KINDERRUBRIEK.
De rubriek van Oom Karei.
Deze v/eek moet ik wel heel kort zijn met
mijn voorpraatje, want ik heb van een van on
ze neven, die het reisje van de Ambachtsschool
heeft meegemaakt, daarover een opstel gekre-
voor onze krant, dat nog el plaatsruimte
vraagt. En daarom zal ik maar een gedeelte
van de voor mij beschikbare ruimte afstaan.
Deze week staan ook de namen van de geluk
kige prijswinnaars van den opstellenwedstrijd in
de krant. De prijzen kunnen a.s. Woerisdag
aan ons bureau in ontvangst worden genomen
Voor dezen keer zal ik dus nu eindigen en ko
men eerst de
RAADSELS.
OPLOSSINGEN VAN DE VORIGE WEEK.
Dc oplossingen der raodsels van den vorigen
keer waren.
I. Beter ten halve gekeerd dan ten hecle ge
dwaald met de woorden eten. Bertha, Gerard,
aan, keel, AIva, adder, neen, teen, Helenaveen,
d en w.
IT. Borculo met de woorden b, pot, arren,
Bcrculo, kluis, elf en o.
De oplossing van het \xaagstuk v.as de let
ter e.
De prijs is thans gewonnen door Vliege
nier.
Hij kan Maandag aan ons bureau worden
gehaald.
NTEUWE RAADSELS
I. Mijn geheel wordt met 14 letters ge
schreven en noemt een stad in het Zuiden van
ons land.
Een 10, 6, II, 7 wordt gebruikt bij het schie
ten.
Een 7, 4, 8, 9, 1 is een sc. .riding.
Een 10, 14, II 8, 4 is een familielid.
12, 13, 14, 3, 4, 5, 1 is een onder woord voor
grap, luim.
7, 4, 6, 3, 9 is een kleur.
Een 2, 8, 4, 5 is een slank, viervoetig diei.
(Ingez. door Kapel).
X is een jongensnaam.
X - - is een hemellichaam.
X lekernij voor de boterham
X een lekkere vrucht
X is een toespraak.
X is een lichaamsdeel.
X is een familielid.
k X bekend radio zendstation,
i X krijgt men na werken.
X is een ontkenning
i X is een jongensnaam.
X - opperhoofd bij de Turken en an
dere mohamedoansche volksstam
men.
X - is de God der liefde
X is niet dom.
X is een massieve steenhoop.
X het frnnsche woord voor feest.
X is een meisjesnaam
X - is een ander woord voor foto.
X een bekend Romeinsch Keizer.
X - is een landbouwwerktuig.
Het geheel is een lang Verwachte gebeurte
nis voor een plaats in het Gooi waarvoor op
16 Juni feest is gevierd.
(Ingez. door Mol.)
OPSTELLENWEDSTRIJD
De stemming voor de prijzen voor dc op
stellenwedstrijd is nu gesloten en heeft de vol
gende uitslag gebracht.
Eerste prijsMijn Paascfivocantie (Inzendei
„Blauwe Distel").
Tweede prijs Mijn Kampecrweek (inzender
Kampioen).
Derde prijs Twee dagen kampeeren (Inzen
der Gymnast.)
Vierde prijs „Van geweld tot recht" (inzen
der Ton Neveu).
De troostprijs heb ik toegekend nan Scholo
De gelukkigen wel gefeliciteerd I
v
JUBILEU MR EIS JE „AMBACHTSSCHOOL".
Als sluiting der feestelijkheden van het 25
jarig bestaan der Amersfoortsche Ambachts
school, was een reisje georganiseerd. En wel
een dagje naar Arnhem.
Woensdagmorgen 9 Juni om 7.30 uur ver
zamelden wij ons op het Stationsplein. Nadat
Directeur, leeraren, concierge -f 270 leerlingen
cn oud-leerlingen precent waren begaven wij
ons naar het 1ste perron. Na een oogenblik
reed de trein, welke ons in de richting Arn
hem zou brengen het station binnen
Eenigc zenuwachtige oogcnblikkcn ontston
den, maar weldra zaten wij allen in den trein.
Nadat dc chef om 8,07 uur het teeken van
vertrek had gegeven, zette de trein, onder luid
zingen der jongens en handengewuif zich in
beweging.
Het geven van afscheidsgroeten duurder nog
eenigen tijd voort, want op den Berkenweg,
Utrechtscheweg en Leusdcrweg en in een aan
tel tuinen stonden vele ouders en kennissen,
die ons allen een hartelijk vaarwel toezonden.
Weldra waren wij buiten de stad en passeer
den wij weldra Woudenberg, Scherpenzeel.
Veenendaol, Rhencn, Kestercn, Vork. Buiten
viel drvilige regen, zoodot hot in de morgen
uren er niet zoo rooskleurig voor ons uit zag.
Maar daar schenen de jongens, nog weinig op
te letten, want vanuit de cour" stegen vrco-
lipkc liederen naar buiten en dachten we maar
„Een triestige morgen brengt vaak een blijden
dag." En dat hadden we ook lang niet mis.
Nadat we in Vork hadden overgestapt, reed
de trein weldra de Geldersche hoofdstad bin
nen.
Nauwelijks stond de trein stil of dc portie
ren van de coupé's werden open geworpen en
was het op het Arnhemschc perron een drukte
van belang. Nadat iederen groep zijn eigen
leeraor had opgezocht, gingen we de trap op,
die ons naar dc vestibule leidde cn waren
weldra voor het station. Het was inmiddels
droog geworden, zoodat het weer erg mee viel
Vandaar ging het voorafgegaan door twee
leerlingen, die ieder van een soldaten trom
voorzien waren, benevens twee met een trom
pet, die elkaar van tijd tot tijd afwisselden
door de Arnhemschc straten naar het mooie
stadsbosch Sonsbeek. Voorzien van een gids
bezochten wij dit mooie landgoed, waarvan dc
schoonheid onze stoutste verwachting over
trof. Alleen het geboomte is ol een volle be
wondering waard. Verder leidde de weg ons
langs prachtige vijvers, waarin mooie fontei
nen hun water tot eene aanmerkelijke hoogto
opspoten.
Na een eindje voort te zijn gewandeld, ver
vuld van al het schoone rondom, bereikten wij
een grooto waterval, waaronder een grot was
aangebracht. Wij vonden het aardig een kijkjo
in de grot te nemen Het was een prochtig
doch ietwat angstig gezichf, toen wij het water
van boven ons hoofden, vlak voor onze voeten
zogen neerstorten. Na er genoeg van genoten
te hebben vervolgde wij onzen weg. Deze leid
de langs een mooien vijver, waarin groote goud-
visschen zwommen, naar een uitspaninng „De
boerderij van Sonsbéck". Dear werden dc bc-
terhammenpakjes losgemaakt en weldra aten
wij als echte gezonde boys. En de kelners
zorgden ook voor een vlugge bedieningen
balanceerden met groote bladen vol glazen met
melk, handig tusschen de tafeltjes door. Na
dat we ons ontbijt hadden genu.'tigd, kondigde
dc Gids het terken van vertrek oan. Nu wij
hadden ons niet voor niets, flink aan de boter
hammen te goed gedaan, wont wij hadden nu
een flinke wandeling voor ons liggen. Na
melijk van Sonsbeek naar Roosendaal. Dit is
ruim rjrie kwartier loopen, maar met vollen
moed togen wij op weg. Dc jongens zongen
liederen en de trommelslagers sloegen er lus
tig op los. De weg leidde langs mooie bos-
senen, uitgestrekte bouwlanden cn als een
merkwaardigheid mag gemeld worden, pas
seerden wij dc steencn tafel, dit is een groot
vlak stuk stoepsteen, waarom heen lange roe
pen van den zelfden soort legen. Op zichzelf
weinig bezienswaardigs, maar juist omdat dit
op een hoog punt ligt is het door vele vreem
delingen zoo bekend, om het prachtig panora
ma. Vandaar zagen we heel in de verte hoe
mooi den Rijn zich door het geboomte cn ver*
der weer langs uitgestrekte weidenvelden kron
kelde. 't Leek precies een zilveren lint. Ecnige
oogcnblikkcn aanschouwden wij dit stukje na
tuurschoon en vervolgde toen onzen weg. No
een stevige wandeling, die ens nog vele mooie
natuurmomenten bood, bereikten wij weldra het
landgoed „Roosendaal", alvorens we dit gin
gen bezichtigen werden wij eerst onthaald in
een naast bij zijnd hotel op een heerlijk frisch
glas ranja, nu konden wij lekker uitrusten van
den achter ons liggende tocht, waar wij dan
ook een dankbaar gebruik van mankten. Daarna
gingen we tot de bezichtiging van het landgoed
„Roosendaal" over. Voorzien van een tweede
gids, zoodat verdwalen uitgesloten was, wan
delden we verschillende lanen door en bereikten
weldra het aardige „Geuldal" genaamd „Zwit-
scherse partij". Dnamo kwamen we ann de
kettingbrug, wat natuurlijk voor ons een aar
dige attractie was. Niet alleen de leerlingen
genoten er van, maar ook vele leeraren kon
den het niet nalaten ook hun kunsten op deze
brug eens te vertooncn. Geheel vervuld, van
wat we gezien hadden, gingen wij verder en
kwamen weldra aan „Dc Bedriegertjes". Dit
is een plateau vanwaar wij ecJn prachtig ge
zicht hadden op het kasteel „Roosendaal"
wnorvoor een mooie vijver ligt. Vol bewonde
ring siaarden wij dit schouwspel aan. Wie be
schrijft onze bewondering toen we plotseling
van uit den grond waar we stonden, uit on
telbare gaatjes het water voelden spuiten. Ve
len werden het slachtoffer van deze plotselinge
verschijning, dus moesten het met een natte
broek bekoopen. Na nog een kleine wandeling
bereikten wij weldra den uitgang van dit
natuurschoonrijkc en tevens vermakelijke land
goed. Vorder wandelden wij langs een prach
tige laan, die ons weldra in het mooie villa
dorp Vclp brach». Vandaar ging het in extra
trams naar den haven van Arnhem, waar eer*
pleizierboot voor ons gereed lag. In een om
mezien was deze vol cn stoomden hij den ha
ven uit cn begaven wij ons weldra op de breedo
stroom „den Rijn".
Een vrouw en een man zorgden voor de mu-
zicale opluistering. Dc boot voer met een kplm
gangetje haar weg cn liet nis spoor een sterke
golving van het water achter. Weldra fcereikten
wij de groote spoorbrug over den Rijn. Toen
wij haar kort genaderd waren reed er net een
trein over. Het leek net een kindêrspoortreintje.
No een oogenblik verrees aan den rechter
oever de prachtige met boomen en struiken
begroeide heuvel „De Westerbcuwing", het
doel, van ons watertochtje. Even daarna draai
de boot cn de motor stopte en de aanlegplaats
„Hevea dorp" was bereikt. Vandaar liepen wij
naar de uitspanning „De Wcsterbouwing. Hier
gingen wij dincercn. De leerlingen werden in
twee groepen verdeeld, dit was n.l. voor het
diner noodig.
Nadat de eerste groep hun maaMtadden ge
nuttigd zette zich de tweede groep non tafel.
Het eter. smaakte uitstekend, wij aten n.l. go-
hak, snijboonen, spercieboonen en aardappe
len, als dessert, pudding met bessensap. In
middels was dc ecrst£ groep op weg naar
Oosterbcek getogen die weldra door de tweede
gevolgd werd. In Oosterbeck wachtten ons de
extra trams, die ons spoedig naar het station
Arnhem brachten. Wij hadden nog een "oogen-
blikje den tijd voor dc trein zou vertrekken,
welke tijd wij gezellig in dc wachtkamer van
het station doorbrachten. Toen de trein bin
nen reed, stapten wij in cn gaven onzen wel-
gemcenden afscheidsgroet. Nog een paar jon
gens bliezen even op hun trompet en toen
zette de trein zich in beweging. Het ging nu
met een flink gangetje cr over er. evenals des
smorgens moesten wij in Vork oveistappen en
reden verder zonder ons te bekommeren om
8.15 uur het Amersfoortsche station weer bin
nen. Vele ouders en kennissen stonden op het
stationplcin ons v/eder op te vachten en uit
tc kijken met vragende blikken naar de din
gen van den dag. En daar zullen het zeker al
mijn medeleerlingen het wel sterk mee eens
zijn, wij hebben neg m.anr zeider zoo'n ge-
noeg'lijken en prettigen dog gehad. En zullen er
ook neg lang met genoegen op terug kunnen
zien.
Een woord van hulde i?n donk non den Di
recteur en leeraren voor den genoeglijken dag
en^de uitstekende regeling, is hier don ook
zeker op zijn plaats.
(Ingez. door Driehoek.)
Nacht in 't Sprookjesbosch.
Weet je, dat kabouterkind'ren
In het maanbeschenen bosch.
Dansen, huppelen en springen,
Over 't zachte, groene mos
Weet je, dot er elfjes zweven,
In dien held'ren maneschijn.
Elfjes met hun zachte vleugels,
Elfjes groot en elfjes klein
Weet je, dat het dierenvolkje.
Mol, haas, egel cn konijn,
In zoo'n maannacht heerlijk spelen,
Dat ze helder wakker zijn
Weet je, dat je 't alles zien kunt.
Zoo maar 's nachts van uit je bed.
Als je maar met zachte handen,
In het Droomrijk wordt gezet?
TRUUS DENIJS.
Kamers te Huur.
VERHAALTJE OP RIJM
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Te huur twee ruime kamer»,
Zoo stond er in de krant,
Die eens per weèk verschijnt slechts
In heel het Dierenland.
Ha, denkt nu Meester Buldog,
Misschien is 't iets voor mij;
Als 'k daad'lijk ga, dan ben ik
Er als de kippen bij.
Hij kleedt zich nu heel deftig
In jas, gestreepte broek,
Zet zelfs zijn hoogen hoed op
En zegt: 't Is wat ik zoek.
Want 'k heb meer ruimte noodig»
Vaar 'k n u woon, is 't te klein.
Je moet als deftig Buldog
Voornaam gehuisvest zijn.
En even later belt hij
Aan op het juist' adres
Nee maar daar ziet hij katten.
Eén, twee, vier, vijf, wél zesl
't Is plots, of alle ramen
Met één slag opengaan
Van schrik blijft Meester Buldog
Als vastgenageld staan I
Want katten, steeds meer katten.
Die steken nu hun kop
Naar buiten, luid miauwend,
Och, och, dat is een strop 1
't Huis wordt bewoond door katten
En dat is toch bekend:
Met h an kun je niet omgaan,
Als je een Buldog bent.
Alleen al hun miauwen
Maakt iemand bijna dol.
Geen hond van zijn beschaving
Kan 't velen aan zijn bol.
Hij pakt dus fluks zijn biezen,
Keert naar zijn woning weer
En zucht: flï pas toch eig'lijk
In deez' omgeving meer.
Laat 'k mij maar wat behelpen,
Me dunkt, het zal wel gaan;
Hier wensch ik alle katten
Heel veilig naar de maan.
En mochten zij töch komen,
Ik ben de baas in huis.
Blaf kwaad: Voor zulke rakkeis
Is Meester Dog niet thuis I
Van alles wat.
SPELLETJE.
De kinderen staan in een kring, met de
handen op den rug zóó, dat ze gemakkelijk
iets kunnën aanpakken, dat er in wordt ge
legd.
Nu loopt één der kinderen buiten den
kring rond met een bal in de hand. Hij «is
de slimme vos en probeert een kippetje uit
den kring te pekken.
Onderwijl zingen de kinderen:
Kippetje, kippetje T keer je niet om,
Sta maar stil en houd je stom I
Buiten sluipt het vosje om.
Zonder dat één van de andere kinderen
het merkt, geeft de vos den bal oan één
van hen in handen en komt nu in den kring.
Degeen, die den bal gekregen heeft, tikt
zijn buurman onmiddellijk op den schou
der. Deze moet zich nu haasje-rep-je uit
de voeten maken, want wie den bal heeft,
is nu het vosje geworden en moet de kip
zien te vangen, die door zijn aanval op de
vlucht is gegaan. Als de kip haar openge
bleven plaatsje weer kan innemen, is zij
vrij, maar zij moet den kring minstens één
maal zijn rondgeloopen. Het vosje loopt
nu nog eens rond om een ander vosje te
roepen door het geven van den bal. Heeft
de kip haar plaatsje echter niet kunnen in
nemen en is zij gepakt door den vos, dan
moet zij de rol van vos vervullen.
De treurige geschiedenis
van een eigenwijs
boompje.
„Waiarom moet ik nu aan dien paal vast-
gebonden worden?" vroeg cup ontevreden
toon een jong, slank pruimeboompje aan
rijn buurman, een groot en pereboom met
breed'e kruin. „Waarom moet ik alleen vast
gebonden worden en de andere boomer
niet?"
„Omdat je nog zoo jong bent en dua
leng niet zoo sterk ais wij allen," was hei
antwoord.
„Dat denk je maar," snoefde het pruime
boompje heel eigenwijs; „ik ben heel sterk,
hoor; ik kan best rechtop blijven staan, zelfs
al stormt het nog zoo hard
„Wees toch niet zoo eigenwijs, klein
ding," bromde de pereboom. „Je hebt irr*
mers nog nooit een storm beleefd. En als
de tuinman j'ou niet aan den stutpeal had
vastgebonden, zou je reeds bij de eerste
de beste windvlaag doormidden breken, ge
loof dat maar gerust, hoor!"
„Ik ge'oof er geen steek van," snauwde
boos het pruimeboompje, „en ik wil niet aan
den peel vastgebonden blijven; ik ruk me
los, dat doe ik!"
De pereboom zei niets meer; hij wes niét
lang geleden uit zijn wintemist ontwaakt
en had het te druk met het ontplooien van
rijn nog teere, kleine bladeren.
Ook de kleine pruimeboom begon fijne,
witte bloesems te krijgen.
„Ik heb al bloemen en jij nog niet," snoef
de 'hij toen op een da-g weer tot den pere
boom. „Ik zal veel eerder vruchten dragen,
dan jullie allen in dezen tuin."
„Snoef niet al te veel op die bloemen
pracht," waarschuwde die pereboom. „Br
kunnen nachtvorsten komen, die al je bloe
sems in één nacht doen verschrompelen.'
„Dat denk je maaT," zei het boompje,
„mijn bloesems zijn heel sterk; rij zullen
schoon en wit blijven, zelfs al komen er de
strengste nachtvorsten. En als ik nu maai
van dien paal los was, dan zou ik het ge
lukkigste boompje in dezen tuin zijn!"
Weer zweeg dé pereboom. Hij fluisterde
alleen iets tot een loat, die op één zijner
takken zat. De kat keek daaTOp naar den
kleinen prui-meboom, en het boompje, dat
nu ook poes zag, riep: „Ach, lief poesje,
krab met je scherpe nageltjes het toirw stuk,
waarmee ik aan den paal èen vastgebon
den."
„Miauw, miauw, dat 'kan ik niet doen,"
zei het poesje. „Ik ben de poes van der»
tuinman, en -lis »k het touw stuk krabde,
don zou de tuinman heel boos op me zijn."
Even later sprong blaffende een hond
om het boompje.
„Die hond zal het touw wel willen door
bijten," dacht het, en het vroeg: „Ach,
hondje, bijt het touw toch door, waarmee
ik aan den paal zit vastgebonden!"
„Dat kan ik niet doen," blafte het hondje
„Ik ben de waakhond van den tuinman, en
die baas zou heel 'boos rijn, als ik het touw
stuk beet, waarmee hij je aan den paal
heeft vastgebonden. Waf-woef-waf!" riep
toen het hondje en het liep verder den
tuin in.
Juist was het 'hondje weg, of uit rijn hol
letje, in één der gTOote boomen, sprong een
eekhoorntje- 5n zoodra de kleine pruim e
boom het diertje zag, riep hij hem toe.
„Ach, lief eekhoorntje, kom toch eens hi-er
en knaag het touw door, waarmee ik aan
den paal ben vastgebonden/'
„Dank je wel," piepte het eekhoorntje,
„ik bederf mijn scherpe tandjes niet op dai
taaie touw. Ik heb mijn tandjes heel noodig
om nootjes en eikels te knöbbelen
En weg sprong het eekhoorntje.
Daar kroop heel vcorziohtig een veld
muisje uit een gaatje, dicht bij den stam
van den grooten pereboom. „Muisje, iief
muisje," begon toen de kleine pruimeboom,
„ik hoorde den tuinman aan rijn zoontje
vertellen, dat jullie groote knagers zijn, zóó
dat eens één van je vooroudere een groot
net doorknaagde, waarin een leeuw gevan
gen zat- Kom, toon nu eens, wat je kunL
en knaag het touw door, waarmee ik aan
den paal ben vastgebonden?"
„Wa-arom zou ik het doen?" vroeg het
muisje.
„Ach, doe het maarsmeekte het
boompje. „Ik beloof je alle pruimen, die ik
zal dragen. En het zullen er heel veel zijn,
hoor! Kijk maar eens near mijn bloesems!
„Ja, 't zijn er heel veel," zei het muisje,
„maar als de pruimen rijp zijn, komt de
tuinman en plukt ze af en dan krijg ik
niets
„Ik zal mijn pruimen laten vallen, nog
vóórdat ze rijp zijn," beloofde het boompje
„Goed, ik houd je aan je woord," zei' n*:'.
muisje en toen begon hij het touw door to
knagen, waarmee het boompje aan den
paal wes vastgebonden. „Al je pruimen krijg
ik, hè?" vroeg het muisje al knagende.
„Je krijgt ze allemaalbeloofde weer het
boompjê.
Doch de groote, oude en wijze pere
boom, die "net muisje zag knagen en die
natuurlijk ook het geheele gesprek had
gehoord, schudde zijn kruin over al wat hij
zag en hoorde en daarna ruischte hij mei
zijn frissche, jonge blaadjes het pruime
boompje toe:
„Beloof toch nooit iets, dat ge niet kunt
volbrengen."
„Wat!" riep boos het boompje, „zou ik
niet kunnen \olbrengen, wat ik het veld
muisje heb beioofd? Ik zeg nog eens, hij
krijgt al mijn pruimen, die ik hem zal toe
werpen, vóórdat ze rijp zijn en de tuinman
is gekomen, om ze af te plukken!"
Toen het piuimeboompje dit op snoeven*
den toon tot den ouden, wijzen pereboom
had gezegd, verhief het rich heel recht en
trotsdh, en sprak weer op denzelfden toom
„Ik wilde, dat er nu eens een stormwind
kwam, vader pereboom, dan zou ik je too*
nen, dat ik best op mijn eigen beerven kan
staan en niet aan een paal behoef vastge*
bonden te worden!"
Wijs, als oude boomen kunnen rijn, zweeg
ook nu weer de oude pereboom. Hij zou
wel zien, wat er met het eigenwijze boompje
gebeuren ging. En hij zag het! Want nog
dienzelfden nacht kwam één der zoo ge*
vreesde nachtvorsten, die geen schade deed
aan den pereboom, omdat die nog geer*
bloesems droeg. Doch wel bevroren dien
nacht de prachtige bloesems van het
pruim eboompj e.
Het eigenwijze boompje had daarvan ech
ter niets bemerkt, zelfs niet toen het dag
was geworden. Het dacht zich nog even
schoon als den vorigen dag. Maar een
klein meisje, dat dien middag voorbijkwam,
zag het .en riep: „Ach, wat jammer, dat
de bloesems van dit kleine boompje, dia
gisteren nog zoo prachtig wit waren, nu
geheel verflenst en verschrompeld zijn."
„Ja, ja," ruischte het rn den pereboon^
„en er zitten veeren in de lucht; er is horda
wind, ja, misschien wel storm te wachten!
En wat zal dan het lot van het eigenwüz*
pruimeboompje rijn?"
En er kwam dien nacht storm, een he*
vige storm was het, die de takken der oude
boomen deed afknappen en die het jonge
pruimeboompje, het eigenwijze boompje,
dat niet meer aan den paal zat vastgebon*
dendoormidden brak! Zoo stierf het
eigenwijze jjruimeboompjef En toen het
daar lag, met de kruin vol bevroren bloei
sems, op den grond, kwamen de poes en de
waakhond cn het eekhoorntje, en alleni
schudden hun kopjes over het lot, dat het
eigenwijze pruimeboompje trof. En ook het
veldmuisje kwam, en het keek naar het
boompje, dat nook één pruim zou voort*
brengen en dus zijn belofte niet had kun*
nen houden. Het keek op naar den oudeit
pereboom, die zuchtend ruischte: „Ja, ja,
zoo gaat het, als de jeugd eigenwijs is en.'
niet wil luisteren naar de woorden vaav
ouderen, die net beter wete-nP
„Ach, ja," zei het muisje, „en wat geven
alle beloftert, als men die toch niet kan
volbrengen?" En toen kroop ze, haar kopje
schuddend, naar haar holletje terug.
TANTE JOH.
t 7\
I 1
correspondentie.
Zwartkop. Je moest nog even geduld
hebben, want allo antwoorden v/aren nog niet
binnen. Dan zal je het wel erg druk hebben,
Speurder. Al tc goed opbergen is du^
ook ol niet goed, zoo jc ziet. Maar je hebt ja
nnnm alle eer aongedaon, zoodot alles, weer
terecht is.
Draver. Neen, het weer werkt ook niet
mee. Verleden jaar ging dnt beier. Dat zal wel
een feest geweest zijn. Wos jij ook van da
partij Pas maar op, dat dnt niet weer ge*
beurt I
Eersteling. Wat scheelt hom Ik
had er nog niets van gehoord Wcnsch hent
beterschap vnn mij.
.Mol. Wnt heb jij jc bost weer gedaan,
Dank je wel voor je raadsel hoorl Jc zult hel
waarschijnlijk wel gouw in de kront zien. Ja,
ik bon er ook geweest, 't Was wel aardig hèl
Knmpioen. En vond jc het nog al
prettig daar? Had je ook aan dien wedstrijd
meegedaan
Wintekoninkje. Ik houd me aan*
bevolen. Donk je voor je plaatjes. Ik zal zien
of ik jc kon helpen. Dat vindt jc in het ruil*
handelhockje.
Ton Neveu. Dot is natuurlijk een
drukke tijd voor je, cn don komen die vacorw
tiedagen best te pas.
Kabouter. Je, dat kan ik me levendig
begrijpen, dat jc dat fijnvindt. Zoo'n school*
reisje is altijd heerlijk. Veel plezier hoorl
Stormvogel. Ik kon daar helaas niet
zijn, moor ik had het toch graag willen riem
Was het mooi
Wielrenner. Het raadsel is heel aardig
bedacht hoor. Donk er wel voor. Dot is geen
klein tochtje, dot je wilt ondernemen. Als het'
don moor mooi weer is
Negelia. Wet een prachtige prijzen!
Be zou er bijna jnlocrsch op worden.
Annemone. Welke nummers wilde jd
hebben
Kapel. Ik zal wat bonnen voor je kloail
leggen. Kom die dan Maandag even holen.
Vliegenier. Dnt is wel een aardig
gezicht hè. Ik kan cr ook soms een heclcn tijd
naar kijken en het verveelt nooit.
D i k k e r t. Ja, schrijf ze me maar, ik wil
ze heel graag hebben. Wat scheelt eraan*
Toch niet ernstig ziok hoop ik?
Dan hob ik het toe hwel goed gc*
hod. Hartelijk dank voor de plaatjes.
Bobbie. Voor dezen keer gaat het nog.
Maar in 't vervolg wat vroeger hoor I
Rozeknop. Ja, moor daar is nu een
maal niets aan te doen. Dat wist ik. Die zal
nu ook wel mooi in bloei zijn. Dat is ook wel
een aardig werkje voor jc.
Scholekster. Ik zal wat voor je ge*
reed leggen, dat jc don Maandag kan komert
holen.
Driehoek. Donk je wel voor je opstel,
'l Stoat al in de krant zooals jc ziet.
oom karel;
ruilhandelhoekje
Er liggen thans pakjes klaar voor Kapel,
Scholekster, Winterkoninkje, Het Masker, Kam*
pioen en Pijl. Komen jelui die Maandag even
halen.