KINDERRUBRIEK. De rubriek van Oom Karei. Van een Hondje, dat niet welkom was. Een Leuk Stelletje. Wat begint de vacantic alweer op te schie ten. Nog enkele dagen en don is die lange heerlijke vacantia, wanr je zoo lang naar ver langd hebt cn zoo lang tc voren hebt naar uitgezien, alweer voorbij Maar je moet maar denken, aan alles komt een einde, ook aan de veconticprct En ik geloof wel, uit de brieven op te maken, dat jelui allcmunl heel veel ge noten hebt. Dus nu maar weer met frisschen en nieuwen moed aan het werk. Ir. zekeren zin ben ik blij dot jelui vacantic voorbij is, want don krijg ik natuurlijk weer het gewone aan tal briefjes. Dat is in den vacantletijd niet erg, veel geweest, maar nu jelui weer allemaal pre sent bent, gaat alles weer zijn gewonen gang. Deze weck zal ik de ruilhandel-trommel ook weer eens in orde maken, zoodot we de vol gende week in de krant zullen zien, wat ik nog allemaal heb voor jelui, 't Is heel wat, geloof ik. Pon zal ik zoo langzamerhand mijn reisverhaal ook weer vervolgen. Ik was daar al cén keer mee begonnen, maar toen ik merk te dot jelui zoowat allemaal uit de stod wa ren, heb ik het maar even stop gezet. Maar nu zal ik weer verder gaan. Op dat eerste gedeelte kom ik. don nop wel tegelijk terug. Nu krijg ik van jelui toch zeker ook wol een opstelletje over je vocantie hè, om in, onze krant tc zetten. Daar reken ik vast op hoor.' Hier komen nu eerst weer de RAADSELS. Oplossingen van de vorige keer. De oplossingen van de vorige raadsels wa ren I. Wacht Acht. II Napoleon, met de woorden lap, non en loep. De prijs is gewonnen door Thijs. Hij kon Maandag aan ons bureau worden afgehaald NIEUWE RAADSELS I. Mijn geheel is een maand. Neem mijn staart weg en ik bon een jongensnaam. II. Met G. ben ik een stad, snijdt de eerste letter eraf en ik ben een lichaamsdeel ,,Hier is het hondje!'' zei Oom Tom, ter wijl hij iets van onder zijn jas te voorschijn haalde en het mij voorhield. Maar ik hield in dien tijd nog niet van hondjes en had nu éénmaal mijn zinnen op een poesje gezet. Daarom hield jk mijn handen op mijn rug en keek slechts naar den nieuw-aangekomene in plaats van hem in ontvangst tè nemed* „Kijk toch eens^ wat een liefhondje," ging Oom Tom voort. „Hij heeft niet één wit haartje. Ik zou hem Zwart noemen, als ik jou was. Het zal niet lang duren, of hij is groot genoeg om met je mee te gaan, als je alleen uitgaat en hij zal alles wat je ver liest, terug kunnen vinden, want hij is heel slim." En toen Oom zag, dat ik bij deze laatste woorden een vuurroode kleur kreeg ik voelde mijn wangen gloeien voegde hij er nog aan toe: „Je zult natuurlijk lang zamerhand een heel net meisje worden, zoodat Zwart niet veel meer op te sporen heeft. Nel. En wat je wandelingen met hem betreft, je moeder zal zich niet ongerust over je behoeven te maken, als Zwart met je meegaat." Ik stamelde een bedankje en aaide het jonge, zwarte hondje, maar terwijl ik'dit deed, nam ik mij toch voor, dat ik nooit, nooit en nooit zóóveel van hem houden zou als van een poesje. Vóór er echter een jaar verloopen was, zou ik Zwart niet heb ben willen ruilen voor alle poesjes op de heele wereld. Daar ik lang een eenig kind geweest was, was ik altijd bij Moeder en als -Moeder eens iets deed, waarbij ze mij niet gebrui ken kon, liep ik het bosch in en ging daar lezen of spelen. Vader was dokter en zóóveel uit, dat hij nauwelijks wist, hoe ik mijn tijd door bracht, maar toen ik eens op een warmen dag in het bosch in daap was gevallen en niet thuis kwam, vóór ze mij overal gezocht hadden, zei Oom Tom, dat hij mij een kameraad zou bezorgen, die op mij passen zou, zoodat Moeder zich niet meer ongerust behoefde te maken. Zwart kwam dus en eigenzinnig meisje als ik nu eenmaal was nam.ik mij voor, niet vein hem tc houden. „Nel, waar is Nelke?" zei een fijn stem metje juist op het oogenblik, dat Zwart zich bij een vergeefsche poging om zijn eigen staart te grijpen van de tafel in de eet kamer liet rollen. Deze woorden verjoegen als bij toover- slag alle wolken op mijn gezicht. Zooals ik reeds vertelde, was ik jarenlang èenig kind geweest, maar op zekeren dag had ik een klein broertje gekregen, dat nu ruim twee jaar was en van wien ik dolveel hield. Met Zwart in de armen ging ik naar hem toe. Hij stond in de gang en was op het punt met het kindermeisje uit te gaan. „Mij Woefie oai J" riep hij uit, terwijl hij Dorothea, mijn pop, op den grond liet val len en zich in het minst niet scheen te be kommeren, hoe het met haar gezicht, haar armen en haar beenen afliep. „Mij Woef ie zoenie geef Ik moet bekennen, dat ik op dat oogen blik wel een beetje jaloersch was, want ik zag, dat Wimmie, zoo heette mijn kleine broertje, verscheiden, kusjes op d"en kop van Zwart drukte; Ik raapte mijn veronacht zaamde pop op, liep naar boven om mijn hoed le halen en was vast besloten, dezen keer alleen uit te gaan. Ik vond dat Dorothea, nog wel mijn liefste pop, al heel onaardig behandeld was cn deed daarom mijn best, bijzonder lief voor haar te zijn. Ik trok haar dan ook haar mooiste jurk aan en keek in het voorbijgaan even in Moeders kamer om haar goeden dag te zeggen en te zien, of Moeder mij zooals zij dikwijls deed iets leenen wil de, waarmee ik Dorothea mooi kon maken. Maar Moeder was er niet en ik keek dus zelf maar eens rond. Op een tafeltje zag ik een klein leeren étui staan. Wat een beelderig ding zat daar in Het scheen ,in alle kleuren van den regenboog te schit teren. Zonder er lang over na te denken, of ik goed of verkeerd cleed, spelde ik de broche op Dorothea's jurk. „Moeder zal het wel goedvinden,"Doro thea, zei ik, „want zij leent ons dikwijls wat, is het niet Nu gaan wij met ons tweetjes er samen op uit en vergeten het vervelende hondje." Er zou nog heelemaal niets gebeurd zijn, als ik niet naar mijn kamer teruggegaan was om een boek te halen. Daarna ging ik niet naar het bosch, maar naar mijn geliefd lees boekje. Het was er zóó rustig, dat je er wel een week had kunnen zitten lezen, zonder dat iemand je stoorde, behalve de vogels en visschen. Mijn zetel was een holle boomstam vlak bij de rivier. Ik denk, dat ik dien dag wat moe was, of misschien kwam het van de warmte, want al lezende viel ik in slaap. Plotseling werd ik verschrikt wakker. Mijn boek en mijn pop waren beide spoorloos verdwenen Natuur* lijk was mijn eerste gedachte, dat ze binnen in den hollen boorn waren gevallen. Ik bukte mij en stak mijn hand zoo diep mogelijk in de opening, om naar de ver miste voorwerpen te voelen. Het boek vond ik, maar de pop kon ik nergens ontdekken O, wat schreide ik 'n heete tranen over het verlies van mijn lieveling! Toen ik echter plotseling aan de broche dacht, ver» anderde mijn gesnik in gegil. „Lieve help, wat scheelt e? aan vroeg Oom Tom op eens. „Heb je je ergens pijn gedaan Kom eens uit dien boom en ver tel me, wat er aan hapert. Zachtjes, Zwart, zachtjesNel heeft geen behoefte meer aan water ze verdrinkt bijna in haar eigen tranen." Ik moest wel lachen, of ik' wilde of niet, toen ik het hondje zag, dat druipnat was en zich, uitschudde van zijn eerste bad in de rivier en ik was blij, dat ik naast Oom kon gaan zitteTi en iemand had, aan wien ik alles van het boek en de broche vertellen kon. Oom riep den tuinman, die met een lad der kwam en het eenige, wat zij ontdekten, was, ,deL.éérv gat in den boom veel dieper was ;dan het andere. Waarschijnlijk was mijn pop daar in gevallen. „Het eenige is, den boom om te hakken, zei de tuinman. Maar daar de boom niet van* ons was, doch van een onvriendelijken, gierigen mijnheer, die ons zeker niet zou toestaan ook maar naar zijn terrein te k ij- k en, als wij niet het recht hadden er door te loopen, zou Moeder haar beelderige diamanten broche wel voorgoed kwijt zijn. En zij had de broche nog wel van Oom Tom gekregen. Daar zou wat op zitten voor mij Er verliep een jaar. Wij waren juist op het punt ons buitenhuis te verlaten, daar Vader een betrekking aan een Ziekenhuis in een gTOOtc stad gekregen had. De ver huiswagens stonden vóór de deur, één er van was half vol, de andere echter nog heelemaal leeg, terwijl de deuren van heide wagens wijd open stonden. Moeder vroeg mij, of ik nog eens met haar wilde rond wandelen, om afscheid te nemen van alle gefielde plekjes. Zwart kwam ook. Als altijd amuseerde hij zich door naar de steenen te duiken, die ik voor hem in de rivier gooide. Plotseling slaakte Moeder een kre^ van verrassing. In plaats van mei een steen, lav am Zwart naar ons tc met de vermiste pop in zijn bek. En op de jurk van Doro thea zat de diamanten broche Het was slechts op korten afstand van den hollen boom, waar ik Dorothea verloren had en wij hoorden later van den tuinman, dat het gat in den hóllen boom even onder den waterspiegel in de rivier uitkwam. De arme Dorothea was dus al lager en lager gevallen, tot zij blijkbaar was Wijven liggen tusschen de steenen en de modder, waar Zwart haar gevonden had. Wij vervolgden onze wandeling niet, doch gingen onmid dellijk naar huis om het Vader te vertellen. Toen wij thuiskwamen, \onden wij daar alles in rep en roer. Het kindermeisje was in tranen. Vader zag bleek en was heel boos en iedereen was ontdaan. Wimmie, ons aller lieveling, was weg! Dit was natuurlijk veel erger dan het ver lies van een dozijn diamanteh broches. Maar juist ornaat Zwart mij in één geval geholpen had, wendde ik mij tot hem. „Zwart, zoek WimmieZoekriep ik, terwijl ik een zakdoekje opraapte, dat van mijn kleine broertje was en op den grond lag. Ik liet hem er aan ruiken. Het kindermeisje vertelde ons, dat zij Wimmie even alleen in den tuin gelaten had, terwijl zij haastig naar huis was terug- geloopen om iets te halen. Toen zij daarna weer in den tuin kwam, was hij verdwenen! „Hoe lang geleden is dat?" vroeg Vader. „Ongeveer tien minuten, mijnheer „Lang genQeg voor hem om naar de ri vier te loopen. Zwart, ZwartWaar zit de hond toch V' Drie jonge hondjes en %én jonge poes samen in huis, is wel lastig, vindt Moes want zij rolbollen en maken veel stuk met hun gekrabbel, gebijt en geruk. Mol, moet jc weten, speelt heel graag de baas, krabbelt en blaast, als ze kwaad is, helaas d'anderen bijten natuurlijk terug, maar poesje Molly is allen te vlug. i Neemt gauw de wijk op een stoel en parmant slaat ze te blazen heel dicht aan den kant; Fikkie en Tobie en kleine Caro janken en huilen en schreeuwen dan zóó Dat het een leven thuis is van geweld; Moes is natuurlijk daar niet op gesteld dreigt: hoort eens, kind'ren, ze moeten maar weg 't is voor het laatst, dat ik jullie dit zeg Maar even later is Molly weer „goed" speelt met de hondjes zoo aardig en zoet, dat Moes moet lachen en zegt: 't is toch' waar, dat 't een leuk stelletje is met elkaar! HERMANNA'. Zwart zocht echter reeds. Hij was in den hail vollen verhuiswagen gesprongen en zat daar te janken. Vader en ik gingen nu ook in den wagen, j Achter-in stond een Jaag kastje. Zwart zat j er vóór, nog steeds jankende, terwijl hij ons I beteekenisvo! aankeek. „O Vader, maak het kastje eens open I" j riep ik nu. „Gauw dan toch. Vader I" In het volgend oogenblik sprong Wim mie er lachend uit. ..Gelukkig, dat jullie kwamen; het werd zoo vreeselijk warm!" zei hij. „Jullie konden me niet gauw vinden, hè „Ik verzeker u," zei de oude verhuizer nu, „dat die hond nog maar juist op lijd was. Een minuut of vijf geleden zag ik het kastje een klein eindje open staan en deed ik het dicht. Als de jongeheer er langer in gebleven was, zou hij misschien gestikt zijn." Verwondert het jullie nu 'nog, dat wij allemaal dolveel van Zwart houden IN DEN DIERENTUIN. ki dc Amsterdamschc diergaarde is altijd wat anders tc zien en dat maakt een bezoek aari dien mooien tuin vol dieren, planten en bloemen overwaard. We hadden gelezen, dat cr jonge wolfjes waren en wc togen dus direct naar dc wolvcn- kooi, aldus vertelt iemand in de Holl. Revue. We troffen de familie thuis. Ma Wolf liep heen en weer door het huis en bleef af en too staan bij een groote hoop wol, in een knoedel ineengedraaid, die naderhand, toen de knoe del uitcensprong, uit drie gezellige, ioüge, dikke wolfjes bleek te bestaan. Het zijn net jonge herdershondjes cn ze zijn even dol cn dartel. Wat heeft het drietal rondgesprongen, be schenen door ccn warm zonnetje, waarin za zich telkens even gingen koesteren. Ze hadden het steeds op eikaars rechtop staande oortjes begrepen cn soms, onder het happen er naar, rolde cr een pardoes op z'n rug en kon, dik als ic was, bijna niet weer ,,op dc poot" komen. Mama Wolf kwam af en toe naar het joelend drietal gcloopcn, snuffelde eens, gaf een lik en hervatte haur wandeling „Teddy, Teddy!" riep een aardig, klein meisje cn ze strekte bei haar armpjes naar d» kleine diertjes uit. „Ik wil ze zoo graag hebben! Toe nou. Teddy, kom hier." Maar de wolfjes luisterden niet naar haar roepen en speelden lustig door. We bleven nog een poosje kijken en ging'.n toen dc nijlpaard-baby bezoeken. De gelukkige ouders zwommen buiten )r\ het groote bassin vond. Al en toe kwani een van bc'dc boven uat^r, snoof geweldig, om dan weer in de diepte te verdwijrjen. We gin gen de groote zaal binnen, waar in een hok dc baby log. 't Is nu nie; bepaald een snoe perige, rose babyHij keek ons met lodderige oogen aan, smakte eens met z'n geweldige bek en bleef toen verder onbewegelijk liggen. Bij dc ob'fantcn was, natuurlijk weer veel bezoek: Stel je ook voor, zoo'n reuze-beest, dat, als jc vraagt„Ben je stout neen knikt met z'n groote kop. En als hij dat doet, rollen z'n oogen zoo potsierlijk in hun kassen, dat dc kinderen, die om hem heen staan, het uitschateren. Maar niets haalt bij de pret, die ze hebben als ze voor een der apen-hokken staan en Jimmy, een geweldig pienter oapje, het mili tair saluut maakt als ze hem een nootje ge ven. t Maar, dat is nog niet de grootste verras sing. want in dezelfde kooi is een aap, die sierlijk ronddanst, als hij iets lekkers kriigt. of ccn ander aapje om het middel pakt om er samen een kort dansje mee tc doen. Jc kunt gewoon niet weg van dit grappig schouwspel. Als jc jc omdraait, wordt jc otfk gestreeld door een groot perk met stam-rozen. Heb ja wel ooit zulke groote, donkcr-roode cn rose rozen gezien En wat geuren ze heerlijk, de hcclc laan is er van doortrokken In de papegaanicnlnan is het weer een gc- krijsch vnn belang Al die witte cn roodc en blauwe lorre's hebben wat tc vertellen. De wit te zien er niet op hun vcordccligst uit. Ze zijn in dc rui en hun hcclc borst is kaal Maar ze zijn zoo lief, zc buigen voor jc, of klim men boven op hun standaard en hun „koppie- krnuw" klinkt zóó vleiend, dat jc.zc ccn extra portie lekkers toestopt. Als jc bij dc poncys staat, die aardige, donkere paardjes, dan komt oude Piet, hun oppasser, naar jc toe en die stopt jc gauw wat wortelen in je hand en oolijk gebaart hij, dat jc die dc poncys moet geven, want ze zijn er o, zoo dol op. Als jc niet gauw genoeg geeft, stampt de grootste poney eenige keeren ongeduldig met z'n poot, alsof hij zeggen wilde „Toe, schiet nu op met jc worteltjes Hè, wat bikken ze cr heerlijk van en ze vragen steeds om meer. Maar oude Piet schudt lachend z'n grijze hoofd en zegt „Ze zijn ol net als kinderen, hoe meer je ze geeft, hoe meer ze willen hebben." Ja, Piet weet het wel, dat is een oude wijs- geci. En we zullen zijn woorden ter harte nemen en ons Artis-babbcltie sluiten. 'Een andere keer vertellen we cr wel weer jets van. HOE MEN VROEGER VAN AMSTERDAM NAAR BRUSSEL REiSDE. Aan het eind der 16e eeuw waien de rij tuigen nog zeer zeldzaam. Men gebruikte, aldus vertelt de Haagsche Post, voor de langere reizen wagens al of niet overdekt en die huurde men dan meestal. Zoo huur den zelfs de Amsterdamsche magistraats personen een dergelijken wagen voor een officieel bezoek aan de stad Brussl. Des winters deed men dien tocht per slede. Zoo'n reisje duurde vier dagen, doch als de wegen door langdurige regens doorweekt waren, wel eens langer. Te Dordrecht moest men in die dagen met een zeilschuit oversteken naar Oudenbosch, wat begrijpe lijkerwijze nogal vertraging cn oponthoud veroorzaakte. In het jaar 1551 werden dan ook mid delen beraamd om hierin afdoende wijzi ging te brengen. De régeering van Geer- truidenberg verzekerde inmiddels, dat men binnen hare stad altijd goede wagens en paarden kon vinden, om alle personen ter stond naar Antwerpen te brengen. Maar die wagens in Brabant, klaagde men irv die tijden, waren duur. Toen den I5en September de burgemeester van Oudewa ter, Jan Gorefz, en zijn schepen Pietei Speyert voor bestuursaangelegenheden naar Brussel trokken, maakten ze melding \an de dure vrachten. Gerrit Pieters, de molenaar, die hen naar Schoonhoven ver voerde, vroeg daarvoor zes stuivers, terwijl men een eeuw te voren voor een ritje van Hoorn naar Avenhorn slechts 10 duiten be taalde. De regeeringsheeren, wellicht omdat het uit de stedelijke kas ging, en erkennende toen reeds dat reizen geld kost, pruttelden niet te lang en tracteerden heel genoegeliik den voerman, hetgeen met hun eigen ver tering mee op vier duiten te staan kwam. Te Schoonhoven stapten ze af, wandelen door de stad naar het Lek-veer, want als ordelijke lieden hebben ze alles genoteerd: de dienstvaardige geesten die hun bagage droegen, ontvingen daarvoor twee duiten. Orft het veer te bereiken moesten zij den dijk betreden en daarvoor een halven duit per hoofd aan dijkgeld betalen. Het over varen kostte weer twee duiten per persoon, en een duit bovendien voor hun reisgoed. Te Papendrecht werd een schuit gehuurd voor twaalf stuivers, het bruggegeld te Al- blas moest afzonderlijk worden betaald, hetgeen weer een duit extra vorderde, En dat hield niet op; te Papendrecht kreeg men weer een duit dijkgeld te storten, en de kruier kreeg voor het loopje naar Dordrecht een oortje. Van Dordrecht voer men met die „scuyt" in den Oudenbosch voor de som van acht tien stuivers. Het is te veel, zeiden de rei zigers, te meer wijl ze vermoeid van dat zitten te Nieuwenbosch aan wal stapten, en vandaar met hun pakjes naar Oudenbosch wandelden, waarvoor de kruier al weer een oortje ontving. De reis ging nu verder per wagen door Brabant. Van Oudenbosch tot Antwerpen 15 stui vers, van Antwerpen tot Meohelen 8 stui vers en van daar tot Brussel weer 8 stui vers. De tocht was in drie dagen volbracht, waarover ze zeer tevreden bleken. Op de terugreis deden ze het wat meer naar hun gerief. Vrijdag 14 October na een goed onbijt en betaling van „slaep- huer" reisden ze met den wagen naar Mechelen, en die wagen zal wel beter zijn geweest, want ze betaalden ditmaal 10 stui vers. Ze kwamen te Mechelen om 2 uui aan en bleven er tot Maandagmorgen om per as naar Antwerpen te gaan. Hun regee- ringsbemoeiingen te Brussel moeten wel goeden uitslag hebben gebracht, want ze betaalden nu tot Antwerpen aan wagen vracht 12 stuivers, terwijl voor het dragen van hun goederen, die wellicht door inkoo- pen zwaarder waren geworden, een olie stuiver werd geschonken. Tc Antwerpen bleven ze tot den volgen den ochtend en vertrokken, nadat ze aan de poort aan de „waegen an bier een stui ver hadden verdronken, naar Oudenbosch, waarvoor zij den voerman thans 26 stuivers moesten toeleggen, want de winternachten waren inmiddels ingetreden en dan werden de open wagens met zeilen bespannen. Van Oudenbosch naar Dordt schijneiv de hecren gratis zeilgelegenheid te hebben gevonden, maar voor het overdragen van hun zaken „te sceep" legden ze zes duiten uit en ook weer twee duiten diikgeld als bij de heen reis. Waarschijnlijk stonden de weger, in den Alblasserwaard onder water, te oordeelen naar het feit, dat ze hun weg van Dordrecht naar Gouda weer per wagen deden, waar voor 7 stuivers werd neergeteld. En van daar naar hun woonplaats één stuiver, de laatste stuiver. De gehéele reis had gekost zes gulden en 10V: stuivers. Brabant en België schijnen reeds in die tijden goedkoop te zijn ge weest,want voor een reisje den volgenden dag naar Den Haag door dezelfde heeren ondernomen, werd voor heen en weer aan vracht twee gulden genoteerd. Maar het was nog in de goede dagen, dat een metselaar vijf stuivers per dag verdien de en men voor vijf en dertig stuivers een geheel vorken kon koopen CORRESPONDENTIE. G y m nasi. Neen, je bent zeker de ecnigste niet geweest. Daar herinner ik mij nog wel iets von. \Vel gefeliciteerd hoor I Uit stekende cijfers. Ga maar zoo voort Stompic. Welkom in ons midden. Ik! hoop steeds veel en lange brieven van jc te krijgen. Schrijf maar wot je wilt. Ton N c v e u. Ja, nog maar enkele da gen cn dun is alles weer voorbij. Aon alles kornt een einde, ook aan de vacantieprct. Blauwe Distel. 11: hoop, dat je weer trouw zult schrijven nu je weer thuis bent. Veel plezier gehad? Neen. dat weet ik wel. 't Is da.n geweldig druk. Dat was zeker een vergissing met het huisnummer Dat wes wel erg jammer. Ik zelf heb cr niet naar gezocht. Ja, lang Zoo moeilijk niet. Jc doet er toch zeker aan mee hè Heb je de raadsels verge ten op tc lossen Thijs. Ja, dut begreep ik wel. Jc hebt. dus wel heel veel gezien en ook heel voet- genoten. Goed hoor, heel graag zelfs. Kikker. --- Dat mag gerust hoor. Stuur de raadsels maar geregeld in cn schrijf cr maar veel brieven bij. Dank je wel voor jc raadsel 't Komt in dc kiant hoor I Weetgraag. Zoo, dus het was naar je zin. Dat doet me genoegen. Je schiet cr du® al flink in op. Mcclmuts. - Ja, natuurlijk. Heel goed hoor. Dot was dan een vergissing van mij. Neem me riet kwalijk hoor 't Was goed be doeld Hulsttakje - Prachtig hoor. Wel ge luk giewcnscht. Wat een schitterende codcaux allemaal. Ik zal er voor zorgen, hoor. F1 a p r o o s. Ja, dat kan ik me begrijpen En dan komt er in de vacantie niet veel van schrijven. Maar nu is dc vacantic weer bijna voorbij en beginner, wc weer met nieuwen OOM KAREL.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1926 | | pagina 10