KINDERRUBRIEK. In de Vensterbank. x De rubriek van Oom Karei. Do opstellenwedstrijd is nu geëindigd. Ik kreeg al verschillende beoordeelingen, maar nog lang niet van allemaal. Daarom krijgen jelui nog derf tijd om je beoordeeling in te zenden tot cn met Dinsdag 15 Juni a.s. In de krant van de volgcpde week komen dan de namen van de gelukkige prijswinnaars te staan. Ik ben erg benieuwd yie dat zijn zul len. Jelui- zeker ook wel. Wat een raar weer hebben we toch de laatste dogen. Overdag gaat het nog wel, maor 's avonds begint het meestal te regenen. Niets prettig om fiets tochtjes in elkaar te zetten. Die vallen dan let terlijk in het water. We zullen hopen, dat het niet zoo den heelen zomer blijft, want dan is er niet veel aan. Tante Rick is op het oogen- blik nog ziek en kan nog niet meewerken aan onze krant. Als de nichtjes misschien iets aar digs kunnen bedenken, handwerkjes e. d., dan houd ik mij daarvoor aanbevolen, want daar ben ik zelf niet erg sterk in. Als jelui dus iets weten, stuur het don maar. Ik reken er dus op dot degene, die me nog geen beoordeeling voor den opstellenwedstrijd toezonden, dit deze week tot Dinsdag nog even doen. Tot de vol gende weok dan maar weer I RAADSELS. Oplossingen van de vorige week. De oplossingen van de vorige raadsels wa ren I. Amersfoortsch. Dagblad, met de woorden Maas, school, oord, fort, opening. 'V\v II. Paaschvacantie haas, Piet, ns, en vacant. met de woorden VRAAGSTUK. PI a m h, a, m. Deze keer is den prijs gewonnen door Mol. Hij kan Maandag weer aan ons bureau in ontvangst worden genomen. NIEUWE RAADSELS I. Het geheel is een bekend spreekwoord van 39 letters en 8 woorden. 15, 6, 29, 23 doen we dagelijks. I, 13, 19, 24, 9, 36 is een meisjesnaam. 32, 17, 5, 22. 5, 39 is een jongensnaam. 10, 37, 26 is een voorzetsel. 16, 4, 25, 38 is een deel van den mond. 36, 11, 12, 10 is een bekend landvoogd die in ons land heeft geregeerd. 37, 20, 21, 7, 5 is een soort slang 8, 18, 28, 26 is een ontkenning 3, 2, 28, 8 zit aan dc voeten 27, 33. 30, 31, 26, 10, 12, 3T, 2, 23 is een dorpje in ons land, waarvan de naam begint met een meisjesnaam en eindigt met een grondsoort 34 en 35 zijn medeklinkers. (Tngcz. door Nimf.) II. Het geheel is een plaats in ons land. die veel genoemd is. X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X jy O, die groote pot gelei in de vensterbank! heel begeerig staan z' er bij Freek en zusje Ank! Kleine, kleine vingertjes wijzen uitgestrekt: even voelen, of de pot soms een beetje lekt. Of er ook wat is gemorst boven aan den rand of er ook een likje zit aan den buitenkant. O, die groote pot gelei steekt hun d' oogjes uitl maakten zij nu toch maar elk één klein likje buit! Maar neen, neen, de pot lekt niet er is niet gemorst de gelei 1 ij k t heerlijk frisch Anke heeft zoo'n dorst! Kleine, kleine vingertjes peuteren nu saam 't perkament los van den pot bij het keukenraam. Anke proeft het eerst *o wee! bitter smaakt het; naar Marmelade is 't en dat is heel niets voor haar. Freekje houdt er ook niet van; o, wat kijkt hij sip traantjes in zijn oogjes en een heel lange lip. Ja, die groote pot gelei in de vensterbank bracht verdriet voor kleinen Freek en zijn zusje Ank. HERMANNA. Groeten. Op de 1ste rij een medeklinker. Op de 2de rij wordt in dc keuken gebruikt. Op de 3de rij een wintervermaak. Op de 4de rij het gevraagde woord. Op dc 5de 'rij een brandvrije plaats. Op de 6de rij een getal. Op de 7de rij een klinker (Ingez. door Gymnast.) VRAAGSTUK. Wat staat er midden in Amsterdam? (Ingez. door Nimf.) KABOUTERS VERJAARDAG. Kabouter „Goed" was jarig, „Dat is me wat geweest, Want hij was lang niet karig En gaf een heel groot feest l Een groote deputatie Uit de kabouternatie, De Elfjes uit het Wonderland, Die kwamen allen, hand aan hand. De vrienden uit het glimwormkamp. Die kwamen allen met een lamp Zelfs mannen van dc N. V D., Verschenen daar ook, twee aan twee De krekels en de mieren, Waren de kleinste dieren; 't Was ongeveer te middernacht. Wie had zoo iets toch ooit gedacht Johannes, ook een vrind van „Goed" En ik wij sloten maar den stoet. Kabouter „Wist ik" dec het woord. Gaf het cadeau, en zooals 't hoort, Kucht' en h'm de onder 't spreken. Maar bleef gelukkig toch niet steken, t Cadeau was Jï Nieuwö Sprookjesboek En de tractatie „Gemberkoek!" Zelf uü het Poes- cn katten Gild', Kwam men met bloemen, vaan en schild Alleen de kikkers kwomen niet. Die zaten nog te diep in 't riet Of in dc modder van den plas, Omdat het steeds zoo koud nóg was, En allen, zwaaiend' met hun hoed. Riepen „Long leev' kabouter „Goed 1 De krekel-stoffonfaren Kwamen niet tot bedaren. Nacht Veiligheids Dienst. -w> (Ingez, door Lemka.) Groeten is een eerbetoon van den lagere aan den hoogere, van den jongere aan den oudere. Als je op straat iemand tegen komt, dien je kent, neem je natuurlijk het eerst je pet af of groet je het eerst. Dat ontblooten van het hoofd schijnt hierdoor ontstaan te zijn, dat de lijfeigenen in vroe ger tijden verplicht waren hun hoofd kaal te scheren. Ten bewijze nu, dat zij dat wer kelijk gedaan hadden, waren zij verplicht het hoofd te ontblooten, wanneer zij een vrije of hoogere ontmoetten. De inboorlingen van de negerkust betoo- nen hun eerbied bij begroeting door zich op de knieën te werpen en een kort oogen- blik met het voorhoofd den grond aan te raken. De Russische edellieden huldigden in ouden tijd den Czaar bij de kroning daar mede, dat zij het hoofd nedei bogen en voor zijn voeten op de aards drukten. De bewoners van Dahomé (Afrika) begroeten den koning, door op handen en voeten te gaan slaan. De Japanneezen betuigen hun eerbied door eenvoudig de knie te buigen; willen zij buitengewonen eerbied bewijzen, dan rusten zij op de knie en buigen het hoofd ter zijde. De belangrijkste groet bij de Chi nezen, welke alleen den Hemel en den Kei zer toekomt, bestaat daarin, dat de groe tende zich op de knieën werpt en negen maal met het hoofd de aarde aanraakt. Sommige groeten bestaan bij dit volk een voudig in 't neerknielen, nog anderen in het buigen der knie. Iets dergelijks vindt men zelfs bij de beschaafde Westersche volken. Bij enkele volken ontstond de gewoonte, dat de aarde gekust werd, wijl men de aan zienlijken niet dicht gencteg durfde nade ren om hen zeiven met dit teeken van toe genegenheid te vereeren, ja zelfs den zoom van hun kleeren niet durfde aanraken. De handkus is nog een verlichte vorm van de oude gewoonte om de voeten der hooger- staanden te kussen, een gebruik, dat nog in den pantoffelkus der Pausen bewaard bleef. Wanneer in Yemen (Arabië) twee gelijk in rang staande lieden elkaar ontmoeten, doet men wederzijds pogingen om eerst elkanders hand te kussen, terwijl een iedei daarbij natuurlijk zijn eigen hand, die reeds gevat is, terugtrekt. Uit bescheidenheid laat ieder aan den ander de eer, de hand ge kust te zien. Deze wedijver eindigt gewoon lijk daarmee, dat één van beiden toegeeft en zich deze eerbetuiging laat welgevallen. Dergelijk heen en weer bewegen der han den zou de oorzaak van het handschudden zijn. Dit handschudden is in den loop der tijden in een eenvoudiger handdruk ver anderd. De gebruiken bij het groeten zijn bij elk volk verschillend. Zoo vTaagt de Neder lander, als hij een vriend of bekende ont moet: „Hoe maakt u het?" of „Hoe gaat het u?" De Engelschman vraagt: „Hoe doet gij De Duitscher: „Hoe gaat het De Franschman: „Hoe gedraagt gij u De Rus wenscht zijn vriend onderwerping toe en zegt bij de begroeting: „Wees tevreden/' De Spanjaard voegt hem, dien hij groet, toe: „Moge gij lang leven I" De Chinees vraagt: „Hebt gij goede rijst gegeten en is uw maag in orde De Pers wenscht iemand bij het groeten toe: „Moge uw schaduw looit inkrimpen 1' De oude Hebreeuwen wenschen elkaar: „Vrede" toe en groeten bij het afscheid met de woorden: „de Heer zegene u" of „God zij met u." De Pers zegt, als hij iemands woning binnentreedt: „Vrede zij met u," waarop het antwoord luidt: „Ook met u zij de vrede en Allah's barmhartig heid." De Franschen zeggen tot den ver trekkende: „adieu" aan God God zij met u. De Japannees trekt één zijner pantoffels uit, wanneer hij iemand op straat groet. Hij trekt ze beide uit, wanneer hij bij iemand in huis komt. De bewoners der eilanden in de Chinee* sche Zee vatten de hand of den voet van hem, dien zij willen groeten en wrijven zich daarmee langs het gelaat. De inboorlingen der Fhilippijnsche eilan den gaan bij 't groeten plat op den grond liggen en maken dan met hun beenen een sierlijke buiging. Op Nieuw-Guinea be strooit men elkanders hoofd met het eerste stof het beste, dat voor de hand ligt. Op Tahiti (één der Gezelschapseilanden in Australië) grijpen bekenden eikaars handen en wrijven de neuzen tegen elkaar. In Gelukkig-Arabië is een streek; waar men den vreemdeling de hoogste eer bewijst, door zichzelven een ader te openen en hem het bloed aan te bieden, dat er uit vloeit. De bewoners van Sikkim (Bengalen Voor-Indië) nemen den hoed af, hoe verder hoe beter, krabben zich tegelijkertijd ach ter het rechteroor en steken de tong uit ter begroeting. Men vindt den neusgroet in Achter-In- dië en verder Oostwaarts. Hierbij is niet het wrijven, de aanraking, de hoofdzaak, maar het ruiken. In Bengalen groeten de vrou wen van gelijken rong elkander, doordien zij de gevouwen handen op het hoofd leg gen. Bij vrouwen van verschillenden rang buigt zich de laagst staande en wrijft met het voorhoofd het stof van de voeten der andere. De hooger staande beantwoordt dien groet niet. Zoo is in elk land de wijze van groeten bijna verschillend. Het Droom-Lucifersmeas'eo Elly was in een booze bui. Ze was ge woonlijk nogal medelijdend en daarom goed voor alle menschen, die kwamen be delen. Maar nu, in haar booze bui, was ze onhèbbelijk tegen iedereen. Zij had zoo juist weer een bedelmeisje, dat met houten knijpertjes liep, vrij boos toegesnauwd ,Kom, ga weg met je gebedel, vies kind! Zonder nog iets te durven vragen, was toen het meisje heengegaan, maar toen had Elly nog meer 't land, omdat zij het bleeke snoetje en de droeve oogjes van het meis je met de knijpertjes niet kon vergeten. Toch ellendig! En dat het nu juist op Woensdagmiddag zoo regende I Kom, ze zou maar wat gaan lezen, dan zou het be delkind wel *iit haar gedachten gaanZoo dacht ontevreden Elly, toen ze opstond van 't berenvel, waarop ze zat, en naar haar boekenkastje liep. Daar greep ze het eerste 't beste boek, en juist „Andersen's sprookjes"! 't Was een van Elly's liefste boeken, bij na alle sprookjes kende zij reeds. Ze ging toen weer terug naar 't berenvel, bladerde even in het mooie boek, en alsof 't zoo wezen moest, begon ze met „Het Lucifers meisje", waarin ze weldra zóó was verdiept, dat ze werkelijk het bedelmeisje vergat. Maar zoo lezende het mooie sprookje, dat ze bijna van buiten kende, kwam Klaas Vaak; die liet Elly's hoofdje al meer en meer op het boek zakken en bracht haar zóó in het land der droomen ct Was winter. O, 't was dien dag zoo vreeselijk koud! En toch moest Elly in haar dun en versleten jurkje de straat ojk Ach, hoe goed had ze het toch gehad, toen va der en moeder nog leefden, en zij, Elly, alles had, wat ze maar kon wenschen! Nooit leed z,ij toen koude, noch honger. En nu? Ach, sinds ze bij die booze vrouw Plak in huis was, had ze geen leven meer. Door weer en wind moest zij de straat op, om lucifers te verkoopen. O, daar kwam vrouw Plak al met het mandjeZou ze nu al op weg moeten? Weer zonder boterham? Ach, en ze had toch zoo'n vreeselijken honger! Hoor, daar riep vrouw Plak„Kom, neem het mandje, luilak!" En toen duwde zij haar het mandje, vol doosjes lucifers toe. „Krijg ik niet eerst een boterham, moe der Plak?" vroeg Elly. „Neen hoor, eerst moeten alle lucifers verkocht zijn," snauwde boos de vrouw. „Gisteren heb je ook al niets verkocht „Dat kon ik ook niet helpen," zei Elly met een droef stemmetje. „De menschen loope.n zoo hard; niemand bleef staan om een doosje te koopen. En als ik aanbelde aan de huizen, dan joeg men mij weg en zei: „Kom, ga weg met je gebedel, vies kind!" „Kom, houd op met die praatjes," brom de de vrouw. „Ik wil, dat je centen thuis brengt. En nu, vooruit, de straat op!" Ruw duwde zij toen Elly de deur uit. Daar stond toen 't arme kind koud en hongerig op den weg en keek naar de menschen. Ach, wat liepen die vandaag toch weer hard. O, daar kwam een oude heer aan, die er wat vriendelijker uitzag, dacht Elly. Ze liep op hem toe en vroeg „Ach, mijnheer, koop toch alsjeblieft een doosje lucifers! Ik heb het zoo heel erg koudl" „Ja, kind, ik ook" sprak de oude heer, en hij liep vlug door. Zoo ging het telkens, als Elly haar lucifers aanbood. En hoe ze ook smeekte, geen der voorbijgangers kocht haar lucifers. Heel lang had ze al geloopen, straat in, straat uit, en ook had ze op het plein gestaan, waar 't zoo heel erg koud was. Maar nog geen enkel doosje had zij verkocht. En haar honger werd steeds grooter. Ook drong de natte sneeuw door haar gebarsten klompjes, zoodat haar voet jes pijn deden van koude. En haar handjes waren zóó verkleumd, dat zij bijna het mandje niet meer kon vasthouden. Maar toen ze juist wilde gaan schreien van el lende, zag ze een kerk. Zij liep er heen en zette zich neer voor de kerkdeur. Maar de kerk scheen leeg, want er kwamen geen menschen uit. En al kouder werd Elly. Duor<im 7P JIlief U..C«r^. meisje in Andersen's sprookjes, een luci fertje aan te steken, om daarbij haar hand jes te warmen. Maar o, toen gebeurde er zóó iets vreeselijks! Geen heerlijke dingen zag ze toen, zooals het meisjs uit het sprookje! Neen, Elly zag alleen een vree- selijke vlam uit het mandje opstijgen, en toen begreep ze, dat al haar heifers had den vlam gevat, en zij dus ,ceen enkel doosje meer kon verkoopen. Wat moest ze nu toch beginnen Naar vrouw Plak durfde zij niet meer terug tekeeren. Die zou toch denken, dat zij wèl lucifers had erkocht, en het geld had vernoept! O, en dan zou zij nooit meer eten<rijgen en ze zou dood gaan van den honer! Toen Elly aan dit alles dcht, begon ze vreeselijk le huilen, en toenjfing ze huilen de het kerkportaal binnen.Daar begon ze nog harder te huilen e ook riep ze snikkende„Ach, Onze leve Heertje, ik weet, dat mijn eigen lief joedertje niet bij me terug kan komen, om<it ze nu bij U in den Hemel is. Maar, ach/rengt u mij toch naar Moedertje, en laat -e toch niet weer naar vrouw Plak, die zoc^oos op me is, te- rugkeeren"Toe Elly dit had ge zegd, scheen het haar varlijk toe, dat On ze I ieve Heer haar sikken had verhoord en haar bij haar eigen eve moeder in den hemel had gebracht, ^t t was juist, als of zij moeder's lieve^rn hoorde, die tot haar sprak: „Maar E-hef, wat is er toch voor vreeselijks me£ gebeurd? Waarom lig je zoo hard te srken op het berenvel? O, kijk toch eens, jmooie sprookjesboek! 't Is heelemaal nat n je tranenKom, sta eens op, en word wkerElly sloeg, nog slaapdronken, haabelraande oogen naar moeder op, en tof - „O, moeder, moe dertje!" riep ze o^'^gend van het beren vel. „O, wat heek toch, dat ik u nog heb, en vader o en dat alles maar een vreeselijke droo WQsf Want, verbeeld u, ik droomde, da< bij vrouw Plak, u weet wel, de vrouw,e met lucifers en veters langs de huizer'opt, in huis was. En, ach, moederlief, ik 1.het daar zóo akelig!" Toen Elly Z'tot haar sprak, keek Moe der lachend ii^t sprookjesboek en ze riep: „Wel, d^egrijp ik best! Je hebt na tuurlijk, vóót je in slaap viel, het sprookje varie<: lucifersmeisje" gelezen. Kijk eens, bladzijden zijn doorweekt van je trane ,,'t Komt schien ook wel door iets an ders, moed dat ik zoo akelig heb ge droomd," ;EIly en ze kreeg e^n. kleur van schaa* ,rWeet u, ik heb straks een arm kind/ met bouten knijpertjes aan de deur weggestuurd zonder haar wat te ge- En k was ook heel onaardig tegen ha^dat ik uit mijn humeur was door di vervelenden regen juist op Woensd'ddag. En o, moedertje, het spijt m$ heel erg, dat ik het arme meis je zoo van de deur heb verjaagd. Want u toch eens, dat zij óók zulk, meisje" had, en ne ook als ik irt mijn droom?" „Ja, dat is be^ mogelijk, kind," sprak de moeder. „Daaraan hadt je waarlijk wel mo gen denken." Weer kwamen er tranen in Elly's oogen, toen moeder zoo sprak. „Nooit, nooit zal ik weer een arm kind van de deur jagen," zei ze met een snikje. „Neen, nooit meer, moesje!" En Elly hield haar belofte. Ja, ze werd zelfs zóó mild, dat ze, op een kouden Nieuwjaarsdag, een arm, klein ventje, dat met een marmotje liep, een gulden gaf, dien zij zelf als Nieuwjaarsgeschenk van ,haar moeder had gekregen. En nog dik wijls dacht ze aan dien vreeselijken droom, vooral op dagen, dat zij vrouw Plak met haar veters en lucifers zag loopen. Dan zuchtte Elly en mompelde: „Verbeeld je toch eens, dat die bedelvrouw werkelijk mijn moeder was! Brrr, hoe vreeselijk zou ik dat vinden! O, wat ben ik toch blij, dat ik mijn eigen lief moedertje nog heb. Dat ik maar een „droom-lucifersmeisje" ben geweest!" TANTE JOH. CORRESPONDENTIE. Blauwe Distel. Dat kan ik me begrij pen. Als het mooi weer is kun je beter buiten zijn dan in huis zitten. Deze week is het anders piet bijster mooi geweest. Kampioen. Neen, daar is niet veel aan. Het is te hopen, dat het gauw weer wat beter wordt Winterkoninkje. Héél graag. Ut kan het best gebruiken. Ken je het al wat Wat leuk is dat. En blijft die zoo maar op de schoorsteen zitten. Waar is dat precies. Schrijf me dat eens. Ton Neveu. Je, dat heb ik gemerkt. Speurder. Dat is jammer. Ik had toch gezegd, dat je die moest bewaren. Je kunt aan ons bureau nog wel zoo'n krant krijgen. Je kunt de beoordeelingen nog tot en met 15 Juni inzenden. Eersteling. Dat was niet prettig voor je. Zorg er maar goed voor, dat zoo iets niet meer kan gebeuren, want op die manier lijkt het me toch niet erg goed Mol. Dit keer dan maar met wat minder tevreden zijn, zal ik maar denken. Zwartkop. Dat trof dus juist goed. Ik hen blij, dat ik daar niets van wist, want an ders zou je misschien kunnen denken, dat het met opzet zoo gebeurd was. En het was toch louter toeval! Nog wel gefeliciteerd hoorl N e g e 1 i a. Wat een geluksvogel ben jij. En heb i* er "zelf ook nog prijzen van gewon nen Dlc moet je er zelf maar bijmaken, denk ik. Zc stonden ook niet in de opgave. Anemone. Ik zal er voor zorgen, hoorl Kapel. Dat heb je góed geraden. Die zijn altijd heel welkom. Ik zal er wat klaar leggen voor je, kom je die dan even aanhalen. Niet vergeten hoor I Rozeknop. Dank je wel voor de plaat jes Dat was inderdaad zoo. Ik ook, maar dat zullen we nog moeten afwachten. Deze keer kon het nog juist, maar liever heb ik het toch wat vroeger, don zoo op het nippertje. Bobbie. Bedenk maar eens. Misschien schiet er je dan wel een of meer binnen. Wat een prachtige (en nuttige!) cadcaux heb je ge kregen. S t o r m v o g c 1 s. Ja, moor alle letters behoeven er ook niet in voor te komen. Dat gebeurt wel eens meer. Driehoek. Ik heb dat feest meege maakt. En het was prachtig hoor Jelui heb ben alle eer van je werk. Dat tochtje naar Arnhem zal ook wel geslaagd zijn denk ik. Kun je daar niet eens een opstelletje over maken voor onze krant Dank je wel voor dc raadsels. Vliegenier. Dat was wel weer een prettige dag voor je. Ja, dat stadhuis dat is een mooi gebouw. Heel iets anders dan het Amersfoortsche. Aardig, dot meertje midden in het bosch hc Je kunt daar prachtige wan delingen maken I Gymnast. Neen, erg mooi was het weer den laatstee Zondag niet. Dank je wel voor het raadsel. P a d d e s t o e l.. Je hebt dus veel plezier gehad, die dog in Amsterdam. Wielrenner Dot heb ik gemerkt. Hoe kwam datfl zoo. Ik zal eens zien of het al aan de beurt is. Anders moet je nog maar even geduld hebben N i m f. Heelemaal goed is het niet, maar het lijkt er toch vee) op. Vier nummers was genoeg geweest, maar zoo is het toch ook goed. OOM KAREL. MOPPENHOEKJE. Dokter En wat heb je liever Karei, poeiers of pillen? Koreltje: Pillen als 't u blieft dokter, maan niet zulke ols dc vorige maal. Dokter: Waarom niet Kun je die dan niet doorkrijgen KareltjeJawel dokter, maar ze pasten niet in mijn kanon. (Ingez. door Bobbie.) RUILHANDELHOEKJE Als jelui plaatjes willen hebben, zet er dan s. v. p. bij welke nummers je wilt hebben of welke nummers je al hebt. Anders is er veel kans dat je dubbele krijgt. Er zijn nog vele Verkodesplaatjes en bonnen, Pleinesplaatjcs, Sickesz-omslagen, K. en G.-plaatjes enz. enz. Zijn cr nog liefhebbers? Er liggen nog pakjes klaar voor Kapel, Pijlj Het Masker en Kampioen. j-nel en ivampioen. een el1!? leven heeft, als „het lucifers- j[ Komen die ze even afhalen 3

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1926 | | pagina 10