AMÈRSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander" 24e Jaargang TWEEDE BLAD. KOLONIËN. BINNENLAND. Reiscostuums No. 289 Vrijdag 11 Juni 1926 Oost-Indië. ATJER Koeta Radja, 10 Juni. Nabij Troemon werd een kwaadwillige gedood. Een Menadoncesch marechaussee werd gewond. UIT DE STAATSCOURANT. Met ingang van 1 Juli is op verzoek eervol ontslagen met dank C. Schreuder, directeui van het postkantoor te Amsterdam; eervol ontslagen 'wegens verandering in de inrichting van het dienstvak waarbij hij werk zaam is J'. F. W. van Hoesen Korndörffer als tijdelijk hoofdcommies bij het departement van financiën; bevorderd bij de algemcene rekenkamer tot hoofdcommies de commies C. N. Visser; tot referendaris de hoofdcommies G. J Tinbergen, tot hoofdcommies de commies J. W. Visée, tot commies dc adjunct-commies J. A. A. van Ingen, tot ad runct-commies de klerken H. A. Faber en F. Troll. benoemd in de rechtbank te Rotterdamtot vice-president Mr. A. A. F. W. van Romondt, thans rechter in genoemde rechtbank tot rechter Mr. A. J. Marx, thans idem te Almelo benoemd tot substituut-griffier der rechtbank te Middelburg, Mr. C. J. Heemskerk, advocaat en procureur te 's-Gravenhage benoemd bij het reserve-personeel der-land macht, tot reservé-eerste-luitenant bij hun tegenwoordig korps A. bij het Wapen der Infanterie: de reserve-tweede-luitenants G. J. van Oort- merssen van het 21ste; D. van Beest, van het 7e; P. van der Borden, van het 10de; N. G. Breedijk, van het 5e; J. W. F^ Haks, van het 7de; N." F. W. van den Arend van het 5e; K. J. A. Meester van het 22ste; L. de Vries, van het 6e; A. F. H. van Troostcnburg do Bruijn, van het regiment Jagers; J. M. J. Noorden dorp, van het 5e; J. J. van Dijk, J. H. Meijer, K. G. W. du Chatinier, F. A. M. J. Ruijgrok, allen van het regiment Grenadiers; R. G. Ger- ritzen van het regiment Jagers; A. Koning, van het 6e; G. A. E van den Berg, van het 7e; W. J. van Dijk, van het 4e; N. A. M. J. Gemen, van het 14e; J. Postma van het 2e; M. N. S. Troelstra, van het 4e; H. J Meerkamp van Embden, van het regiment Jagers en D. Breu kelaar van het 15e regiment. B. bij het Wapen der Cavalerie: de reserve-tweede-luitenants jhr. J. T. van Spengler van het le regiment Huzaren; C. bij het Wapen der Artillerie: de reserve-twecde-luitenonts W. A. Naudin ten Cate van hot 2e Reg. VeldartN. M. Hardenberg, van het 7e*Reg. Veld; W. Vis sering van het 4e Reg. Veld; J. Morithübon van Swijndre'cht, van het 5e Reg. Veld; E. L. H. Ruysch Lehman de Lehnsfeld van het 4e Reg. Veld; J H. Hieronimus, van het 2e Reg. Veld; G. C Dibbetz van het Regiment Kust-artillerie; P M. C. Geerkens, van het Regiment Kust-artillerie; J. J. Bouman, van het Regiment Vesting-art.; mr. W. O. de Kat Angelino, van het 7c Reg. Veld; S. van der Meer, van het le Reg. Veld; O. A van der Meer, van heP 3c Reg Veld; A Postma, van de Schoolcompagnie van den Motordienst; A A. Vastenou van het 8e Reg. Veld; F. J. J. Trapman van het 2e Reg. Veld; M. C Bakker van het 8ste Reg. Veld; A. J. Oudheusden, van het 6c Reg. Veld; G. F. Vromans van het 7e Reg. Veld; Z. J. W. van Schreven van het Regiment Vesting; W. J. Keereweer van het Regiment Vesting en J. E. van Nie, van het 5e Reg. Veld. HET DOORVOERVERBOD VAN BUITENLANDSCH VLEESCH. Een grief van belanghebbenden. De Nederlandschc Bond voor den handel in vetten, oliën en oliehoudende zaden, de Ver- eeniging van Importeurs van vetten en oliën en de Vereeniging van makelaars in vetten, oliën en aanverwante artikelen, hebben aan den minister von binnen landschc zaken en landbouw een adres gezonden van den volgen den inhoud Door het besluit van 7 Juni betreffende door- voerverbod van buitenlondsch vleesch is, inge volge artikel vier der Veewet, ook doorvoer yan gesmolten vet verhinderd, hetgeen enorme moeilijkheden veroorzaakt, welke totaal onvol doende ondervangen worden door het verlee- nen van dispensaties voor eik afzonderlijk ge val. Hierdoor worden kosten von kadegeld en verliezen door qualiteitsachteruitgang en lek kage niet voorkomen. Evenals keuring van gesmolten vet, in te genstelling tot alle andere onder de definitie vleesch gerangschikte artikelen, bij de in wer king treding der Vleeschkeuringswet uitgezon derd werd, meenen adressanten, dat ook thans een algemeene dispensatie voor doorvoer van gesmolten vet verleend kan worden en dringen zij hierop bij den minister ten sterkste aan. Waar de Engelsche regeering doorvoer van ge smolten vet door eigen land op geen enkele wijze belemmert, kan van die zijde geen be zwaar bestaan. Adspiranterf vreezen, dat indient het K. B. onveranderd gelaten wordt, de invoer in Rotterdam zeer zal verminderen ten gunste van Antwerpen, Hamburg en zelfs Londen. DE PITTSBURGH IN ONS LAND. Bezoek aan de marine- autoriteiten. Hedenochtend heeft de Amerikaansche Vice- Admiraal Roger Welles, Commandant van de Amerikaansche maritieme strijdmachten in Europa, die zien aan boord bevindt van den te Amsterdam vertoevenden pantserkruiser „Pitts burgh" een officieel bezoek op het Departement van Marine gebracht aan den Minister van Marine ad interim, den heer Lambooy en daar na aan Schout-bij-Nacht Sluijs, Chef van den Marinestaf en aan .Vice-Admiraal Zeeman, Chef van de afdeeling materiaal, van het Departe ment van Marine. De Amerikaansche Admiraal werd bij die be zoeken vergezeld door den Commandant van de „Pittsburgh", kapitein ter zee F. Taylor Evans en van den adjudant van den Admiraal, luitenant ter zee Arthur Wallace Dunn Jr. Zij werden aan dtu Minister en de boven genoemde marine-autoriteiten voorgesteld door den marine-attaché der Amerikaansche Legatie te 's Gravenhage, kapitein luitenant ter zee Lamar R. Leatry. Dadelijk na dit bezoek heoben Schout-bij- Nacht Sluijs en Vice-Admiraal Zeeman, ook namens den Minister, een tegenbezoek afgelegd bij de vreemde marine officieren en wel in het gebouw van het gezantschap der Vereenigde Staten van Noord-Amerika. Hedenmiddag heeft de Amerikaansche marine attaché voornoemd een noenmaal gegeven ter eere van den admiraal en de hem vergezeld hebbende zeeofficieren, bij welk déjeuner o. a. ook aanzaten vice-admiraal Zeeman, Schout-bij- Nacht Sluijs en de sous-chef van den marine staf, luitenant ter zee der le klasse A. Vos Jr. Des avonds vereenigde de Amerikaansche ge zant te 's Gravenhage de heer Tobin, den Ad miraal en andere officieren van de Pittsburgh aan een diner met meerdere genoodigden, onder welke de secretaris-generaal van het departe ment van marine, vice-admiraal Zegers Ryser en de chef van den marinestaf, Schout-bij- Nacht Sluijs. DE RAMP VAN DEN LOODSSCHOENER. Vervolg van het onderzoek. Verklaringen van den oud-loods- schipper Bakker. „Ik ga liever verzuipen, eer ik nu weer bin nenkom". De getuige T. Bakker is 0 jaar schipper ge weest en is twee jaar geleden uit dienst ge gaan. Hij heeft alleen op zeilschepen gevaren. Hij verklaart geen kans té zien om met N.W.- wind van den wal tc komen^wat met gereefde zeilen nooit mogelijk is. Dan moet hij nood gedwongen naar binnen Ook hij is van oor deel, dat de zeilschepen bij Tcrscheling niet deugen, dat er stoomschepen moeten komen. Verschillende malen heeft hij standjes gekre gen, omdat hij te vroeg zou binncnloopen. Maar verklaart get., els ik te - kiezen heb tusschen het verlies van 12 menschenlevens of een standje, dan kies ik het standje. Ik moet in tijds zorgen, dot ik binnen kom of het lukt me niet meer. En vaak genoeg had ik het land, als het weer daarna goed werd, omdat ik dan wol hogreep, dat ik oen aanmorking zou krij gen. Driemaal heotf Bakker officieel eon aan merking gehad, maar oficieus veel vaker. Emaal ^ou hem ook geweigerd zijn het s^hip tc dokken, ofschoon de heer Schokking te Nieuwediep tegen hem gezegd had Schipper, je schip is te vuil. Get. heeft het toen door dc bemanning zelf loten schoonmaken, maar dan kan men niet onder den ldcl komen. Wat Bakker anders gevraagd heeft, kreeg hij prompt. Op een vraag van het commissielid Bakker verklaard get., dat de schoener niets meer doet dan vroeger de Rótter. ■Get: Dobbenga".verklaart, dat'hij Bakker niet geweigerd hècft te" dokken, maar dit kan niet telkens worden aangevraagd. En wat de aan merkingen Betreft, hij heeft Bakker wel ge vraagd „Waarom ben te teruggekomen maar Bakker heeft altijd voldoende geant woord. Nog deelt Bakker mee, dat deverdronken Zeilcfmaker tegen hm heeft gezegd„Ik ga liever verzuipen, eer ik nu Weer binnenkom" Ook verklaart hij nadrukkelijk dat hij prettig met Dobbenga heeft samengewerkt; de stand jes kwamen van de inspectie. De commissie" tot het instellen van een on derzoek naar de ramp van den loodsschoener van Terschelling zal Zaterdagmorgen te half elf in derde zitting bijeenkomen tot het voort zetten van haar onderzoek. GEP. KAPITEIN M. SCHREK. f In het Diaconessenhuis te Arnhem is in den ouderdom van 80 jaar overleden de gepen, kapitein der infanterie M. Schrek, die zich ii 1893 met wijlen kolonel Van Dam van Isselt zeer beijverd heeft voor de instelling van het reserve kader. Buiten zijn militaire werkzaam heden heeft hij veel gedaan op letterkundig gebied. Hij was o.a. bestuurslid van de stich ting Gedachtenis, van het fonds Gewapende Dienst cn van den Volksbond tegen Drankmis bruik. NOTARIS H. P. BOK. f De nestor der notarissen te Delft. Gisternacht is te Delft overleden, bijna 77 jaren oud, dê heer H. P. Bok, de nestor van de notarissen aldaar en sinds 1891 als zoo danig gevestigd. De overledene had van 1901 tot 1911 zitting in den gemeenteraad voor de liberale partij. Verder was hij vele jaren president-commissaris van de Levensverzeke ring-Mij „Hollandia" en bestuurslid van vel© vercenigingen. GED. STATEN VAN NOORD-HOLLAND. Een schoolkwestie tc Velscn. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland be handelden gisteren in openbare zitting het be roep, door eenige ingezetenen van Velsen en de afdeeling van de SD.A.P. ingediend tegen het besluit van den gemeenteraad van Velsen, tot het verleenen van medewerking aan de stichting van een bijzondere (Christelijke) school te Santpoort. B. en W. adviseerden destijds den raad om geen medewerking te verleenen, aangezien van de lijst der leerlingen een aantal diende te wor den afgetrokken, waarna het vereischte aantal niet was bereikt. De Raad besloot echter de gevraagde mede werking wel te verleenen. Van de zijde der reclamanten werd aange voerd, dat na onderzoek is gebleken, dat ver schillende ouders hun verklaring hebben terug genomen. Mr. P. J. Idenburg, uit Amsterdam, die het schoolbestuur vertegenwoordigde, wees er op, dat ernstige beschuldigingen tegen het school bestuur zijn ingebracht. Het is nu van groot belang, dat het schoolbestuur gelegenheid heb- be om zich daartegen te verdedigen. Spr. had zich daartoe echter niet kunnen voorbereicW*- REC1 Van 1—4 regels 4.05, elke regel mcer 1.- KLEERMAKERIJ Fa. E. L. J. LAMMERTS Amersfoort Groningen Utiechtscheweq 36. Tel. 587 gelegenheid om de stukken in te zien is hem niet gegeven en aan het schoolbestuur is ook geen kennisgeving gezonden. In verband daarmede vroeg Spr. aanhou ding van deze zaak, aan welk verzoek Gcd. Stoten na in raadkamer te pijn geweest, vol deden. JUBILEA VAN STATENLEDEN. Zaterdag 12 Juni a.s. herdenken de heeren H. de Wilde té Den Haag en C. J. L. van der Meer te Noordwijk den dag, waarop zij voor 25 jaren gekozen werden tot lid van .de Pro vinciale Staten van Zuid-Holland, terwijl zij den 2en Juli T90I als zoodanig werden toegelaten. Van dc 82 leden, waaruit het Statcn-college bestaat en ook bestond op 12 Juni 1901, zijn zij mét mr. A. C. Crcna dc Jongh dc eenig overgeblevenen. GEMEENTERAAD VAN AMSTERDAM. De „geannexeerde ambtenaren". In de gistermiddag gehouden zitting kwam aan de orde e^n nota van B en W. in zake hun verzoek aan de regeering tot wijziging van die artikelen der Annexatiewet-1920, welko betrekking hebben op de sïlarieering en de korting voor pensioen von ambtenaren en werk lieden, voorheen in dienst der opgeheven ge meenten. Door den heer Osscndorp :(s. d. o. p.) werd deze nota uitvoerig besprqkei[w Hij herinnerde er aan dat Gedeputeerde Staten afgeweken hebben het verzoek om te kunnen tomen uon do rechten van dc ambtenaren, die door de an nexatie op waohtgeld zijn gekomen. Spr. stelt zich op dit zelfde standpunt dat aan die rech ten niet mag getornd worden.-Spr. vraagt zich af, indient dit schrijven eerst in den Raad was behandeld of het zou zijn goedgekeurd Het verzoek ligt nu bij het departement van Bin- nenlondsche Zaken en spreker zet uiteen, in dien het verzoek werd toegestaan de salarissen te kunnen verlagen on de korting c^p het pen sioen te verhoogen, dit pas practisch zou kun nen gebeuren in 1928. Deze Annexatiewet eindigt in 1930. De voordeden zijn dus zeer klein. Spr. vraagt ten slolte of B. en W. be reid zijn in Den Haag te doen blijken, dat op de afhandeling van het schrijven geen prijs meer wordt gesteld. Ook de heer KI. de Vries (v. d.) kwam op voor de rechtsposie voor deze ambtenaren, waarbij do heer Doornbusch (c. p.) zich aan sloot ,V'_ De wethouder de héér Voi> Frijtag Drabbé zet uiteen, dat Gedept Staten wel is waar hun sanctie niet hebben gegeven aan het verzoek vando gemeente Amsterdam, omdat zij zich moesten houden aan de letter van de wet, maar zij zouden het wel billijk achten, omdat do pensioenwet sindsdien de verplichtingen der gemeente heeft Verzwaard. In de positie van Amsterdam ig sedert 1020 veel verandering gekomen. Spr. noemt het onbillijk dot hetgeen 'op eigen orpbtenapn ,mng verhaald worden, niet zou mogen vcrhapld worden op deze ge- annexeerdo ambtenaren. Wat betreft het ver zoek dat uit den Raad gekomen is om aan de Regeering te vragen het adres niet verder te behandelen, kan spreker niet- meegaan. De Raad heeft toch zelf gevraagd om wijziging van de annexatiewet en dus... (steipmen: maar op andere punten) en dus kan men niet met. deze vraag komeh. Na re- en dupliek wordt een voorstel inge diend door dc heeren Ossendorp en KI. de Vries, waarbij B. en W. uitgc'noodigd worden den Minister van Binncnlandsche Zaken te ver zoeken geen voortgong te doen hebben van het desbetreffede verzoek. Dit. voorstel werd aangenomen met 18 tegen 17 stemmen. Een aantal kleine voorstellen kwamen daar na aan de orde. Zoo werd verworpen een voorstel van den heer Solkesz om een gemeen telijke pontdienst in te stellen: over den Am- stel bij Schollenbrug zoolang daar geen vaste verbinding is. VEREENIGING RADEN VAN ARBEID Het eerste lustrum. De Vereeniging van Raden Van Arbeid heeft in het paviljoen „Vondelpark" te 'Amsterdam haar algemeene vergadering gehouden; de bij eenkomst welke werd bijgewoond door den minister van arbeid, handel en nijverheid, dr. J. P. Slotemoker de Bruine, en verder door tal van vooraanstaanden op het- gebied der so ciale verzekering, had ter ecre van het vijfjarig bestaan der vereeniging een eenigszins feeste lijk karakter. De voorzitter, dr. E. B. F. F. baron Wittert van Hoogland, opende de bijeenkomst met een toespraak, waarin hij, na in 'het bizonder den minister welkom te hebben gehecten, eeni ge herinneringen opdiepte uit de geschiedenis der sociale verzekering in het achter ons lig gende tijdperk en tevens uiting gaf aan de verwachtingen, op wier verwezenlijking hij in de naaste toekomst rekende. Voor dit laatste was, volgens spr., alle aanleiding, omdat wii nog steeds staan bij den aaqvang van een nieuwe wetgevende periode, Met de geschiedenis dér sociale verzekering in het bewogen tijdperk, dat achter ons ligt, is de geschiedenis der Vereeniging van Raden van Arbeid samengeweven. Spreker zeide. de* het een van de meest wonderbaarlijke feiten uit de parlementaire geschiedenis is. dat dc ziektewet^Talma, die voor invoering gereed lag, eenvoudig riiet v.erd ingevoerd, hoewel de Re geering voortkwam uit d§ partijen, die voor in voering gestreden haddetv Wanneer hij dus als zijn meening uitsprak, dat er reden is om te treuren over den gang van 2aken ten aanzien van de sociale verzekering; daiv wilde hij toch hulde brengen aan minister Aalbcrse, dat hij de Ouderdomswet aan het volk gegeven heeft en de invaliditeitswet heeft ingevoerd. Dat minister Aalberse ook don landarbeiders de hoog noodige verzekering tegen ongeval len heeft gegeven, kan spreker niet anders don met instemming memorccren; deze minister heeft een beslissing genomen in dc richting van Talma's ideaal. Van de uitvoering der verzekeringswetten zeide spreker, dat langs tweeërlei weg het doel van een verzekering met minimum kosten en maximum zekerheid bereikt kan worden. Of wel door ettn overheidsmonopolie, waarbij den arbeiders de grootste zekerheid van een goede uitvoering der wet gegeven wordt, of wel, door de uitvoering op te dragen aan organen, opge bouwd uit en gegroeid in de praktijk van het maatschappelijk leven. Wanneer een oplossing wordt gezocht in een richting van wijziging der Ziektewet, kat. do vereeniging hieraan medewerken. Dat de uit voering der Ziektewet 1913 kan geschieden zonder belangrijke kosten, toonde spr. aan. Hij herinnerde er nogmaals aan, dat wij bij den aanvang van een nieuwe wetgevende periode staan. Een nieuwe bewindsman staat oan het hoofd van het departement van Arbeid en van hem had hij de meest hoopvolle verwachtin gen. Moge deze minister er in slagen om te komen tot de spoedigste uitvoering van een regeling, opdat de ziekcs arbeider inderdaad zijn wettelijk erkend recht op uitkeering ver- krijgt. Met genoegen merkte spreker op, dat de te genwoordige minister van arbeid zich toch vóór het stelsel-Talma heeft uitgesproken. Hij heeft daarbij doen blijken, dot dit stelsel zijns inziens voor de noodige correcties vatbaar is. Verder zeide spr., de uitvoering van genoem de wet besprekende, dat dc kosten aan de in- senrijving verbonden zeer gering zullen zijn, indien van de bestaande inschrijving voor dt> Invaliditeitswet gebruik wordt gemaakt en de verzekerde^ voor de invaliditeitswet cn dc Ziektewet onder hetzelfde nummer bekend zijn Hij was van oordeel, dat de geheele inschrij ving van alle verzekerden, wier aantal hij op pl.m. 2,000,000 schat, niet meer dan 400.000 zou kosten. Indien deze kosten worden be schouwd als oprichtingskosten en b.v. in tién jaren worden afgeschreven, dan zou zulks neerkomen op een bedrag van 2 cent per jaar per verzekerde. Verder zou voor werkgevers met een eenigs zins belangrijk personeel betaling in geld wor den toegelaten. Ten slotte eindigde spreker zijn uitvoerige rede, welke ruim een uur duurde, met het uit spreken van twee wenschen, waarvan de eenc was, dat het den minister van arbeid moge gegeven zijn den arbeider, die sinds 1913 te vreden is gesteld met een dor Staatsblod. te vérblijden met de tastbare zegeningen van do Ziektewet en waarvan de andere inhoudt do hoopvolle verwachting, dot de Raden van Ar beid zullen worden krachtige organen, waar in werkgevers en werknemers eendrachtig sa menwerken om de belangen der economisch zwakkeren* te behartigen. Toespraak von den minister., Het woord was hierna'aan dr.'SIotcmaker de Bruine, den minister van arbeid, dre zeide met genoegen de uitnoodiging voor dé bijeenkomst te hebben aangenomen, hoewel aan zijn aan wezigheid toch ook een netelige zijde was ver bonden, daar hij n.l. niet als minister vrijuit over zijn plannen kon spreken. Toch wilde hij gaarne zijn belangstelling voor dc vereeniging toonen. Spreker zeide verder, dot het hem vaak ge troffen heeft dat men, over de raden van ar beid sprekende, de opmerking maakte, dat deze niet zijn wat Talma bedoelde. Dit bezwaar is hier te ondervangen door zich te herinne ren wat de vereeniging gedaan heeft en thans doet; in haar is vereenigd een element van particulier initiatief en organisatorisch werk, waardoor de arb.eid van de sociale verzekering verdiept is en zegenrijk is gemaakt. Het gevaa van een overmatige machtsuitbreiding van de Raden is, dank zij den geest der vereeniging de leiding van den voorzitter slechts theoretisch gebleken. De minister bracht daarom der vereeniging dank voor het voortreffelijk werk door haar verricht. De bijeenkomst werd hierna gesloten, waar na de aanwezigen zich aan een gemeenschap- pelijken maaltijd vereeenigden. Een maaltijd. Na afloop der Maandag gehouden vergadering verccnigden zich de afgevaardigden der Raden van Arbeid ten getale van ongeveer 50 met den minister van Arbeid en de andere gasten aan een gemeenschappelijken maaltijd in het Paviljoen van hét Vondelpark. Redevoeringen werden gehouden door den heer Noest, voorzitter van het bestuur der Rijksverzekeringsbank; mr. Groeneveld, chef van de afdeeling Arbeidersverzekering van het Departement; den heer Keulemans, voorzitter van den Raad van Arbeid te Amsterdam, en Keesing, voorzitter vein don Raad van Arbeid te Utrecht, die allen warme hulde brachten aan de bekwaamheid, takt en liefde, waarmede de heer Wittert van Hoogland als voorzitter de vereeniging leidt. De maaltijd werd een ^enthousiaste huldebe- tooging voor den voorzitter. De heer Wittert van Hoogland dankte de sprekers, in dc eerste plaats den minister, die 's middags reeds zeer vriendelijke woorden tot hem gericht had, voor hun waardeerende woor den. O Hij zeide, dat hij dezen maaltijd niet alleen beschouwde als een genoeglijk samenzijn, maar er een symbolische beteckenis aan hechtte. Spreker achtte het een verblijdend verschijn sel, dat hoe langer hoe meer de overtuiging veld wint, dot oplossing van de het maat schappelijk leven beheerschende vragen alleen mogelijk is door samenwerking van de beide groote groepen in het arbeidsproces: de werk gevers en werknemers. De solidariteitsgedachte krijgt steeds meer aanhangers. De menschen beginnen in te zien, dat het geen tijd meer is, waarin men ongestraft vernietigen kan; zij be ginnen te begrijpen, dat slechts opbouw de we reld redden kan. Werkgevers, werknemers en gemeenschap zoeken elkander en telkens wan neer zij elkander vinden, komen zij tott bevre digende oplossingen. Daarin weerspiegelt zich ccn verheugend toekomstbeeld. Daarin zit voor Spreker het symbolisch© karakter van dezen maaltijd Ook hier zijn eendrachtig tc zamen dc vertegenwoordigers der gemeenschap met oan hun hoofd de minis ter van Arbeid, de vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers. Gok wij zijn b.jCen om tc zamen te overwegen, hoever dc econo mische mogelijkheid ons toestaat sociale maat regelen te treffen in het belong van een be paalde klasse, meer doordoor in het algemeen belang. Gistermorgen werd de algemeene vergade ring van dc Vereeniging van Roden von Ar beid voortgezet. Dr. V. Gravestcin, chef der medische afdee ling (Invaliditeitswet) der Rijksverzekerings bank, hield ccn lezing over „Het standpunt van het bestuur der Rijksverzekeringsbank inzako het prothese-vraagstuk". Dc aftredende voorzitter Dr. E. B. F. F. Ba ron Wittert van Hoogland met algemccno stemmen herkozen. Dc heer Wittert van Hooglond dankte voor het hernieuwde in hem gestelde vertrouwen maor deelde mede dat hij om gezondheids redenen zich genoopt ziet vcrschillendo functies neer te leggen cn daarom dc herbe noeming niet kon aanvaarden. KON. NAT. STEUNCOMITÉ. Overzicht van zijn werkzaam heden. Verschenen is, 45 pagina's groot, ccn bij Mouton cn Co. te 's Gravenhage gedrukt over zicht van de werkzaamheden van hot Kon. Nat. Steuncomité, van 1 Januari 1922 af tot zijn opheffing (Mei 1926) met dc redenen, dio tot zijn opheffing leidden, plus een financieel overzicht. In het hoofdstuk „De liquidatie en opheffing van het K. N. S. C." wordt herinnerd aan de 4 door de Tweede Kamer aangenomen con- clusics, in verbond waarmede het comité nllc maatregelen had getroffen om tegen 1 Maart 1926 tot zelf-liquidatie over tc gaan. Do regee ring verzocht echter te willoi)' bewerkstelligen, dot von de opheffing nog niets naar buiten zou blijken. Toen geruimen tijd daarna nog niets naders van de regeering was vernomen en intusschen de hiervoren bedoelde conclu sies, welke door de Commissie voor de Staats uitgaven bij dc Tweede Kamer aanhangig wa ren gemaakt, door deze waren aangenomen, besloot het comité zijn afwachtende houc'ing niet langer voort te zetten, doch tot verzen ding van een nog aangehouden circulaire over te gaan, waarin oan de organen, die zich be last hadden met de uitbetaling von bijslag on- gevollenrentc, werd medegedeeld, dut het co mité tot algehecle opheffing per I Maart 1926 had besloten en derhalve tot dien datum nog de bijslag kon worden verstrekt. Pirect daarop werd van den voorzitter van den ministerrooÖ een schrijven ontvangen, waarin ccn beroep werd gedaan' op het comité om in 's lünds belang op het genomen ophef- fingsbesluit terug te konven. Do minister deed zulks onder mededccling, dat dc regecring vol komen-erkende, dat de loop vnn zaken in het laatste jaar het comité een gevoel van onbe vredigdheid kon hebben gegeven, waartoe wel iswaar zij zelve had medegewerkt door bij de behandeling van de conclusies in de Tweede Kamer een volstrekt stilzwijgen te bewaren, doch verklaarde niettegenstaande dezen zoo to betreuren loop van zaken volkomen overtuigd te zijn van de groote cn voortdurende dien sten, die het comité in den meest volstrekten zin aan den lande had bewezen. Als gevolg van dit schrijven, zoo lezen wij verder, had een onderhoud plaats tusschen den minister-president en den voorzitter van hét comité, prof. de Vooys, welke laotste een uit voerige uiteenzetting gaf van de feiten, waar op de Uitv. Comm. de opheffing van het co mité had gegrond. Hierbij werd door prof. de Vooys naar voren gebraóht, dot er twee we gen voor het comité openstonden, n.l. lo. of wel zijn zelfstandigheid verdedigen en zich dus verzetten tegen den wil van de Twee de Kamer, die geenerlei macht over het comité kan uitoefenen, slechts intimidatie 2o. of wel zich voegen naar den wil van de Tweede Kamer en dc regeering in staat stellen de restanten van het werk van het comité over te nemen. Het K. N. S. C. koos het laatste. Het was echter getrouw aan zijn traditie bereid aan den wensch der regcering te voldoen, indien do Tweede Kamer de houding, blijkende uit dc vier conclusies, zou herzien, en op een of an dere wijze de waardeering en het vertrouwen, die het K. N. S. C. genoot, herstelde en het ongemoeid als vroeger zijn taak ten einde liet 'brnngen. Deed de Kamer dit niet, dan zou er geen reden zijn op de beslissing tot liquidatie terug te komen. Tusschen deze bedrijven door waren als ge volg van de uitzending van de hiervoren ge noemde bijslag ongevallenrente-circulai/e, door het Kamerlid, den heer Vliegen, aan dc re geering vragen gesteld op welke wijze na 1 Maart 1926 de regeering zich voorstelde den rente-genietenden den bijslag op hun renten te waarborgen Hangende de kwestie over de al of niet opheffing van het comité, meende de regeering te kunnen volstaan met als antwoord op de gestelde vragen de verzekering te ge ven, dat de uitspraken der Tweede Kamer op de tot viermaal toe voorgestelde cn aangeno men conclusies op een misverstand moesten berusten en dat de woordeering voor en het vertrouwen in den arbeid van het K. N. S. C. in geen enkel opzicht waren verminderd, en zij het op hoogen prijs zou stellen, indien het comité zoolang de beschikbare middelen dat gedoogden met de toekenning van rente-bij slagen zoude willen voortgaan. De vraag of de rente-genietenden ook nog na 1 Maart 1926 den bijslag zouden kunnen ontvangen, meende zij daarom buiten beschouwing te mogen laten. Aangezien hiermede niet was voldaan aan het hierboven geuite verlangen van het comité, vond het hierin een gercede aanwijzing om het door den voorzitter van den raad van minis ters gedaan verzoek niet verder tc overwegen en tot algeheele opheffing te besluiten.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1926 | | pagina 5