijke regeling niet aanbevelingswaardig zou zijn Tenslotte had de commsisie nog den indruk, dat de Veearlsenijkundige Dienst tegen dit voornemen was uit veterinaire overwegingen HANDEL IN OPIUM. Wetsontwerp ingediend- Een ontwerp van wet is ingediend tot goed keuring van dc overeenkomst met bijbehoo- rend protocol nopens het gebruik van bereid opium van TI Febr. 1925 Bij de internationale besprekingen, welke in den Volkenbond omtrent de toepassing van 'e Opiumconventic werden gevoerd, bleek al spoedig aldus de memorie van toelichting. :'dt een algemeen verlangen bestond om, naast versterking en aanvulling van enkele bepalin gen der Opiumconventie, te geraken tot beteie en meer doelmatige samenwerking tusscher> betrokken landen bij de bestrijding van het misbruik van narcotica. Als gevolg hier van werden nog twee conferenties gehouden, wuoi van de eerste zich bezig hield met de be strijding van het gebruik van bereid opium Het resultaat van deze z.g. Eerste Opiumcon ferentie is neergelegd in een Overeenkomst en Protocol, welke beide stukken aan de Sto- ten-Generaal ter goedkeuring worden over gelegd, als mede in een slotakte. De overeenkomst bevat verschillende bepa lingen omtrent de wijze, waarop in die landen, waar het gebruik van bereid opium -nog be staat, de invoer, de bereiding en de verkoop van opium moeten geschieden. Als voornaam ste middelen worden hierbij vooropgesteld, dat dc invoer von ruw cn bereid opium is ver boden, zoomede het gebruik van bereid opium niet zal mogen leiden tot het afschaffen van voordeel aan particulieren, moor dot hier uit sluitend sprake zal kunnen zijn van een Staats monopolie, zooveel mogelijk onder eigen bp- hcer. Aangezien dc regelen, welke tc dien nunzicn in de overeenkomst worden gesteld, overeen komen met de thans in Nederlondsch-Indië bestaande regelen, behoeft de overeenkomst geen aanleiding te zijn tot wijziging von d« thans in Ned. Indië geldende voorschriften. In het protocol verbinden de verdragstaten /.ich om, zoodro vanwege den Volkenbond zal zijn beslist, dat inderdaad de procluceerendo landen zulks hebben gezorgd voor de noodigft maatregelen van den on wettigen uitvoer van ruw opium tc beletten ie komen tot een ver mindering van het gebruik van bereid opium op zoodanige wijze, dat binnen 15 jaren na die beslissing van den Volkenbond, dit gebruik zal zijn verdwenen. TENTOONSTELLING „DE KON. MARINE IN DE 19c EEUW. ln het Scheepvaartmuseum to Amsterdam. Men meldt ons uit Amsterdam: De tentoonstelling beoogt een overzicht to geven van de voornaamste gebeurtenissen in de 19e eeuw, waarbij dc Marine op de een of andere wjjze was betrokken, terwyl verdnr door scheepsmodellen en afbeeldingen de evolu tie wordt gedemonstreerd, welke het materiaal in die 100 jaar doormaakte. En als men het oude tentoongestelde linieschip uit den aan vang dier eeuw beziet en men vergelijkt daar mede het model van de eerste onderzeeboot on zer Marine, welke juist bij den overgang van 19e naar 20ste eeuw op stapel we yd gezet, dan is het verschil wel zéér fcroot. Chronologisch de tentoonstelling volgende is het eerste feit, dat de aandacht van den be zoeker vraagt, de beschieting van Algiers in 1816 door eene Nederlandsch-Engelsche vloot. Verscheidene schilderijen en prenten geven daarvan een voorstelling; onze schepen cn hunne bemanningen hielden zich kranig en dat er niet alleen hier te lande aldus over gedacht werd, bewjjst wel het Engelschc oordcel daar omtrent in jle levensbeschrijving van den Ad miraal Exmouth, alsmede de erkenning en do belooningen, die onze Vice-Admiraal van de Cupellen van de Engelsche regeering ontving. Na Algiers volgt Palembang in 1821. Ook van 'deze onderneming, welke de onderwerping van den oproerigen Sultan ten doel had, weder schilderijen, teekeningen en prenten, ten dcelo vervaardigd door den bekwamen teekenaar Luitenant ter Zee le Comte, die zelf de expedi tie medemaakte. Veel is er dan tentoongesteld van de gebeur tenissen in de jaren 1830—''32. Wij behoeven slechts de namen te noemen van den Luite nant (;er Zee Van Speyk en den matroos Ho- bein, om den lezer op bekend terrein te bren gen. Minder algemeen bekend is het wellicht, dat den toenmaligen Kapitein ter Zee Koop man, die met zijn kaïionneerbooten zulk een be langrijk aandeel had in de verdediging van de Citadel van Antwerpen, na zijn terugkeer uit krijgsgevangenschap door een groot aantal Amstcrdamschc ingezetenen een eeresabel werd aangeboden, welke met de betreffende oorkon de op de tentoonstelling, natuurlijk niet ont breekt. Thans van de krijgsbedrijven afstappend, valt de aandacht op de reizen voor vlagver toon, die tegen het mir.ldcn der vorige eeuw onder bevel van Z. K. H. Prins Hendrik wer den ondernomen en waaraan verscheidene schilderijen, journalen enz. de herinnering le vendig houden. Een van de aardigste onderdéelèn der ten toonstelling is zeker wel de kleine v tzamcling bescheiden, journalen en houtsneden, relke be trekking heeft op de Nederlandsche Marine school op Decima in Japan, welke aldaar in 1855 werd opgericht, toen dat land onze hulp had ingeroepen voor den opbouw eener eigen Marine. Koning Willem III schonk daartoe bo vendien de „Soembing" aan Japan, terwijl ook de volgende 3 voor de Japanschc Marine be stemde stoomschepen hier te lande werden ge bouwd. Te betreuren is het zeker, dat staat kundige moeilijkheden aan onze taak aldaar be- Nicts valt hem, die wil, te zwaar. naar het Engelsch van EMMELINE MORRISSON. Geautoriseerde vertaling van M. Hellema. 41 De Maddisons kwamen in Juli, toen Langley nog bij hen was. Zij brachten wat vroolijkheid aan, want mevrouw Maddison was een opge wekte dame, die zich overal amuseerde, waar zij heen ging. Zij was veel schranderder dan Iris; haar tong was scherp, en haar oogen en verstand nog scherper, en Iris kon niet begrij pen, hoe zij vroeger van haar had gehouden. Zij was heel muzikaal, wat Tremayne natuur lijk tot haar aantrok. Iris was niet muzikaal. Zij hield wel van muziek, maar er was nooit geld voor lessen geweest, toen zij een meisje was te Stapleton Court, en na haar huwelijk vond zij zich te oud, om er nog mee te begin nen. Het \yas voor haar dus een ellendige tijd. Mevrouw Humphreys was er en een vriend, dien de Maddisons hadden meegenomen, en Langley en nog een hulpprediker van de kerk van Sint Dominicus; maar het ging er niet heel vroolijk toe. Mevrouw Maddison had alles, wat zij verlangde golf, muziek en Tremayne, Langley en de andere mannen speelden golf en j bridge, vischten of maakten rijtoertjes, maar Iris gaf weinig om die genoegens. In dien tijd stelde mevrouw Maddison voor dien winter naar Algiers te gaan. Zij zaten op een avond na het diner op het teiras, cn mevrouw Humphreys vertelde van haar plannen om den winter door te brengen in het zuiden van Spanje. „Iris zal met mij meegaan," zeide zij. Wij zul len naar Ronda gaan en daar van de zon ge nieten, en lui en warm zijn Heelemaal niets doen en van olijven en bruin brood leven." „Wij gaan naar Algiers," antwoordde me vrouw Maddison „Ik wil de woestijn zien. Waarom gaat ge niet met ons mee Er volgde geen antwoord, en zij wendde zich tot Tremayne. „Kom mee naar Algiers," zeide zij glim lachend. „Waarom niet Laten wij naar de woestijn gaan en daar onderzoekingstochten doen; het zal daar warm zijn en wie weet, welke avonturen wij beleven." Hij glimlachte en maakte duizend excuses, om welke zij lachte, tot hij eindelijk moest toe geven, dat hij er niet veel lust in had. „Hij laat zich toch niet overhalen, je kunt de moeite dus wel sparen," zeide Iris op onaan- genamen toon. „Hij zou niet gaan alleen al omdat ik het gaarne zou willen." Zij herhaalde dot laatste tegenover mevrouw Humphreys, laat in den avond, toen zij in de I\al bij don haard stonden. „Ik wilde, dat hij er met mij heenging, maar hij wil ijiet. Hij doet nu nooit meer, wat ik wensch of vraag." Tremayne hoorde die woorden in het voor bijgaan. „Je verandert zoo dikwijls van mee ning, dat men niet meer weet, wat je wilt," beet hij haar toe. „Ik zal zeker niet toegeven aan al je luimen en grillen, als dat het is, wat je bedoelt. Ik ben niet de slaaf van een vrouw." Toen hoorden zij mevrouw Maddison door de hal roepen: „Kom dit duet eens probeeren, meneer Tremayne, wilt u „Een slaaf van de muziek," zeide Iris droe vig. „Ik geloof, dat het het eenigste in de wereld is, waarom je nog geeft." „Het is al wat jij mij hebt overgelaten om van te houden," antwoordde hij bitter." Gedurende hun verblijf te Trelawn vroeg mevrouw Maddison eens aan Tremayne, of hij Lady Hammond kende. Zij had haar aan een diner ontmoet naar het scheen en terloops ge zegd dat zij naar Trelawn ging. „Zij zeide, dat zij u kende." „Dat zij mij vroeger kende," verbeterde Tre mayne beleefd „Wij hebben de kennismaking niet aangehouden. Waarom „Zij zeide, dat zij uw vrouw nog niet had ontmoet en dat gaarne zou willen. Daarom dacht ik, Iris en haar eens samen op de lunch te vragen, als wij allen in Londen terug zijn Natuurlijk, als u er niets tegen hebt." „Ik heb er heel veel tegen". Tremayne fron ste de wenkbrauwen. „Ik houd niet van Lady Hammond en de menschen, waarmee zij om gaat, en had liever, dat u haar niet voorstelde aan mijn vrouw". Lady Maddison cn hij zagen elkaar ern oogenblik aan. „Het spijt mij. Ik wist niet, dat u er zoo ovci dacht," zeide zij vriendelijk. En dus hebt u lie ver niet, dot zij Iris ontmoet „Nog sterker, waarde mevrouw ik wil be paald niet, dat mijn vrouw Lady Hammond ontmoet". Het liet Iris onverschillig, zij stelde geen belang in de zaak, maar later vroeg zij toch, om hem te ergeren, waarom hij het niet wilde. Hij haalde de schouders op. „Ga maar, als je het zoo gaarne wilt, ik geef er niet om", zeide hij hard. „En je zult daar waarschijnlijk Julian Cassillis ontmoeten. Zij heeft hem nu in haar net en hij is daar huisvriend". Hij wist, dat dit haar zou kwetsen, en ver heugde zich, toen hij aan haar blos zag, dot het schot raak was. „Als je nog van hein houdt", voegde hij er bij, „dan zou ik je ra den niet te gaan. Eindelijk was de zomei om. En ditmaal maakte Iris geen tegenwerpin gen, toen de tijd voor haar aanbrak met me vrouw Humphreys naar het Zuiden te gnan. HOOFDSTUK XXVTI. Op een warmen, zonnigen namiddag stoom den zij de baai van Algiers binnen en lieten het anker vallen. Haar eerste blik op de stad was voor Iris een teleurstelling, want Algiers ziet cr^an de, zeezijde niet op, zijn voordeeligst uit. De nieu we stad geleek op elke andere Fransche ha ven, met huaj- zuilenrij, de hooge witte en grijze huizen, en haar kathedraal en kerken. De groote Moskee verhief zich met haar blin kend wit koepeldak als de beschermengel der plaats, maar dc oude stad leek een verwarde hoop witte gebouwen met platte daken zondei ecnigc tusschenruimte en daarachter was een rij heuvels, die den horizon afsloot. Nog grooter teleurstelling was de landing, want de Algerijnen zijn niet innemend en de vuile menigte en de slordige kade boezemden Iris een onbeschrijfelijken afkeer in. Toen zij eindelijk de kade verlieten, was zij stil cn merkte alleen op, terwijl zij door de nieuwo stad reden, dat zij evengoed in Parijs konden zijn. De avond begon reeds te vallen, maar het was nog licht genoeg om te zien, dat zij een helling opreden, dat dc huizen schaar- scher werden cn de weg breeder. Weldra kwa men zij aan efn boschje en een park met een laan van aioces en een groot hek, waar een Arabische schildwacht op wacht stond. •Het huis van den Gouverneur, denk ik", zeide Tremayne. Nu waren er alleen nog maar boomen aan weerskanten en een paar witte villa's een eind van den weg af en bedekt met rozen, de ha gen schitterend van kleuren. De weg was niet verlicht, en ver achter hen konden zij dc stac» zien, waar de lichten werden aangestoken. Na een langen tijd, want de heuvel was £iïil cn zij kwamen maar langzaam vooruit, reden zij door een oude steenen poort en een zon derlingen, halftropischcn tuin naar een laag ge bouw in Moorschcn bouwtrant, dat schitterde van licht en zich naar rcehts en links uitstrekte in schilderachtige en artistieke bochten en hoe ken. „Nu zijn wij er, zeide Tremayne. „Ik herin ner mij het hotel nog, ofschoon het jaren ge leden is, sedert ik hier was". Iris lachte. „Hoe heerlijk I" riep zij verrulct uit. Zij herhaalde dit nog eens bij zich zelf, toen zij binnenkwamen, en keek rond in de eigen aardige hal met haar mooi Moorsch snijwerk, haar - gekleurdG mozaieken en tegels, en de vreemde, boogvormige deuren en nauwe, gan gen, die alle met een plotselinge wending naar een groote ruimte leidden, de leeszaal, of naar een afgezonderd hoekje, waar een koffietafel gereed stond en een gebeeldhouwde bank. (Wordt vervolgd). -

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1926 | | pagina 5