KINDERRUBRIEK. De rubriek van Oom Karei. Deze v/eek moet ik wel heel kort zijn met mijn voorpraatje, want ik heb van een van on ze neven, die het reisje van de Ambachtsschool heeft meegemaakt, daarover een opstel gekre- voor onze krant, dat nog el plaatsruimte vraagt. En daarom zal ik maar een gedeelte van de voor mij beschikbare ruimte afstaan. Deze week staan ook de namen van de geluk kige prijswinnaars van den opstellenwedstrijd in de krant. De prijzen kunnen a.s. Woerisdag aan ons bureau in ontvangst worden genomen Voor dezen keer zal ik dus nu eindigen en ko men eerst de RAADSELS. OPLOSSINGEN VAN DE VORIGE WEEK. Dc oplossingen der raodsels van den vorigen keer waren. I. Beter ten halve gekeerd dan ten hecle ge dwaald met de woorden eten. Bertha, Gerard, aan, keel, AIva, adder, neen, teen, Helenaveen, d en w. IT. Borculo met de woorden b, pot, arren, Bcrculo, kluis, elf en o. De oplossing van het \xaagstuk v.as de let ter e. De prijs is thans gewonnen door Vliege nier. Hij kan Maandag aan ons bureau worden gehaald. NTEUWE RAADSELS I. Mijn geheel wordt met 14 letters ge schreven en noemt een stad in het Zuiden van ons land. Een 10, 6, II, 7 wordt gebruikt bij het schie ten. Een 7, 4, 8, 9, 1 is een sc. .riding. Een 10, 14, II 8, 4 is een familielid. 12, 13, 14, 3, 4, 5, 1 is een onder woord voor grap, luim. 7, 4, 6, 3, 9 is een kleur. Een 2, 8, 4, 5 is een slank, viervoetig diei. (Ingez. door Kapel). X is een jongensnaam. X - - is een hemellichaam. X lekernij voor de boterham X een lekkere vrucht X is een toespraak. X is een lichaamsdeel. X is een familielid. k X bekend radio zendstation, i X krijgt men na werken. X is een ontkenning i X is een jongensnaam. X - opperhoofd bij de Turken en an dere mohamedoansche volksstam men. X - is de God der liefde X is niet dom. X is een massieve steenhoop. X het frnnsche woord voor feest. X is een meisjesnaam X - is een ander woord voor foto. X een bekend Romeinsch Keizer. X - is een landbouwwerktuig. Het geheel is een lang Verwachte gebeurte nis voor een plaats in het Gooi waarvoor op 16 Juni feest is gevierd. (Ingez. door Mol.) OPSTELLENWEDSTRIJD De stemming voor de prijzen voor dc op stellenwedstrijd is nu gesloten en heeft de vol gende uitslag gebracht. Eerste prijsMijn Paascfivocantie (Inzendei „Blauwe Distel"). Tweede prijs Mijn Kampecrweek (inzender Kampioen). Derde prijs Twee dagen kampeeren (Inzen der Gymnast.) Vierde prijs „Van geweld tot recht" (inzen der Ton Neveu). De troostprijs heb ik toegekend nan Scholo De gelukkigen wel gefeliciteerd I v JUBILEU MR EIS JE „AMBACHTSSCHOOL". Als sluiting der feestelijkheden van het 25 jarig bestaan der Amersfoortsche Ambachts school, was een reisje georganiseerd. En wel een dagje naar Arnhem. Woensdagmorgen 9 Juni om 7.30 uur ver zamelden wij ons op het Stationsplein. Nadat Directeur, leeraren, concierge -f 270 leerlingen cn oud-leerlingen precent waren begaven wij ons naar het 1ste perron. Na een oogenblik reed de trein, welke ons in de richting Arn hem zou brengen het station binnen Eenigc zenuwachtige oogcnblikkcn ontston den, maar weldra zaten wij allen in den trein. Nadat dc chef om 8,07 uur het teeken van vertrek had gegeven, zette de trein, onder luid zingen der jongens en handengewuif zich in beweging. Het geven van afscheidsgroeten duurder nog eenigen tijd voort, want op den Berkenweg, Utrechtscheweg en Leusdcrweg en in een aan tel tuinen stonden vele ouders en kennissen, die ons allen een hartelijk vaarwel toezonden. Weldra waren wij buiten de stad en passeer den wij weldra Woudenberg, Scherpenzeel. Veenendaol, Rhencn, Kestercn, Vork. Buiten viel drvilige regen, zoodot hot in de morgen uren er niet zoo rooskleurig voor ons uit zag. Maar daar schenen de jongens, nog weinig op te letten, want vanuit de cour" stegen vrco- lipkc liederen naar buiten en dachten we maar „Een triestige morgen brengt vaak een blijden dag." En dat hadden we ook lang niet mis. Nadat we in Vork hadden overgestapt, reed de trein weldra de Geldersche hoofdstad bin nen. Nauwelijks stond de trein stil of dc portie ren van de coupé's werden open geworpen en was het op het Arnhemschc perron een drukte van belang. Nadat iederen groep zijn eigen leeraor had opgezocht, gingen we de trap op, die ons naar dc vestibule leidde cn waren weldra voor het station. Het was inmiddels droog geworden, zoodat het weer erg mee viel Vandaar ging het voorafgegaan door twee leerlingen, die ieder van een soldaten trom voorzien waren, benevens twee met een trom pet, die elkaar van tijd tot tijd afwisselden door de Arnhemschc straten naar het mooie stadsbosch Sonsbeek. Voorzien van een gids bezochten wij dit mooie landgoed, waarvan dc schoonheid onze stoutste verwachting over trof. Alleen het geboomte is ol een volle be wondering waard. Verder leidde de weg ons langs prachtige vijvers, waarin mooie fontei nen hun water tot eene aanmerkelijke hoogto opspoten. Na een eindje voort te zijn gewandeld, ver vuld van al het schoone rondom, bereikten wij een grooto waterval, waaronder een grot was aangebracht. Wij vonden het aardig een kijkjo in de grot te nemen Het was een prochtig doch ietwat angstig gezichf, toen wij het water van boven ons hoofden, vlak voor onze voeten zogen neerstorten. Na er genoeg van genoten te hebben vervolgde wij onzen weg. Deze leid de langs een mooien vijver, waarin groote goud- visschen zwommen, naar een uitspaninng „De boerderij van Sonsbéck". Dear werden dc bc- terhammenpakjes losgemaakt en weldra aten wij als echte gezonde boys. En de kelners zorgden ook voor een vlugge bedieningen balanceerden met groote bladen vol glazen met melk, handig tusschen de tafeltjes door. Na dat we ons ontbijt hadden genu.'tigd, kondigde dc Gids het terken van vertrek oan. Nu wij hadden ons niet voor niets, flink aan de boter hammen te goed gedaan, wont wij hadden nu een flinke wandeling voor ons liggen. Na melijk van Sonsbeek naar Roosendaal. Dit is ruim rjrie kwartier loopen, maar met vollen moed togen wij op weg. Dc jongens zongen liederen en de trommelslagers sloegen er lus tig op los. De weg leidde langs mooie bos- senen, uitgestrekte bouwlanden cn als een merkwaardigheid mag gemeld worden, pas seerden wij dc steencn tafel, dit is een groot vlak stuk stoepsteen, waarom heen lange roe pen van den zelfden soort legen. Op zichzelf weinig bezienswaardigs, maar juist omdat dit op een hoog punt ligt is het door vele vreem delingen zoo bekend, om het prachtig panora ma. Vandaar zagen we heel in de verte hoe mooi den Rijn zich door het geboomte cn ver* der weer langs uitgestrekte weidenvelden kron kelde. 't Leek precies een zilveren lint. Ecnige oogcnblikkcn aanschouwden wij dit stukje na tuurschoon en vervolgde toen onzen weg. No een stevige wandeling, die ens nog vele mooie natuurmomenten bood, bereikten wij weldra het landgoed „Roosendaal", alvorens we dit gin gen bezichtigen werden wij eerst onthaald in een naast bij zijnd hotel op een heerlijk frisch glas ranja, nu konden wij lekker uitrusten van den achter ons liggende tocht, waar wij dan ook een dankbaar gebruik van mankten. Daarna gingen we tot de bezichtiging van het landgoed „Roosendaal" over. Voorzien van een tweede gids, zoodat verdwalen uitgesloten was, wan delden we verschillende lanen door en bereikten weldra het aardige „Geuldal" genaamd „Zwit- scherse partij". Dnamo kwamen we ann de kettingbrug, wat natuurlijk voor ons een aar dige attractie was. Niet alleen de leerlingen genoten er van, maar ook vele leeraren kon den het niet nalaten ook hun kunsten op deze brug eens te vertooncn. Geheel vervuld, van wat we gezien hadden, gingen wij verder en kwamen weldra aan „Dc Bedriegertjes". Dit is een plateau vanwaar wij ecJn prachtig ge zicht hadden op het kasteel „Roosendaal" wnorvoor een mooie vijver ligt. Vol bewonde ring siaarden wij dit schouwspel aan. Wie be schrijft onze bewondering toen we plotseling van uit den grond waar we stonden, uit on telbare gaatjes het water voelden spuiten. Ve len werden het slachtoffer van deze plotselinge verschijning, dus moesten het met een natte broek bekoopen. Na nog een kleine wandeling bereikten wij weldra den uitgang van dit natuurschoonrijkc en tevens vermakelijke land goed. Vorder wandelden wij langs een prach tige laan, die ons weldra in het mooie villa dorp Vclp brach». Vandaar ging het in extra trams naar den haven van Arnhem, waar eer* pleizierboot voor ons gereed lag. In een om mezien was deze vol cn stoomden hij den ha ven uit cn begaven wij ons weldra op de breedo stroom „den Rijn". Een vrouw en een man zorgden voor de mu- zicale opluistering. Dc boot voer met een kplm gangetje haar weg cn liet nis spoor een sterke golving van het water achter. Weldra fcereikten wij de groote spoorbrug over den Rijn. Toen wij haar kort genaderd waren reed er net een trein over. Het leek net een kindêrspoortreintje. No een oogenblik verrees aan den rechter oever de prachtige met boomen en struiken begroeide heuvel „De Westerbcuwing", het doel, van ons watertochtje. Even daarna draai de boot cn de motor stopte en de aanlegplaats „Hevea dorp" was bereikt. Vandaar liepen wij naar de uitspanning „De Wcsterbouwing. Hier gingen wij dincercn. De leerlingen werden in twee groepen verdeeld, dit was n.l. voor het diner noodig. Nadat de eerste groep hun maaMtadden ge nuttigd zette zich de tweede groep non tafel. Het eter. smaakte uitstekend, wij aten n.l. go- hak, snijboonen, spercieboonen en aardappe len, als dessert, pudding met bessensap. In middels was dc ecrst£ groep op weg naar Oosterbcek getogen die weldra door de tweede gevolgd werd. In Oosterbeck wachtten ons de extra trams, die ons spoedig naar het station Arnhem brachten. Wij hadden nog een "oogen- blikje den tijd voor dc trein zou vertrekken, welke tijd wij gezellig in dc wachtkamer van het station doorbrachten. Toen de trein bin nen reed, stapten wij in cn gaven onzen wel- gemcenden afscheidsgroet. Nog een paar jon gens bliezen even op hun trompet en toen zette de trein zich in beweging. Het ging nu met een flink gangetje cr over er. evenals des smorgens moesten wij in Vork oveistappen en reden verder zonder ons te bekommeren om 8.15 uur het Amersfoortsche station weer bin nen. Vele ouders en kennissen stonden op het stationplcin ons v/eder op te vachten en uit tc kijken met vragende blikken naar de din gen van den dag. En daar zullen het zeker al mijn medeleerlingen het wel sterk mee eens zijn, wij hebben neg m.anr zeider zoo'n ge- noeg'lijken en prettigen dog gehad. En zullen er ook neg lang met genoegen op terug kunnen zien. Een woord van hulde i?n donk non den Di recteur en leeraren voor den genoeglijken dag en^de uitstekende regeling, is hier don ook zeker op zijn plaats. (Ingez. door Driehoek.) Nacht in 't Sprookjesbosch. Weet je, dat kabouterkind'ren In het maanbeschenen bosch. Dansen, huppelen en springen, Over 't zachte, groene mos Weet je, dot er elfjes zweven, In dien held'ren maneschijn. Elfjes met hun zachte vleugels, Elfjes groot en elfjes klein Weet je, dat het dierenvolkje. Mol, haas, egel cn konijn, In zoo'n maannacht heerlijk spelen, Dat ze helder wakker zijn Weet je, dat je 't alles zien kunt. Zoo maar 's nachts van uit je bed. Als je maar met zachte handen, In het Droomrijk wordt gezet? TRUUS DENIJS. Kamers te Huur. VERHAALTJE OP RIJM door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. Te huur twee ruime kamer», Zoo stond er in de krant, Die eens per weèk verschijnt slechts In heel het Dierenland. Ha, denkt nu Meester Buldog, Misschien is 't iets voor mij; Als 'k daad'lijk ga, dan ben ik Er als de kippen bij. Hij kleedt zich nu heel deftig In jas, gestreepte broek, Zet zelfs zijn hoogen hoed op En zegt: 't Is wat ik zoek. Want 'k heb meer ruimte noodig» Vaar 'k n u woon, is 't te klein. Je moet als deftig Buldog Voornaam gehuisvest zijn. En even later belt hij Aan op het juist' adres Nee maar daar ziet hij katten. Eén, twee, vier, vijf, wél zesl 't Is plots, of alle ramen Met één slag opengaan Van schrik blijft Meester Buldog Als vastgenageld staan I Want katten, steeds meer katten. Die steken nu hun kop Naar buiten, luid miauwend, Och, och, dat is een strop 1 't Huis wordt bewoond door katten En dat is toch bekend: Met h an kun je niet omgaan, Als je een Buldog bent. Alleen al hun miauwen Maakt iemand bijna dol. Geen hond van zijn beschaving Kan 't velen aan zijn bol. Hij pakt dus fluks zijn biezen, Keert naar zijn woning weer En zucht: flï pas toch eig'lijk In deez' omgeving meer. Laat 'k mij maar wat behelpen, Me dunkt, het zal wel gaan; Hier wensch ik alle katten Heel veilig naar de maan. En mochten zij töch komen, Ik ben de baas in huis. Blaf kwaad: Voor zulke rakkeis Is Meester Dog niet thuis I Van alles wat. SPELLETJE. De kinderen staan in een kring, met de handen op den rug zóó, dat ze gemakkelijk iets kunnën aanpakken, dat er in wordt ge legd. Nu loopt één der kinderen buiten den kring rond met een bal in de hand. Hij «is de slimme vos en probeert een kippetje uit den kring te pekken. Onderwijl zingen de kinderen: Kippetje, kippetje T keer je niet om, Sta maar stil en houd je stom I Buiten sluipt het vosje om. Zonder dat één van de andere kinderen het merkt, geeft de vos den bal oan één van hen in handen en komt nu in den kring. Degeen, die den bal gekregen heeft, tikt zijn buurman onmiddellijk op den schou der. Deze moet zich nu haasje-rep-je uit de voeten maken, want wie den bal heeft, is nu het vosje geworden en moet de kip zien te vangen, die door zijn aanval op de vlucht is gegaan. Als de kip haar openge bleven plaatsje weer kan innemen, is zij vrij, maar zij moet den kring minstens één maal zijn rondgeloopen. Het vosje loopt nu nog eens rond om een ander vosje te roepen door het geven van den bal. Heeft de kip haar plaatsje echter niet kunnen in nemen en is zij gepakt door den vos, dan moet zij de rol van vos vervullen. De treurige geschiedenis van een eigenwijs boompje. „Waiarom moet ik nu aan dien paal vast- gebonden worden?" vroeg cup ontevreden toon een jong, slank pruimeboompje aan rijn buurman, een groot en pereboom met breed'e kruin. „Waarom moet ik alleen vast gebonden worden en de andere boomer niet?" „Omdat je nog zoo jong bent en dua leng niet zoo sterk ais wij allen," was hei antwoord. „Dat denk je maar," snoefde het pruime boompje heel eigenwijs; „ik ben heel sterk, hoor; ik kan best rechtop blijven staan, zelfs al stormt het nog zoo hard „Wees toch niet zoo eigenwijs, klein ding," bromde de pereboom. „Je hebt irr* mers nog nooit een storm beleefd. En als de tuinman j'ou niet aan den stutpeal had vastgebonden, zou je reeds bij de eerste de beste windvlaag doormidden breken, ge loof dat maar gerust, hoor!" „Ik ge'oof er geen steek van," snauwde boos het pruimeboompje, „en ik wil niet aan den peel vastgebonden blijven; ik ruk me los, dat doe ik!" De pereboom zei niets meer; hij wes niét lang geleden uit zijn wintemist ontwaakt en had het te druk met het ontplooien van rijn nog teere, kleine bladeren. Ook de kleine pruimeboom begon fijne, witte bloesems te krijgen. „Ik heb al bloemen en jij nog niet," snoef de 'hij toen op een da-g weer tot den pere boom. „Ik zal veel eerder vruchten dragen, dan jullie allen in dezen tuin." „Snoef niet al te veel op die bloemen pracht," waarschuwde die pereboom. „Br kunnen nachtvorsten komen, die al je bloe sems in één nacht doen verschrompelen.' „Dat denk je maaT," zei het boompje, „mijn bloesems zijn heel sterk; rij zullen schoon en wit blijven, zelfs al komen er de strengste nachtvorsten. En als ik nu maai van dien paal los was, dan zou ik het ge lukkigste boompje in dezen tuin zijn!" Weer zweeg dé pereboom. Hij fluisterde alleen iets tot een loat, die op één zijner takken zat. De kat keek daaTOp naar den kleinen prui-meboom, en het boompje, dat nu ook poes zag, riep: „Ach, lief poesje, krab met je scherpe nageltjes het toirw stuk, waarmee ik aan den paal èen vastgebon den." „Miauw, miauw, dat 'kan ik niet doen," zei het poesje. „Ik ben de poes van der» tuinman, en -lis »k het touw stuk krabde, don zou de tuinman heel boos op me zijn." Even later sprong blaffende een hond om het boompje. „Die hond zal het touw wel willen door bijten," dacht het, en het vroeg: „Ach, hondje, bijt het touw toch door, waarmee ik aan den paal zit vastgebonden!" „Dat kan ik niet doen," blafte het hondje „Ik ben de waakhond van den tuinman, en die baas zou heel 'boos rijn, als ik het touw stuk beet, waarmee hij je aan den paal heeft vastgebonden. Waf-woef-waf!" riep toen het hondje en het liep verder den tuin in. Juist was het 'hondje weg, of uit rijn hol letje, in één der gTOote boomen, sprong een eekhoorntje- 5n zoodra de kleine pruim e boom het diertje zag, riep hij hem toe. „Ach, lief eekhoorntje, kom toch eens hi-er en knaag het touw door, waarmee ik aan den paal ben vastgebonden/' „Dank je wel," piepte het eekhoorntje, „ik bederf mijn scherpe tandjes niet op dai taaie touw. Ik heb mijn tandjes heel noodig om nootjes en eikels te knöbbelen En weg sprong het eekhoorntje. Daar kroop heel vcorziohtig een veld muisje uit een gaatje, dicht bij den stam van den grooten pereboom. „Muisje, iief muisje," begon toen de kleine pruimeboom, „ik hoorde den tuinman aan rijn zoontje vertellen, dat jullie groote knagers zijn, zóó dat eens één van je vooroudere een groot net doorknaagde, waarin een leeuw gevan gen zat- Kom, toon nu eens, wat je kunL en knaag het touw door, waarmee ik aan den paal ben vastgebonden?" „Wa-arom zou ik het doen?" vroeg het muisje. „Ach, doe het maarsmeekte het boompje. „Ik beloof je alle pruimen, die ik zal dragen. En het zullen er heel veel zijn, hoor! Kijk maar eens near mijn bloesems! „Ja, 't zijn er heel veel," zei het muisje, „maar als de pruimen rijp zijn, komt de tuinman en plukt ze af en dan krijg ik niets „Ik zal mijn pruimen laten vallen, nog vóórdat ze rijp zijn," beloofde het boompje „Goed, ik houd je aan je woord," zei' n*:'. muisje en toen begon hij het touw door to knagen, waarmee het boompje aan den paal wes vastgebonden. „Al je pruimen krijg ik, hè?" vroeg het muisje al knagende. „Je krijgt ze allemaalbeloofde weer het boompjê. Doch de groote, oude en wijze pere boom, die "net muisje zag knagen en die natuurlijk ook het geheele gesprek had gehoord, schudde zijn kruin over al wat hij zag en hoorde en daarna ruischte hij mei zijn frissche, jonge blaadjes het pruime boompje toe: „Beloof toch nooit iets, dat ge niet kunt volbrengen." „Wat!" riep boos het boompje, „zou ik niet kunnen \olbrengen, wat ik het veld muisje heb beioofd? Ik zeg nog eens, hij krijgt al mijn pruimen, die ik hem zal toe werpen, vóórdat ze rijp zijn en de tuinman is gekomen, om ze af te plukken!" Toen het piuimeboompje dit op snoeven* den toon tot den ouden, wijzen pereboom had gezegd, verhief het rich heel recht en trotsdh, en sprak weer op denzelfden toom „Ik wilde, dat er nu eens een stormwind kwam, vader pereboom, dan zou ik je too* nen, dat ik best op mijn eigen beerven kan staan en niet aan een paal behoef vastge* bonden te worden!" Wijs, als oude boomen kunnen rijn, zweeg ook nu weer de oude pereboom. Hij zou wel zien, wat er met het eigenwijze boompje gebeuren ging. En hij zag het! Want nog dienzelfden nacht kwam één der zoo ge* vreesde nachtvorsten, die geen schade deed aan den pereboom, omdat die nog geer* bloesems droeg. Doch wel bevroren dien nacht de prachtige bloesems van het pruim eboompj e. Het eigenwijze boompje had daarvan ech ter niets bemerkt, zelfs niet toen het dag was geworden. Het dacht zich nog even schoon als den vorigen dag. Maar een klein meisje, dat dien middag voorbijkwam, zag het .en riep: „Ach, wat jammer, dat de bloesems van dit kleine boompje, dia gisteren nog zoo prachtig wit waren, nu geheel verflenst en verschrompeld zijn." „Ja, ja," ruischte het rn den pereboon^ „en er zitten veeren in de lucht; er is horda wind, ja, misschien wel storm te wachten! En wat zal dan het lot van het eigenwüz* pruimeboompje rijn?" En er kwam dien nacht storm, een he* vige storm was het, die de takken der oude boomen deed afknappen en die het jonge pruimeboompje, het eigenwijze boompje, dat niet meer aan den paal zat vastgebon* dendoormidden brak! Zoo stierf het eigenwijze jjruimeboompjef En toen het daar lag, met de kruin vol bevroren bloei sems, op den grond, kwamen de poes en de waakhond cn het eekhoorntje, en alleni schudden hun kopjes over het lot, dat het eigenwijze pruimeboompje trof. En ook het veldmuisje kwam, en het keek naar het boompje, dat nook één pruim zou voort* brengen en dus zijn belofte niet had kun* nen houden. Het keek op naar den oudeit pereboom, die zuchtend ruischte: „Ja, ja, zoo gaat het, als de jeugd eigenwijs is en.' niet wil luisteren naar de woorden vaav ouderen, die net beter wete-nP „Ach, ja," zei het muisje, „en wat geven alle beloftert, als men die toch niet kan volbrengen?" En toen kroop ze, haar kopje schuddend, naar haar holletje terug. TANTE JOH. t 7\ I 1 correspondentie. Zwartkop. Je moest nog even geduld hebben, want allo antwoorden v/aren nog niet binnen. Dan zal je het wel erg druk hebben, Speurder. Al tc goed opbergen is du^ ook ol niet goed, zoo jc ziet. Maar je hebt ja nnnm alle eer aongedaon, zoodot alles, weer terecht is. Draver. Neen, het weer werkt ook niet mee. Verleden jaar ging dnt beier. Dat zal wel een feest geweest zijn. Wos jij ook van da partij Pas maar op, dat dnt niet weer ge* beurt I Eersteling. Wat scheelt hom Ik had er nog niets van gehoord Wcnsch hent beterschap vnn mij. .Mol. Wnt heb jij jc bost weer gedaan, Dank je wel voor je raadsel hoorl Jc zult hel waarschijnlijk wel gouw in de kront zien. Ja, ik bon er ook geweest, 't Was wel aardig hèl Knmpioen. En vond jc het nog al prettig daar? Had je ook aan dien wedstrijd meegedaan Wintekoninkje. Ik houd me aan* bevolen. Donk je voor je plaatjes. Ik zal zien of ik jc kon helpen. Dat vindt jc in het ruil* handelhockje. Ton Neveu. Dot is natuurlijk een drukke tijd voor je, cn don komen die vacorw tiedagen best te pas. Kabouter. Je, dat kan ik me levendig begrijpen, dat jc dat fijnvindt. Zoo'n school* reisje is altijd heerlijk. Veel plezier hoorl Stormvogel. Ik kon daar helaas niet zijn, moor ik had het toch graag willen riem Was het mooi Wielrenner. Het raadsel is heel aardig bedacht hoor. Donk er wel voor. Dot is geen klein tochtje, dot je wilt ondernemen. Als het' don moor mooi weer is Negelia. Wet een prachtige prijzen! Be zou er bijna jnlocrsch op worden. Annemone. Welke nummers wilde jd hebben Kapel. Ik zal wat bonnen voor je kloail leggen. Kom die dan Maandag even holen. Vliegenier. Dnt is wel een aardig gezicht hè. Ik kan cr ook soms een heclcn tijd naar kijken en het verveelt nooit. D i k k e r t. Ja, schrijf ze me maar, ik wil ze heel graag hebben. Wat scheelt eraan* Toch niet ernstig ziok hoop ik? Dan hob ik het toe hwel goed gc* hod. Hartelijk dank voor de plaatjes. Bobbie. Voor dezen keer gaat het nog. Maar in 't vervolg wat vroeger hoor I Rozeknop. Ja, moor daar is nu een maal niets aan te doen. Dat wist ik. Die zal nu ook wel mooi in bloei zijn. Dat is ook wel een aardig werkje voor jc. Scholekster. Ik zal wat voor je ge* reed leggen, dat jc don Maandag kan komert holen. Driehoek. Donk je wel voor je opstel, 'l Stoat al in de krant zooals jc ziet. oom karel; ruilhandelhoekje Er liggen thans pakjes klaar voor Kapel, Scholekster, Winterkoninkje, Het Masker, Kam* pioen en Pijl. Komen jelui die Maandag even halen.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1926 | | pagina 11