AMËRSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander"
Een Liefdesdroom.
24e Jaargang
Zaterdag
26 Juni 1926
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
No. 302
Zelfbegrenzing.
(Nadruk vetibodteni).
Teveel vergeten wij in ons levensgedrag,
dat de mensch een begrensd wezen is. Niet
de mensch in het algemeen, maar elk
mensch op zichzelf. Het is een van de
moeilijkste dingen, deze waarheid te erken
nen. Te dezen opzichte is d'e strijd tegen
de illusie bijna hopeloos.
Hoeveel verdriet ontstaat door de over
schatting van het menscheHjk vermogen 'al
dadeiij'k in den schooltijd. De meeste
ouders en opvoeders gaan uit van de ver
onderstelling, dat kinderen alles kunnen
leeren en dat het niets dan onwil is. zoo
ze op een bepaald standpunt ven ontwikke
ling blijven staan. Maar de ervaring bewijst,
dat er bij de meeste kinderen al heel spoe
dig een eind komt aan de mogelijkheid,
meer leerstof op te nemen en te verwerken.
Volgens een hed>en daagsoh deskundige is
ivocr de groote meerderheid zelfs op het
veertiende jaar deze grens bereikt.
Maar niet alleen kan men van alle men-
Vdhen geen geleerden maken. Even onmo
gelijk is het, allen op te voeden lot braaf
heid en deugd. Voorai! de ontvankelijkhtid
voor het goede heeft haar grens Een groot
deel onzer is bestemd om met een z^er
Ontoereikende mate van zedelijkheid te vol
staan. Men kan zich ergeren aan bepaalde
en algemeen voorkomende gebreken, aan
Onvoldoend plichtsbesef, aam een te ruime
opvatting van het begrip „mijn en dijn",
ean slordigheid, onvertogeniheid, ruwheid en
drift. aan vraatzucht en zinnelijkheid, lui
heid, humeurigheid, het geeft niet; beter
dtoet men met de waarheid te erkennen,
dat het mens oh dom over 'a algemeen een
zedelijk begrensde gemeenschap is.
Dat ook de grootste kunstenaar niet alle
menschen tot muziekliefhebbers kan maken
en de ijverigste predikant evenmin bij al
zijn gemeentenaren het godsdienstig besef
ken opwekken, is bekend genoeg. Gevoelig
heid voor kunst en religie is uitzondering
in ontze wereld.
Een vergelijking tusschen llcnaam en
peest zal in het licht stellen, hoe ongerijmd
men doet, met van a«llen hetzelfde te
eischen. Den knndigetem gymnastiekmees
ter zal het niet gelukken, van het hem ten
dienste staande menschenmateriaal een
troep athleten te maken. Br is onder dal
materiaal een bepaald procent zwakken,
scheeven en krommen, met wie niets valt
te beginnen. En slechts een zeer klein per
centage 'Ier lichamelijk gezonden brengt
het op het sportterrein nog tot een matige
prestatie- De rest is ongeschikt.
Waarom zou het op geestelijk gebied niet
evenzoo wezen? Toch legt men zich bij zijn
geestelijk onvermogen minder gemakkelijk
neer dan bij zijn lichamelijk tekort. Men
verzet zich tegen de gedachte, niet alles
te kunnen begrijpen en niet voor vol
gelden, wanneer de vraagstukken v-ari den
dag aan de orde komen.
Nu is het merkwaardige, dat de meesten
onzer juist op 'net gebied, waarop de natuur
hun grenzen gesteld heeft, willen uitblin
ken. De nthleet is nüet tevreden met rijn
kracht, maar voelt zich als geestelijk min
derwaardige een ongelukkige stumper. En
de kamergeleerde is verdrietig, omdat hij
peen ethleet kan rijn. Wat heeft hij aan
zijn bleeke geleerdheid?
Terwijl- de athleet zi-ch aftobt, om een
ontwikkeld mensch te worden, en dagelijks
rijn humeur bederft, wijl het leeren hem
zoo moeilijk valt, werkt de professor zich
met halters in 't zweet, om zijn spieren
oefenen en werpt ze ten slotte in drift
neer, omdat alle inspanning te vergeefs
blijft.
Dit is wel de grootste tragiek in oen
mens-hervleven: dat men veelal wil rijn wat
men juist niet is. Cremer, de bekende
romanschrijver, meende een groot schi' u
te wezen, en alle roem over zijn boe en
vergoedde hem niet de teleurstelling, dat
men over rijn schilderijen zweeg.
Juist dat 'ééne gebied, waarvoor men
geen aanleg heeft, waarbuiten men dus
blijft gesloten, prikkelt den ijdelen mensch.
Hij ziet zijn eigen gaven over het hoofd
en verlangt slechts die ééne gave, die hem
is ontzegd- Hii benijdt hen, die deze gave
bezitten en er achteloos gebruik van maken.
Hij vergeet, dat hij zijn eigen gaven even
onverschillig aanvaardt. Hij wil slechts dat
ééne, dat hij niet 'heeft en door eene te
kortkoming m zijn natuurlijken aanleg
nimmer bereiken kan.
Het gaat hem als Ham an, den Perzisc-hen
grootvizier, voor wien heel het koninkrijk
boog behalve Mordechai, de .Jood. De onbe
le-efdheid van dien éènen onbelangrijken
man werd het fei t van bete eken i s in
Hainan's dag. Hij vervloekte zijn dag; om
dat de Jood hem zonder groeten voorbij
liep.
Zoo vervloeken wij ons leven.'omdat die
ééne ons onthouden gave ons tartend
voorbij loopt- Zij loopt ons voorbij, be
lichaamd in de personen, die haar wèl
hebben, en die wii daarom benijden en
haten ten doode toe.
Werden wij.toch verstandig en zagen wii
in, dat wij slachtoffers rijn van gezichts
bedrog. Het bereikte bezit geen waarde,
maar het onbereikte lonkt met illusie.
Konden wij het onbereikte bereiken, ook
wij zouden het onverschillig behandelen
Ons verdriet is, dat wij geen begrenzing
willen erkennen. Erkenden wij haar man
moedig, ons leven zou gered wezen. Wij
zouden voor het ons geschonken e erkente
lijk zijn en ons troosten over het ons ont-
houdene, dat steeds mooier lijkt dan het ;s.
Zelfkennis leidt tot zelfbegrenzing en
zelfbegrenzing is het uitgangspunt voor een
rustig, evenwichtig en daardoor ook vrucht
baar leven.
H. G. CANNEG1ETER
NED DUITSCH HANDELSVERDRAG
Het standpunt der regccring.
Voor dc steenkolen het bereik
bare verkregen. Betreurd
wordt, dat ten aanzien der spoor-
weguitzonderings-tarieven niet
meer kon worden bereikt.
Verschenen is thans de Memorie van Ant
woord aan de Tweede Kamer over het wets
ontwerp tot goedkeuring van het verdrag tot
aanvulling van het Nederlandsch-Duitschc ver
drag van handel en scheepvaart von 3T Dc-
ember T85T, met het daarbij behoorend pro
tocol, en van het Nederlandsch-Duitsche dou
ane- en credietverdrng.
Met teleurstelling heeft de rcgecring ver
nomen, dat de verdragen vrij algemeen in vele
opzichten voor Nederland onbevredigend wor
den geacht.
Naar dc mpening der regccring geven dc
resultaten, bij de onderhandelingen in het na
jaar 1925 bereikt, reden tot voldoening. Tegen
over de tweeledige concessie van Nederland-
sche zijde in zake het crediet, welke, behou
dens voor wat de renteverlaging aangaat, nau
welijks een offer beteekent. staan vier conces
sies van Duitsche zijde.
De mecning, dot Duitschlond zich zoo weinig
mogelijk heeft vastgelegd, en zich bepeald
heeft tot vage beloften, berust, zoo wordt be.
toogd, op-misverstand. Wel is waar zijn som
mige bepalingen, in de verdragen zelf voor
komende, in algemeenc termen gehouden, maa.
de regeling, die ter uitvoering van die bepalin
gen tusschen purtijen zijn overeengekomen, en
die niet voor publicatie bestemd zijn, zijn
duidelijk en nauwkeurig. Onder deze omstan
digheden ziet de regeering dan ook niet in,
dat een nader protocol cenige reden ven be-"
st. jn zou hebben
Dat verder gaande sp cinüseering van ta
riefposten het verdrag zou kunnen ondermij
nen, acht zij niet juist, omdat geen nieuwe spe
cialiseering, die met het betrokken verdrag
zou strijden, voor Nederland effect zou kun
nen sortecren.
Omtrent de wijze, waarop de onderhandelin
gen zijn gevoerd, bestaat volgens de regeering
bij vele leden misverstand. De regeering is
overtuigd, dat niets is nagelaten, wat tot
deskundige behandeling van zaken kon bijdra
gen.
Niet juist wordt de meening geacht, dot tei
behoeven van onze industrie geen enkel resul
tant is verkregen. Van ccnige soorten van
oliën, geharde oliën, loodwit en zinkwit is ver
laging van invoerrechten verkregen.
Voorts is bepaald, dot" uitvoer van ontvette
beenderen naar Nederland niet verboden, noch
beperkt za) worden, terwijl een welwillende be
handeling en uitvoer van niet-ontvcttc been
deren naar Nederland word toegezegd.
Voor zoover er wenschen zijn, waaraan niet
ten volle is tegemoetgekomen, betreffen deze
zoowel artikelen van land- en tuinbouw, nis
van de industrieën. Voor- vele dier artikelen
werd een lager invoerrecht gevraagd dan ten
slotte is verkregen, terwijl ook opheffing van
het invoerverbod van loodwitpoeder niet kor
worden bereikt.
De vraag, of de Nederlandsche handelspoli
tiek het voeren van onderhandelingen met
gunstig resultaat in den weg staat, wordt door
de rëgecring ontkennend beantwoord.
Dc Nederlandsche verlangens.
Dc Duitsche regeering zoo wordt verder
gezegd is practisch zeer ver aan dc Neder
landsche verlangens tegemoet gekomen. Voor
de meeste en zeker voor de belangrijkste der
door de Nederlandsche delegatie genoemde ar
tikelen, die een natuurlijk, of kunstmatig mo
nopolistisch karakter dragen, heeft de Duitsche
regeering in conventionecle tarieven bewilligd,
die den invoer in Duitschland, trots dus het
hooge autonome tarief, mogelijk maakten.
Wat den aanvoer van steenkolen betreft
wördt medegedeeld, dat, wilde men de zeker
heid hebben, dat de welwillende behandeling
van den invoer van Nederlandsche kolen in
Duitschlond inderdaad een verbetering van
den toestond zou bctcekenen, men aan Neder
landsche zijde zich moest verbinden, voor den
duur van het verdrag den invoer van Duitsche
kolen in Nederland niet te zullen belemmeren
Dit werd als een conditio sine qua non gesteld.
Dat Duitschland den invoer van steenkolen
even vrij en onbelemmerd had buhooren toe
te staan als Nederland zulks doet, en dat men
met recht had mogen verwachten, dat Duitsch
land in dezen een volkomen wederketigheid
tegenover Nederland betracht zou hebben, is
theoretisch wel juist, practsich genomen i*
echter het bereikbare, niet zonder moeite, ver
kregen.
In verband met de opmerking in het Voor-
loopig Verslag, dat de nijverheid tegen het
vcrlcenen van hot crediet in 1920 zeer groot*
bezwaren had, welke bezwaren nog zouden zijn
toegenomen, dmdat Duitschland met dien steun
ons land, zoowel op dc internationale als op
dc eigen markt, zeer bedenkelijke concurren
tie zou aandoen, merkt de regeering op, dat
haar daarvan niets is gebleken.
Tijdens de onderhandelingen over het on-
'I rhavige verdrag, is nogmaals oan zeer voor
aanstaande mannen, uit den Nederlnndschen
kandel, de vraag gesteld of zij gevallen van
abnormale concurrentie kenden, die in het cre
diet hun oorsoronT vonden, of waarvan zij
zulks vermoedden. Doch het resultaat was ne
gatief.
Renteverlaging van het crediet.
Met betrekking tot de renteverlaging van
het crediet. meent de regeering, dat daarin
geen bevordering van de concurrentie door
Duitschland^ met de Nederlandsche industrie
s.ng worden gezien, aangezien ook de verlang
de rente (8!? nog zeer hoog is, en de in
flatie in Duitschland tot het verleden behoort.
Bo vendien konden juist met die renteverlaging
nog eenige zeer belangrijke Duitsche conces-
s worden verkregen, waartoe o.a. behoort,
hetgeen voor onzen koasuitvoer is bereikt
Dat ten aanzien van de uitzonderingstarie
ven op do Duitsche spoorwegen niet meer kon
worden bereikt, wordt ook door de regeering
betreurd.
Ter zake van de aanwijzing van grenssta
tions waarover zekere begunstigde goederen
bii invoer in Duitschland moeten worden gp-
Irid heeft de Duitsche regeering verklaard,
/oor zoover zulks in hoar vermogen ligt, rekp-
ning te zullen houden met de redelijke behoef-
der Nederlandsche exporteurs.
DE BELASTINGDRUK OP HET ECONOMI
SCHE LEVEN.
Een delegatie der werkgevers op
audiëntie bij Minister dc Geer.
„Dn Nederlandsche Werkgever", orgaan van
het „Verbond \an Nederlandsche Werkgevers",
meldt, dat op Donderdag 17 Juni een delegatie
uit het bestuur van het Verbond op audiëntie
is geweest bjj Jhr. mr. D. J. de Geer, voor
zitter van den Raad van Ministers, minister
van financiën.
De delegatie vestigde de aandacht van den
minister op den zeer zwaren belastingdruk,
waaronder het economische leven yan Neder
land op dit oogenblik zucht. Met klem drong
het Verbond er bjj den Minister op aan, dat
hjj met krachtige hand een verlaging van den
totalen belastingdruk van ons land zou door
zetten. Het feit, dat de begrooting van inkom
sten en uitgaven op dit oogenblik sluitend is,
mag het oog niet doen sluiten voor de groote
moeite, die onze industrie ondervindt om den
concurrentiestrijd vol te houden. Verlaging
van den totalen belastingdruk mag dus urgent
worden geacht.
In dit verband wees de delegatie op dc
groote bezwaren, welke voor onze nijverheid
zullen voortvloeien uit eene eventueele aan
neming van het ontwerp-weeldeverteringsbe-
lasting en de daarmede samenhangende ont
werpen tot verschuiving van den belasting
druk
Dc ervaring in Duitschland opgedaan met
den Luxussteuer aldus werd den Minister
gezegd kan ons met groote mate van zeker
heid doen voorspellen, wat het gevolg zal zijn
van de invoering van een Weeldeverteringsbe-
lasting. De Luxussteuer die, evenals het ont-
werp-Weeldeverteringsbelasting, de verterin
gen met een weeldekarakter trachtte te tref
fen voor het heffen van een belasting bij de
bron, moest in Duitschland worden ingetrok-
wen door de groote vermindering van afzet en
vermeerdering van werkloosheid, die daarvan
een gevolg waren.
De delegatie meende den Minister in over
weging te mogen geven van het invoeren van
het ontwerp-Wceldeverteringsbelasting af to
zien. De Minister zegde toe, dc bezwaren door
het Verbond naar voren gebracht, ernstig to
zullen overwegen.
De delegatie vestigde vervolgens de aan
dacht van den Minister op het feit, dat de
voorgenomen wijziging van de Successiewet
schenkingen aan pensioenfondsen met 10
te belasten, een anti-sociaal karakter draagt.
Hetzelfde kan gezegd worden van de belasting
lie drukt op de pensioenen, die de ondernemer
geneel vrijwillig aan zjjn arbeiders of hun
weduwen toekent.
Met genoegen vernam de delegatie, dat ten
aanzien van deze materie een nota van wijzi
ging gereed is.
Voorts vestigde de delegatie de aandacht
van ^en Minister op de onbillijkheid, dat de
sjgarettenfabrikanten, welke 43 van de
opbrengst der tabaksbelasting aan den fiscus
afdragen, niet in tie Tabakscommissie zijn ver
tegenwoordigd.
De Minister zegde toe, dat h\i zou overwe
gen of ook aan de sigarettenfabrikanten een
behoorlijke vertegenwoordiging in de Tabaks-
Icommissie kon worden verleend.
Aan het slot van de audiëntie deelde de Mi
nister nog mede, dat de Regeering met zeer
veel genoegen kennis had genomen van de sa
mensmelting van de Vereeniging van Neder
landsche Fabrikanten vereenigingen en het
Centraal Industrieel Verbond tot één Verbond
van Nederlandsche Werkgevers, omdat het
daardoor voor de Regeering gemakkelijker
wordt zich op de hoogte te stellen van de be
langen van de Nederlandsche nijverheid.
MIDDENSTANDSCONGRES
Bestrijding van het cadeau
stelsel. Pi ccario-verorde-
ningen. Winkeliers cn Ne-
dcrlandsch fabrikaat
Op het voortgezette congres van den Mid
denstandsbond, werden dc conclusies over Mid
denstandscoöperatie in gewijzigden vorm aan
genomen met 77 tegen 13 stemmen.
De 'heer Bern. Gorris betoogde bij de behan
deling van zijn praeadvies over het cadeau
stelsel de noodzakelijkheid dit stel te bestrij
den. Het is een euvel, dat de handel in erge
mate belemmert. Volgens sommigen is bestrij
ding zonder wettelijke regeling niet mogelijk
Spr. bestrijdt dit. In elk geval de drie mid
denstandsbonden hebben de honden ineenge*
slagen voor een gcmeenschoppelijkcn op-
mnrsch. Hinderlijke wetten zijn er al genoeg,
aldus spr. Daarom moeten wij dit middel
slechts aanwenden als olie andere middelen
hebben gefaald.
Bovendien zijn aan wettelijke regeling ook
juridische bezwaren verbonden. Spreker gaf
~cn voorbeeld. „Bij tien pond margarine ver-
koopen wij een emeille emmer voor 6 cent."
Moet dit dan ook verboden worden? Moet do
wetgever den rechter soms machtiging geven
te beslissen, voor welken prijs een artikel moet
worden verkocht
Staande dc vergadering stelden verschillende
vereenigingen en afdcelingcn gelden beschik
baar een actie als dc heer Gorris beoogt te
steunen*
Mr J. Hartog de Vries leidde e«n» oroe-
ndvies in over de rechtsgeldigheid viu* pre-
cario-verordeningen. Deze verordeningen, die
een belasting heffen op uithangborden, zonne
blinden c d., noemde spr. een euvel Boven
dien ontkende hij hun rechtsgeldigheid. Men
moet na zijn aanslag betaald te hebben, rc-
clamecrcn bij den Raad van Beroep cn ver
volgens eventueel in cassatie gaan bij den
Hoogen Raad. Groote aanbeveling vcd'ent het
hierbij dc procedure te comrnliseeren door ge
zamenlijk een actie in te stellen.
De heer J o n x i s. Zaandam, stelde nog d«
vraag, of de gemeente het hebben van uithang
borden ook heelemaol kon verbieden.
De pracadviscur betwijfelde dit
Ten slotte werd besloten deze kwestie Ie ren-
voyeeren naar het dagelfjksch bestuur voor
praeadvies.
De heer H. F. R. Snoek sprak vervolgens
over „het bevorderen van den verkoop ven
Nedcrlandsch Fubrikant" Spr. deed een be
roep op den Nederlandschen winkelier om zoo
veel mogelijk een- einde te maken aan de onge
zonde voorkeur, die het publiek heeft voor bui-
tenlnndsche artikelen.
De heer L i s s a u o r, uit Rotterdam, was van
meening, dat de Ver. Ned. Fabrikaat niet veel
uitricht en eerder ten kwade dan ten goede
werkte (protesten). Spr bestreed de stellingen
van don heer Snoek. Een enorm bedrog aan
belastingen komt binnen door den import van
btiitcnlondsche ar til: el en
Propaganda voor het Nedcrlandsch fabricaat
is overbodig, als dit op zich zelf maar goed is,
aldus de heer Jos ten Berg, uit Utrecht.
Dc heer M e c 1 k e r, 's Grovcnhage, kwam
namens dc winkeliersvereniging aldaar met
ien amendement op de conclusie van den pree-
adviseur, namelijk voor de economische wel
vaart van Nederland is een bloeiende industrie
noodzakelijk. Deze mag evenwel do historische
ontwikkeling van ons maatschappelijk leven
niet in den weg staan.
Tenslotte werd dit amendement, gecombi
neerd met de conclusie van den heer Snoek,
aangenomen.
Mi W o 1 f f, Arnhem, besprak daarna de
wcnschelijkheid van nieuwe wettelijke maat
regelen tot het incasseeren van kleine vorde-
ringen. Door het late uur kon dit onderwerp
niet geheel tot zijn recht komen.
Besloten werd een motie oan den minister
van justitie te zenden, waarin wordt aange
drongen, dat ten spoedigste een wetswijziging
in deze materie wordt tot stand gebracht.
Dc bespreking van het kortingsstelscl, dat
door den heer I n g e n o o 1 zou worden inge
leid, moest door gebrek aan tijd achterwege
blijven.
De voorzitter, dc heer Ed. G. Schürmann,
sprak in zijn slotwoord den wensch uit, dat Tiet
geestelijk peil der bevolking evenzeer mocht
stijgen als het peil der debatten op de midden-
standscongresscn in den loop der jaren.
BOND VAN EDELMETAAL-
VEREFNIGÏNGEN.
Een algcmcene vergadering
te Haarlem.
De Bond van Edelmetaol-Vereenigingen heeft
Donderdag te Haarlem een algem. vergade
ring gehouden, die een huishoudelijk karakter
droeg. Voorzitter was de heer C. J. A. Begeer.
Besloten werd, een krachtige actie te voeren
tegen dc weeldebelastingwet en tegen den ver
koop van en handel in onedel verzilverd me
al.
De heer W van Rossum du Chattel, secre
taris, bracht het jaarverslag uit Daarin wordt
vermeld, dat de somenwerking met den in
specteur van den waarborg ook dit jaar zeer
vruchtbaar was. De Bond nam stelling tegen
Zich/elven tc achten, dat is de eerste
stup om groot te worden.
naai het Engelsch van
.MMEL1NB MORRlSSpN.
Geautoriseerde vertaling van M. Hellcma.
65
Iris dacht terstond aan Lady Hammond. „O,
hoe ziet 2ij er uit, vertel mij dat vroeg zij
naïef. „Is zij aardig?"
,.Ja, zeer".
„Mooi
„Buitengewoon".
„Jong Niet heel jong, wel
Hij wierp het hoofd achterover en lachte
hartelijk. „Een echte babyToen wierp hij
het eind van zijn sigaret in de rivier, het siste
even en zonk toen. „Wat is de rivier helder.
Buig je maar voorover cn beantwoordt je vra
gen zelf dan zie je haar, begrijp je
Iris staarde hem een oogenblik verwonderd
aan, want dit was niets voor Julian na al du
weken van kameraadschap. „Ik sprak in ernst',
zeide zij op verwijtenden toon.
Hij keek haar ook aan. „Ik ook".
„Hoe kan je don zoo iets dwaas zeggen fk
'dce mijn best een huwelijk tot stand tc brei-
gen tusschen jou en het aardigste meisje »n
tonden, en jij zegt zulke dwaze dingen. Ik
dacht, dat wij al jaren geleden met dien onzin
hadden afgedaan".
Hij antwoordde niet.
„Julian
„Wel
„Wat bedoel je toch
Hii moest lachen. „Net iets voor een viouwï
Je zegt, dat ik onzin praat, en tegelijk vraag
je tfij, wat ik bedoel Wel praat niet langer
over mijn huwelijk met Sylvia of een ander,
verder niets. En nu wij toch eenmaal over
zulke verfoeilijke dingen spreken, heb ik nog
iels anders te zeggen het is nu een goede
gelegenheid, daar je niet kunt wegloopen
h j zat plotseling rechtop. Iris schoof van hem
«eg, maar er was niet veel ruimte in de boot.
„Ga je werkelijk winkeljuffrouw worden in
c'ie zaak van Sylvia
Zij voelde zich gerust gesteld. „Ja, ik-moet
wel, Julian. Ik heb geen geld meer om zoo
voort te leven, en geloof toch ook niet, dat ik
het tooneelleven zou kunnen verdragen jij en
Sylvia hebt mij er tegen gemaakt".
„Dot hoop ik, dat wilde ik ook. Ik zou je
duizend maal liever in een winkel zien En om
de waarheid te zeggen was ik nooit van plan
je te helpen actrice tc worden. Eerst wel, toen
dacht ik, hoé heerlijk het zou zijn je bij mij
te hebben op het tooneel, en Tremayne's ge
zicht te zien, als hij het ontdekte I Bovendien
had ik je in twee jaar niet gezien en kende je
nietmaar nu weet ik, dnt het onmogelijk is".
Zij ontkende dat ook niet.
„Je zoudt het heel onaangenaam vinaen, al
tijd met mannen samen te zijn, zelfs op het
tooneel", ging hij voort.
„Ja, maar ik zou er niet om geven met jou
te spelen".
„Maar je zoudt niet met mij spelen als ik
je naar Calvey bracht en hij je aannam, dan
zou je het eerste jaar in de provincie moeten
spelen dat gebeurt altijd. Ik heb het ook
moeten doen".
„Sylvia vfertelde mij, dat zij nooit in de pro
vincie is opgetreden behalve de laatste zes
maanden".
„Dat is iets anders, en zij heeft je niet ver
teld waarom. Jij zoudt het moeten doen, ga
dus in geen geval aan het tooneel, Iris als je
werken moet, ga dan liever naar Sylvia's win
kel".
Hij aarzelde even. „Dan is er nog iets an
ders. O. vervloekt! Ik vind het heel onaange
naam eens ernstig te moeten spreken, maar er
is niets aan te doen, luister dus. Je weet, wat
je mij van Tremnyne hebt verteld, en een paar
maal ben je er op teruggekomen, over die me
vrouw Maddison. Ik geloof er geen woord van,
maar jij wel, naar het schijnt Meen je werke
lijk, dat hij genoeg van je heeft en wenscht
van je te worden ontslagen V
Iris aarzelde. „Hij zeide, dat hij maatregelen
zou nemen voor een scheidingdat was eer
Dr. Rutherford ons trachtte te verzoenen,
maar hij moet het toch gewild hebben. Ik had
nooit gedocht, toen ik het voorstelde, dat hij
zoo gretig zou toestemmen, het moet dus wel
zoo zijn".
„Nu, laten wij daar niet verder over spre
ken", antwoordde hij haastig. „Een scheiding
van tafel en bed helpt niet, als Tremayne
wenschte te hertrouwen of jij. Verondersteld
nu, dat hij, zooals onvermijdelijk is, eindelijk
ontdekt, waar je bent en geweest bent en
daarover woedend wordt en je niet terug wil
hebben, wat don?"
„Maar ik wensch niet bij hem terug te ko
men I" zeide zij verontwaardigd. „Ik wil niet
teruggaan."
„Heel goed, veronderstel dan, dut hij mij al?
de oorzaak beschouwt en een eisch tot echt
scheiding indient
Zij stoof op. „Wees niet dwaas. Hoe zou hij
dot kunnen doen Ik heb niets verkeerds ge
daan."
„Als hij wenschte van je af te komen, zou
het een goede gelegenheid zijn, en ik geloof
dat hij wel bewijzen.zou kunnen oprakelen, als
hij wilde,"
„Maar, Julian, hoe onzinnig I" lachte zij.
„Het is niet onzinnighet is heel wel moge
lijk en wij moeten het onder de oogen zien,
Iris. Tremayne haatte mij
„O neen, Julian, hij hield van je, alsof je
zijn eigen zoon waart geweest."
„Hij haatte mij om de reden, die je kent, en
hij zou mij nog eens zooveel haten, als hij
wist, dat je bij mij waart gekomen, mij alles
had verteld en mij om hulp had gevraagd. Ik
weet wel, dat we niets dan vrienden zijn dat
waren wij ook te Trelawn, maar je weet, wat
hij daarvan dacht. Tremnyne is jaloersch, en
hij wist, dat je van mij hield. Het was niet
alleen het verleden. Iris; als je mij had ge
haat, nadat je met hem waart getrouwd, en je
mij nooit had willen terugzien, dan zou hij
het geheel anders hebben opgenomen, en wat
zal hij nu doen, als hij het hoort
Iris antwoordde nietzij wist dat het tot
op zekere hoogte waar was, en dat Tremayne
Julian meer vreesde dan eenig ander man en
jaloersch op hem was.
Cassillis hoog zich voorover en nam haar
handen in de zijne. „Als dat gebeurt, Iris, en
hij echtscheiding aanvraagt, wil je dan later
met mij trouwen
Het bloed vloog haar naar het gelaat, maar
zij trok haar handen niet weg. „Ik zou nooit
weer willen trouwen. Ik ben niet erg gelukkig
geweest en heb genoeg van het huwelijk, Ju
lian. Maar praat er nu niet langer overhij
zal het niet doen en er is geen bewijs wel, ik
ben zelfs nooit alleen in je woning geweest."
„Dat wilde ik nooit hebbenmaar hij zou
ongetwijfeld wel iets kunnen vinden. Zou jij je
verzetten, als hij het deed
Zij aarzelde. „Dc weet het niet, ik denk het
niethet zou zoo verschrikkelijk zijn."
„Het zou beter zijn het niet te doen, de
echtscheiding te laten uitspreken en met mij
te trouwen. Je zoudt gelukkig met mij zijn,
denk ik je bent het nu."
Zij antwoordde daarop nietzij was geluk
kig, ja, maar zijn woorden brachten haar weer
onrust en twist voor den geest en dingen, waar
aan zij niet wilde denken, en die zij steeds
trachtte te vergeten.
„Ik houd heel veel van je, Julian," zcidc zij
na een poos, „maar ik geloof niet, dat wij
gelukkig zouden zijn, lang zoo gelukkig, niet
als jij en Sylvia konden wezen. Neen, ik ge
loof niet, dot ik zou wenschen met Je te trou
wen."
„Dat zou je moeten, anders zou ik niets meer
met je te doen willen hebben. Ik bedoel na
tuurlijk, in geval Tremayne echtscheiding
vroeg, omdat ik er zeker in betrokken zou
zijn terecht of ten onrechte."
De wind stak op en het werd koud, wat het
was na vieren en nog maar Mei. „Het wordt
koud", zeide Julian, huiverend, evenals hij in
Grindelwald ook had gezegd. „Het is beter,
dat wij teruggaan," en hij stond op en nam de
riemen.
(^7ordt vervolgd.)