KINDERRUBRIEK.
De rubriek van Oom Karei.
Van een Hondje, dat niet
welkom was.
Een Leuk Stelletje.
Wat begint de vacantic alweer op te schie
ten. Nog enkele dagen en don is die lange
heerlijke vacantia, wanr je zoo lang naar ver
langd hebt cn zoo lang tc voren hebt naar
uitgezien, alweer voorbij Maar je moet maar
denken, aan alles komt een einde, ook aan de
veconticprct En ik geloof wel, uit de brieven
op te maken, dat jelui allcmunl heel veel ge
noten hebt. Dus nu maar weer met frisschen
en nieuwen moed aan het werk. Ir. zekeren zin
ben ik blij dot jelui vacantic voorbij is, want
don krijg ik natuurlijk weer het gewone aan
tal briefjes. Dat is in den vacantletijd niet erg,
veel geweest, maar nu jelui weer allemaal pre
sent bent, gaat alles weer zijn gewonen gang.
Deze weck zal ik de ruilhandel-trommel ook
weer eens in orde maken, zoodot we de vol
gende week in de krant zullen zien, wat ik
nog allemaal heb voor jelui, 't Is heel wat,
geloof ik. Pon zal ik zoo langzamerhand mijn
reisverhaal ook weer vervolgen. Ik was daar
al cén keer mee begonnen, maar toen ik merk
te dot jelui zoowat allemaal uit de stod wa
ren, heb ik het maar even stop gezet. Maar
nu zal ik weer verder gaan. Op dat eerste
gedeelte kom ik. don nop wel tegelijk terug.
Nu krijg ik van jelui toch zeker ook wol een
opstelletje over je vocantie hè, om in, onze
krant tc zetten. Daar reken ik vast op hoor.'
Hier komen nu eerst weer de
RAADSELS.
Oplossingen van de vorige keer.
De oplossingen van de vorige raadsels wa
ren
I. Wacht Acht.
II Napoleon, met de woorden lap, non en
loep.
De prijs is gewonnen door Thijs.
Hij kon Maandag aan ons bureau worden
afgehaald
NIEUWE RAADSELS
I. Mijn geheel is een maand. Neem mijn
staart weg en ik bon een jongensnaam.
II. Met G. ben ik een stad, snijdt de eerste
letter eraf en ik ben een lichaamsdeel
,,Hier is het hondje!'' zei Oom Tom, ter
wijl hij iets van onder zijn jas te voorschijn
haalde en het mij voorhield.
Maar ik hield in dien tijd nog niet van
hondjes en had nu éénmaal mijn zinnen
op een poesje gezet. Daarom hield jk mijn
handen op mijn rug en keek slechts naar
den nieuw-aangekomene in plaats van hem
in ontvangst tè nemed*
„Kijk toch eens^ wat een liefhondje,"
ging Oom Tom voort. „Hij heeft niet één
wit haartje. Ik zou hem Zwart noemen, als
ik jou was. Het zal niet lang duren, of hij
is groot genoeg om met je mee te gaan, als
je alleen uitgaat en hij zal alles wat je ver
liest, terug kunnen vinden, want hij is heel
slim."
En toen Oom zag, dat ik bij deze laatste
woorden een vuurroode kleur kreeg ik
voelde mijn wangen gloeien voegde hij
er nog aan toe: „Je zult natuurlijk lang
zamerhand een heel net meisje worden,
zoodat Zwart niet veel meer op te sporen
heeft. Nel. En wat je wandelingen met hem
betreft, je moeder zal zich niet ongerust
over je behoeven te maken, als Zwart met je
meegaat."
Ik stamelde een bedankje en aaide het
jonge, zwarte hondje, maar terwijl ik'dit
deed, nam ik mij toch voor, dat ik nooit,
nooit en nooit zóóveel van hem houden
zou als van een poesje. Vóór er echter een
jaar verloopen was, zou ik Zwart niet heb
ben willen ruilen voor alle poesjes op de
heele wereld.
Daar ik lang een eenig kind geweest was,
was ik altijd bij Moeder en als -Moeder
eens iets deed, waarbij ze mij niet gebrui
ken kon, liep ik het bosch in en ging daar
lezen of spelen.
Vader was dokter en zóóveel uit, dat hij
nauwelijks wist, hoe ik mijn tijd door
bracht, maar toen ik eens op een warmen
dag in het bosch in daap was gevallen en
niet thuis kwam, vóór ze mij overal gezocht
hadden, zei Oom Tom, dat hij mij een
kameraad zou bezorgen, die op mij passen
zou, zoodat Moeder zich niet meer ongerust
behoefde te maken.
Zwart kwam dus en eigenzinnig meisje
als ik nu eenmaal was nam.ik mij voor,
niet vein hem tc houden.
„Nel, waar is Nelke?" zei een fijn stem
metje juist op het oogenblik, dat Zwart zich
bij een vergeefsche poging om zijn eigen
staart te grijpen van de tafel in de eet
kamer liet rollen.
Deze woorden verjoegen als bij toover-
slag alle wolken op mijn gezicht. Zooals ik
reeds vertelde, was ik jarenlang èenig kind
geweest, maar op zekeren dag had ik een
klein broertje gekregen, dat nu ruim twee
jaar was en van wien ik dolveel hield. Met
Zwart in de armen ging ik naar hem toe.
Hij stond in de gang en was op het punt
met het kindermeisje uit te gaan.
„Mij Woefie oai J" riep hij uit, terwijl hij
Dorothea, mijn pop, op den grond liet val
len en zich in het minst niet scheen te be
kommeren, hoe het met haar gezicht, haar
armen en haar beenen afliep. „Mij Woef ie
zoenie geef
Ik moet bekennen, dat ik op dat oogen
blik wel een beetje jaloersch was, want ik
zag, dat Wimmie, zoo heette mijn kleine
broertje, verscheiden, kusjes op d"en kop
van Zwart drukte; Ik raapte mijn veronacht
zaamde pop op, liep naar boven om mijn
hoed le halen en was vast besloten, dezen
keer alleen uit te gaan.
Ik vond dat Dorothea, nog wel mijn liefste
pop, al heel onaardig behandeld was cn
deed daarom mijn best, bijzonder lief voor
haar te zijn. Ik trok haar dan ook haar
mooiste jurk aan en keek in het voorbijgaan
even in Moeders kamer om haar goeden
dag te zeggen en te zien, of Moeder mij
zooals zij dikwijls deed iets leenen wil
de, waarmee ik Dorothea mooi kon maken.
Maar Moeder was er niet en ik keek dus
zelf maar eens rond. Op een tafeltje zag
ik een klein leeren étui staan. Wat een
beelderig ding zat daar in Het scheen ,in
alle kleuren van den regenboog te schit
teren. Zonder er lang over na te denken,
of ik goed of verkeerd cleed, spelde ik de
broche op Dorothea's jurk.
„Moeder zal het wel goedvinden,"Doro
thea, zei ik, „want zij leent ons dikwijls
wat, is het niet Nu gaan wij met ons
tweetjes er samen op uit en vergeten het
vervelende hondje."
Er zou nog heelemaal niets gebeurd zijn,
als ik niet naar mijn kamer teruggegaan was
om een boek te halen. Daarna ging ik niet
naar het bosch, maar naar mijn geliefd lees
boekje. Het was er zóó rustig, dat je er wel
een week had kunnen zitten lezen, zonder
dat iemand je stoorde, behalve de vogels
en visschen. Mijn zetel was een holle
boomstam vlak bij de rivier.
Ik denk, dat ik dien dag wat moe was, of
misschien kwam het van de warmte, want
al lezende viel ik in slaap. Plotseling werd
ik verschrikt wakker. Mijn boek en mijn pop
waren beide spoorloos verdwenen Natuur*
lijk was mijn eerste gedachte, dat ze binnen
in den hollen boorn waren gevallen.
Ik bukte mij en stak mijn hand zoo diep
mogelijk in de opening, om naar de ver
miste voorwerpen te voelen. Het boek vond
ik, maar de pop kon ik nergens ontdekken
O, wat schreide ik 'n heete tranen over
het verlies van mijn lieveling! Toen ik
echter plotseling aan de broche dacht, ver»
anderde mijn gesnik in gegil.
„Lieve help, wat scheelt e? aan vroeg
Oom Tom op eens. „Heb je je ergens pijn
gedaan Kom eens uit dien boom en ver
tel me, wat er aan hapert. Zachtjes, Zwart,
zachtjesNel heeft geen behoefte meer
aan water ze verdrinkt bijna in haar
eigen tranen."
Ik moest wel lachen, of ik' wilde of
niet, toen ik het hondje zag, dat druipnat
was en zich, uitschudde van zijn eerste bad
in de rivier en ik was blij, dat ik naast
Oom kon gaan zitteTi en iemand had, aan
wien ik alles van het boek en de broche
vertellen kon.
Oom riep den tuinman, die met een lad
der kwam en het eenige, wat zij ontdekten,
was, ,deL.éérv gat in den boom veel dieper
was ;dan het andere. Waarschijnlijk was
mijn pop daar in gevallen.
„Het eenige is, den boom om te hakken,
zei de tuinman. Maar daar de boom niet van*
ons was, doch van een onvriendelijken,
gierigen mijnheer, die ons zeker niet zou
toestaan ook maar naar zijn terrein te k ij-
k en, als wij niet het recht hadden er
door te loopen, zou Moeder haar beelderige
diamanten broche wel voorgoed kwijt zijn.
En zij had de broche nog wel van Oom
Tom gekregen. Daar zou wat op zitten
voor mij
Er verliep een jaar. Wij waren juist op
het punt ons buitenhuis te verlaten, daar
Vader een betrekking aan een Ziekenhuis
in een gTOOtc stad gekregen had. De ver
huiswagens stonden vóór de deur, één er
van was half vol, de andere echter nog
heelemaal leeg, terwijl de deuren van heide
wagens wijd open stonden. Moeder vroeg
mij, of ik nog eens met haar wilde rond
wandelen, om afscheid te nemen van alle
gefielde plekjes. Zwart kwam ook. Als altijd
amuseerde hij zich door naar de steenen te
duiken, die ik voor hem in de rivier gooide.
Plotseling slaakte Moeder een kre^ van
verrassing. In plaats van mei een steen,
lav am Zwart naar ons tc met de vermiste
pop in zijn bek. En op de jurk van Doro
thea zat de diamanten broche
Het was slechts op korten afstand van
den hollen boom, waar ik Dorothea verloren
had en wij hoorden later van den tuinman,
dat het gat in den hóllen boom even onder
den waterspiegel in de rivier uitkwam. De
arme Dorothea was dus al lager en lager
gevallen, tot zij blijkbaar was Wijven liggen
tusschen de steenen en de modder, waar
Zwart haar gevonden had. Wij vervolgden
onze wandeling niet, doch gingen onmid
dellijk naar huis om het Vader te vertellen.
Toen wij thuiskwamen, \onden wij daar
alles in rep en roer. Het kindermeisje was
in tranen. Vader zag bleek en was heel
boos en iedereen was ontdaan. Wimmie,
ons aller lieveling, was weg!
Dit was natuurlijk veel erger dan het ver
lies van een dozijn diamanteh broches.
Maar juist ornaat Zwart mij in één geval
geholpen had, wendde ik mij tot hem.
„Zwart, zoek WimmieZoekriep ik,
terwijl ik een zakdoekje opraapte, dat van
mijn kleine broertje was en op den grond
lag. Ik liet hem er aan ruiken.
Het kindermeisje vertelde ons, dat zij
Wimmie even alleen in den tuin gelaten
had, terwijl zij haastig naar huis was terug-
geloopen om iets te halen. Toen zij daarna
weer in den tuin kwam, was hij verdwenen!
„Hoe lang geleden is dat?" vroeg Vader.
„Ongeveer tien minuten, mijnheer
„Lang genQeg voor hem om naar de ri
vier te loopen. Zwart, ZwartWaar zit
de hond toch V'
Drie jonge hondjes en %én jonge poes
samen in huis, is wel lastig, vindt Moes
want zij rolbollen en maken veel stuk
met hun gekrabbel, gebijt en geruk.
Mol, moet jc weten, speelt heel graag de
baas,
krabbelt en blaast, als ze kwaad is, helaas
d'anderen bijten natuurlijk terug,
maar poesje Molly is allen te vlug.
i
Neemt gauw de wijk op een stoel en
parmant
slaat ze te blazen heel dicht aan den kant;
Fikkie en Tobie en kleine Caro
janken en huilen en schreeuwen dan zóó
Dat het een leven thuis is van geweld;
Moes is natuurlijk daar niet op gesteld
dreigt: hoort eens, kind'ren, ze moeten
maar weg
't is voor het laatst, dat ik jullie dit zeg
Maar even later is Molly weer „goed"
speelt met de hondjes zoo aardig en zoet,
dat Moes moet lachen en zegt: 't is
toch' waar,
dat 't een leuk stelletje is met elkaar!
HERMANNA'.
Zwart zocht echter reeds. Hij was in den
hail vollen verhuiswagen gesprongen en zat
daar te janken.
Vader en ik gingen nu ook in den wagen, j
Achter-in stond een Jaag kastje. Zwart zat j
er vóór, nog steeds jankende, terwijl hij ons I
beteekenisvo! aankeek.
„O Vader, maak het kastje eens open I" j
riep ik nu. „Gauw dan toch. Vader I"
In het volgend oogenblik sprong Wim
mie er lachend uit.
..Gelukkig, dat jullie kwamen; het werd
zoo vreeselijk warm!" zei hij. „Jullie konden
me niet gauw vinden, hè
„Ik verzeker u," zei de oude verhuizer
nu, „dat die hond nog maar juist op lijd
was. Een minuut of vijf geleden zag ik het
kastje een klein eindje open staan en deed
ik het dicht. Als de jongeheer er langer in
gebleven was, zou hij misschien gestikt
zijn."
Verwondert het jullie nu 'nog, dat wij
allemaal dolveel van Zwart houden
IN DEN DIERENTUIN.
ki dc Amsterdamschc diergaarde is altijd
wat anders tc zien en dat maakt een bezoek
aari dien mooien tuin vol dieren, planten en
bloemen overwaard.
We hadden gelezen, dat cr jonge wolfjes
waren en wc togen dus direct naar dc wolvcn-
kooi, aldus vertelt iemand in de Holl. Revue.
We troffen de familie thuis. Ma Wolf liep
heen en weer door het huis en bleef af en too
staan bij een groote hoop wol, in een knoedel
ineengedraaid, die naderhand, toen de knoe
del uitcensprong, uit drie gezellige, ioüge,
dikke wolfjes bleek te bestaan.
Het zijn net jonge herdershondjes cn ze zijn
even dol cn dartel.
Wat heeft het drietal rondgesprongen, be
schenen door ccn warm zonnetje, waarin za
zich telkens even gingen koesteren. Ze hadden
het steeds op eikaars rechtop staande oortjes
begrepen cn soms, onder het happen er naar,
rolde cr een pardoes op z'n rug en kon, dik
als ic was, bijna niet weer ,,op dc poot"
komen.
Mama Wolf kwam af en toe naar het joelend
drietal gcloopcn, snuffelde eens, gaf een lik
en hervatte haur wandeling
„Teddy, Teddy!" riep een aardig, klein
meisje cn ze strekte bei haar armpjes naar d»
kleine diertjes uit.
„Ik wil ze zoo graag hebben! Toe nou.
Teddy, kom hier."
Maar de wolfjes luisterden niet naar haar
roepen en speelden lustig door.
We bleven nog een poosje kijken en ging'.n
toen dc nijlpaard-baby bezoeken.
De gelukkige ouders zwommen buiten )r\
het groote bassin vond. Al en toe kwani een
van bc'dc boven uat^r, snoof geweldig, om
dan weer in de diepte te verdwijrjen. We gin
gen de groote zaal binnen, waar in een hok
dc baby log. 't Is nu nie; bepaald een snoe
perige, rose babyHij keek ons met lodderige
oogen aan, smakte eens met z'n geweldige
bek en bleef toen verder onbewegelijk liggen.
Bij dc ob'fantcn was, natuurlijk weer veel
bezoek: Stel je ook voor, zoo'n reuze-beest,
dat, als jc vraagt„Ben je stout neen
knikt met z'n groote kop.
En als hij dat doet, rollen z'n oogen zoo
potsierlijk in hun kassen, dat dc kinderen, die
om hem heen staan, het uitschateren.
Maar niets haalt bij de pret, die ze hebben
als ze voor een der apen-hokken staan en
Jimmy, een geweldig pienter oapje, het mili
tair saluut maakt als ze hem een nootje ge
ven. t
Maar, dat is nog niet de grootste verras
sing. want in dezelfde kooi is een aap, die
sierlijk ronddanst, als hij iets lekkers kriigt.
of ccn ander aapje om het middel pakt om er
samen een kort dansje mee tc doen.
Jc kunt gewoon niet weg van dit grappig
schouwspel.
Als jc jc omdraait, wordt jc otfk gestreeld
door een groot perk met stam-rozen. Heb ja
wel ooit zulke groote, donkcr-roode cn rose
rozen gezien En wat geuren ze heerlijk, de
hcclc laan is er van doortrokken
In de papegaanicnlnan is het weer een gc-
krijsch vnn belang Al die witte cn roodc en
blauwe lorre's hebben wat tc vertellen. De wit
te zien er niet op hun vcordccligst uit. Ze
zijn in dc rui en hun hcclc borst is kaal Maar
ze zijn zoo lief, zc buigen voor jc, of klim
men boven op hun standaard en hun „koppie-
krnuw" klinkt zóó vleiend, dat jc.zc ccn extra
portie lekkers toestopt.
Als jc bij dc poncys staat, die aardige,
donkere paardjes, dan komt oude Piet, hun
oppasser, naar jc toe en die stopt jc gauw wat
wortelen in je hand en oolijk gebaart hij, dat
jc die dc poncys moet geven, want ze zijn er o,
zoo dol op.
Als jc niet gauw genoeg geeft, stampt de
grootste poney eenige keeren ongeduldig met
z'n poot, alsof hij zeggen wilde
„Toe, schiet nu op met jc worteltjes
Hè, wat bikken ze cr heerlijk van en ze
vragen steeds om meer. Maar oude Piet schudt
lachend z'n grijze hoofd en zegt
„Ze zijn ol net als kinderen, hoe meer je
ze geeft, hoe meer ze willen hebben."
Ja, Piet weet het wel, dat is een oude wijs-
geci. En we zullen zijn woorden ter harte
nemen en ons Artis-babbcltie sluiten. 'Een
andere keer vertellen we cr wel weer jets
van.
HOE MEN VROEGER VAN
AMSTERDAM NAAR BRUSSEL REiSDE.
Aan het eind der 16e eeuw waien de rij
tuigen nog zeer zeldzaam. Men gebruikte,
aldus vertelt de Haagsche Post, voor de
langere reizen wagens al of niet overdekt
en die huurde men dan meestal. Zoo huur
den zelfs de Amsterdamsche magistraats
personen een dergelijken wagen voor een
officieel bezoek aan de stad Brussl. Des
winters deed men dien tocht per slede.
Zoo'n reisje duurde vier dagen, doch als de
wegen door langdurige regens doorweekt
waren, wel eens langer. Te Dordrecht
moest men in die dagen met een zeilschuit
oversteken naar Oudenbosch, wat begrijpe
lijkerwijze nogal vertraging cn oponthoud
veroorzaakte.
In het jaar 1551 werden dan ook mid
delen beraamd om hierin afdoende wijzi
ging te brengen. De régeering van Geer-
truidenberg verzekerde inmiddels, dat men
binnen hare stad altijd goede wagens en
paarden kon vinden, om alle personen ter
stond naar Antwerpen te brengen.
Maar die wagens in Brabant, klaagde men
irv die tijden, waren duur. Toen den I5en
September de burgemeester van Oudewa
ter, Jan Gorefz, en zijn schepen Pietei
Speyert voor bestuursaangelegenheden
naar Brussel trokken, maakten ze melding
\an de dure vrachten. Gerrit Pieters, de
molenaar, die hen naar Schoonhoven ver
voerde, vroeg daarvoor zes stuivers, terwijl
men een eeuw te voren voor een ritje van
Hoorn naar Avenhorn slechts 10 duiten be
taalde.
De regeeringsheeren, wellicht omdat het
uit de stedelijke kas ging, en erkennende
toen reeds dat reizen geld kost, pruttelden
niet te lang en tracteerden heel genoegeliik
den voerman, hetgeen met hun eigen ver
tering mee op vier duiten te staan kwam.
Te Schoonhoven stapten ze af, wandelen
door de stad naar het Lek-veer, want als
ordelijke lieden hebben ze alles genoteerd:
de dienstvaardige geesten die hun bagage
droegen, ontvingen daarvoor twee duiten.
Orft het veer te bereiken moesten zij den
dijk betreden en daarvoor een halven duit
per hoofd aan dijkgeld betalen. Het over
varen kostte weer twee duiten per persoon,
en een duit bovendien voor hun reisgoed.
Te Papendrecht werd een schuit gehuurd
voor twaalf stuivers, het bruggegeld te Al-
blas moest afzonderlijk worden betaald,
hetgeen weer een duit extra vorderde, En
dat hield niet op; te Papendrecht kreeg men
weer een duit dijkgeld te storten, en de
kruier kreeg voor het loopje naar Dordrecht
een oortje.
Van Dordrecht voer men met die „scuyt"
in den Oudenbosch voor de som van acht
tien stuivers. Het is te veel, zeiden de rei
zigers, te meer wijl ze vermoeid van dat
zitten te Nieuwenbosch aan wal stapten, en
vandaar met hun pakjes naar Oudenbosch
wandelden, waarvoor de kruier al weer een
oortje ontving. De reis ging nu verder per
wagen door Brabant.
Van Oudenbosch tot Antwerpen 15 stui
vers, van Antwerpen tot Meohelen 8 stui
vers en van daar tot Brussel weer 8 stui
vers. De tocht was in drie dagen volbracht,
waarover ze zeer tevreden bleken.
Op de terugreis deden ze het wat meer
naar hun gerief. Vrijdag 14 October na
een goed onbijt en betaling van „slaep-
huer" reisden ze met den wagen naar
Mechelen, en die wagen zal wel beter zijn
geweest, want ze betaalden ditmaal 10 stui
vers. Ze kwamen te Mechelen om 2 uui
aan en bleven er tot Maandagmorgen om
per as naar Antwerpen te gaan. Hun regee-
ringsbemoeiingen te Brussel moeten wel
goeden uitslag hebben gebracht, want ze
betaalden nu tot Antwerpen aan wagen
vracht 12 stuivers, terwijl voor het dragen
van hun goederen, die wellicht door inkoo-
pen zwaarder waren geworden, een olie
stuiver werd geschonken.
Tc Antwerpen bleven ze tot den volgen
den ochtend en vertrokken, nadat ze aan
de poort aan de „waegen an bier een stui
ver hadden verdronken, naar Oudenbosch,
waarvoor zij den voerman thans 26 stuivers
moesten toeleggen, want de winternachten
waren inmiddels ingetreden en dan werden
de open wagens met zeilen bespannen. Van
Oudenbosch naar Dordt schijneiv de hecren
gratis zeilgelegenheid te hebben gevonden,
maar voor het overdragen van hun zaken
„te sceep" legden ze zes duiten uit en ook
weer twee duiten diikgeld als bij de heen
reis.
Waarschijnlijk stonden de weger, in den
Alblasserwaard onder water, te oordeelen
naar het feit, dat ze hun weg van Dordrecht
naar Gouda weer per wagen deden, waar
voor 7 stuivers werd neergeteld. En van
daar naar hun woonplaats één stuiver, de
laatste stuiver.
De gehéele reis had gekost zes gulden en
10V: stuivers. Brabant en België schijnen
reeds in die tijden goedkoop te zijn ge
weest,want voor een reisje den volgenden
dag naar Den Haag door dezelfde heeren
ondernomen, werd voor heen en weer aan
vracht twee gulden genoteerd.
Maar het was nog in de goede dagen, dat
een metselaar vijf stuivers per dag verdien
de en men voor vijf en dertig stuivers een
geheel vorken kon koopen
CORRESPONDENTIE.
G y m nasi. Neen, je bent zeker de
ecnigste niet geweest. Daar herinner ik mij
nog wel iets von. \Vel gefeliciteerd hoor I Uit
stekende cijfers. Ga maar zoo voort
Stompic. Welkom in ons midden. Ik!
hoop steeds veel en lange brieven van jc te
krijgen. Schrijf maar wot je wilt.
Ton N c v e u. Ja, nog maar enkele da
gen cn dun is alles weer voorbij. Aon alles
kornt een einde, ook aan de vacantieprct.
Blauwe Distel. 11: hoop, dat je weer
trouw zult schrijven nu je weer thuis bent.
Veel plezier gehad? Neen. dat weet ik wel.
't Is da.n geweldig druk. Dat was zeker een
vergissing met het huisnummer Dat wes wel
erg jammer. Ik zelf heb cr niet naar gezocht.
Ja, lang Zoo moeilijk niet. Jc doet er toch
zeker aan mee hè Heb je de raadsels verge
ten op tc lossen
Thijs. Ja, dut begreep ik wel. Jc hebt.
dus wel heel veel gezien en ook heel voet-
genoten. Goed hoor, heel graag zelfs.
Kikker. --- Dat mag gerust hoor. Stuur de
raadsels maar geregeld in cn schrijf cr maar
veel brieven bij. Dank je wel voor jc raadsel
't Komt in dc kiant hoor I
Weetgraag. Zoo, dus het was naar
je zin. Dat doet me genoegen. Je schiet cr du®
al flink in op.
Mcclmuts. - Ja, natuurlijk. Heel goed
hoor. Dot was dan een vergissing van mij.
Neem me riet kwalijk hoor 't Was goed be
doeld
Hulsttakje - Prachtig hoor. Wel ge
luk giewcnscht. Wat een schitterende codcaux
allemaal. Ik zal er voor zorgen, hoor.
F1 a p r o o s. Ja, dat kan ik me begrijpen
En dan komt er in de vacantie niet veel van
schrijven. Maar nu is dc vacantic weer bijna
voorbij en beginner, wc weer met nieuwen
OOM KAREL.