KINDERRUBRIEK.
In de Vensterbank.
x
De rubriek van Oom Karei.
Do opstellenwedstrijd is nu geëindigd. Ik
kreeg al verschillende beoordeelingen, maar
nog lang niet van allemaal. Daarom krijgen
jelui nog derf tijd om je beoordeeling in te
zenden tot cn met Dinsdag 15 Juni a.s. In de
krant van de volgcpde week komen dan de
namen van de gelukkige prijswinnaars te
staan. Ik ben erg benieuwd yie dat zijn zul
len. Jelui- zeker ook wel. Wat een raar weer
hebben we toch de laatste dogen. Overdag
gaat het nog wel, maor 's avonds begint het
meestal te regenen. Niets prettig om fiets
tochtjes in elkaar te zetten. Die vallen dan let
terlijk in het water. We zullen hopen, dat het
niet zoo den heelen zomer blijft, want dan is
er niet veel aan. Tante Rick is op het oogen-
blik nog ziek en kan nog niet meewerken aan
onze krant. Als de nichtjes misschien iets aar
digs kunnen bedenken, handwerkjes e. d., dan
houd ik mij daarvoor aanbevolen, want daar
ben ik zelf niet erg sterk in. Als jelui dus iets
weten, stuur het don maar. Ik reken er dus
op dot degene, die me nog geen beoordeeling
voor den opstellenwedstrijd toezonden, dit deze
week tot Dinsdag nog even doen. Tot de vol
gende weok dan maar weer I
RAADSELS.
Oplossingen van de vorige week.
De oplossingen van de vorige raadsels wa
ren
I. Amersfoortsch. Dagblad, met de
woorden Maas, school, oord, fort, opening.
'V\v
II. Paaschvacantie
haas, Piet, ns, en vacant.
met de woorden
VRAAGSTUK.
PI a m h, a, m.
Deze keer is den prijs gewonnen door Mol.
Hij kan Maandag weer aan ons bureau in
ontvangst worden genomen.
NIEUWE RAADSELS
I. Het geheel is een bekend spreekwoord
van 39 letters en 8 woorden.
15, 6, 29, 23 doen we dagelijks.
I, 13, 19, 24, 9, 36 is een meisjesnaam.
32, 17, 5, 22. 5, 39 is een jongensnaam.
10, 37, 26 is een voorzetsel.
16, 4, 25, 38 is een deel van den mond.
36, 11, 12, 10 is een bekend landvoogd die
in ons land heeft geregeerd.
37, 20, 21, 7, 5 is een soort slang
8, 18, 28, 26 is een ontkenning
3, 2, 28, 8 zit aan dc voeten
27, 33. 30, 31, 26, 10, 12, 3T, 2, 23 is een
dorpje in ons land, waarvan de naam begint
met een meisjesnaam en eindigt met een
grondsoort
34 en 35 zijn medeklinkers.
(Tngcz. door Nimf.)
II. Het geheel is een plaats in ons land. die
veel genoemd is.
X
X
X
X
X
X
X
X
X X
X
X
X
X X
X
X
X
X
X
X
X
X
jy
O, die groote pot gelei
in de vensterbank!
heel begeerig staan z' er bij
Freek en zusje Ank!
Kleine, kleine vingertjes
wijzen uitgestrekt:
even voelen, of de pot
soms een beetje lekt.
Of er ook wat is gemorst
boven aan den rand
of er ook een likje zit
aan den buitenkant.
O, die groote pot gelei
steekt hun d' oogjes uitl
maakten zij nu toch maar elk
één klein likje buit!
Maar neen, neen, de pot lekt niet
er is niet gemorst
de gelei 1 ij k t heerlijk frisch
Anke heeft zoo'n dorst!
Kleine, kleine vingertjes
peuteren nu saam
't perkament los van den pot
bij het keukenraam.
Anke proeft het eerst *o wee!
bitter smaakt het; naar
Marmelade is 't en dat
is heel niets voor haar.
Freekje houdt er ook niet van;
o, wat kijkt hij sip
traantjes in zijn oogjes en
een heel lange lip.
Ja, die groote pot gelei
in de vensterbank
bracht verdriet voor kleinen Freek
en zijn zusje Ank.
HERMANNA.
Groeten.
Op de 1ste rij een medeklinker.
Op de 2de rij wordt in dc keuken gebruikt.
Op de 3de rij een wintervermaak.
Op de 4de rij het gevraagde woord.
Op dc 5de 'rij een brandvrije plaats.
Op de 6de rij een getal.
Op de 7de rij een klinker
(Ingez. door Gymnast.)
VRAAGSTUK.
Wat staat er midden in Amsterdam?
(Ingez. door Nimf.)
KABOUTERS VERJAARDAG.
Kabouter „Goed" was jarig,
„Dat is me wat geweest,
Want hij was lang niet karig
En gaf een heel groot feest l
Een groote deputatie
Uit de kabouternatie,
De Elfjes uit het Wonderland,
Die kwamen allen, hand aan hand.
De vrienden uit het glimwormkamp.
Die kwamen allen met een lamp
Zelfs mannen van dc N. V D.,
Verschenen daar ook, twee aan twee
De krekels en de mieren,
Waren de kleinste dieren;
't Was ongeveer te middernacht.
Wie had zoo iets toch ooit gedacht
Johannes, ook een vrind van „Goed"
En ik wij sloten maar den stoet.
Kabouter „Wist ik" dec het woord.
Gaf het cadeau, en zooals 't hoort,
Kucht' en h'm de onder 't spreken.
Maar bleef gelukkig toch niet steken,
t Cadeau was Jï Nieuwö Sprookjesboek
En de tractatie „Gemberkoek!"
Zelf uü het Poes- cn katten Gild',
Kwam men met bloemen, vaan en schild
Alleen de kikkers kwomen niet.
Die zaten nog te diep in 't riet
Of in dc modder van den plas,
Omdat het steeds zoo koud nóg was,
En allen, zwaaiend' met hun hoed.
Riepen „Long leev' kabouter „Goed 1
De krekel-stoffonfaren
Kwamen niet tot bedaren.
Nacht Veiligheids Dienst.
-w> (Ingez, door Lemka.)
Groeten is een eerbetoon van den lagere
aan den hoogere, van den jongere aan den
oudere. Als je op straat iemand tegen
komt, dien je kent, neem je natuurlijk het
eerst je pet af of groet je het eerst. Dat
ontblooten van het hoofd schijnt hierdoor
ontstaan te zijn, dat de lijfeigenen in vroe
ger tijden verplicht waren hun hoofd kaal
te scheren. Ten bewijze nu, dat zij dat wer
kelijk gedaan hadden, waren zij verplicht
het hoofd te ontblooten, wanneer zij een
vrije of hoogere ontmoetten.
De inboorlingen van de negerkust betoo-
nen hun eerbied bij begroeting door zich
op de knieën te werpen en een kort oogen-
blik met het voorhoofd den grond aan te
raken. De Russische edellieden huldigden
in ouden tijd den Czaar bij de kroning daar
mede, dat zij het hoofd nedei bogen en
voor zijn voeten op de aards drukten. De
bewoners van Dahomé (Afrika) begroeten
den koning, door op handen en voeten te
gaan slaan.
De Japanneezen betuigen hun eerbied
door eenvoudig de knie te buigen; willen
zij buitengewonen eerbied bewijzen, dan
rusten zij op de knie en buigen het hoofd
ter zijde. De belangrijkste groet bij de Chi
nezen, welke alleen den Hemel en den Kei
zer toekomt, bestaat daarin, dat de groe
tende zich op de knieën werpt en negen
maal met het hoofd de aarde aanraakt.
Sommige groeten bestaan bij dit volk een
voudig in 't neerknielen, nog anderen in
het buigen der knie. Iets dergelijks vindt
men zelfs bij de beschaafde Westersche
volken.
Bij enkele volken ontstond de gewoonte,
dat de aarde gekust werd, wijl men de aan
zienlijken niet dicht gencteg durfde nade
ren om hen zeiven met dit teeken van toe
genegenheid te vereeren, ja zelfs den zoom
van hun kleeren niet durfde aanraken. De
handkus is nog een verlichte vorm van de
oude gewoonte om de voeten der hooger-
staanden te kussen, een gebruik, dat nog
in den pantoffelkus der Pausen bewaard
bleef.
Wanneer in Yemen (Arabië) twee gelijk
in rang staande lieden elkaar ontmoeten,
doet men wederzijds pogingen om eerst
elkanders hand te kussen, terwijl een iedei
daarbij natuurlijk zijn eigen hand, die reeds
gevat is, terugtrekt. Uit bescheidenheid laat
ieder aan den ander de eer, de hand ge
kust te zien. Deze wedijver eindigt gewoon
lijk daarmee, dat één van beiden toegeeft
en zich deze eerbetuiging laat welgevallen.
Dergelijk heen en weer bewegen der han
den zou de oorzaak van het handschudden
zijn. Dit handschudden is in den loop der
tijden in een eenvoudiger handdruk ver
anderd.
De gebruiken bij het groeten zijn bij elk
volk verschillend. Zoo vTaagt de Neder
lander, als hij een vriend of bekende ont
moet: „Hoe maakt u het?" of „Hoe gaat
het u?" De Engelschman vraagt: „Hoe
doet gij De Duitscher: „Hoe gaat het
De Franschman: „Hoe gedraagt gij u De
Rus wenscht zijn vriend onderwerping toe
en zegt bij de begroeting: „Wees tevreden/'
De Spanjaard voegt hem, dien hij groet,
toe: „Moge gij lang leven I"
De Chinees vraagt: „Hebt gij goede rijst
gegeten en is uw maag in orde
De Pers wenscht iemand bij het groeten
toe: „Moge uw schaduw looit inkrimpen 1'
De oude Hebreeuwen wenschen elkaar:
„Vrede" toe en groeten bij het afscheid
met de woorden: „de Heer zegene u" of
„God zij met u." De Pers zegt, als hij
iemands woning binnentreedt: „Vrede zij
met u," waarop het antwoord luidt: „Ook
met u zij de vrede en Allah's barmhartig
heid." De Franschen zeggen tot den ver
trekkende: „adieu" aan God God zij
met u.
De Japannees trekt één zijner pantoffels
uit, wanneer hij iemand op straat groet.
Hij trekt ze beide uit, wanneer hij bij
iemand in huis komt.
De bewoners der eilanden in de Chinee*
sche Zee vatten de hand of den voet van
hem, dien zij willen groeten en wrijven
zich daarmee langs het gelaat.
De inboorlingen der Fhilippijnsche eilan
den gaan bij 't groeten plat op den grond
liggen en maken dan met hun beenen een
sierlijke buiging. Op Nieuw-Guinea be
strooit men elkanders hoofd met het eerste
stof het beste, dat voor de hand ligt. Op
Tahiti (één der Gezelschapseilanden in
Australië) grijpen bekenden eikaars handen
en wrijven de neuzen tegen elkaar.
In Gelukkig-Arabië is een streek; waar men
den vreemdeling de hoogste eer bewijst,
door zichzelven een ader te openen en hem
het bloed aan te bieden, dat er uit vloeit.
De bewoners van Sikkim (Bengalen
Voor-Indië) nemen den hoed af, hoe verder
hoe beter, krabben zich tegelijkertijd ach
ter het rechteroor en steken de tong uit
ter begroeting.
Men vindt den neusgroet in Achter-In-
dië en verder Oostwaarts. Hierbij is niet het
wrijven, de aanraking, de hoofdzaak, maar
het ruiken. In Bengalen groeten de vrou
wen van gelijken rong elkander, doordien
zij de gevouwen handen op het hoofd leg
gen. Bij vrouwen van verschillenden rang
buigt zich de laagst staande en wrijft met
het voorhoofd het stof van de voeten der
andere. De hooger staande beantwoordt
dien groet niet. Zoo is in elk land de wijze
van groeten bijna verschillend.
Het Droom-Lucifersmeas'eo
Elly was in een booze bui. Ze was ge
woonlijk nogal medelijdend en daarom
goed voor alle menschen, die kwamen be
delen. Maar nu, in haar booze bui, was ze
onhèbbelijk tegen iedereen. Zij had zoo
juist weer een bedelmeisje, dat met houten
knijpertjes liep, vrij boos toegesnauwd
,Kom, ga weg met je gebedel, vies kind!
Zonder nog iets te durven vragen, was
toen het meisje heengegaan, maar toen had
Elly nog meer 't land, omdat zij het bleeke
snoetje en de droeve oogjes van het meis
je met de knijpertjes niet kon vergeten.
Toch ellendig! En dat het nu juist op
Woensdagmiddag zoo regende I Kom, ze
zou maar wat gaan lezen, dan zou het be
delkind wel *iit haar gedachten gaanZoo
dacht ontevreden Elly, toen ze opstond
van 't berenvel, waarop ze zat, en naar
haar boekenkastje liep. Daar greep ze het
eerste 't beste boek, en juist „Andersen's
sprookjes"!
't Was een van Elly's liefste boeken, bij
na alle sprookjes kende zij reeds. Ze ging
toen weer terug naar 't berenvel, bladerde
even in het mooie boek, en alsof 't zoo
wezen moest, begon ze met „Het Lucifers
meisje", waarin ze weldra zóó was verdiept,
dat ze werkelijk het bedelmeisje vergat.
Maar zoo lezende het mooie sprookje,
dat ze bijna van buiten kende, kwam Klaas
Vaak; die liet Elly's hoofdje al meer en
meer op het boek zakken en bracht haar
zóó in het land der droomen
ct Was winter. O, 't was dien dag zoo
vreeselijk koud! En toch moest Elly in haar
dun en versleten jurkje de straat ojk Ach,
hoe goed had ze het toch gehad, toen va
der en moeder nog leefden, en zij, Elly,
alles had, wat ze maar kon wenschen!
Nooit leed z,ij toen koude, noch honger.
En nu? Ach, sinds ze bij die booze vrouw
Plak in huis was, had ze geen leven meer.
Door weer en wind moest zij de straat op,
om lucifers te verkoopen. O, daar kwam
vrouw Plak al met het mandjeZou ze nu
al op weg moeten? Weer zonder boterham?
Ach, en ze had toch zoo'n vreeselijken
honger! Hoor, daar riep vrouw Plak„Kom,
neem het mandje, luilak!" En toen duwde
zij haar het mandje, vol doosjes lucifers
toe.
„Krijg ik niet eerst een boterham, moe
der Plak?" vroeg Elly.
„Neen hoor, eerst moeten alle lucifers
verkocht zijn," snauwde boos de vrouw.
„Gisteren heb je ook al niets verkocht
„Dat kon ik ook niet helpen," zei Elly
met een droef stemmetje. „De menschen
loope.n zoo hard; niemand bleef staan om
een doosje te koopen. En als ik aanbelde
aan de huizen, dan joeg men mij weg en
zei: „Kom, ga weg met je gebedel, vies
kind!"
„Kom, houd op met die praatjes," brom
de de vrouw. „Ik wil, dat je centen thuis
brengt. En nu, vooruit, de straat op!" Ruw
duwde zij toen Elly de deur uit.
Daar stond toen 't arme kind koud en
hongerig op den weg en keek naar de
menschen. Ach, wat liepen die vandaag
toch weer hard. O, daar kwam een oude
heer aan, die er wat vriendelijker uitzag,
dacht Elly. Ze liep op hem toe en vroeg
„Ach, mijnheer, koop toch alsjeblieft een
doosje lucifers! Ik heb het zoo heel erg
koudl"
„Ja, kind, ik ook" sprak de oude heer, en
hij liep vlug door. Zoo ging het telkens, als
Elly haar lucifers aanbood. En hoe ze ook
smeekte, geen der voorbijgangers kocht
haar lucifers. Heel lang had ze al geloopen,
straat in, straat uit, en ook had ze op het
plein gestaan, waar 't zoo heel erg koud
was. Maar nog geen enkel doosje had zij
verkocht. En haar honger werd steeds
grooter. Ook drong de natte sneeuw door
haar gebarsten klompjes, zoodat haar voet
jes pijn deden van koude. En haar handjes
waren zóó verkleumd, dat zij bijna het
mandje niet meer kon vasthouden. Maar
toen ze juist wilde gaan schreien van el
lende, zag ze een kerk. Zij liep er heen en
zette zich neer voor de kerkdeur. Maar de
kerk scheen leeg, want er kwamen geen
menschen uit. En al kouder werd Elly.
Duor<im 7P JIlief U..C«r^.
meisje in Andersen's sprookjes, een luci
fertje aan te steken, om daarbij haar hand
jes te warmen. Maar o, toen gebeurde er
zóó iets vreeselijks! Geen heerlijke dingen
zag ze toen, zooals het meisjs uit het
sprookje! Neen, Elly zag alleen een vree-
selijke vlam uit het mandje opstijgen, en
toen begreep ze, dat al haar heifers had
den vlam gevat, en zij dus ,ceen enkel
doosje meer kon verkoopen. Wat moest
ze nu toch beginnen Naar vrouw Plak
durfde zij niet meer terug tekeeren. Die
zou toch denken, dat zij wèl lucifers had
erkocht, en het geld had vernoept! O, en
dan zou zij nooit meer eten<rijgen en ze
zou dood gaan van den honer!
Toen Elly aan dit alles dcht, begon ze
vreeselijk le huilen, en toenjfing ze huilen
de het kerkportaal binnen.Daar begon ze
nog harder te huilen e ook riep ze
snikkende„Ach, Onze leve Heertje, ik
weet, dat mijn eigen lief joedertje niet bij
me terug kan komen, om<it ze nu bij U in
den Hemel is. Maar, ach/rengt u mij toch
naar Moedertje, en laat -e toch niet weer
naar vrouw Plak, die zoc^oos op me is, te-
rugkeeren"Toe Elly dit had ge
zegd, scheen het haar varlijk toe, dat On
ze I ieve Heer haar sikken had verhoord
en haar bij haar eigen eve moeder in den
hemel had gebracht, ^t t was juist, als
of zij moeder's lieve^rn hoorde, die tot
haar sprak: „Maar E-hef, wat is er toch
voor vreeselijks me£ gebeurd? Waarom
lig je zoo hard te srken op het berenvel?
O, kijk toch eens, jmooie sprookjesboek!
't Is heelemaal nat n je tranenKom, sta
eens op, en word wkerElly sloeg, nog
slaapdronken, haabelraande oogen naar
moeder op, en tof - „O, moeder, moe
dertje!" riep ze o^'^gend van het beren
vel. „O, wat heek toch, dat ik u nog
heb, en vader o en dat alles maar een
vreeselijke droo WQsf Want, verbeeld u,
ik droomde, da< bij vrouw Plak, u weet
wel, de vrouw,e met lucifers en veters
langs de huizer'opt, in huis was. En, ach,
moederlief, ik 1.het daar zóo akelig!"
Toen Elly Z'tot haar sprak, keek Moe
der lachend ii^t sprookjesboek en ze
riep: „Wel, d^egrijp ik best! Je hebt na
tuurlijk, vóót je in slaap viel, het
sprookje varie<: lucifersmeisje" gelezen.
Kijk eens, bladzijden zijn doorweekt
van je trane
,,'t Komt schien ook wel door iets an
ders, moed dat ik zoo akelig heb ge
droomd," ;EIly en ze kreeg e^n. kleur
van schaa* ,rWeet u, ik heb straks een
arm kind/ met bouten knijpertjes aan
de deur weggestuurd zonder haar
wat te ge- En k was ook heel onaardig
tegen ha^dat ik uit mijn humeur was
door di vervelenden regen juist op
Woensd'ddag. En o, moedertje, het
spijt m$ heel erg, dat ik het arme meis
je zoo van de deur heb verjaagd.
Want u toch eens, dat zij óók zulk,
meisje" had, en ne ook als ik irt
mijn droom?"
„Ja, dat is be^ mogelijk, kind," sprak de
moeder. „Daaraan hadt je waarlijk wel mo
gen denken."
Weer kwamen er tranen in Elly's oogen,
toen moeder zoo sprak. „Nooit, nooit zal
ik weer een arm kind van de deur jagen,"
zei ze met een snikje. „Neen, nooit meer,
moesje!"
En Elly hield haar belofte. Ja, ze werd
zelfs zóó mild, dat ze, op een kouden
Nieuwjaarsdag, een arm, klein ventje, dat
met een marmotje liep, een gulden gaf,
dien zij zelf als Nieuwjaarsgeschenk van
,haar moeder had gekregen. En nog dik
wijls dacht ze aan dien vreeselijken droom,
vooral op dagen, dat zij vrouw Plak met haar
veters en lucifers zag loopen. Dan zuchtte
Elly en mompelde: „Verbeeld je toch eens,
dat die bedelvrouw werkelijk mijn moeder
was! Brrr, hoe vreeselijk zou ik dat vinden!
O, wat ben ik toch blij, dat ik mijn eigen
lief moedertje nog heb. Dat ik maar een
„droom-lucifersmeisje" ben geweest!"
TANTE JOH.
CORRESPONDENTIE.
Blauwe Distel. Dat kan ik me begrij
pen. Als het mooi weer is kun je beter buiten
zijn dan in huis zitten. Deze week is het anders
piet bijster mooi geweest.
Kampioen. Neen, daar is niet veel
aan. Het is te hopen, dat het gauw weer wat
beter wordt
Winterkoninkje. Héél graag. Ut
kan het best gebruiken. Ken je het al wat
Wat leuk is dat. En blijft die zoo maar op de
schoorsteen zitten. Waar is dat precies. Schrijf
me dat eens.
Ton Neveu. Je, dat heb ik gemerkt.
Speurder. Dat is jammer. Ik had toch
gezegd, dat je die moest bewaren. Je kunt
aan ons bureau nog wel zoo'n krant krijgen. Je
kunt de beoordeelingen nog tot en met 15 Juni
inzenden.
Eersteling. Dat was niet prettig voor
je. Zorg er maar goed voor, dat zoo iets
niet meer kan gebeuren, want op die manier
lijkt het me toch niet erg goed
Mol. Dit keer dan maar met wat minder
tevreden zijn, zal ik maar denken.
Zwartkop. Dat trof dus juist goed. Ik
hen blij, dat ik daar niets van wist, want an
ders zou je misschien kunnen denken, dat het
met opzet zoo gebeurd was. En het was toch
louter toeval! Nog wel gefeliciteerd hoorl
N e g e 1 i a. Wat een geluksvogel ben jij.
En heb i* er "zelf ook nog prijzen van gewon
nen Dlc moet je er zelf maar bijmaken, denk
ik. Zc stonden ook niet in de opgave.
Anemone. Ik zal er voor zorgen, hoorl
Kapel. Dat heb je góed geraden. Die
zijn altijd heel welkom. Ik zal er wat klaar
leggen voor je, kom je die dan even aanhalen.
Niet vergeten hoor I
Rozeknop. Dank je wel voor de plaat
jes Dat was inderdaad zoo. Ik ook, maar dat
zullen we nog moeten afwachten. Deze keer
kon het nog juist, maar liever heb ik het
toch wat vroeger, don zoo op het nippertje.
Bobbie. Bedenk maar eens. Misschien
schiet er je dan wel een of meer binnen. Wat
een prachtige (en nuttige!) cadcaux heb je ge
kregen.
S t o r m v o g c 1 s. Ja, moor alle letters
behoeven er ook niet in voor te komen. Dat
gebeurt wel eens meer.
Driehoek. Ik heb dat feest meege
maakt. En het was prachtig hoor Jelui heb
ben alle eer van je werk. Dat tochtje naar
Arnhem zal ook wel geslaagd zijn denk ik.
Kun je daar niet eens een opstelletje over
maken voor onze krant Dank je wel voor dc
raadsels.
Vliegenier. Dat was wel weer een
prettige dag voor je. Ja, dat stadhuis dat is
een mooi gebouw. Heel iets anders dan het
Amersfoortsche. Aardig, dot meertje midden in
het bosch hc Je kunt daar prachtige wan
delingen maken I
Gymnast. Neen, erg mooi was het weer
den laatstee Zondag niet. Dank je wel voor het
raadsel.
P a d d e s t o e l.. Je hebt dus veel plezier
gehad, die dog in Amsterdam.
Wielrenner Dot heb ik gemerkt. Hoe
kwam datfl zoo. Ik zal eens zien of het al aan
de beurt is. Anders moet je nog maar even
geduld hebben
N i m f. Heelemaal goed is het niet, maar
het lijkt er toch vee) op. Vier nummers was
genoeg geweest, maar zoo is het toch ook
goed.
OOM KAREL.
MOPPENHOEKJE.
Dokter En wat heb je liever Karei, poeiers
of pillen?
Koreltje: Pillen als 't u blieft dokter, maan
niet zulke ols dc vorige maal.
Dokter: Waarom niet Kun je die dan niet
doorkrijgen
KareltjeJawel dokter, maar ze pasten niet
in mijn kanon.
(Ingez. door Bobbie.)
RUILHANDELHOEKJE
Als jelui plaatjes willen hebben, zet er dan
s. v. p. bij welke nummers je wilt hebben of
welke nummers je al hebt. Anders is er veel
kans dat je dubbele krijgt. Er zijn nog vele
Verkodesplaatjes en bonnen, Pleinesplaatjcs,
Sickesz-omslagen, K. en G.-plaatjes enz. enz.
Zijn cr nog liefhebbers?
Er liggen nog pakjes klaar voor Kapel, Pijlj
Het Masker en Kampioen.
j-nel en ivampioen.
een el1!? leven heeft, als „het lucifers- j[ Komen die ze even afhalen 3