AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander" FEUILLETON, TWEEDE CLAD. BINNENLAND. Een Liefdesdroom. 24c Jaargang No. 291 Maandag 14 Juni 1926 NEDERLAND EN LOCARNO. Minister van Karncbcek weet van niets. Minister van Karnebeck heeft op de vragen van den heer van Vuuren inzake Nederland en het verdrag van Locarno het volgende geant woord De in Maart 1925 van den Franschen am bassadeur te Londen in verband met het Duit- sche voorstel tot het sluiten van een waerborg- verdrag gegeven instructies, waarin van het betrekken van Nederland bij de te sluiten over eenkomst wordt gesproken, is den minister niet bekend geweest, vóór dat die instructie dezer dagen aan den Franschen Senaat werd overge legd. Ook van den in die instructie uitgedruk- ten wensch der Fransche regeering heeft de minister vóór de overlegging van bedoeld stuk geen kennis gedragen. Noch toentertijd, noch later is er bij de Nederlandsche Rcgce- ring eenige stap gedaan om Nederland op een of andere wijze bij de overeenkomst van Lo carno te betrekken of haar te bewegen langs een anderen weg tegemoet te komen van in dio richting gaande wenschen der Fransche re geering. HET ONAANNEMELIJK VERDRAG. Een nota van Verweer. Het nationaal comité van actie tot wijziging van het verdrag met België heeft een vlug schrift uitgegeven, waarin de Memorie van Antwoord van Minister van Kamebeek wordt weerlegd, en dat is toegezonden aan alle leden van de Tweede Kamer der Staten-Gcneraal. Zich voorbehoudend in een volgend hoofd stuk eenige beschouwingen van de Memorie van Antwoord meer uitvoerig te bespreken, meent het Comité allereerst een gemotiveerd antwoord te moeten geven op de hierboven gestelde vraag. Dit antwoord luidt Ook na de aangebrachte wijzigingen, op zich zelf overigens geenszins zon der belang, blijft het ver drag voor Nederland on aannemelijk. Met alle woardcering voor de met goeden uitslag aangewende pogingen om althans eenige der allerergste leemten, bedreigingen en on billijkheden uit het verdrag te verwijderen, moet worden vastgesteld, dat dit in geest en strekking onaangetast is gebleven. Het zal voor het oogenblik voldoende zijn, ten aanzien van enkele hoofdpunten aan te geven, waarom deze verdediging niet geslaagd kan worden genoemd, doch vooraf dient de algemeene grondslag, waarop zij rust, te wor den besproken. Die grondslag is te vinden in het als een roode draad door de M. v. A. loopende denk beeld; dat het verdrag een uitvloeisel is van het politieke statuut van België, zooals het in 1839 werd in het leven geroepen cn dat wij met onze concessies aan België een interna tionale verplichting nakomen. 4 Tegen dezen gedachtengang moet met den meesten nadruk worden opgekomen. Onvoor waardelijk moet onzerzijds vastgehouden wor den aan het standpunt, dat de regeling, ons in 1839 opgelegd, de verplichtingen van Ne derland tegenover België definitief en volle dig heeft vastgesteld en dat wij tot niets méér verplicht zijn dan uit de bewoordingen der thans geldende traktaten rechtstreeks voort vloeit. Wordt thans, zij het slechts zijdelings, door Nederland toegegeven, dat wij verplicht zijn de lijn van 1839 door te trekken en te berusten in de verzwaring van de toen op ons land gelegde lasten, omdat de vooruit gang en de ontwikkeling van het verkeer daar toe aanleiding geven, dan verzwakken wij ons voor de toekomst en kunnen wij mettertijd voor consequenties komen te staan, die niet te overzien zijn. Over concessies aan België, zelfs over zeer ver gaande concessies, valt te spreken, zoolang vaststaat, dat dit offers zijn, die Nederland geheel onverplicht in het belang van een. goede internationale verstandhouding brengt zij zijn niet te aanvaarden als lasten waarin Nederland wel moet berusten, omdat zij de doortrekking vormen van de regeling van 1839 en de aanpassing aan de gewijzigde om standigheden van de verplichtingen, ons toer» opgelegd na een te onzen nadeclc beslecht conflict. Nemen de Staten-Gcneraal na de thans door den Minister gegeven verdediging het traktaat aan, dan staan wij in de toekomst weerloos tegenover België, wanneer dit later, onder verwijzing naar alsdan wederom gewijzigde omstandigheden, met nog verder gaande desi derata voor den dag komt. A. De groote schcepvaartkonolcn voor Ant werpen. De M. v. A. bepor rich tot een uiteenzet ting van dc redenen, den aanleg dezer ka nalen voor België gcwenscht kunnen maken cn tot een ongestaafdo verzekering, dat de daar uit voor de Nederlandsche havens voortvloeien de nadoelen door de tegenstanders van het ver drag worden overschat. Maar de Memorie doet zelfs geen poging om te verklaren, waarom Nederland zich eenzijdig voor een periode van twintig jaar zou moeten verbinden, toestemming te verleenen voor den aanleg van een kanaal waarvan niets vaststaat don begin- en eindpunt en profiel, benevens het doel afleiding van het Rijnverkeer van de Nederlandsche havens naar Antwerpen. Terwijl de tegenstanders van het verdrag van oordeel zijn, dat Nederland in het belang eener goede verstandhouding met België zich bereid kan verklaren tot medewerking ter op heffing of vermindering van dc bezwaren, dio voor Antwerpen uit het beloop der grenzen kunnen voortvloeien welke medewerking dan ook nimmer geweigerd is wordt door zeer velen onder hen in den voorgestclden ka- naal-analeg een poging gezien om de natuur lijke ontwikkelingsmogelijkheden der betrokken havens op kunstmatige wijze te wijzigen door aan de Nederlandsche havens dc voordeden hunner ligging to ontnemen zonder Nederland daartegenover op cenigerlei wijze te laten dec- lcn in de voordeden, die België' aan zijn lig ging ontleent. Of deze bedenkingen zóó gewichtig zijn dat de medewerking tot eenig door België ge- wenscht kanaal geweigerd dient te worden, en zoo neen, onder welke voorwaarden die medo- werking moet worden verleend, is een vraag, die slechts door elk konaal of groep van ka nalen op zich zelf, na zorgvuldige studie en raadpleging van alle betrokkenen, kan worden beantwoord. In het tegenwoordige stadium kan van Ne derland niet meer gevorderd worden dan een bereidverklaring om deze studie in gemeen schappelijk overleg met België te ondernemen. Wanneer derhalve op blz. 34 der M. v. A. gevraagd wordt, welke oplossingen aan de te genstanders van het verdrag voor oogen staan, dan is het antwoord ten aanzien van de kana len aanwijzing van een gemengde Neder- landsch-Bclgische commissie, waarin deskun digen en vertegenwoordigers van belangheb benden zitting hebben. Indien het verslag dier commissie strekt tot den aanleg van een of meer kanalen, dient een behoorlijke tijdruimte voor openbare kritiek te worden gelaten, waar na de regeeringen onderhandelingen over een verdrag kunnen openen. De tegenwerping, dat dit een uitstel van en kele jaren kan medebrengen, zou wellicht ge hoord worden, ware het niet dat België, door het ontwerp-verdrag vijf jaren lang te laten rusten, reeds getoond had, dat er geen haast bij is. Maar zelfs al ware dit anders de hier aan gegeven handelwijze zal feitelijk geen vertra ging beteekenen. Immers ook als het aanhan gige verdrag werd aanvaard, zou voor den aanleg van elk kanaal een afzonderlijk verdrag gesloten en wettelijk goedgekeurd moeten wor den. Bij dc onderhandelingen daarover zouden al de vraagstukken van beloop, verbinding met bestaande waterwegen, afwatering, kosten cn wat dies meer zij aan de orde komen, waarover beslist dient te worden alvorens met den bouw kan worden begonnen. Het verschil is echter, dat zulke onderhandelingen, indien Nederland vooral éénzijdig gebonden is, zullen plaats heb ben onder voor dc goede betrekkingen tus- schen beide landen uiterst gevaarlijke omstan digheden, terwijl indien beide partijen geheel vrij staan, de kans op een bevredigende schik king veel grooter is. Ten aanzien van de kanalen dient derhalve teruggekeerd te word--, tot het stelsel, dat tot dusver steeds gevolgd L cn dat in het onder havige verdrag, uitsluitend ten gevolge van de bekende oorlogs-mentaliteit van België, verla- ten is, het stelsel van afzonderlijke, goed voorbereide traktaten omtrent een concreet, voor beslissing rijp vraagstuk. Alleen in dit stelsel bestaat dc mogelijkheid van behoorlijke, op voet van gelijkheid ge voerde onderhandelingen cn bevat de grond wettelijke waarborg van volledige beoordeeling door dc Statcn-Gcncranl tot zijn recht. (Wordt vervolgd). TWEEDE KAMER. WIJZIGING BEGROOTING BUITENLAND- SCHE ZAKEN VOOR 1925. Kosten van ccn conferentie cn var» een inboedel. Ingediend is een wetsontwerp tot wijziging cn aanvulling van het Ilde Hoofdstuk der Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1925. In de helft van het vorig jaar bleek het nood zakelijk, onmiddellijk voorzieningen tc treffen voor het herstel van de bcdiendenwoningen op het 'gezantschapsterrein tc Tokio. De kosten hebben Yen 35024,20 bedragen. Dientenge volge woittt het desbetreffende artikel met 25.000 verhoogd. De kostein van de in 1925 gehouden confe rentie voor Internationaal Privaatrecht hebben in totaal pl.m. 30.000 bedrogen. Het desbe treffend artikel 49 was op dc begrooting voor Memorie uitgetrokken. Een bedrog van 90.000 wordt uitgetrok ken als schadevergoeding wegens het verloren gaan door de Octobcr-revolutic tc Petrograd, van den inboedel van den toenmaligen gezant te Petrograd, mr. A. M. D. baron Swecrts da Londas Wyborgh, wien in Juli 1917 om ge zondheidsredenen verlof werd verleend. WIJZIGING INDISCHE BEGROOTING 1925. Alweer dc fatale zucht tot „monu mentaliteit." Verschenen is dc Memorie van Antwoord be treffende het wetsontwerp „Wijziging en aan vulling van het Ilde hoofdstuk der begrooting von uitgaven van Ncderlandsch-Indic voor het dienstjaar 1925." Inderdaad hebben de totale kosten van de overbrenging van het Departement van Gou- vernementsbedrijvcn naar Bandoeng de des tijds door minister Pleytc bij de behandeling van dc Indische bcgrooting voor 1918 genoem de som van 2.8 a 3 millioen, welke op een voorloopige raming berustte, zeer aanzienlijk overschreden. Een herziene opgave, welke een eindcijfer van rond 10 millioen aanwees, werd inmiddels reeds bij de Indische bcgroo ting voor 1925 ter kennis van de Kanier ge bracht. De hooge kosten zijn voornamelijk ver oorzaakt door een te monumcntalen opzet der gebouwen, gepaard met een belangrijke stij ging van prijzen en loonen ged_ t rnde de uit voering. De minister meent in dit verband niet onvermeld te mogen laten, dat reeds minister De Graaff aanleiding heeft gevonden om no pens het ten aanzien van de ondcrwerpelijke bouwwerken gevoerde beleid zijn ernstige af keuring aan de Indische regeoring kenbaar te maken. TARIEF VOOR LANDBOUWPRODUCTEN IN TSJECHO-SLOWAKIJE. De berichtgever van het Hbld. te Praag meldt dat het ontwerp voor het heffen van in voertarieven voor landproducten, dat voor Ne derland zeer nadeclig is, gisteren door de Ka mer, waarin de meerderheid wordt gevormd door de nieuwe rechtsche coalitie, is aange nomen. De discussie kenmerkte zich door stormach tige tooneelen. DE RAMP VAN DEN LOODSSCHOENER VAN TERSCHELLING. Het onderzoek der Commissie. Het onderzoek naar het wrak- In de derde zitting van de Commissie, welke een onderzoek instelt naar de oorzaken van dc ramp van den loodsschoener, werd heden ge hoord A. J. H. baron van Lynden, luitenant ter zee 2e klasse, die de leiding heeft gehad bij het onderzoek naar het wrak. Dit onderzoek, dat in begin April werd aan gevangen, was, volgens getuige, door den Mi nister vastgesteld op veertien dogen. Hij wist niet, waarom tot April gewacht was; waar schijnlijk was op beter weer gewacht. Getuige had zijn instructies gekregen van kolonel Al- barda te Harlingen. Gezocht moest worden in een gebied in het Westen begrensd door een lijn ten Noorden van Hoorn op Terschelling, in het Oosten tot Baliem in Kaap Ballcm en in het Zuiden begrensd door het Bornrif. Later is de Oostgrens iets naor het Oosten uitgebreid, in verband met mcdedeelingen von visschers omtrent een ter plaatse gevonden onbekend wrok. Verscheidene malen is dc sleeptros vast blij ven zitten. Een keer is gedoken. Er werd toen een nog onbekend wrok gevonden. Een andere maal bleef de tros haken cn kwamen de uit einden zeer dicht bij elkaar. Hieruit cn uit het feit, dot er een moet was ontstaan in dc tros, maakte getuige op, dot het een anker was. Het lid der Commissie, de heer Bakker, vroeg of het niet een uitstekend gedeelte van een wrok zou kunnen geweest zijn. Getuige meende van niet. De heer Bakker: „Het had toch verstandiger geweest den duiker naar beneden te laten gaan." Getuige achtte dit niet noodzakelijk, omdat hij er von overtuigd was, dat het een anker was. Het kost zeer veel tijd bovendien. In over leg met den sleepbootkapitein werd besloten niet te laten duiken. De loodsschippcr T. Kooiman vroeg of het niet de voorsteven geweest zou kunnen zijn. Getuigo betwijfelde ook dit. Op ccn desbetreffende vraag deelde getuige nog mede, dot deze plaats in het rapport, dot hij heeft uitgebracht, is vastgelegd. Daarna werd voor den tweeden keer ge hoord do loodsschipper W. Zcylemeker. Getuige, die ook nu zeer aarzelend in zijn verklaringen bleef, bleef er bij slechts écn keer een schriftelijke opmerking te hebben gehad. Do Voorzitter: „Hebt U van Uw broer wel eens bezworen gehoord over dc wijze, waar op gevraagd werd" Getuigo (ns lange aarzeling): „Over dc wijze niet natuurlijk". De Voorzitter: Waarover dan wel Getuige: „Hij vond het niet prettig ccn briefje to krijgen." Getuige deelde verder mede, dot de locd- scn nooit aandrongen om naar binnen te gaan. „Er wordt wel een beetje op den schipper ge werkt". Getuige kan von zijn schip dc storm bal op Vlieland zien. Hij gaat dan niet weg, omdat hij van te voren weet, wanneer hij gc~ hcschen zal worden. Dc voorzitter: „Zou U radio willen hebben aan boord Hebt U de radio wel eens ge mist Getuige: „Als men het nooit gehad heeft, mist men het niet I" De heer Bakker, lid der Commissie: „Wat docht U toen het schip gebleven was Getuige: „Wij hadden eerst nog hoop, Doch toen de stukken aanspoelden, dochten wij dot het schip door den storm wos overvallen en niet meer weg kon komen". De motordrijver S. Ree, de volgende getuige, wist niets omtrent het schip mede te deelen. In drie monuten kan hij den motor aanzetten. Een getuige, die er liefst buiten blijft. Vervolgens werd gehoord de loods-stuurman B. Rodo. Deze verklaarde dot men met de loodsschoeners bij slecht weer Westen- en Noord-Westen wind niet van den wal kon komen. Ook het binnenloopen is zeer be zwaarlijk. De voorzitter stelt vervolgens verschillende vlagen over het straffen. Getuige heeft zelf geen straf gehad, doch antwoordt op de andere vragen van den voor zitter met schouderophalen cn: „Ik weet het niet". De voorzitter bleef vragen, waarop getuige tenslotte niets anders wist te antwoorden dan: „Ik blijf er liefst buiten I" Als laatste getuige verscheen de stuurman D. Visser. Ook deze verklaarde, dat het moei lijk, zelfs zeer gevaarlijk is met deze schepen bij stormweer naar buiten te komen. Men kan niet van den wal komen. Wat den motor be treft, bij slecht weer helpt deze niet, daar men „dan het schip er onder vaart". Wanneer de zeilen weggenomen worden, dan is de motor niet krachtig genoeg. Hierna wordt de zitting gesloten. BARON WITTERT VAN HOOGLAND. Trekt zich uit het politieke le ven terug. Naar wij vernemen is mr. baron Wittert van Hoogland, die dezer dagen wegens gezond heidsredenen de herbenoeming tot voorzitter van dc Vcrceniging van Raden van Arbeid niet aanvaardde, ook voornemens zich uit het poli tieke leven terug tc trekken. Hij stolt zich niet meer herkiesbaar voor de Eerste Kamer on is ook voornemens te bedanken als lid van den gemeenteraad van 's-Grovenhagc. JOURNALISTIEK. Tot hoofdredacteur van de (a.-r.) Nieuwe Leidschc Couront is met ingang vun I Sep tember bcnoomd de heer D. Huinink, oud-ge- mecntesecrctaris van Mr. Comelis e.n tijdens zijn verblijf in Indië redacteur van De Banier NEDERLANDSCHE REISVEREENIGING. Algemeene vergadering. Men meldt ons uit den Haag Gisteravond is in zalen van den Dieren tuin do 20ste algemeene vergadoring begon nen van de Nederlandsche Reisvcreeniging, on der voorzitterschap van mr. M. J. v. d. Filer. Zaterdag wordt deze vergadering, ter afhan deling der agenda, voortgezet; 's middags is er receptie en 's avonds wordt hot feest voort gezet o.a. mot een autotocht en een feest diner in het Savoy-hotel te Scheveningen. Do Voorzitter herdacht allereerst het in het afgeloopen jaar overleden hoofdbestuurslid, dr. J. v. d. Valk, wiens heengaan een diepen indruk heeft achtergelaten. Zijn frisschc, krach tige geest oefende in het hoofdbestuur groo- ten invloed uit. Spr. opende voorts de jaar vergadering en noemde het oen schitterend feit, een feit van buitengewone vrougdc, dat men thans zeggen kan, dat de verccniging 20 jaren bestaat. Spr. dacht terug aan 1905, toen dc pioniers in het beginsel der verccniging, opstonden met een geest, niet zichzelf, maar steeds anderen tc zoeken. En die geest heerscht nog steeds in dc Ncd. Reisvcreeniging. Wat had men in de eerste jaren van hoer bestaan met desillusie te kompen. Men stond zeer scop- tisch tegenover de bedoelingen dor verccni- ,ing en dacht, dat men ontevredenen ging kweeken. Gelukkig is men over die periode heen. De vcrecniging ging gelijkmatig groeien cn thans telt zij ruim 46.000 leden I Toch staat dc Reisvcreeniging slechts aan het begin van haar werk. De ofgcloopen jaren waren cr van voorbereiding, thans kan men universeel voor het Nederlandsche volk gaan werken. De ver guizing heeft men veracht, maar dankbaar zal men zijn voor erkenning. De voorzitter legde aan het eind van zijn rede nog eens den nadruk op het groote sociale doel der verccniging, nl. dc tienduizenden naar buiten te brengen, die zonder de Reisvcreeni ging nooit dat genot, die edele vreugde in natuur en kunst zouden kunnen smaken. Op deze rede volgde langdurig applaus. Ingekomen was een bericht van den heer van Egmond, dot hij bedankte als lid van het hoofdbestuur. De heer van Egmond wenscht zich geheel tc gaan wijden aan de nfdccling Twente. De voorzitter sprak de hoop uit, dat do ofd. Twente nog vele jaren zou mogen profitceren van den arbeid van den heer van Egmond. Enkele opmerkingen werden gemaakt naar aanleiding van het reeds gepubliceerde jaarverslag. Er werd aangedrongen op meer statistisch materiaal en meer verwerking in het jaarverslag van den arbeid der afdeelingen. Aangedrongen werd op het vestigen van de aandacht op het feit, dat het aantal dames- reizenden tegenwoordig tweemaal zoo groot is als het aantal heeren. Het jaarverslag werd goedgekeurd. Dit was ook het geval met de rekening cn verantwoor ding van den penningmeester. Besloten werd, dat de volgende algemeene vergadering zal worden gehouden tc Leeu warden. Als 'bestuursleden werden herkozen mr. M. J. v. d. Flier, C. de Jonge, A. F. W. Kortüm/ J. A. Landstra, V. J. Uri. EEN FRAAIE RECLAME VOOR ONZE NATIONALE BEDRIJVEN. Nederland's grootste bedrijven van uit de Lucht. De Kon. Luchtvaartmaatschappij voor Ne derland en Koloniën is op het goede idee ge komen een overzichtelijk beeld te geven van onze nationale grootbedrijven door luchtfoto's van de gebouwen en gebouw-complexen, waar in deze bedrijven gevestigd zijn op te nemen in een groot boekwerk met een begeleidend stukje tekst, waarin iets over het bedrijf verteld wordt. Als motto dient het woord: „Waarin een Denk na, vóórdat gij doet en doende denk dan nog. naar het Engelsch van EMMELINE MORRISSON. Geautoriseerde vertaling van M. Hellema. 54 Tremayne zag haar scherp aan. „Ik denk, dat wij het wel zonder Rutherford zullen stel ler", zeide hij kalm. „Alles in aanmerking ge nomen ben ik blij, dat je er zoo goed bent afgekomen; dat verdiende je niet, weet je, veel minder dan mevrouw MaddisOn." „Ik?" vroeg Iris in toornige verbazing. „Waarom? Ik heb dat akelige plan niet be dacht en had er geen lust in. Het zou geen verschil hebben gemaakt, of ik was meege gaan of niet. Zij zou toch zijn gegaan." „Dat geloof ik niet. Als. je mij had gehoor zaamd, zou er niemand zijn gegaan, denk ik." „Zij wel, en in elk geval was het haar eigen schuld, dat zij van 'het paard geworpen en ge kwetst werd. Ik ben niet zoo dwaas om in het donker over een zandpad tc galoppeeren. Ik begrijp niet, waarom zij zoo iets idioots deed; anders waren wij veilig en op tijd teruggeko men „Nu, het dient nergens toe er nu neg lan ger over te praten", zeide hij ongeduldig. „Jij draagt een deel van de schuld; maar ik moei weg „Weg?" „Om te zien, of er iets noodig is of ik iets kan doen „Natuurlijk kom ik ook beneden. Ik ver onderstel, dat ik niets kan doen, mevrouw Briggs helpen met de verpleging, of iets an ders? Ik ben er niet op gesteld, want ik houd niet van mevrouw Maddison, zooals je weet. moar ik wil doen, wat ik kan." „En in welken geest?" Tremayne keerde zich toornig om. „Ik geloof, dat je geen hart bezit; neen, go maar niet, je bent geen verpleegster en zoudt nergens voor kunnen helpen." Iris was gekwetst. „Ik heb toch alles ge daan, wat ik kon, in de dagen, welke wij in dat dorp doorbrachten", zeide zij. „Maar ik kan mijzelf niet dwingen om te houden van een vrouw, die zij hield op en voegde er toen bij: „Voor jou is het iets anders „Ja", zeide hij koel. „Maar ga niet naar haar toe, als je niet van haar houdt; je tegenwoor digheid zou haar slechts prikkelen. Vrijdag kan de verpleegster hier zijn, als zij dan nog leeft, en zoolang wil mevrouw Briggs alles doen, wat noodig 1s. Nu moet ik gaan. Wat ga je doen? Ik zou maar blijven rusten, als ik je was." „Ja. Ga je nu naar mevrouw Maddison?" Iets in hoor stem trof hem. „Waarom? Heb je er iets tegen?" „Daartoe heb ik geen reoht. veronderstel ik. Maar het lijkt vreemd, dat jij gaat, teiwijl zij een man heeft. Ik zou niet willen, dat een an dere man „Die vergelijking is onzinnig; ik heb je ge zegd, dot Maddison geheel onbruikbaar is; ik gevoel ook eenige verantwoordelijkheid, voor wat er is gebeurd Ik zeg niet, dó! het heele- maal jou schuld is, maar jij hebt hei toch mo gelijk gemaakt"- Iris' oogen wendden zich van hem af naar het balkon. „Ja, natuurlijk", zeide zij. Dat wist zij wel. Drie lange, vervelende dagen verliepen. Iris begreep niet, hoe ze waren voorbijgegaan. Er was geen verandering en geen verbetering in mevrouw Maddison's toestand. Zooals zij vreesden, was er bloedvergiftiging in den arm gekomen, en de eenige kans op haar leven was, 'dien af te zetten, zoodra de Engelsche dokter uit Algiers kwam. Dc Fransdhe dokter in Biskra durfde dit alleen niet ondernemen, zelfs als hij de noodige bekwaamheid had be zeten, wat twijfelachtig scheen, en ondertus- schen lag zij nog steeds in een hooge koorts De dokter en de pleegzuster werden ver wacht met den avondtrein op den vierden dag, en dien morgen ging Iris reeds vroeg uit, ec« het te heet zou zijn. Zij had niet geslapen en tobde, niet over Olive, moor over Tremayne en zijn toewijding aan de zieke, waarin zij na tuurlijk de bevestiging meende te zien van al les, wat zij had gehoord. En om de kroon op alles te zetten, hoorde zij, teen zij de open deur der rookkamer voorbij ging, Dawson en Jimmy Hill praten. „Nu, zij heeft, waarnaar haar hart verlang de", zeide de jenge Hill. „Zij heeft al haar best voor hem gedaan, zij wilde hem hebben, en nu heeft zij hem Hij is er al dien tijd geweest. Ik begrijp niet, dat Maddison het duldthij denkt zeker, dat zij gaat sterven en wil haar geluk kig zien". „Ik begrijp niet, dat zijn vrouw het goed vindt", zeide de andere. „Zulk een mooie vrouw I Maar het is toch maar een dwaas kind, een arme stakker. Heeft geen cent van zich zelf, denk ik, en is afhankelijk van hem voor iedere kleinigheid. Hard voor zulke vrou wen, weet je Iris liep door. Zij hield niet van dien man, maar wist, dat hij de waarheid sprak en die deed haar pijn. „Een arme stakker I" Ja, dot was zij. En „afhankelijk van hem voor ieder© kleinigheid I" Zij had er om kunnen lachen, als het niet zoo tragisch was geweest, en toen zij weer naar boven ging, besloot Iris eindelijk niet langer zulk een gekkin te zijn, als waarvoor men haar hield. Zij zag Tremayne den geheelen morgen niet, maar hoorde, dat de patiënte erger was. Hij kwam lunchen en vertelde, dat hij naar het postkantoor was geweest en bericht had gekre gen, dat de dokter den vorigen avond Algiers hnd verlaten en dien dag zou aankomen. Iris zeide niets. Zij gebruikte haar lunch en ging toen naar haar kamer en wachtte. Weldra kwam Tremayne de zijne binnen, en zij stond op en ging in de deur staan. „Geoffrey". Hij wendde zich om. „Ja „Ik moet je spreken, wil je binnenkomen Hij kwam terstond. „Wat is er Iris liep naar de toilettafel en verlegde ze nuwachtig de zilveren toiletbenoodigdheden. „Je zeide aan de lunch, dat de dokter en pleeg zuster hier hedenavond zouden zijndon is er dus niets meer voor jou te doen". „Neen, dot denk ik niet. Waarom „Dan is het dus niet meer noodig, dat je den heelen dag mevrouw Maddison's kamer uit en inloopt I" „Wat bedoel je?" „Ik bedoel, dat we dan morgen kunnen ver trekken en naar huis terug gaan. Het verveelt mif erg, hier te zijn, en als je niet langer nood zakelijk bent, zie ik niet in, waarom wij zouden blijven". „Be verwacht ook niet, dat je dat kunt", zeide Tremayne bedaard. „Maar van mijn standpunt uit zou het onmogelijk en volkomen onmen- schclijk van ons zijn, nu weg te gaan, eer er eenige verandering is gekomen in mevrouw Maddison's toestand en hoewel er behoorlijke dokters en verpleegsters zullen zijn, denk ik toch, 'dat ze mij nog voor vele dingen noodig zullen hebben". „Mevrouw Maddison is geen fomilie van ons, en je hebt alles gedaan, wat een man in deze dogen kon doen. Wij zouden nu wel kunnen vertrekken". „Ik kan niet gaan. Maddison verwacht, dat ik hem zal bijstaan; de andere mannen zijn niets waard". „Maar „O, praat er toch niet langer over. Jij bent goed afgekomen van die onzinnige onderne ming, en het is niet mooi van je nu te willen weggaan, vooral in deze omstandigheden". Iris zag hem aan. „Waarom Het was mijn schuld niet. Ik verlangde niet te gaan, werke lijk ik wilde niet, nadat jij je er tegen had ver zet, maar zij kwam hier bij mij en kwelde mij zoo lang, tot ik het beloofde. Zij zeide, dat ze zonder mij niet kon gaan". -Zij kon je toch niet dwingen om te gaan". „Dat deed ze toch. Dat deed ze juist welzij zeide iets Iris aarzelde. Zij verlangde zich te rechtvaardigen, maar wilde hem niet vertel len, wat er gebeurd was, nog niet ten minste, °n evenmin hoeveel zij wist. „Zij lachte mij uit, dat ik zulk een gekkin was, om naar je tc luisteren en je te gehoorzamen. Zij zeide, dat je mij veel meer zoudt bewonderen, als ik je ongehoorzaam v/as cn nu, werkelijk, zij mankte, dat ik je wi'de ergeren en het je be taald zetten." (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1926 | | pagina 5