KINDERRUBRIEK.
a
Nieuwe Uitgaven.
Het perceel 52, door Ernest Pé-
rnchon Uitg. A. \V. Bruna' en Zn.
Uitg. Mij. Utrecht.
Een verhaal van het leven op 't platteland
van Frankrijk in den oorlogstijd. De oude Ma-
zure?LU leeft met zijn dochter en zijn kleinzoon
Bernard en kent slechts één verlangen het
uitbreiden van zijn grondbezit. Doch alles doet
hij volgens 't oude regime, eerlijkheid gaat bo
ven allesde eer der familie moet steeds hoog
worden gehouden. Zijn begeerte gaat uit naar
een perceel grond, genaamd de Bruions, inge
schreven op het kadaster onder No. 32, sectie
D, en het is nog slechts voorvhet bezit daar
van dat hij leeft. Zijn kleinzoon Bernard even
aart hem in de zucht naar grondbezit, maar is
minder op zijn eer gesteld als de oude. Het op
komend geslacht versmaadt geen minderwaar
dige praktijken en ziet er niet tegen op te
knoeien, als er maar geld inkomt. En bij die
Iwee sohrapers leeft de fijn voelende Eveline,
die haar hart geschonken heeft aan Maurice
die aan 't front is. Mazureau heeft echter een
ander voor zijn dochter; Honoré de rijke
grondbezitter zal haar man worden, want dan
kan deze hem helpen uan 't geld om perceel
32 te koopen. Maar Eveline blijft trouw aan
Maurice en als hij met verlof komt, ver
laat zij 's-nachts het huis, voor een wonderlijk
feest van liefde en dwaasheid.
Maurice sneuvelt en uls Mazureau bemerkt
wat er gebeurd i§, zendt hij Eveline het huis
uit. Van Honoré wil hij nu ook niets meer we
ten, van een vreemde kan hij toch niet leenen.
Maar het geld voor perceel 32 moet er ko
men. In weerwil van tegenslag komt het er en
ze krijgen het perceel. Dan is alles goed. Eve
line keert terug en trouwt toch met Honoré.
Schitterend mooi is die strijd van den oude
beschreven en als schril contrast staat tegen
over hem de jonge Bernard. De gevolgen van
den oorlog in moreel opzicht komen tot uiting
niet ten voordeele van 't jongere geslacht. De
liefdo tot den grond is gebleven, maar de
levensopvatting is anders geworden. Ook de
figuur van Eveline is mooi getcekend, we voe
len haar leed cn haar zorgen cn haar stille
smart.
Op den drempel dca doods door
Rafael Snh tinï.
Uiig. J. Philip Kruseman, den
Huag.
Kapitein Harry Gaynar komt als agc^it der
Jacobieten naar Engeland. Zijn onverschrok
kenheid brengt hem door vele gevaren heen,
maai door verraad in eigen kring komt hij
toch in de gevangenis. Lord Paupcefort, een
berooid edelman speelt, om aan geld te ko
men, voor verrader. Daarbij komt nog, dat
Gaynor, logeerende bij een oud vriend van zijn
vader, in kennis komt met Damaris Hollinstone,
de verloofde van Pauncefort en al heel spoe
dig meer dan vriendschap voor haar voelt.
Daar de verhouding tusschen Damaris en
Pauncefort al niet to best was en zij meer en
meer begreep, dat het den Lord slechts om
haar geld to doen was, kreeg de ridderlijke
Gaynor een goede kans. Maar eenmaal in han
den zijner vijanden werd hij tot de galg ver
oordeeld. Hij wordt ook werkelijk opgehangen,
maar als het gepeupel zijn lijk verkoopt aan
een geleerde om er sectie op te verrichten,
merkt deze, dat de dood nog niet is ingetre
den en het gelukt hem Gaynor weer tot de
levenden te brengen..
Pauncefort dwingt intusschen Damaris hem
to huwen, daar hij anders haar oom ook zal
verraden, maar juist op tijd verschijnt Gaynor
weer ten tooneclo om den verrader te straffen
en zijn geliefde op te eischen.
Uitnemend verteller als hij is, weet Sabatinl
do feiten en gebeurtenisson zoo te schikken,
dat een vaak dramatisch en immer spannend
geheel wordt verkregen. Daarbij is zijn teekc-
ning der personen scherp omlijnd, zoodat hun
'bijzondere eigenschappen goed naar voren
treden. Dit komt niet alleen uit bij den ridder*
lijken onverschrokken Kapitein Gaynor cn de
verstandige lieftallige Damaris, maar ook bij
de bijfiguren, zooals den verrader Paunccfoit,
den edelen lord Kynaslon en den gewichtig
doenden 2dcn secretaris Tcmplcton.
Zwervers, door Hugo Penning.
Uitg. v. Holkcma cn Wercndorf,
Amsterdam.
In dit lijvige bock worden geteckend artis%
ten, revue-artisten cn oud-Indischa gasten, die
door het leven zwalken cn van den cencn in
den anderen dag gaan, zonder cenige notie
van wat hun to wachten staat. Dat bohémien
leven maakt hen niet ul to zwaartillend, maar
toch zijn er ook onder, zooals Nine en George,
die ernstiger het leven opvatten en dan ook
hoogcrc eischcn stellen. Deze twee figuren zijn
sympathiek te midden van do luchtige rest cn
hun zwerftocht zou dieper indruk op ons ma-
ken, als de schrijver niet zoo herhaaldelijk elk
détail uitvoerig beschreef, zoodot dc aandacht
niet geconcentreerd blijft op hun persoon. Dio
uitvoerigheid is ietwat oudcrwetsch cn dreigt
zelfs wel eens vervelend te worden. Dat we
niettemin doorlezen cn geen neiging voelen
het verhaal niet tot het einde toe te lezen pleii
voor het vele goede, dat er in is en ons telkens
weer trekt cn ook veelal boeit.
Dc Idealist door A. H. van der
Feen, Uitg. v. Holkcma en Waren-
dorf's Uitg. Mij. Amsterdam.
Tot tweemaal toe doet de jonge mevrouw
Keegslra een poging hnor veel ouderen echt
genoot vun 't leven te berooven. Kecgstrn ver
telt aan zijn huisvriend Markus deze pogingen
en vraagt er bij Als ze me dood vinden, je
moet nooit aan zelfmoord gelooven hoor I Kort
daarop is Kcegstra dood, een revolverschot
maakte een einde aan zijn leven. Markus ver
telt alles aan de Justitie en de cchtgenootc
wordt ondervraagd. Er zijn voldoende aanwij
zingen voor een vervolging, niemand twijfelt
er aan, dat zij de daad niet zou hebben bedre
ven maar ten slotte volgt toch vrijspraak, door
het wettig cn overtuigend bewijs niet is gele
verd. Markus, de hoofdgetuige in 't geding
geloofde in het Rechtdeze uitspraak schokt
hem dermote, dat hij dc beklaagde neerschiet.
In dit verhaal wordt een beeld gegeven van
onze justitie, hetwelk niet der waarheid ge
trouw mag genoemd worden. Is het idealisme
van Markus als hij meent, dat onze justitie zich
gunstig onderscheidt van die in andere landen
door de volkomen objectiviteit En heeft Bos
man gelijk als hij zegt„Recht meneer? Weet
je, wat ze doen Ze verlongen het recht tot
een vcrnuflssport, een tournooi van spitsvon
digheidje? 't Is niks als een zoeken, meten
passen of hetgeen, wat er in de dagvaarding
stoot, wel precies past in 't bekrompen dwnng-
buisjc van ccn wetsartikel."
Wij hebben meer vertrouwen in onze justi
tie en zijn daarin niet geschokt door dit ver
haal, woorin het eerste onderzoek meer don
belachelijk is.
Het verhaal, dat zich overigens vlot lezen
laat, verliest zijn waarde door onze recht
spraak feitelijk voor te stellen ais het groot
ste onrecht.
Aan dc Boschdreef door Marie
Gijscn, Uitg. W. L. cn J. Bruna's
Uitg. Mij. Rotterdam.
Het leven van Rumold cn dc zijnen wordt
met veel innigheid beschreven, dat leven van
werken en zwoegen met veel moeiten cn zor
gen, maar heerlijk door het rotsvaste geloof,
dat kracht cn bemoediging schenkt. De ccn
voor den ander ziet Rumold zijn kinderen de
hocvo de rug tockeeren. Antoon is op het se
minarie, Trecze goot trouwen met Frëedje, die
een „magazijn" houdt op het dorp en Anneke
trouwt een monteur uit Haarlem. Als moedor
sterft blijft hij met het mismaakte Leentjo ach
ter.
Dat is zijn grootste verdriet dat die innige
gehechtheid ann z'n grond cn zijn bedrijf,
waarin zijn macht school, waarin hij zich ocr-
krachtig voelde, door hen werd geminacht.
De voor hen afgebakende levensweg cn
werkkring scheen doorbroken cn zijn wil om
saam te houden wat hij wcnschtc, was machte
loos gemaakt. Veel te trotsch en te hard was
hij om mnur lijdelijk te dulden en zijn wil prijs
te geven. Fierheid cn krachtsbesef kwamen in
opstand met wild verzet 't Scheen hem of
opeens bruusk was neergeslagen 't geen hem
zoo heilig geleek
Dat leed van Rumold, stil gedragen, voelen
we mode. evenals we meeleven al wat er om
gaat in Trecze cn Anneke cn ook in de mis
maakte Lcenc, juist omdat de uitbeelding de
zer figuren zoo natuurlijk, echt menschclijk
Mensclulom lig te bed door
Wouter Loeb.
Uitg. Joh. Morks, den Haag.
In het cersto artikel dezer „grotesken" vindt
do lezer ccn verklaring voor den wel wat zon
derlingen titel. Het bed is de ideale plaats op
de wereld, waar men veilig is voor allo onaan
genaamheden des levens. Er zijn er onder deze
stukjes wel, dio hot in de Zntcrdognvondcou-
rant zullen doen, maar het mccrondccl gun*
niet boven het nllcdnagsche uit en do humor is
meestal niet van de beste soort.
J
De rubriek van Oom Karei.
Wat hebben wc een drukte in dc stad gehad
he, met die winkelweek en de tuinbouwten
toonstelling. Zijn jelui alle étalages langs ge
weest om de letters te zoeken. Wat waren ze
bij sommige declnemets verdekt opgesteld Bij
anderen had je er heelemaal geen moeite mee.
Ik ben benieuwd of jelui allemaal de zinnen
hebt kunr.en vinden. Ik geloof wel dat jelui
heel wat concurrentie zult hebben, want vrij
wel dc heelc Amcrsfoortsche jeugd heeft nog
nooit zoo aandachtig de winkels bestudeerd als
deze week. Ik heb het al weer goed kunnen
merken dat er voor jelui iets bijzonders tc
doen was. Want ik kreeg deze week maar
weer één brief. Ik hoop nu maar dut als alle
drukte voorbij is, jelui wat meer aan onze kin
derkrant zult denken. En dat ik dan weer
gauw heele stapels brieven krijg. Dat heb ik
toch maar het liefste.
DE RAADSELS.
De oplossingen van dc vorig? raadsels waren.
I. Harderwijk met h, bad, parel, zakdoek,
Harderwijk, Naardcn, omweg, dijk, k.
31. Het is nog geen zomer al ziet men een
zwaluw, met dc woordenauto, zon, hart,
gems, nul, mees, zwengel, een, ziel, wit.
Prijswinnaar is Speurder, die den prijs
Maandag aan ons bureau kan holen
NIEUWE RAADSELS
I. Het geheel is een man. Doe dc ccjstc
Ietter er af en ik ben een getal.
II. Het geheel is een bekend man uit de
geschiedenis van 8 letters.
5, 2, 3 is ccn stuk kleed.
I 8, 7, 1 woont in een klooster.
5, 4, 6, 3 is ccn instrument dot vergroot.
Nonnie's VrsemcJo
Luchtreis.
Er waren eens drie kleine meisjes; 't
waren ?usjes. De oudste heette Nonnie en
was vijf jaar oud. De tweede was Connie,
die juist vier jaar telde, en dc jongste, die
pas drie was geworden, werd Onnie ge
noemd, omdat haar werkelijke naam, Leo-
nida, wat erg lang was. De drie zusjes
speelden altijd heel zoet samen; ze kib
belden ook wel eens, doch zoo'n kibbel-
partijtje duurde nooit'heel lang.
Op een dag in den zomer waren zij met
vader en moeder in Scheveningen, want ze
woonden in den Haag. Ze hadden alle drie
hun schopje meegenomen en groeven daar
mee ^roote kanalen in het zand, die daarna
vol water liepen, en ze bouwden zand-forten
en nog heel veel andere dingen van zand,
ja, zelf een zandkuil met een bankje er in,
voor vader en moeder.
Terwijl ze nu weer bezig waren met nieu
we kanalen te graven, kwam er een man
voorbij, die luchtballons verkocht.
nooit hadden Nonnie, Connie en Onnie
zulke prachtige ballons gezien. Ze waren
van 't helderste rood, en op iederen ballon
was iets te zien, zooals vlaggetjes of een
maan, en op één zag je zelfs een kabouter.
„O!" riepen de drie kleuters tegelijk,
met mondjes, die open bleven staan van
verbazing, en die rond waren als een o,
omdat ze telkens weer „o I" riepen.
Vader en moeder, die schik hadden in
hun drie kleuters, die nooit drensden of
ergens om vroegen, ook al verlangden ze er
heel erg naar, zocals ook nu weer naar die
prachtige luchtballons, begonnen te lachen,
toen zij de drie ronde open mondjes zagen.
„Zouden jullie niet verschrikkelijk graag
zoo'n mooien ballon hebben kinders
vroeg moeder.
„O 1" riepen weer de drie mondjes.
„Roept den luchtballonnen-man dan
maar," zei vader.
„O, mijnheer luchtballonschreeuwden
toen alle drie tegelijk.
Ook de koopman had schik in het drie
tal. „Willen jullie een ballon met vlaggetjes
er op of met een maan?" vroeg hij vrien
delijk.
„We wilden zoo verschrikkelijk graag
een ballon hebben met een kabouter er
op," legde Nonnie uit.
De koopman knipte een draadje door en
gaf toen Nonnie den ballon met den kabou
ter. „Dank u, mijnheer luchtballon," zei
toen Nonnie. „En geeft u nu ook zoo een
aan Onnie en Connie, alsjeblieft."
Maar ach, de koopman had maar één
ballon, waarop een kabouter stond, en zoo
kreeg Connie or een met twee Hollandsche
vlaggetjes er op, en Onnie een met een
groote, ronde, lachende maan.
Onnie en Connie hadden óók wel liever
zoo een met een kabouter gehad, maar ze
wisten, dat er geen meer was, zoodat toen
vader den koopman betaald had, Connie tot
Onnie sprak: „Wat fijn. On, dat Nonnie
een kabouter heeft, nu kunnen wij hem toch
ook zien, en die van ons zijn toch ook zoo
prachtig, hè
„Nou, of ze juichte Onnie, „en wat
kunnen ze hoog in de lucht vliegen, hè
Onnie en Connie vergaten hun kanalen
graven voor hun mooien ballon. En Nonnie,
die bezig was den kabouter te bewonderen,
zei niets, doch ze dacht op dit oogenblik,
hoe leuk het zou zijn, als ze straks thuis
kwamen. „Dan binden wij de drie ballons
aan moeders waschmand en wij kruipen er
dan in, en dan gaan we zóó met de
waschmand, een reisje door de lucht
maken. Hè, wat zal dat heerlijk zijn I"
Nonnie, die anders altijd haar gedachten
zóó luid uitsprak, dat ook Onnie en Con
nie die hoorden, deed dit vandaag niet, en
zoo wisten de twee zusjes dan ook niet, wat
er op dit oogenblik in Nonnie's donker
kopje omging.
't Was laat, toen ze &en avond van uit
Scheveningen in den Haag terugkwamen;
't was zóó laat, dat ze aan tafel al slaap
kregen. Onnie's oogen vielen telkens van
zelf dicht, en Nonnie en Connie gaapten
heel onbeleefd, maar dat konden ze heusch
niet helpen; ze hadden zoo'n slaap I Van in
da waschmand zitten en een luchtreisje
maken kwam dus dien dag niets. Wel moch
ten de ballons mee naar boven, en aan
ieder bedje werd een ballon vastgebonden
met een sterken draad, die zóó lang was,
dat de ballons tot aan het plafond vlogen.
Daar zaten ze best, zei moeder, en zoo kon
ieder zijn eigen ballon zien, als ze den vol
genden morgen wakker werden.
Onnie, zoowel als Connie sliepen al,
toen moeder Nonnie toedekte en goeden
nacht kuste. Nonnie, die ook zoo'n slaap
had, en met veel moeite haar oogjes open
hield, keek naar haar eigen luchtballon,
totdat eindelijk haar oogjes zóó stevig dicht
waren, dat ze die onmogelijk meer kon
openmaken. En 't was zoo vreemd: toch
zag ze alles, wat er in de kamer gebeurde
door haar gesloten oogleden. Ze zag het
allereerste, dat de kabouter van den ballon
sprong en op haar bedje terecht kwam. Ze
schrok er van, en de kabouter, die zag hoe
ze schrikte, begon te lachen en zei toen:
„Je behoeft waarlijk niet van mij te
schrikken, Nonnie. Ik ken je al heel lang,
al vanaf het oogenblik, dat de koopman het
draadje om je pols bond, en ik weet ook,
dat je de ballons alle drie aan je moeders
waschmand wilde binden, en dat jij en je
zusjes in die mand een luchtreis wilden
maken. En dat zullen ws nu eens fijn
doen I" De kabouter haalde toen de wasch
mand, bond er de drie ballons aan, nam
Eigen Schuld.
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Wie een kuil graaft voor een ander,
Zegt het spreekwoord, valt er in.
Toon weet best, wat dat beteekent,
Maar hij heeft vandaag zoo'n zin
Om zijn zusje, nat te spuiten
Loekie schreeuwt, het helpt geen zier.
Dat zij schrikt en klets- kletsnat wordt,
Doet den bengel juist plezier.
Daar komt aan hun hondje, Flokkie,
Wacht denkt Toon, 't is nu
jouw beurt,
'k Zal dc slang stijf om je kronk jen
Toon lacht nog, maar wat ge
beurt
Flok zet 't eensklaps op een loopen,
Rent juist naar den and'ren kant I
Toon valt met een plof, bezeert zich',
O, wot heeft hij n u het land 1
Ja, dat komt er van je plagen,
't Is je eigen schuld, hoor Toon I
Meelij' heb ik heelemaal niet,
Jij krijgt je verdiende loon.
eerst Connie en toen Onnie uit hun bed
jes, zette ze in de mand en begon toen weer
tot Nonnie: „Jij bent de oudste; jij mag den
ballon besturen; je kunt gaan, waarheen je
wilt, hoor I Kom, spring in de mand; ik
klim weer op mijn ballon en kijk, of de weg
veilig is, terwijl de maan, op Onnie's bal
lon, voor de verlichting zorgt."
Zoodra had de kabouter zijn plaatsje op
den ballon weer ingenomen, of de wasch
mand vloog met Nonnie, Connie en Onnie
het venster uit. O, wat ging dat heerlijk I
Wat jammer, dat de twee kleintjes niet wak
ker werden I Hé, nu konden zij niets van
al het moois zien, dat zij, Nonnie, heel diep
beneden haar zag, zooals prachtige bos-
schen, groote breede rivieren, steden met
paleizen, en zelfs vloog ze over een groote
zee.
„O, 't is de zee van Scheveningen riep
ze toen luid. Ze schreeuwde zóó hard, dat
Connie en Onnie er door ontwaakten. ..Wat
is er? Waar is Scheveningen? Waar zijn
we toch?" riepen ze.
„We zitten in moeders waschmand," leg
de Nonnie de zusjes uit, en de drie ballons
zitten er aan vastgebonden, die brengen
ons waarheen we willen. We zijn nu heel
hoog in de lucht!"
„Hè, heerlijk!" riepen Connie en Onnie
tegélijk. „En gaan we nu ook naar Indië
vroegen ze.
„Ja, daar kunnen we best eens heen vlie
gen," vond Nonnie, want het was het land,
waar zij en de zusjes geboren waren. En
toen tot den kabouter, die rustig boven op
zijn ballon zat: „Breng ons maar naar
Java
Nog hooger stegen zij toen, en het duurde
nu niet zoo heel lang meer, of zij zagen
onder hen de groote bosschen vol varens
en hooge palmboomen. Ja, ze hoorden zelfs
in het bosch de tijgers brullen en de apen
schrpptiwp.n I
„Nu gaan we naar Afrika, naar de groote
woestijn, duur hoor je echte leeuwen brul
len," zei de kabouter.
„Neen hoor, geen leeuwen I" riepen de
drie zusjes. „We willen dieren zien, die niet
bijten I"
„Dan gaan we naar Australië, naar de
kangoeroe's," zei de kabouter, „dat zijn
aardige diertjes, die springen I"
Nu, dut vonden de zusjes best. Maar de
kabouter deed, zooals alle kabouters doen,
hij plaagde graag, en in plaats, dat hij de
zusjes heel genoeglijk naar de kangoeroe's
in Australië bracht, stuurde hij recht op de
groote woestijn van Afrika aan, daar waar
de groote leeuwen wonen.
„Ik hoor iets brullen," zei toen Nonnie.
„Brullen ook de kangoeroe's, kabouter?"
„Neen, 't zijn de leeuwen/' plaagde do
kabouter. „We zullen de mand laten dalen,
dan kun je de leeuwen wat van nabij be
kijken I"
Werkelijk begon nu de mand te dolen; al
lager en lager daalden ze, en reeds zogen ze
onder zich twee groote, brullende leeuwen
„O, 'k wil er uitschreeuwde Connie.
„O, ik ben zoo bang, zoo heel bang
gilde Onnie.
Alleen Nonnie schreeuwde niet; ze trok
slechts aan het draadje van haar eigen bal-
Ion, waarop de kabouter zat, zoodat die al
heel gouw bij haar was.
„Jou, stoute kabouter," zei ze, „waarom
breng je ons nu.bij die leeuwen Zie je dan
niet, hoe heel bang mijn zusjes zijn? Kom,
breng ons dadelijk naar de kangoeroe's, of
ik knip het draadje van den ballon door en
dan mag jij niet langer met ons mee."
„Dat durf je toch niet te doen", plaagde
de kabouter. „Als jij het draadje door
knipt, dan valt de mond naar beneden, mid
den tusschen de leeuwen
„Ik durf wèl," zei Nonnie, en toen knipte
zij jjeel gauw het draadje door, zoodat dc
ballon met den kabouter heel hoog vloog.
Toen liet ze bij ongeluk het schaartje op
de twee andere draadje vallen. „Knip, knip"
zei het schaartje, en ook de andere ballons
vlogen de hoogte in, en toen „plof!" daar
viel de waschmand met Nonnie, Connie en
Onnie naar benedenMaar gelukkig, niet
tusschen de leeuwen waren zij terecht ge
komen Neen, de waschmand viel recht
door den schoorsteen van hun eigen huis,
ten minste dat dacht Nonnie, toen ze met
een plof op het kleedje, voor haar eigen
bed, terecht kwam.
„O, wat val ik hordriep ze toen en
keek heel verschrikt om zich heen. Maar
't was vreemd, geen waschmand zag ze,
doch wel de lachende gezichtjes van Con
nie en Onnie; die hadden heel veel pret,
naar 't scheen, want ze riepen moeder, die
juist met een verschrikt gezicht de slaap
kamer binnenkwam, toe: „O, moesje, die
Nonnie, die is uit haar bed gevallen en nou.
kijkt ze zoo gek naar onze ballons I"
Ja, Nonnie keek, toen ze verschrikt de
oógen opsloeg, het allereerste naar de drie
ballons, die, wel wat lager, en half ver
schrompeld, doch toch nog rustig aan de
draden zaten, waarmee moeder ze aan de
drie bedjes had vastgebonden. En toen zag
Nonnie, dat ze alles had gedroomd. En
moeder en vader en Connie en Onnie en
ook zij zelf, allen moesten heel erg lachen,
toen zij van de vreemde luchtreis vertelde.
- TANTE JOH.-
CORRESPONDENTIE.
Ion N c v c u. Natuurlijk was dat' ccn
vergissing Je kunt hem Maandag even komen
halen.
Speurder. Ja, die tijd nadert alweer
het einde. Heb je veel plezier gehad. Als je
alles gevonden hebt, hoor ik het zeker wel van
je. En ook of jc een prijs hebt gewonnen.
OOM KAREL".